De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 23 april pagina 1

23 april 1899 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1139 DE AMSTERDAMMER A°. 1899, WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WABENDORF, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, /r. p. post f l.(35 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-121/» Dit blad ia verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover hst Grand Café, te Parijs. Zondag 23 April, Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel > 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk eri Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RÜDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. I N H O U ». VAN TERBE EN VAN NABIJ: Tolstóïen de vredesconferentie, door J. K. van der Veer. Sympathie doch geene overgevoeligheid, door F. H. Boogaard. President Mac Kinley's kans op herkiezing. - SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De ongevallenwet en de industrie, door Dr. J. C. E. KUN9T EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Pulchri Studio, door v. M. Hollandsehe schilders, door P. N. M. Een Amerikaan over Hollandsehe monu menten, door John van der Wens. De herope ning van de kerk der Vespers te Palermo, door C. Sprengers. Boek en Tijdschrift, door J. K. Bensburg. Twee anti-critieken, door Henri Borel. (L) Een goedkope uitgave van de gedichten van Jacques Perk, door J. L. C. A. Meijer. Signalementen van onze spoorwegmannen, door Jan van 't Sticht (met portret). FEUILLETON: De meneer van d'overkant, door F. de Sinclair. (2). BECLAMES. VOOR DAMES: De oprichting van dienstbodescholen, door A. van Uildriks. Allerlei, door E?e Ingezonden. SCHAAKSPEL. PINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door D. Stigter. PEN- EN POTLOODKRASBEN. ADVEBTENTIEN. iiflfiiiiifffiiHiiiiiifiiiiiiiiiirimiiniiiMiiiiiiiiiiiiiifiiiiHJNN TnMni PD flp Vrp/lpwnnfprpTitip lUloltU uil Uu f luUCöuUJJlölullliu, Het zal, ook in Holland, wel bekend zijn, dat Tolstoi, in antwoord op een ischrijven van een aantal intelligente Zweedsche Vredevrienden, zijne meening heeft uitgedrukt over de a. s. Vredeaconferentie en de ontstane beweging voor den Wereld vrede, die dit doel meent te kunnen bereiken door arbritrage en parlementaire- en andere beraadslagingen. Die brief van Tolstoi werd vertaald opgenomen in de Daily Chronicle, echter beter vertaald door een onzer geestverwan ten die, hoewel Engelschman, ongeveer 12 jaren in Rusland leefde en daardoor beide talen machtig is. Even vóór ik de Hollandsche vertaling wilde verzenden, ontvingen wij een schrijven van Tolstoi met verzoek, dien brief niet verder te publiceeren, daar hij bezig was hem te corrigeeren. Totstoi is nimmer voldaan met zijn werk. Als men zijne manuscripten ziet wij hebben hier een paar groote koffers vol, die zoo voor en na zullen gepubliceerd worden kan men moeilijk wijs worden uit den inhoud, 't Is een gekrabbel van heb-ik-jou-daar en geen randje is er meer onbeschreven. Vaak verscheurt hij zijn schrijven drie- tot viermaal. Dezen brief heeft hij nu ten derden male veranderd. Hij zal nog wel niet tevreden over zijn werk zijn, vond echter, dat wij hem nu maar publiceeren moesten. Ik volg nu het manuscript van de Engelsche vertaling van een onzer vrienden. Waarde Heeren, De idee, die aan uw uitmuntenden brief ten grondslag ligt, dat de eenvoudigste en zeker ste weg om tot algemeene ontwapening te geraken, bestaat ia de persoonlijke weigering van den dienstplicht, is volkomen juist. Ik ben zelf van oordeel, dat dit is de nigste weg om bevrijd te worden van de geweldige en ver schrikkelijke ellenden van den oorlog. Maar uwe meening, dat in de Conferentie, door het initiatief van den czaar bijeengeroepen, de vraag moest besproken worden, waarom degenen, die militairen dienst weigeren, niet aan een of auder publiek werk gesteld worden, schijnt mij geheel onjuist. In de eerste plaats, omdat deze Conferentie, niets anders kan zijn dan een dier belachelijke instellingen, welker streven niet op den vrede gericht is, maar integendeel, dient om de aandacht af te leiden van het eenige middel tot bereiking van den wereldvrede, welken de meest verzienden reeds zien komen. Zooals verklaard is, is het doel der Confe rentie, zoo al niet ontwapening, dan toch staking van de uitbreiding der bewapening. Het is verondersteld, dat in deze Conferentie de vertegenwoordigers der regeeringen zullen over eenkomen, om hunne strijdkrachten niet verder te versterken. Als dat zoo is, dan zal zich van zelf de vraag voordoen: Hoe zullen de regee ringen handelen, die op het oogenblik van de Conferentie zwakker zijn dan hunne naburen ? Zulke regeeringen kunnen moeilijk er mede instemmen, zich in hunne zwakkere positie te handhaven. Of, als zij zoo'n sterk geloof hebben in de kracht van de door de Conferentie genomen besluiten dat zij er mede instemmen, zich in die zwakkere positie te handhaven waarom dan zouden die niet nog zwakker zijn waarom nog verder geld aan de legers besteed ? Als verder de bezigheid van de Conferentie zijn zal, de strijdkrachten van de verschillende Staten evenredig te maken en ze op die sterkte te houden, indien het tot zulk een onmogelijk evenwicht mocht gekomen zijn, zou onwille keurig de vraag rijzen: waarom is het noodza kelijk, dat de regeeringen blijven bij eene be wapening als thans bestaat, en waarom die niet verminderen? Waarom hebben Duitsehland, Frankrijk en Rusland, zeg bijvoorbeeld elk 1,000,000 man noodig en niet 500,000 man, of waarom niet 10,000 man elk, of waarom niet 1,000 elk ? Als vermindering mogelijk is, waarom dan niet te verminderen tot een minimum P En, ten slotte waarom niet, in plaats van legers, te hebben worstelaars? David en Goliath en de internationale geschillen laten vereffenen door den uitslag van hunnen strijd ? Er is gezegd, dat de geschillen tusschen de regeeringen op te lossen zijn door arbitrage. Maar daargelaten het feit, dat de beraad slagingen zullen worden gehouden, niet door vertegenwoordigers van het vofjf, maar door vertegenwoordigers van de regeeringen en dat er geen waarborg is, dat de beslii sing een juiste zijn zal wie zal de beslissing van deze recht bank uitvoeren? Het leger? Wiens leger? Dat van al de machthebbers? Maar de krachten van deze legers zijn onevenredig aan elkaar. Hoe, bijvoorbeeld, is uit te voeren eene beslissing welke nadeelig is, zeg voor Duitschland, Rusland en Frankrijk te zamen vereenigd ? Of wie, om zich bij de zee te bepalen, zal een besluit uitvoeren tegen de belangen van Engeland, Amerika en Frankrijk in? Het besluit van. de arbiters tegenover het militaire geweld der staten, zal uitgevoerd wor den door het militaire geweld, d. w. z. datgene wat beteugeld worden moet, is het instrument waardoor het beteugeld worden moet. Een vogel vangen door hem zout op den staart te strooien. Ik herinner mij, dat, ten tijde van de bele gering van Sebastopol, terwijl ik eens met den adjudant van generaal Saken, commandant van de bezetting, bijeen was, prins S. S. Ourousoff, een zeer dapper en 'eer zonderling man en een van de beate schaakspelers van dien tijd, binnen kwam. Hij zei dat bij den generaal wensche te zien. Een van de adjudanten bracht hem naar de kamer van den generaal. Tien minuten Jater kwam Ouronsoff terug, ontevreden kijkende. De adjudant, die hem had vergezeld, kwam bij ons terug en vertelde lachend, om welke reden Ourousoff tot Saken was gegaan. Hij had name lijk voorgesteld, de Engelschen uit te noodigen voor een partij schaak om de bezitting van de voorste gracht van het vijfde bastion, welke herhaaldelijk veroverd en weder verloren was geworden en reeds eenige honderden menschenlevens had g» kost. Ongetwijfeld zou het veel beter geweest zijn, schaak te spelen voor de gracht dan menschen daarvoor te dooden. Maar generaal Saken was het niet eens met Ourousoff's voorstel, want hij wist wel, dat het nutteloos zijn zou schaak te speien, zonder dat beiden onvoorwaardelijk in elkaar vertrouwen stelden en wisten dat wat men overeengekomen was, bijgevolg uitgevoerd | worden moest. Maar de tegenwoordigheid van j de soldaten voor de gracht en de kanonnen daarop ; gericht, waren teekenen, dat zulk een onderling vertrouwen niet bestond. Wijl er aan beide zijden soldaten waren, was het duidelijk, dat de zaak niet door schaakspel beslist zou worden, maar door gevechten. En hetzelfde geldt voor inter nationale geschillen. Om die door arbitrage op te lossen, is noodig, dat tusschen de verschillende machthebbers volkomen onderling vertrouwen bestaat, dat de uitspraak zal worden geëerbiedigd. Als er zulk een vertrouwen bestond dan waren legers onnoodig, maar als de legers bestaan, is het duidelijk, dat zulk een vertrouwen ontbreekt en dat internationale geschillen alleen door de krachten des legers kunnen opgelost worden. Zoo lang legers bestaan, zijn ze noodig, niet alleen om nieuwe bezittingen te veroveren, zooals alle staten thans doende zijn in Azië, Afrika of in Europa maar ook. om door geweld te be houden wat door geweld verkregen is. Een verkrijging of in-bezitneming door ge weld kan allén geschieden door verovering. En het zijn steeds de sterkste bataljons die zegepralen. Eu daarom, als eene regeering een leger heeft, dan moet het hebben een zoo groot mogelijk leger. Dat, is hare bezigheid. Als eene regeering dat niet doet, dan is zij onnoodig. Een regeering moge vele dingen in binnenlandsch verkeer ondernemen, zij moge een volk vrijmaken, beschaven en verrijken, wegen aanleggen en kanalen graven, woeste gronden ontginnen of publieke werken organiseeren, maar er is n ding dat zij niet kan doen te weten, hetzelfde wat deze conferentie verzocht is te doen dat is, het verminderen harer strijdkrachten. Maar als zooals blijkt uit de toelichting die bij het manifest van den Czaar gevoegd is het het streven van de Coi ferentie zijn zal verdelgingswerktuigen, die buitengewoon gruwe lijk schijnen, te verbieden (waarom, terwijl men daarmede aanvangt, dan ook niet getracht te ver bieden de inbeslagneming van brieven, het vervalschen van telegrammen, het spionnensysteem en al die vreeselijke middelen welke een groot deel van den militairen aanval vormen?) zulk een verbod op straffe, om, te gebruiken deverdelgingsmiddelen die bestaan, is even onmogelijk, als het is om menschen die vechten om hun leven te verbieden te raken de meest gevoelige deeien van het lichaam. En waarom is een wond of dood door een ontplof baren kogel erger dan een wond van de meest gewone hagel of scherf, aan een zeer gevoelige plek van het lichaam toegebracht ? Ook in een zoodanig geval bereikt het lijden de uiterste grens en wordt gevolgd door j uist denzelfden dood als het gevolg is van een schot van een ander wapen. Het is verbazend, dat volwassen personen zulke normale, dwaze ideeën ernstig kunnen voorstellen. Alleen diplomaten welke in hun leven den leugen heiligen, zijn tot zoo iets in staat en leren en handelen in zulk een dichte atmospheer van leugen, dat zij zelf niet zien de dwaasheid en onwaarheid hunner voorslagen; maar hoe kunnen rechtschapen private personen (niet zulke, die zich opdringen aan een Czaar door zijne belachelijke voorslagen te verheer lijken), hoe is het mogelijk, dat zij niet zien, dat de uitslag van deze conferentie geen andere zijn kan, dan de versterking van liet bedrog, waarin de regeeringen hunne onderdanen houden, zooals het geval was met de Heilige Alliantie" van Alex ander I? Het doel der Conferentie is niet te stichten den Vrede, maar om de aandacht af te Jeiden van de eenige middelen om van de ellenden van den oorlog bevrijd te worden, welke bestaan in de persoonlijke weigering om aandeel te heb ben aan het moorden in den oorlog. En daarom kan de Conferentie niet de voorgestelde vragen tot een onderwerp van bespreking maken. De regeeringen zullen steeds hen, die om redenen van conscientie militairen dienst wei geren, behandelen op dezelfde wijze, als de Russische regeering Duchoboren behandelde. Terzelfder tijd dat zij aan de geheele wereld vredelievende gevoelens openbaarde »as zij (met iedere poging om de zaak geheim te houden) martelende, ruïneerende en verbannende het meest vredelievende volk in Ru&land, slechts, omdat dat niet alleen in woord maar ook in daad vredelievend was en daarom weigerde soldaat te worden. Al de Europeesche regee ringen hebben hen die militairen dienst weiger den behandeld en behandelen ze nog op dezelfde wijze, al is het minder brutaal. Aldus hebben de regeeringen van Oostenrijk, Duitschland, Frankrijk, Zweeden, Zwitserland en Holland gehandeld en handelen zij nog en zij kunnen niet anders handelen. Zij kunnen niet anders handelen, omdat zij regeeren hunne eigen onderdanen door geweld, dat is door middel van een gedisciplineerd leger, en kunnen dientengevolge in geen geval toela ten de vermindering van dat geweld (en, als gevolg, van haar tigen maeht), op grond van een eventueelen gemoedstoestand van afzonder lijke personen, eenvoudig om reden, dat, wijl niemand er behagen in heeft te dooden of te worden gedood, als zij zulke weigeringen stil zouden verdragen, de groote meerderheid van het volk waarschijnlijk de voorkeur geven zou aan eenig ander werk dan soldaat te zijn. En spoedig, nadat het werd geduld den militairen dienst te weigeren en toegelaten om eenig ander werk te doen, zouden er zoovele arbeiders zijn, dat er geen soldaten genoeg zouden wezen om dezen te doen werken. Liberalen, Sociaal-democraten en andere zoo genaamd vooruitstrevende personen mogen gelooven, meegesleept door hun eigen woorden vloed, dat hunne redevoeringen in het parle ment en in de meetings, hunne vereenigingen en werkstakingen en hunne vlugschriften van groot gewicht zijn, terwijl de weigeringen van militairen dienst door afzonderlijke personen van geen belang en de aandacht niet waardig zijn. De regeeringen, echter weten zeer goed, wat voor haar belangrijk is en wat niet. En de regeeringen veroorloven gaarne allerlei liberale en radikale redevoeringen in het Parlement, zoowel als werklieden-vereenigingen en socia listische demonstraties en zij wenden zelfs eenige sympathie met deze zaken voor, wetende. dat ze zeer geschikt zijn om de aandacht van het > volk afteleiden van het eenig en groote middel der vrijmaking. Maar de regeeringen verdragen nimmer openlijk de weigeringen van den militairen dienst of de belasting-weigerin gen, wat hetzelfde is, omdat zij weten, dat zulke weigeringen aan het daglicht brengen het bedrog der regceringen en den grondslag van haar macht aantasten. Zoolang de regeeiingen voortgaan de volke ren te regeeren door geweld en voortgaan te verlangen naar, als wel beslag te leggen op nieuwe bezittingen (Pliilippijnen, Port Arthur, etc.), en te houden wat zij reeds in bezit namen: Polen, Elza?, Indië, Algerië, etc. zoolaug zullen zij niet vrijwillig hunne legers inkrimpen, maar wel, integendeel, voortgaan met ze uit te breiden. Niet lang geleden bij den jongsten oorlog tusschen Spanje en Amerika werd bericht, dat een Amenkaansch regiment weigerde te gaan naar llo-Ilo. Het werd bericht als iets buitengewoons. Maar wat feitelijk verbazen moet, is, dat zoo ie's niet geregeld voorkomt. Hoe zou den al die Russen, Duitsohers, raiischen, Ita lianen en Amerikanen, die in de jongste tijden hebben gevochten, zoo rustig opniareheeren om te dooden meuschen van een andere natie en op bevel van vreemde lieden, welke zij in de meeste gevallen niet hoog achten, en zich zelf onderwerpen aan lijden en dood ? Het schijnt zoo eenvoudig en natuurlijk, dat al deze lieden zich zonden bezinnen als zij niet als soldaten aangeworven zijn op het laatste oogenblik als zij tegenover den vijand geplaatst zijn ; dat zij staken hunne krijgsbe drijven, hunue wapens ter zijde werpen en hun tegenpartij opwekken hetzelfde te doen. Het schijnt zoo eenvoudig en natuurlijk, dat iedereen zoo zou moeten handelen maar als dat niet wordt gedaan, is het alleen omdat men gelooft in de regeeringea die zeggen, dat de druk van den oorlog tot diens eigen bestwil op het volk wordt gelegd. Alle regeeringen hebben steeds met verbazende onbeschaamheid verklaard, de voorbereidingen tot den oorlog, en zelfs het voeren van den oorlog, noodig zijn tot handhaving van den vrede. En in de richting van deze be lachelijkheid en dit bedrog, heeft men thans een nieuwen stap gedaan, namelijk, dat dezelfde regeeringen, tot wier instandhouding de legers en de oorlog noodig zijn, voorgeven ernstig er over na te denken middelen te vinden om de legers in te krimpen enden oorlog af te schaffen. De regeeringen trachten de volkeren te over tuigen, dat er geen noodzakelijkheid bestaat, dat afzonderlijke personen zich zelden van den oorlog bevrijden, de regeeringen willen door deze conferentie bewerken ten eerste dat de legers ingekrimpt worden om ze later geheel af te schaffen. Maar dat is onwaar. De legers kunnen alleen ingekrompen en af geschaft worden tegen maar nooit door den wil van de regeeringen. De legers zullen alleen ingekrompen en afge schaft worden, wanneer het volk ophoudt in de regeeringen te gelooven en zich ztlf tracht te bevrijden van de ellenden die het drukken; en de zekerheid van het bestaan zoekt, niet in de ingewikkelde en schoon schijnende combinaties van diplomaten, maar in de eenvoudige ver vulling der wet, die voor ieder mensen bindend is, die ten grondslag ligt aan elke godsdien stige leer, en in ieders hart als het ware af gedrukt is : anderen niet te doen en wat men niet wil dat dezen ons doen, en bovenal: den naaste niet te dooden. De legers zullen eerst inkrimpen en dan verdwijnen, wanneer de publieke opinie met verachting brandmerkt de handelingen dergenen, die uit vrees of om voordeel hunne vrijheid verkoopen om te treden in de rijen der moordenaars, genaamd soldaten ; en wanneer degenen nu onbekend en veroordeeld, en die in het vooruit zicht van vervolging en Jijden weigeren de con trole hunner handelingen over te geven in handen van anderen om te bekomen den scheld naam van moordenaar door de openbare meening worden geacht als de beste voorvech ters en weldoeners van de menschhe'd. Alleen dan zullen de legers verminderen en ten slotte verdwijnen en een nieuw tijdperk in het leven der menschheid aanbreken. En die tijd is nabij. Om al deze reden meen ik, dat uw oordeel, dat de weigeringen om in het leger te dienen daden zijn van onnoemelijk groot gewicht en dat zij de menschheid zullen bevrijden van de ellenden van den oorlog volkomen juist is. Maar ook, dat uw oordeel, dat de conferentie in dezen bevorderlijk zijnjkan, een dwaling is. De con ferentie kan alleen de oogen des volks afleiden van het pad dat, leidt tot veiligheid en vrijheid. LEO TOLSIOI. Ik achtte het noodig dezen brief ook in het Hollandsch te vertalen, opdat er door gelogenstraft worde het langen tijd geleden in de bladen opgenomen bericht, als zou Tolstoi zijn medewerking aan de a.s. Vredeseonferentie toegezegd hebben. Op sommige plaatsen mogen de uit drukkingen van Tolstoi wat hard zijn, ze doen niet te kort aan de krachtige logica, die ook uit dezen brief spreekt en die Tolstoi zoo eigen is. Ik schreef hem daarover en hij ant woordde, dat het niet het minst in zijne bedoeling lag, om door dit schrijven ook maar iemand te krenken, echter is hij te zeer doordrongen van de wetenschap dat deze conferentie weder een blinddoek zijn zal, die velen zich zelf en anderen voor de oogen binden zullen, om daardoor niet te zien de gevaren, die voortdurend het ontwikkelend leven des menschen bedreigen, dan dat hij zoude hebben kunnen zwijgen. Hij wil helpen, gaarne al diegenen, die aan de Conferentie of aan de beweging ten gunste hieraan deelnemen en deel nemen zullen, maar alleen oin hun de oogen te openen, waartoe ze zich z. i. begeven en het bedrog waarin ze zich verstrikken. J. K. VAN DEK VEER. Purleigh (Engeland), 8 April. iliöeid. Met groote ingenomenheid lazen wij in het jongste nommer van dit Weekblad het protest tegen rte uitsluiting van den Oran je- Vrijstaaten de Z.-Afrikaansche Republiek van het Vredes Congres. Zoo dat Congres aan de bedoeling zal beantwoorden, moeten bewijzen gegeven worden van menschenliefde, maar ook van zelfverloochening, en wat ziet men nu integendeel: nog- vóór de gedelegeerden bijeenkomen wordt er gekibbeld over de toelating niet alleen van deze Zuid-Afrikaansche Republieken, maar wat misschien nog erger is, poogt men zelfs den Heiligen Vader het recht te ontzeggen, om zijn stem te doen hooren, over het woord: »Vrede op aarde." Om over den vrede te kunnen en te mogen spreken, schijnt het volstrekt nood zakelijk over een zeker aantal troepen te beschikken; zonderlinge logica, daar men toch juist bijeenkomt, om aan dat trommengeroffel een einde te maken, of het althans tot een minimum te beperken. Strookt het met dat beginsel, wanneer wij opmerken, dat de meeste mogendheden, als inleiding tot de vredes-conferentie, hun oorlogsbudget hebben ... verhoogd! Zou de geheele beweging ten slotte op eene mystificatie uitloopen ? Naar de opvatting der idealisten die te hooge verwachting koesteren, zeker wel; doch ideale beginselen mogen de oogen niet doen sluiten voor de praktijk; aan uitsluiting van strijd, aan algeheele afschaf fing van strijders valt niet te denken, omdat wij menschen wij allen egoïsten zijn, en men dus van de staatkunde der meuschen geen volkomen uitsluiting van zelfzucht kan verwachten. Maar al leverde dit congres geen enkel practisch resultaat op wat ons zeker ontzettend zou tegen vallen dan toch zouden wij ons verheu gen, dat het vredebeginsel op den voorgrond is gesteld. Geene enkele regeering heeft den moed gehad te zeggen «nonsens; wij blijven immers toch vechten.'' Neen er werden en zullen nog meer woorden vernomen worden, die het verfoeielijke van den oorlog in het licht stellen. Nu mogen sommigen alleen tegen den oorlog gestemd zijn, omdat die operatie langzamerhand hunne finantieele krachten te boven gaat; door dit Vredes-Congres zal ook het besef meer algemeen doordringen,. dat de oorlog te onmenschelijk is, om deze nog langer in bescherming te nemen. De oorzaak van eiken oorlog moet evenwel gezocht worden in eigen belang; hoorde men de woorden: de schoolmeester heeft bij Sadowa overwonnen; meer van pas zou het zijn te zeggen, dat in onze dagen de koopman de wapens uitdeelt; door handels belangen worden de kanonnen geladen, de vloten uitgerust. Om dat anders te doen worden, moet zelfzucht bestreden worden; en nu is het zeker te betreuren, dat van sommige zijden al dadelijk blijken werden gegeven van, kleingeestigen naijver. Tot zoover gaan wij met het protest mede. Maar is het nu juist gezien, om in die teruggehouden uitnoodiging eene vernede ring van ons Vaderland te zien; wij gelooven het niet. Indien de staat; die net congres binnen hare grenzen ontvangt, als het ware min of meer een presidium zou moeten aanvaarden, zou vermoedelijk die taak aan een der toongevenden in Europa z\jn _ toevertrouwd; juist omdat te voorkomen, is vermoedelijk de Keuze tot een der kleinere staten bepaald; en wij zijn er trotsch op, dat het vrije-vredelie vende Nederland daartoe is aangewezen. Volgt daar nu uit, dat de gastvrouw, die de uitnoodigingen rondzendt, daarvan ook de verantwoordelijkheid draagt??immers neen. Als Nederland de bedoelde uitslui ting betreurt, zou het dan een bewijs van verstandige staatkunde geven, door zich een min of meer beslissende stem toe te kennen ; een veto te doen hooren. Is het te verwachten, dat zulk een protest van overwegenden invloed zoude zijn; wij gelooven het niet. Meer dan vermoedelijk zal, bij de te houden besprekingen, het aantal geschil punten, legio blijken te zijn. Als ieder, die zich een ideaal ziet ont glippen, daaruit aanleiding zou meenen te moeten vinden, om zich aan de beraadsla gingen te onttrekken, dan zou zeer zeker de kans op welslagen, tot een bedenkelijk minimum worden teruggebracht. Ook wij hebben even als de redactie der Amster dammer een afkeer van onmannelijke gedweeheid; fierheid is een karakter eigenschap, die de zwakkere zich niet be hoeft te ontzeggen ; ieder Nederlander heeft het recht, over onwettige handelingen zijne meen ing te doen hooren; van dat recht wordt nog al ruim gebruik gemaakt; de mannen, die ons vaderland op het Congres vertegenwoordigen, zullen zeker niet in gebreke blijven, van dat recht voor zoo veel noodig op cordate, mannelijke wijze gebruik maken; zij zullen het doen wij zijn er zeker van op eene wijze die eerbied afdwingt; maar of de gastvrouw de Regeering verstandig zou hebben ge handeld^, een spaak in het wiel te steken, nog vóór dat het voertuig in beweging ia gebracht, dat schijnt ons twijfelachtig toe. De meen ing dat Nederland in het, bijzonder voor de belangen der Zuid-Air. Republieken in het strijdperk moet treden, is op den voorgrond getreden, omdat bijzondere waarde wordt gehecht aan de aanverwantschap tusschen de Hollanders in Nederland, en Hollanders in Zuid-Afrika. Die aanver wantschap is geworteld in de geschiedenis ; maar men hoede zich ook in dit opzicht voor overdrijving. De vriendschap bestaat, en zal naar wij hopen, blijven bestaan; maar bedriegen wij ons niet al te zeer, dan werd vooral in den laatsten tijd, meer de hand uit Holland toe gestoken, dan in Zuid-Afrika gegrepen. «Afrika voor de Afrikanen", dat werd meer en meer de leuze, in die zuidelijke gewesten. Wij zouden verkeerd doen, die zucht tot zelfstandigheid te veroordeelen; wie op eigen beenen staat, staat het stevigste; maar wel geeft die opmerking ons aanleiding, om de Stamverwantschap niet te zeer op te dringen. Wanneer onrecht wordt gepleegd, tegen over onze vrienden in Zuid-Afrika, dan past ons een woord van sympathie; dan verdient het overweging om langs diplomatieken weg, te trachten dat onrecht te herstellen; maar men gaat te ver, door aan te nemen, dat Nederland zich meer in het bijzonder gekrenkt moet gevoelen, omdat min of meer Hollandsch sprekende Afri kanen buiten gesloten worden van dit congres en wel in die mate, dat wy dien tengevolge als het ware niet zouden kunnen nalaten, een toon yan gezag aan te nemen, waardoor denkelijk weinig ver kregen, wellicht veel verloren zou worden. Als gevoelsuiting kunnen wij het protest waardeeren, als een practische wenk tot han delen, mist het ons inziens waarde. Groote etaatsmanswijsheid zal worden vereischt. om op het Congres de klippen der overgevoelig heid te ontzeilen. De Nederlandsche Regeering, de gast vrouw, zou verkeerd gedaan hebben, recht reeds bij het binnenstoomen der haven op de klippen der overgevoeligheid te sturen. F. H. BOOGAARD. Zeker zouden ook wij »met groote inge nomenheid" dit blijk van tympathie met ons protest hebben ontvangen, indien het ons maar gegeven ware, de groote inge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl