Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1138
1. eenige algemeene beschouwingen over
Marine,
2, eene beschrijving van enkele oorlogs
schepen, speciaal van de Nederlandsche
Marine.
Om met dit tweede gedeelte (het
uitgegebreidste) te beginnen, daarin is de schrijver
redelijk wel geslaagd. Er bestaat bepaald
behoefte aan eene dergelijke populaire be
schrijving van onze oorlogsschepen. Over
het algemeen toch hebben overigens ont
wikkelde personen slechts een vaag begrip
over den bouw van onze tegenwoordige
oorlogsschepen; en dit is des te meer te
betreuren, omdat tegenwoordig n enkel
oorlogsschip de som van ruim vier millioen
uit 's Lands schatkist vereischt.
De schrijver geeft in zijn boekje de
noodige blijken dat hij de de lust en de
opgewektheid bezit en over de noodige
capaciteiten beschikt om eene dergelijke
beschrijving te leveren. Jammer dat de
geachte schrijver daarin niet beter is ge
slaagd ; zoo bijv. zal het een leek uit zijne
beschrijving van »pantserschepen" niet
mogelijk zijn zich een juist denkbeeld te
vormen van zulk een schip; hij zal niet
weten hoe zelfs het zwaarst gepantserde
schip nog vele kwetsbare punten heeft,
nog op vele plaatsen door projectielen uit
het middelbaar snelvuurgeachut aanzienlijk
kan worden beschadigd. Bij de beschrijving
van de pantserschepen type Kortenaer,
(H. M. 's Kortenaer, Piet Plein en Ecertsen)
is niets gezegd omtrent de gebreken van
deze schepen. (Zie o. a. de debatten naar
aanleiding van een voordracht van den
ingenieur W. H. M. de Gelder in de
Nederl. \ereeniging van Werktuig- en
Seheepsbouwkundigen dd. 27 Febr. 1897.)
Ook hadden meer technische termen
verklaard kunnen worden. In dit gedeelte
van zijn werk weet de schrijver nog ge
legenheid te vinden om eene bladzijde te
wijden aan hetgeen in de Tweede Kamer
is gezegd over het houden van de Zondags
inspectie, over het afschaffen van de Gods
dienstoefeningen op Zondag en over het
verkeerde van het vloeken.
Hierbij moet den schrijver een vraag
van het hart. »Zou het zoo onmogelijk zijn
»aan boord van de grootere oorlogsschepen,
»die geruimen tijd op zee doorbrengen, een
«Katholiek geestelijke te plaatsen, meteen
»naar zijn staat en stand o vereen komenden
»rang, opdat de godsdienst der schepelingen
»worde bevestigd en verhoogd ?"(bladz. 48).
Had de schrijver zich maar bepaald tot
het leveren van eene duidelijke populaire
beschrijving van onze hedendaagsche oor
logsschepen, inderdaad hij had een goed
werk verricht. Maar, helaas, heefc hij
zijn taak breeder opgevat; hij heeft willen
betoogen dat de laatst gebouwde en nog
te bouwen Nederlandsche oorlogsschepen
zoo goed zijn ingericht en bewapend als
wij, Nederlanders, maar kunnen verlangen.
Een dergelijk betoog gaat klaarblijkelijk
de krachten van dezen schrijver verre te
boven. Aan de hand van de brochure
van den luitenant ter zee Ie klasse van
Stockum wordt te velde getrokken tegen
hetgeen door den heer Engelberts geschreven
is in zijne brochure: »de Reorganisatie der
Zeemacht''. ') Maar overigens bewijst de
schrijver dat hij geheel vreemd gebleven
is aan alles, wat er na den zeeslag van
Santiago de Cuba op dit gebied is voor
gevallen.
Gaarne willen wij den schrijver eens
mededeelen wat er alzoo geschreven is na
dien slag en dan daaraan toetsen het
door den schrijver zoo hoog geroemde
nieuwe pantserschip type Koning
m-Regenles, waarvan er een te Amsterdam op
stapel staat, een tweede door de
StatenGeneraal is aangenomen en waarvan wij
er nog drie schijnen te mogen verwachten.
In het J/ariwe-Wad 13e jaargang 1898
1899 komt een artikel voor: Gevolgtrek
kingen uit den Spaansch-Amerikaanschen
strijd, door H. W. Wilson, den bekenden
schrijver van »Ironclads in action". Op
bladz. 1064 van genoemd Marine-blad
vindt men deze gevolgtrekking:
»Zoowel groote vaart als zeewaardigheid
»zijn vereischten voor een slagschip. De
»vaart der nieuwe Amerikaansche
slagschepen is van 16 mijl, waarvoor de
»plannen gemaakt waren, gebracht op
»18K mijl."
En de pantserschepen type
KoninginRegentes, waarvan er een op stapel staat
en het tweede nog op stapel moet voorden
gezet, en die het Departement van Marine
als slagschepen beschouwd wil zien. zullen
eene snelheid verkrijgen van ... 16 mijl.
Nu weten wij wel, dat de Minister zich bij
de behandeling van bet tweede pantser
schip in de Tweede Kamer op 16 December
j.l. beroepen heeft op een uitspraak van
den bekenden Amerikaanschen zeeofficier
Mahaa: In battleahips great speed2) is
distinctly secondary to offensive power
and coal-endurance (Handelingen bladz.
579), maar er is blijkbaar een
minimumsnelheid voor een battle-ship.
Op bladz. 1063 van datzelfde Marine
blad komt de gevolgtrekking van Wilson
voor:
«Bovenwater-torpedo-lanceer-inrichtingen zijn zeer gevaarlijk1'. Op de nieuwste
nog in aanbouw zijnde Nederlandsche
pantserechepen type Koning in-Regentes is
zoo'n inrichting behouden!
De bewapening. De schrijver vermeldt
reeds, (bladz. 28) dat teruggekomen
wordt van de kanonnen van zeer groot
kaliber; hadden de vuurmonden vroeger
soms een middellijn van 33 cM. en meer,
]) Als de schrijver op bladzijde 7 van zijn
werkje deze brochure noemt: de Deorganisatie
der zeemacht" dan willen wij daarin niet eene
?wonld-be aardigheid zien, maar denkeu liever
aan eene drukfout.
s) Wij cursiveeren.
Maine, Mlsiouri,
0/tio.
'Waterverplaatsing:
pl.in. 13.000 tun.
Snelheid:
18 mijl.
Bewapening:
2 Kanonnen van 30 e.M.
14 a 1ÜKanonneu vau
15 cM., snelvunr.
20 Kanonnen van 5.7cM.,
snelvuur.
6 Kanonnen van 3.7 cM.,
snelvuur en kleiucr
kaliber.
nu is men tot de overtuiging gekomen,
dat kanonnen van 30* cM. een veel
werkdadiger vuur kunnen geven. Maar over
de grootere beteekenis van het
snelvuurgeschut van middelbaar kaliber, sinds den
Laatsten oorlog, wordt zoo goed als niets
gezegd. Wel wordt op bladz. 33 vermeld:
alle kanonnen (van het pantserschip type
Koningin-Rer/entex) van 24 cM. als van
3.7 cM. zijn snelvuur. Maar de Minister
heeft het reeds in de Tweede Kamer ge
zegd: het kanon van 24 cM. heet 24 cM.
snelvuur, omdat zijn afvuurinrichting ge
heel gelijk is aan die van een middelbaar
snelvuurkanon (Handelingen bladz. 580).
Maar het projectiel en de patroon worden
afzonderlijk in het kanon gedaan; het
kanon heeft dus geen eenheiclspatroon (en
laat er ons bijvoegen: kan die ook niet
hebben) zooals de snelvuurkanonnen van
middelbaar kaliber hebben en waardoor
juist het laden zoo vlug gaat. Op eene
nadere vraag dienaangaande van de heer
Pijnappel verklaarde de Minister later nog:
met een kanon van 24 cM. kunnen ge
daan worden 20 schoten in het half uur
met een van 15 cM. 90 en met een van
7.5 cM. 225 schoten in een half uur,
(Handelingen bladz. 588). Conclusie dus:
het kanon van 24 cM. snelvuur geeft dus
geen rapid-fire, zooals de Amerikanen dat
bedoeld hebben: een overstelpend hevig
vuur in een korten tijd.
(De schrijvrer kent immers wel de be
kende derde conclusie uit het rapport van
de commissie van Amerikaansche zeeof
ficieren, die onmiddelijk na <ien slag van
Santiago belast zijn geworden met het
opnemen van den toestand en de schade
aan boord van de overwonnen Spaansche
schepen:
That the value of rapid fire batteries
cannot be too highly esümated).
En als de schrijver eens wil weten welke
groote waarde andere mogendheden gaan
hechten aan dit middelbaar
snelvuurge-schut op pautserschepen, dan volge hier
de opgave betreffende de nieuwe Ameri
kaansche slagschepen: Maine, Missouri
en Ohio.
Ncderl. Pantserschepen,
type k u ui iij i ii Rrt/entes.
Waterverplimtsing:
pi.m. 5.000 ton.
Snelheid:
10 mijl.
Bewapening:
2 Kanonnen van 24 cM.,
genaamd 24 eAÏ. snelv.
4 Kanonnen van 15 cM.,
suelvitur.
8 Kanonnen van 7.5 eM.,
suelvunr.
4 Kanonnen van ;J.7 eM.,
snelvunr.
i Eükele revolu rkunonnen.
De geschut t hoeveelheid is natuurlijk
grooter, omdat de Amerikaangche schepen
zooveel grooter zijn. Maar de hoofdkwes
tie is dat op de Koningin-Regentes nog
het zware geschut van 24 cM. hoofdzaak
is, terwijl op de Amerikaansche schepen
het meeste gewicht is gelegd op eene be
wapening met eene zeer groote hoeveelheid
snelvuurgeschut van middelbaar kaliber.
Op enkele plaatsen wordt het werk van
den gep. Schout-bij-Nacht Guyot
Marinestudiiin" aangehaald. Van de zaakrijke
artikelen van dezen kundigen zeeofficier,
voorkomende in de Nieuwe Rotterdamsche
Courant van 22 en 23 Februari j 1., waar
in de staf woidt gebroken over het pant
serschip Koningin-Re genie s, wordt zelfs
geen melding gt maakt.
Nu kan de schrijver beweren dat een
en ander hem pas bekend werd, toen zijn
werkje reeds ter perse was, maar dan
moeten wij er den schrijver toch op attent
maken dat hij, vooreerst aan zijn werkje
nog een naschrift had kunnen toevoegen
en voorts dat hij veel reeds had kunnen
vernemen uit hetgeen in November en
December van het voorgaande jaar hier
te lande en elders is verschenen.
Het zal dan ook den schrijver niet
verwonderen, dat wij voor zijne apodicti
sche verklaring fbladz. 14): «Wordt deze
sscheepsmacht (n.l. 5 pantserschepen-type
»Koningin Regentes, waarvan er pas l op
»stapel staat, 3 pantserschepen type
Kor»tenaer. 6 kruisers type Holland, waarbij
»men nog zou kunnen voegen de Koningin
»Willtclntina der Nederlanden) door een
»kleine, doch zeewaardige, snelvarende
»torpedo-flotille aangevuld, dan zullen wij
»over eene vloot nebben te beschikken,
»die ons als zeevarende natie en koloniale
«mogendheid past» bitter weinig voelen."
Kan de schrijver zich dus in het alge
meen wel vereenigen met de wijze, waar
op onze oorlogsschepen zijn ingericht en
bewapend, dat neemt niet weg, dat ook
voor hem niet alles is »pour Ie mieux
dans Ie meilleur des mondes."
Hij verheugt er zich in, dat de vuur
monden zoo groot mogelijk zijn (blz. 32)
en dat het gordelpantser zoo zwaar mo
gelijk is, maar toch zou hij dat nog wel
wat dikker wenschen. Hij betreurt het
dat (blz. 22) »het volgens het oordeel des
«Ministers onmogelijk is de pantsergordel
»op 250/160 mM. te brengen, zooals ook
»de vice-admiraal v. Alphen dat wenschte.''
Waarom de schrijver niet met meer
reden wijst op de onvoldoende bescher
ming van de bedieriingsmanschappen van
het middelbaar snelvuurgeschut aan boord
van het pantserschip Koningin-Regentes,
een bescherming, die met behoud van de
2 zware 24 cM. kanonnen, niet verbeterd
kan worden, (Handelingen, blz. 581), is
ons niet duidelijk.
Voorts zag schrijver ook gaarne het
gewelfd stalen pantserdek van de pant
serschepen en van de kruisers type Hol
land 25 mM. zwaarder (blz. 22 en 62).
En ten slotte heeft hij zich wel eens af
gevraagd, of de bewapening (van de krui
sers type Holland) niet krachtiger had
kunnen zijn door eene andere wijze van
samenstelling: hij doet daartoe een uitge
werkt voorstel (blz. 62).
Voor den schrijver hopen wij dat zijne
voorstellen overweging zullen vinden daar,
waar zulks behoort.
Het zij nogmaals gezegd: wij waar
deeren de pogii;g van den schrijver. Hij
zou een goed werk verricht kunnen heb
ben als hij door een duidelijke, populaire
beschrijving ons onze hedendaagsche oor
logsschepen had leeren kennen; maar om
ons een schip als de Koningin-Regentes
dat, voordat het van stapel is geloopen,
al zoo weinig bestand blijkt tegen critiek,
te leeren ivaurdeeren, daar behoort meer
toe dan hij ons heeft gegeven.
G.
Een verkeken kans.
»De aanwezigheid van Don Jaime, den
zoon van Don Carlos, aan de Franscbe
grens, en zijn heen en weer trekken aldaar,
hebben in Spanje een zekeren indruk
gemaakt, te meer omdat de Spaansche
consulaire agenten melding maken van
het vertrek van verschillende invloedrijke
Carlisten naar de Pyreneeën. Do Minister
van oorlog, generaal Polavieja, heeft aan
de kapiteins generaal van Valencia,
Cataloniëen Aragon en van de Baskische
provinciën verdubbelde waakzaamheid op
het hart gedrukt en hun bevolen, de
strijdkrachten te vermeerderen in die
streken, waar de partijgangers van den
pretendent de meeste bedrijvigheid schijnen
te toonen".
Zoo werd deze week uit Madrid getele
grafeerd, en deze dergelijke berichten
wettigen de vraag, of Spanje inderdaad,
na den noodlottigen oorlog, die het op
het verlies van zijne koloniën kwam te
staan, door een Carlisten-burgeroorlog
wordt bedreigd.
In den Temps vinden wij hieromtrent
interessante mededeelingen van een invloed
rijk Carlist. »0nze vorst en de meesteu
zijner aanhangers" zoo verzekert deze
?
autoriteit »vvaren, op grond van hetgeen
hun de leiders der partij hadden gezegd,
overtuigd, dat na het verlies der koloniën
en den vernederenden vrede de Carlistische
partij de vruchten zou plukken van de
patriottische houding, welke zij gedurende
de laatste koloniale oorlogen en den
oorlog met Amerika had bewaard, te
meer omdat die partij part noch deel had
aan de sedert vijf en twintig jaar begane
noodlottige politieke misslagen".
Het Carlisme was, volgens deze leiders,
de eenige oplossing welke de Spaansche
natie sedert 1830 niet had beproefd, de
eenige, die in overeenstemming was met
de monarchistische en katholieke neigingen
van de meerderheid der Spanjaarden.
Daarom zouden de kansen van het Carlisme
onmiddellijk na de noodlottige nederlagen,
die vooral de provincie hadden verhitten!,
zeer goed hebben gestaan, veel bek-r dan
die van alle andere andere politieke partijen,
wier régime zulke treurige resultaten had
opgeleverd. Er was toen sprake van ge
weest, dat generaal Weyler met zijn
militairen aanhang en met de zoo droevig
teleurgestelde, slecht behandelde en in
hun eigenliefde gekwetste, uit Cuba terug
gekeerde soldaten, tot de Carlisten zou
zijn overgeloopen. Ook rekende men met
zekerheid op den steun van de Kerk, met
name op dien van het episcopaat en van
de geestelijke orden, voor welker belangen
door de Spaansche regeering bij de vredes
onderhandelingen zóó weinig was gezorgd,
dat het Vatikaan zich tot de regeering
van de Vereenigde Staten heeft moeten
wenden, om van deze bescherming te vragen
van de Kerk op de Antillen, en dat de
aartsbisschop VBH Manilla en de klooster
orden aldaar rechtstreeks met Aguinaldo
hebben moeten onderhandelen over het
rantsoen der priesters en der monniken.
Dit alles klonk inderdaad niet onwaar
schijnlijk, en Don Carlos en zijn vrienden
meenden, dat zij veilig aan de gebeurte
nissen haren loop kouden laten, dat de
afkeer van het tegenwoordige régime hand
over. hand zou toenemen, en dat ten slotte
de kroon van Spanje, als een rijpe vrucht,
den pretendent in den schoot zou vallen.
De »Koning" zou, zonder slag of stoot,
van de grens naar Madrid kunnen trekken ;
het leger en de geestelijkheid zouden hem
allerwegen toejuichen en hem steunen.
Deze berekening bleek echter een mis
rekening te zijn. Generaal Weyler, die
eerst eene zeer dubbelzinnige houding had
aangenomen, verzoende zich met den libe
ralen minister-president Sagasta; hij werkte
met den minister van oorlog uit het vorige
kabinet mede, om de ontevredenheid der
gerepatrieerde officieren en soldaten weg
te nemen. Daarmede was de beste kans
voor den pretendent verdwenen. »Wij had
den geen moeite gespaard'' zegt de in
den Temps aangehaalde autoriteit »om
in het buitenland de hulpmiddelen en de
bronnen van inkomsten, op welke onze
vorst en onze migrés mochten rekenen,
te vermeerderen; wij vonden in België,
in Oostenrijk, in Frankrijk, zelfs bij het
Engelsche Katholicisme, sympathie en
steun, en ware de gelegenheid gunstig
geweest, dan zou het ons aan hulp niet heb
ben ontbroken.'' Daarom was het voor de
partij te meer te bejammeren, dat de
vrienden in Spanje zelf die gunstige gele
genheid niet kalm konden afwachten, maar
steeds aandrongen op het beginnen van
een guerilla-oorlog, naar het oude,
veelbeproefde, maar niet proef houdend bevon
den recept. De Carlistische «generale star*
wilde daarvan niets weten. Men moet niet
de toevlucht nemen tot kleine middelen,
maar de gelegenheid afwachten om opeens
een grooten en beslissenclen slag te slaan.
Alleen op die wijze zou men verzekerd
zijn van de sympathie (?) van Europa en
aan het land het geringste mogelijke na
deel berokkenen.
Deze verdeeldheid in het Carlistische
kamp, leidde tot werkeloosheid en gaf aan
de Spaansche regeering de gelegenheid,
om zich tegen onaangename verrassingen
te vrijwaren. De ministers van de Regen
tes wendden zich tot Vaticaan, met het
verzoek om de Carlistische beweging niet
te steunen en in dien zin bevelen te
geven aan de geestelijkheid; zij dienden
vertoogen in bij de buitenlandsche
regeeringen, om de bewegingen der Carlisten
buiten Spanje zooveel mogelijk te belem
meren. En ten slotte werd aan de hoop
der Carlisten geheel de bodem ingeslagen
door de benoeming van een
conservatiefclericaal kabinet, dat door de voornaamste
militaire autoriteiten van de restauratie
wordt gesteund.
De Carlistische zegsman van den Temps
moet dus toegeven, dat de kansen van zijn
vrienden bijzonder slecht staan. Toch
geeft hij zich niet gewonnen. »De
Alfonsisten mogen zich afvragen" zoo besluit
hij op dreigenden toon »of de loop der
gebeurtenissen in Spanje en in onze partij
de kans niet grootelijks heeft vermeer
derd, dat de ongeduldige partijgangers en
de provinciale elementen van het Carlisme
hunne zienswijze bij den vorst (Don Carios)
ingang doen vinden."
De bedreiging lijkt ons nog al onnoozel.
Don Carlos en zijn raadslieden hebben
de gelegenheid laten voorbijgaan, om
gebruik te maken van de grove fouten
der Spaansche regeering. In gewone om
standigheden heeft Don Carlos stellig geen
kans. Een pretendent als hem au sérieux
te nemen, is dan een al te zware eisch
aan het gezond verstand. In den nood
eet de duivel vliegen en zouden de Span
jaarden even weinig kieskeurig des
noods Don Carlos slikken. Maar nu het
ergste geleden is en de oude apathie is
teruggekomen, zullen de Hidalgo's zich
aan fantastische proefnemingen liefst niet
wagen.
MttifiiiiiiiiiiiiiiimmtmiiitiiMiiiiitiifiiniiimiiiiiniiiiiiriiHiiiiiimiiiii
Sociale,
HllimiUIIIIIIHIII
IIHIIIimilMIMIIIIIIIIIUHlIIUIIHIMIHIUlllllllUMIft
Het Congres der S, D. A, P.
ii.
De eerste belangrijke aangelegenheid van
algemeen belang, die op het vijfde congres
dfr Sociaal-demokratische Arbeiderspartij
aan de orde werd gesteld, was, gelijk wij
aan het slot van ons voorgaande artikel
mededeelden, het »gemeenteprogram'', het
welk eenige dagen te voren in het partij
orgaan was gepubliceerd, en dat door den
heer Schaper als inleiding tot de discussiën
ter vergadering uitvoerig werd toegelicht.
De debatten welke op deze inleiding volg
den, lokten echter zóóvelen tot medespreken
u/r, dut zij eerst den tweeden dag ten einde
konden worden gebracht en hadden ten
slotte tot resultaat, dat het door eene com
missie ontworpen, bovenbedoelde program
met eene kleine wijziging werd goedgekeurd.
De uitvoerigheid van dit program belet ons
het den lezers in zijn geheel aan te bieden ;
het zij daarom genoeg, te zeggen, dat het
belooft: 1. uitbreiding van het grondbezit
der gemeente; 2. uitbreiding van het ge
meentelijk bedrijf; 3. gemeentelijke arbeids
beurzen voor werkloozen ; l. behoorlijke
bezoldiging van gemeenteambtenaren en
werklieden ; 5. kosteloos voorbereidend
lager, herhaliugs- en ambachtsonderwijs ;
6. gemeentelijke stichting van gezonde
arbeiderswijken; 7. verbeterde gemeentelijke
armenzorg; 8. gemeentelijke
drankbestrijding door verschillende maatregelen; 9.
afschaffing van vergaderingen belemme
rende politieverorderingen ; 10. sterk pro
gressieve inkomstenbelastingen.
Belangrijker dan dit program, dat, even
als elk ander politiek programma, inder
daad toch niets anders is en kan zijn dan
e/'iierzijds een voor de regeerende partij
bestemde verlanglijst en aridererzijds een
kiezers-verlokkende beloftenreeks, achten
wij de op het congres gevoerde verhande
lingen over coöperatie, en daaronder in de
eerste plaats de rede van den inleider van
dit onderwerp, don heer F. M. Wibaut,
den schrijver van bet zeer lezenswaardige
artikel «Over Coöperatie" in het voorlaatste
nummer van »De Nieuwe Ttjd" (M.aart
No. 0.) De door den heer Wibaut ter ver
gadering gehouden inleidingsrede was van
gelijke strekking als genoemd
»NieuweTijdJ'artikel, dat wij als zeer lezenswaardig aan
bevelen, al zij het ook, dat wij geens
zins zijne opvattingen over de productieve
coöperatie kunnen deelen. Binnen eenigen
tijd hopen wij gelegenheid te hebben
hierop uog uitvoeriger terug te komen dan
onze plaatsruimte thans toelaat;
voorloopig zij hier slechts medegedeeld, dat de
heer Wibaut den arbeiders ten sterkste
aanraadt, de consumptieve coöperatie als
nieuw strijdmiddel op te vatten, wijl de
geldelijke voordeelen, welke zij afwerpen
kan, voor een groot deel aan de soci
alistische beweging ten goede kan komen.
Om aan te toonen wat socialisten met de
verbruikscooperatie kunnen doen, wees de
heer Wibaut zijne hoorders weder, gelijk
velen vóór hem, op de resultaten, door de
belgische arbeiderspartij daarmede behaald,
zonder hun diets te maken, dat ook hier
te lande reeds terstond of binnen zeer kor
ten tijd gelijke uitkomsten zouden kunnen
worden verkregen.
Van de productieve coöperatie echter die
de heer Wibaut »de coöperatie van den
heer Van Marken" heeft genoemd, waar
schijnlijk wijl zij in dezen sedert vele j aren
reeds, en het laatst op het derde interna
tionaal coöperatief congres, in 1897 te Delft
gehouden, zulk een warmen verdediger
vond, toonde de inleider zich geenszins een
vriend. Dezen, zijnen tegenzin baseerde
hij op redenen, welke uitsluitend uit zijne
socialistische overtuiging waren voort
gesproten, en, van zijn standpunt be
schouwd, ook ten deele als juist moeten
worden erkend, welke echter, vaa hun
socialistisch omhulsel ontdaan, aan dien
tegenzin geen vasten grond meer bieden,
gelijk alsnog zal worden aangetoond.
Belangwekkende discussiën lokte de rede
van den heer Wibaut niet uit. Al zeer
spoedig werd een door den heer Van Kol
gedaan voorstel, tot benoeming eener com
missie, welke het stichten van coöperatieve
vereenigingen zou voorbereiden, aangeno
men, waarmede dus door de S. D. A. P.
de eerste officieele stap werd gezet op het
gebied der zoo lang ? dank zij het
vseljarige drijven van een groepje personen,
die zelf' niet weten, wat zij willen ver
achte coöperatie werd gezet.
Tot de besprekingen over »de parlemen
taire actie" gekomen, bleek het, dat de
parlijgenooten over het algemeen ingenomen
waren met hetgeen de socialistische afge
vaardigden in de Tweede Kamer hadden
verricht. Alleen de heer Melchers toonde
zich een weinig ontevreden, dat de afge
vaardigden de gewone burgerlijke
beleefdheden met de sprekers van andere partijen,
bijv. met den Minister van Koloniën hadden
gewisseld. De ex-predikant doelde met
deze woorden blijkbaar in het bijzonder
op den heer Van Kol, die ook zelf vond,
dat de schoen hem wel paste, maar dien
nochtans afwees met de raedeejing, dat de
minister van koloniën zóó weinig op hem
gesteld was, dat hij, die hem vroeger groette,
hem thans den rug toedraait.
Hoe gelukkig voor den heer Van Kol!
De opmerKing van d«n heer Melehers
echter kan nu niet bepaald erg gelukkig
worden genoemd, en beter ware het geweest,
dat hij of een ander n bij den heer Van
Kol n bij mr. Troelstra erop aangedron
gen had, in het vervolg hunne
Kamerredevoeringen zooveel mogelijk te bekorten
ea te bedenken, dat 's lands vergaderzaal
geen »Constantia" of »Frascati" is, «B niet
de aangewezen plaats voor hetho«denvan
propaganda speeches, welke op die wijze
den volke duur te staan komen. 1)
De discussiën over de mogelijkheid en
de wenschelijkheid van een
sociaal-demokratisch dagblad, welke reeds weken te
voren door tal van ingezonden stukken in
het partijorgaan waren voorbereid, liepen,
gelijk te verwachten was, op niets uit: d.
w. z. er werd besloten eene commissie van
deskundigen te benoemen welke de moge
lijkheid van de oprichting en instandhou
ding van een socialistisch dagblad zou
onderzoeken. Inmiddels zal getracht worden
het thans bestaande partij-orgaan, »De
Sociaal Democraat'', welker redactie, (de
heeren W. H. Vliegen en De Roode) ge
handhaafd bleef, zooveel mogelijk te ver
beteren.
Wat dat besluit tot benoeming eener com
missie van deskundigen beteekent, bleek al
dra toen, bij de debatten over de te voeren
propaganda, het voorstel van twee
afdeelingen (Arnhem en Hengelo), om in Gelderland
en Twente propagandisten aan te stellen, in
behandeling kwam. Het partijbestuur ging
met dat voorstel mede: de gelden zouden wel
te vinden zijn, nu besloten was, de
dagbladplannen voorloopig op zijde te zetten, sprak het
bij monde van den heer Troelstra.
Over de bij de Tweede Kamer aanhangige
wetsontwerpen op de ongevallen verzekering
en op ai beids- en rulttijden werd, wegens
ge| brek aan tijd, niet uitvoerig gesproken: de
beide resolutien, vooraf in het partij-orgaan
verschenen, welke verklaarden de in de ont
werpen neergelegde beginselen aanneembaar
doch eenige belangrijke wijzigingen, (waarop
wij hier niet nader kunnen ingaan) noodza
kelijk te achten, werden al spoedig aangeno
men, terwijl aan de door Mr. Troelstra opge
stelde resolutie over het «algemeen kiesrecht',
na een warm toegejuicht, doch geea nieuwe
gezichtspunten openend pleidooi van dezen,
hetzelfde geluk mocht ten deel vallen. De
heer Troelstra betoogde natuurlij k, en terecht,
dat zonder algemeen kiesrecht geen vervul
ling van de wenschen der arbeiders te ver
wachten zou zijn, en dat het dus zaak was,
voor elk propagandist, voor elk sociaal
democraat, overal en altijd voor het alge
meen kiesrecht propaganda te maken.
Met de aanneming van de bedoelde kies
recht-resolutie was liet wel voorziene menu
van het congres ten einde, en behoorde,
na een »Vriiheidslied" tot dessert, deze
vijfde partijdag der S. D. A. P. tot het
verleden.
En nu de slotsom, welke uit de daar
| plaats gehad hebbende besprekingen valt
i op te maken ?
| Zij is eenvoudig deze: dat de
nederland' sche sociaal-democraten ditmaal opnieuw
; getoond hebben, dat het tneerendeel hunner
i hard naar het einde der kinderjaren der
'? partij verlangen, en niets liever weuschen
'. dan hare ontwikkeling van het voormalige
i troepje heethoofdige schreeuwers tot eene
: ernstige kalm-overleggende politieke partij
zooveel mogelijk te verhaasten. Dat echter
: bij dit streven de socialistische
grondbe: ginselen meer op den achtergrond worden
! gedrongen, dan zij zelve vroeger voor
! mogelijk hadden gehouden, heeft de
erva| ring reeds meer dan eenmaal, niet het
j minst in tijden van verkiezingen, en vooral
ook weder op dit laatste congres, bewezen.
| Delft. Dr. J. C. E.
! Naschrift. De actualiteit van het
hierboj ven en in ons voorgaand artikel
behan| delde onderwerp maakte enkele weken
! uitstel van het reeds gezette vervolg op het
j eerste artikel over de «Centralstelle für
j Arbeiter-Wpif'ahrts-einrichtungen"
noodzai kelijk. Wij ontvingen inmiddels ter
be| spreking het «Verslag over 1898 van de
! Vereeniging tot opleiding voor
Ambach| ten en Beroepen te Amsterdam." Ook dit
zal zoodra mogelijk worden behandeld;
! voorlonpig zij zijn verschijnen hiermede
' aangekondigd. E.
j 1) Of duur te staan souden komen, als het
parlement eens een loeriparlement wilde zyn.
Hoe de Ceiitralstelle" werkt,
Nadat wij in ons laatste artikel de
inwendige organisatie der »Centralstelle
für Arbeiterwohlfahrts-Einrichtungen" in
beknopten vorm hebben geschetst, willen
wij ditmaal trachten een beeld te geven
van de wijze, waarop deee hoogst nuttige
instelling, walker statuair omschreven doel
onzen lezers reeds eens werd bekend ge
geven, dat doel tracht te bereiken.