Historisch Archief 1877-1940
No. H38
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLANa
Mr. van Houten's zorg voor de vermogenden.
EERSTE KAMER: »Kom lieve, nu ben jij toch heusch mijn man."
iiimiiiiiHmjtiiiiiiiiiimiiMii
utitmiiiinimi
minimi n
mi ""in ii i n
bestond, het is behoudens een eigenaardige
prototypische Oudemnnhuispoort- uitzondering,
zoo fgoed als gedaan. Immers een der laatste
en bekwaamste vertegenwoordigers van dit
gilde, Marcus Jessurnn Lobo, is niet meer.
Niet langer zal de bekende reusachtige gestalte
in den bekenden winkel aan het
Rembrandtsplein den voor een paar stuivers bestedenden
scholier, den op een koopje loopenden student,
den liefst niet te veel betalenden sch' olmeester.
den curiosa zoekenden bibliophiel met hetzelfde
phlegma te woord staan.
* Na een kortstondige ziekte werd deze meest
fbrsehe vertegenwoordiger van het antiquarisch
boekverkoopersbedryf te Amsterdam geveld en
iÜn laatste omhulsel gedragen uit de woning
waarin hy byna een halve eeuw de niet on
bekende traditie zy'ner familie voortzette.
Dezelfde woning waarin Eduard Douwes
Dekker woonde, dezelfde kamer waarin menig
schitterende gedachte in vorm werd gegoten,
strekte tot woning en kantoor van den over
ledene.
Hocvelen echte kenner», ach, de echten zyn
zoo schaars! kwamen daar typografische
merkwaardigheden bewonderen of een opgave
doen, ten einde een ontbrekend zeldzaam
exemplaar in hun bezit te krygen. En wel
zeer vreemd moest het loopen indien Lobo
aan zulk een verlangen niet kon voldoen. Een
handig en knap en flairend koopman, maar
tegelykertyd zelve een boekenliefhebber, een
man in staat een curiosum liever jaren onder
zich te houden dan het een onkennerin handen
te spelen. En daardoor als vanzelf, ja zelfs
ten deele opzettelijk een verzamelaar. Zeer
weinigen was het gegeven in het kleine heilig
dom, dat hy' zijne bibliotheek noemde, door
te dringen. Bijna nimmer gelukte het, zelfs
niet den intiemen, uit die kleine keurcollectie
iets machtig te worden. Overal en steeds
koopman, was Lobo daar de bibliophiel-pur sang.
De eigenschap, welke hem reeds een kwart eeuw
geleden zoo sterk van zyn handel>broeders
onderscheidde, nam met de jaren toe, zoodat
de keurige collectie hoogst interessante werken;
wsUtt te «eniger t\jd uit de kleine woning
RembrandUplein 6 te voorschyn zal komen
den waren liefhebber met eenig ontzag zal
vervullen voor den man, die als koopman een
eerleken Haam, gedurende meer dan zestig
jaren hoog hield en in den stry'd om bet
bestaan zooveel liefde voor het merkwaardige
behield, dat menigmaal de verzamelaar het van
den huisvader won. W.
'naezonO
iiiiiHimmiiiiiiiiiiimHiiMiiiiNimmiuiiiifiiimimiiiiiiHiitiiniiiiiimn
De post ten dienste ?an de particuliere
correspondentie,
Geachte Redactie!
In het laatste nummer van uw blad richt
de heer J. C. Bondam, commies der posterijen,
een woord tot het publiek, waarin by zich be
klaagt over de weinige waardeering, die de
post dikwijls ondervindt, en gaat dan daarby,
zeker te goeder trouw, van de veronderstelling
uit, dat de schuld daarvan grootendeels bij het
publiek ligt. Aan het slot van zyn artikel spreekt
hy de meening uit, dat, wanneer het publiek
meer belangstelling toonde en meer blnk gaf
van medeleving en dat dan deed op gezonde,
doelmatige en niet kleingeestige wijze, zulks
niet anders dan heilzaam werken zou voor de
invoering van meerdere technische en practische
verbeteringen in het belang van handelen nijver
heid en van een ieder.
Het is hierover, menheer de redacteur, dat
ik gaarne iets wou zeggen, want ciia verbete
ringen zou ik zeer toejuichen, maar dat ze niet
zoo gauw ingevoerd worden ligt niet uitsluitend
i aan het publiek. Om dat te bewijzen, diene
het volgende.
Voorop stel ik de verzekering, dat het mij
nooit aan waardeering voor de post ontbroken
heeft, omdat ik weet, hoe moeilyk hare taak is.
Ook ben ik geen handelsman, fabrikant of
financier, die direkt boos wordt, als een brief
niet precies op den juisten tijd aan zyn adres
bezorgd wordt, hoewel ik me dat van die
menschen wel kan begrijpen, daar er vaak veel
van afhangt, of een bericht te laat komt of
niet. De heer Bondam zal dat toch zeker
ook wel inzien.
Maar wel ben ik uit mijn humeur gerrakt
als brieven in het geheel niet arriveerden.
Gebeurde dat nu eens een eukelen keer en
het betrof dan geen stuk van groote
beteekenis, dan zou men geneigd zijn, zooals de
heer B. zeker verwacht, dat door de vingers
te zien. Maar iets anders is het, als dat
meermalen voorvalt, ja zelfs wel twee keer in
een week.
Als ik my goed herinner, dan zyn er in
een tijdsverloop van ongeveer vi f jaren wel
tien brieven met duidelijk adres niet in mijne
handen gekomen. En als den heer B. zelf dit
nu eens overkwam en hij moest ervaren, dat
alle reclames en besprekingen met directeu
ren niets helpen en dat hem steeds hetzelfde
gedrukte briefje met de mededeeling: »het
onderzoek naar... enz. is vruchteloos
afgeloopen", wordt bezorgd, dan geloof ik, dat er
aan zijne waardeering ook wel iets zou gaan
ontbreken ?
»0ver het hoe en waarom", heb ik telkens
goed nagedacht, want ik maakte geen aan
merkingen voor ik zeker wist, dat de schuld
niet aan den afzender lag, maar ik ben tot
geen andere conclusie kunnen komen, dan dat
er indertijd tusschen Zwolle en Amsterdam en
nu nog tusschen Leeuwarden en Amsterdam
ten minste l Maart nog een beambte moet
zyn, die brieven onderschept. Ik heb n.1. reden,
te onderstellen, dat de Amsterdamsche bestel
lers zich niet aan zoo iets schuldig maken,
omdat ik nog al veel van de post ontvang en
het steeds dezelfde soort brieven waren, die
wegraakten.
Over de accuraatheid der Amsterdamsche
commiezen of klerken kan ik evenmin klagen,
omdat er nooit een stuk door m\j verzonden
is verloren gegaan.
Mijn vraag is nu: «Wordt er op gewone
brieven niet de minste controle gehouden?"
Zoo, nee», dan »ou het zeker overweging ver
dienen of het niet wenschely'k is, dat het
hoofdbestuur van den bond van
postambtenaren dit bedoelt de heer B. immers ?
deze zaak eens ter hand nam, opdat door
een »practische verbetering" het publiek ten
minste de zekerheid krijgt, dat het gerust in
zijne brieven datgene kan schrijven, wat het
wil en noodig acht en wat nu altyd juist niet
voor de ooren van derden bestemd is. Zoolang
het deze zekerheid niet heeft, vrees ik, dat
de post de zoo gewenschte waardeering niet
zal krijgen, vooral niet, als zooiets als het
bovengenoemde minder geduldige personen
treft dan ondergeteekende.
Dat deze opmaking iets moge bijdragen tot
wegneming van grondige bezwaren tegen de
post en tot de verwezenlykirg van de hoop,
die de heer B. koestert, is mijn oprechte wensen.
U mijn dank voor de plaatsruimte, my'nheer
de redacteur,
Hoogachtend,
Uw div.,
A'd a m, 10 April '!)9. D. BLOMBERG.
SNUIFJES.
M. de K.
Nog ontving ik voor onze naaivereeniging:
23 Maart dames v. D., Arnhem, / 2.50;
en dank zij het schrijven van den heer Bur
gemeester onzer gemeente ook nog 27 M r t
van T. G. te Amsterdam / 50.?. 2!) M r t,
van N. te Baarn /. 1.?. S April, van
J. P. te Nijmegen / 7 50.
Wil u zoo goed zijn ook dit nog in uw
blad te verantwoorden'! Ook aau deze gevers
mijn hartelijken dank.
Totaal ontving ik nu / 005.?, benevers
veel kleeren, die alle reeds hun bestemming
hebben bereikt.
Hoogachtend,
R. BKOUWIUI-KKKDI KT.
Appelscha, 12 April '!)!).
Ik had er al op gewacht, maar eindelijk
is het dan toch gekomen. De groote quaestie
is nu serieuslijk aan de orde gesteld: hoe
zal de vredes-conferentie zich vermaken,
wat zal zij eten, hoe zal zij de avonden
doorbrengen, en wat zal zij drinken.
Den Haag, zoo zegt het Dagblad v. Z. H.
en 's Gr. is op den keper beschouwd, zoo
lang Scheveningen niet als badplaats trekt,
een vervelende stad. Daar zijn geen caf
chantants, geen komedies, geen concerten
en natuurlijk de buitenlandsche heeren
komen niet alleen om te vergaderen en te
slapen zij houden ook van pret. Wat
staat hun nu te wachten?
»Waarschynly'k zullen enkele autoriteiten
diners of garden-parties geven, die in niets
verschillen van dezelfde diners en
gardenparties te Parijs of Petersburg, doch wat zal
Nederland en vooral wat zal Den Haag doen,
wy herhalen het, om van zyn ingenomenheid
bly'k te geven?"
Ja, dat heb ik reeds meermalen gevraagd :
wat zal Den Haag doen ?
Want was onze hof'stad zoo maar geko
zen, zonder dat er aan een pretstad was
gedacht, men zou kunnen meenen : de Czaar
heeft gedacht: voor een ernstig werk past
een rustig oord edoch, juist over twee
plaatsen van amusement schijnt eerst te
zijn onderhandeld : Brussel en Kopenhagen,
wat ten duidelijkste doet zien, dat Nicolaas
wel begrepen heeft: geen diplomaat, die
weken achtereen werken kan zonder eenige
fatsoenlijke losbandigheid of'
lichtbeenigheid ter vergoeding en tot opfrissching zijns
geestes.
«Brussel met zyn talrijke theaters en andere
vermakelijkheden, Kopenhagen met zijn onover
troffen Tivoli, zoo geschikt voor het houden
van feesten in de open lucht, zoo echt artis
tiek van opvatting!
Iets moet er gedaan worden."
Ik vind het ook zoo klaar als een klontje :
l iets moet er gedaan worden. »Bij een glas
i water kunnen wij het niet laten."
Het Dagblad zegt dit niet zonder reden,
nu de duinwaterleiding naar 't Huis ten
Bosch gelegd wordt en het dus den schijn
heeft, dat de Koningin en de Staat der
Nederlanden zich er met het aanbieden
van een glaasje duinwater willen afmaken;
en dat in het land van »Schiedam", van
Oranjebitter en Cura^ao!
Inderdaad dat zou ten hemel schreien.
Vooral, behalve eer, roem, vrijheid, nati
onaal en internationaal recht, zijn de geest
rijke dranken van ouds de glorie van ons
vaderland geweest en nu zou men juist
het meest bekende element, dat ons
karakI teriseert, onder den invloed van Borgesius
antidrankgezindheid, op zij zien gezet.
Gelukkig, dat daartegen tijdig wordt ge
waarschuwd door het Dagblad. Want wat
zou het gevolg zijn, als wij het bij een glas
water lieten blijven ?
Dan loopen wij de kans, dat wanneer bij
zijn terugkomst aan een der vele diplomaten
of belangstellenden bij het Congres eens ge
vraagd wordt: »lloe vondt gij Den Ilaagï"
het antwoord zal luiden:
«Charmant, j'ai nulle part si bien dormi que
la-bas."
Aldus antwoordt het Ilaagsche blad,
dat ik met te meer vertrouwt-n en inge
nomenheid aanhaal, omdat h<-t ook het
orgaan is van mijn vriend Du Tour.
Intusschen is er een bijzondere reden.
waarom ik mij zoozeer verheug in de op
gewekte stemming en den zucht tot
amubements-veivchafüiig van het hof'>lad. Om
Nederlandsche acteurs.
(Caricaluren door Anl. Molkenboer.)
de waarheid te zeggen, ik dacht altijd, dat
het veel te deugdzaam was, om niet een
beetje het saaie boven het losse en luch
tige te prefereeren.
Ik had tot dusver zoo het idee, dat het
veel te dicht bij den hemel stond, om het
wereldsche par force in bescherming te
nemen maar wat merk ik nu? dat het
toch eigenlijk geen grooter teleurstelling
zou kunnen beleven _ dan wanneer een
vreemdeling van de ooievaarsstad den in
druk ontving, dat zij een plaats was waar
je zoo bij uitstek geregeld en lekker kondt
slapen. Ijdelheid zal men zeggen. Maar,
wat weerga, als die ijdelheid zich bij deze
gelegenheid in het Dagblad gaat nestelen,
is het voor een jolige levensbeschouwing nog
niet verloren.
Dat zal wel de invloed van Du Tour zijn,
die pas de leden van de Eerste Kamer, en
nu de Amsterdammers heeft laten dansen
want er is geen twijfel aan, hij prepareert
het hof en de Nederlandsche dignitarissen
op een vredesbal den vreemden gasten aan
te bieden. Met het oog hierop doet dan
ook het Dagblad de vraag: »Wie geeft een
goed denkbeeld, wie neemt initiatief." Heel
leep, om nu mij of een ander nog eens uit
den hoek te laten komen met een voorstel
van iets, dat onze opperhofceremoniemeester
natuurlijk al lang in de maak heeft.
Toch wil ik het Dagblad niet geheel en
al teleurstellen overtuigd als ik ben dat
de eeuwige vrede en de reputatie van den
Haag beiden gevaar loopen, als wij er niet
voor zorgen, dat den Heeren van de con
ferentie behoorlijk ontspanning wordt aan
geboden, na hun vermoeiend werk.
Allereerst dan: op de conferentie zelf
mag de wijn o. i. niet ontbreken. Zonder
dien toch zou het onmogelijk zijn, dat de
oud-Nederlandsche traditie tot haar recht
kwam, vervat in de woorden:
»Zij dronken een glas,
En lieten de zaak zooals zij was."
Vervolgens moge in detusschenuurtjes een
ruime aanbieding van Hollandsche likeuren.
Elaats hebben, aangezien dit de
vloteid der namiddagdiscussies niet anders
dan ten zeerste bevorderen kan.
Ten derde late men de heeren zeer stevig
dineeren en gastreeren, zoodat ze minstens
een paar nachten per week genoeg te doen
krijgen, en zij, teruggekeerd bij hun magen
en vrinden, niet smadelijk aangaande ons
land kunnen getuigen: »J'ai nulle part si
bien dormi que la-bas''.
Ten vierde trachte men een samenwer
king van Arti en Pulchri Studio te ver
krijgen tot het geven van tableaux-vivants,
voorstellende eenige vredevorsten, met den
Sultan aan 't hoofd, getuige zijnde van den
moord op 300,000 Armeniërs ; Rusland met
den voet op Finland; Engeland Ierland,
Duitschland den Elsas en Lotharingen, Ame
rika Cuba en de Philipijnen knevelende,
enz., enz., met het slottafereel: de vreedzame
strooptocht van al de groote mogendheden
in China, eindigende met een apotheose
van den triomftocht der Beschaving zonder
buskruit. Wezenlijk, als dit maar goed
wordt aangepakt, zullen de heeren allen
te samen niet moede worden van zich te
vermaken die serie van beelden kijken
l ze nooit af.
j En dan ten vijfde tot afwisseling, bij
aldien zij voor een enkelen avond zichzelf
j genoeg kunnen beheerschen om de tableaus
j over te slaan een voorstelling van een
stierengevecht. Geen echte stieren en torea
dors, maar een van nagebootste dieren en
menschen, want de heeren kunnen
natuur| lijk geen bloed zien. Ook en dat zou ik
niet voor het laatst willen bewaren, het
organiseeren van een reeks militaire assauts.
Immers dat er met de wapens nog heel
wat aardigs te doen valt, zonder iemand
eenig nadeel te berokkenen, heeft mij zelf
menigmaal tot troost gestrekt, bij de ge
dachte, dat wij weldra ze door de
vredesconferentie voor goed buiten werking zullen
zien gesteld.
Enfin, ik behoef dit slechts te noemen,
om het Militaire Huis aan den arbeid te
zien tijgen tot voorbereiding van iets groots,
zoodat het Dagblad niet meer zal vragen:
Wat moeten we doen ?
HUilllllllllllllllKillllltlllllllllllMMIIIIIIIIIltlllllltlllllflIIIIUIIMIIII
VERBETERING.
In het stuk van den heer Ph. Zilcken,
2(> Maart j l, staat dat het werk over de
Batikkunst in Nederlandsen-Indië, waarvan de
Ie atf. over een paar maanden het licht zal
zien, verschijnen zal «vanwege het
Ethnograiisch Getwotacluip te Leiden"; dit moet zyn:
vanwege het Ethti. Museum te Leiden.
Louis BOUWMEESTER.
DIRK HASPELS.