Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1139
nomenheid van den heer Bogaard te be
grijpen. Immers, juist ons protest, keurt
Ey ten stelligste af, want er bestaat z.i.
in het geheel geen reden tot protest.
Als gevoelsuiting wil de kolonel een
protest laten gelden, maar .... deze ge
voelsuiting mag niet toteenige daad leiden;
en wat is nu een gevoelsuiting op zich
zelf, een gevoelsuiting, die dan eerst nog
wordt omschreven als: een yekibbel over
de toelating" van de Oranje Vrijstaat en
de Transyaal.
Waarlijk met deze «hooge ingenomenheid"
z\jn we ietwat verlegen.
Intusschen schijnt de kolonel, zonder
Engeland te noemen, Engeland toch de
schuld te geven van de uitsluiting der Z.
Afr. Republiek: »de koopman deelt de
wapens uit," en de koopman is in B's oogen
de verpersoonlijking van de zelfzwht;_ die
zelfzucht was de bron van kleingeestigen
naijver Hot zoo ver gaat hij mede met
het protest." Doch Engelands zelfzuchtig
optreden, heeft z. i. niet geleid tot een ver
nedering van ons vaderland.
M. a. w. dat Nederland's Koningin, om
Engeland te behagen, Oranje Vrijstaat en
de Z. Af. R. heeft moeten voorbijgaan,
deert hem niet. De Koningin doet volgens
hem alleen het werk van brieyen besteller,
mede'VeranliüOO'rdelyk was zij niet. Maar
dan heeft de heer Bogaard den
uitnoodigingsbrief slecht gelezen, en al had hij
niet slecht gelezen, bracht de waardigheid
van eenige mogendheid het dan mee, voor
den Czaar als ooodschappenloopster dienst
te doen ?
Nederland, zoo meenen wij, had behooren
te weigeren zulk een vernederende rol te
spelen. Maar, zegt de Kolonel: wil
Nederland een veto doen hooren, is het te
verwachten dat zulk een protest van over
wegenden invloed kan zijn ?
Welk een verwarring van denkbeelden!
Als Nederland geweigerd had de vernede
rende rol te vervullen, zou de
vredesconferentie elders bijeen komen.
Aandevredesconferentie waarvan de heer Bogaard
blykbaar ook niet bijster veel verwacht
zou hierdoor niets veranderd zijn. Maar
Nederland had zich in dit geval niet te
schamen over zijn houding, het had zijn
stam- en taalgenooten niet opgeofferd aan
de ijdele reclame om in den Haag in
het oude huis ten Bosch met zijn histo
rische herinneringen, een conferentie huis
vesting te verleenen, die van zijn lafheid
getuigt.
«Wanneer onrecht wordt gepleegd, tegen
over onze vrienden in Zuid-Afrika" dan
wil de kolonel een woord van sympathie
spreken.
Alsof wat, in naam van Neerlands Konin
gin, thans die beide republieken, wordt aan
gedaan, geen onrecht ware!
Schrijft zoo iets een kolonel? Een mili
tair, die zich-zelf toekent fierheid, en afkeer
van pnmanlijke gedweeheid?
Wie moest gevoeliger zijn voorde natio
nale eer rechtstreeks en zijdelings bjj
deze zaak betrokken dan de man, die
trouw heeft gezworen aan Vaderland en
Vorst ?
Is dan alle besef van waardigheid als
natie er bij ons uit?
Wij herhalen wat wij schreven in ons
vorig opstel: »Neerland's eer en de
Beaufort!
De geschiedenis met den Parijschen cor
respondent van het Handelsblad ligt nog
versch in het geheugen. Hanotaux had
gesproken en gezant en minister bogen . .
even later bracht H. M. zelfs aan Hanotaux
den »Leeuw." Hoe past hierbij hetgeen
thans gebeurd is ! »De Beaufort stelt zich
verantwoordelijk als minister, voor het
passeeren van Oranje Vrijstaat en Transvaal,
bij een uitnoodiging aan de beschaafde en
zelfs aan onbeschaafde mogendheden, ge
richt door H. M. de Koningin."
En nu zal zelfs een kolonel dezen minister
in bescherming nemen, als ware die Exc.
een niet-verantwoordelyk regeeringspersoon,
Een minister, die tot tweemaal toe met zijn
verantwoordelijkheid een opspraak verwek
kende daad, die in naam van H. M. de
Koningin uitging, heeft gedekt. Zulk een
minister behoort niet op de plaats die hij
inneemt; hij is een gevaar voor ons land.
Hier is geen sprake, gelijk de heer Bogaard
het wil doen voorkomen van overgevoelig
heid, maar eenvoudig van een behoud onzer
nationale waardigheid, welke ons Neder
landers, indien wij niet eene iiation teinte
zijn, behoort ter harte te gaan.
Daarom herhalen wij ons advies:
»Vóór de vredesconf'erentie hier bijeen
komt, zij daar, waar dat past, d. i. in het
parlement, ten krachtigste uitgesproken,
zóó dat Oranje-Vrijstaat en Transvaal het
hooren, en geheel Europa het wete, dat
Nederland zijn Regeering in deze des
avoueert; dat ons volk nog hart heeft voor
de stam- en taalgenooten, die hun onaf
hankelijkheid verdedigden in vaak
moeielijken strijd, en, evenals Nederland zelf',
haar willen trachten te behouden, getrouw
aan het wapendevies der Oranjes: »Je
Maintiendrai." "
Hiermee verliest die conferentie niets
maar voor ons zelf, tegenover de Z.-Afr.
Republieken en de overige mogendheden,
blijft onze eer ongerept.
Red.
Presitot Mac Kinley's lans op
De presidenten van de Vereenigde Staten
?worden voor den tijd van slechts vier
jaren benoemd, en daar talrijke verkie
zingen voor Wetgevende lichamen met die
voor het presidentschap in rechtstreeksch
verband staan, wordt de verkiezings
campagne bijna zonder ophouden gevoerd.
Hoewel het slechts bij uitzondering ge
beurt, dat een president na afloop van
den vierjarigen termijn wordt herkozen,
is dit toch niet door de grondwet ver
boden, en dus verkrijgt iedere kritiek op
het regeeringsbeleid van den president in
functie eenigszins het karakter van eene
verkiezings-agitatie. Vooral tegenwoordig
is dit het geval, daar de staatkunde der
Republiek, onder leiding van Mac Kinley,
na den oorlog met Spanje geheel nieuwe
banen heeft ingeslagen.
Twee incidenten verdienen in dit ver
band bijzonder de aandacht : vooreerst de
bijeenkomst der republikeinsche leiders op
Jekyll-eiland in Georgië, en in de tweede
plaats het conflict, dat onstaan is tusschen
den vroegeren candidaat der democraten
voor het presidentschap, den heer Bryan,
en de groote democratische organisatie in
de Oostelijke Staten, Tammany-Hall.
Bij de bedoelde vergadering verschenen
de president Mac Kinley, de vice-president
Hobart, en de leider van het republikein
sche nationaal-comité, Senator Hanna.
Ook de voorzitter van het
Representantenhuis, de heer Eeed, was verschenen,
doch hij weigerde deel te nemen aan de
beraadslagingen en vertrok zeer spoedig.
Algemeen wordt dit opgevat als eene de
monstratie tegen president Mac Kinley,
althans tegen diens herkiezing. De heer Reed
is namelijk weinig ingenomen met de an
nexatie-politiek, die, vooral op de
Philippijnen, tot zoo groote moeielijkheden aan
leiding heeft gegeven, en deze meening
wordt door een goed deel van Mac
Kinley's republikeinsche partijgenooten gedeeld.
Zelfs de «overwinningen", door de Ameri
kanen op de Filipinos behaald, wekken
geen geestdrift meer. Allen, die geen
verstokte Jingoes zijn, stuit het tegen de
borst, dat Amerikaansche troepen worden
gebruikt om een volk te bedwingen, dat
zijne onafhankelijkheid verdedigt. De
caricatuur uit Jugend, die wij elders in dit
blad reproduceeren, geeft waarschijnlijk
een niet onjuist beeld van den toestand.
Een der invloedrijkste politici van de
Vereenigde Staten, de heer Seth Low,
die als gedelegeerde van de Amerikaan
sche regeering op de Haagsche
vredesconferentie zal verschijnen, heeft nog on
langs in een rede, door hem op den ge
boortedag van Washington gehouden, ge
waarschuwd tegen het chauvinisme, dat
zoo weinig in overeenstemming is met de
traditiën en de idealen der groote Repu
bliek. En stemmen als de zijne verme
nigvuldigen zich van dag tot dag.
In gelijken geest werken de nieuwe
onthullingen over de meer dan ergerlijke
tekortkomingen bij de verzorging en ver
pleging van het Amerikaansche leger ge
durende den oorlog De militaire com
missie, aan welke een onderzoek van deze
schandalen is opgedragen, heeft in de
vorige maand ontdekt, dat van maden
wemelend, bedorven vleesch in groote hoe
veelheden is verwerkt om in bussen als
voedingsmiddel voor de troepen te dienen.
In honderden van bussen vond men doode
maden, en toch was de verderfelijke in
houd vóór de vulling door een
regeeringsinspecteur onderzocht en goedgekeurd. Bij
zulk eene «verpleging" kan het ongehoord
groote aantal van zieken waarlij K geen
verbazing wekken. De toch reeds zoo
impopulaire minister van oorlog Alger
werd, na deze ontdekking, overal waar
hij zich vertoonde ontvangen met de kre
ten : »Yah, yali, leef, beef!" En toch
wordt hij door den president gehandhaafd,
want hij is een beschermeling van Senator
Hanna, en deze laatste heeft de verkiezing
van Mac Kinley «gemaakt."
Of de kansen van den tegen-candidaat
Bryan thans beter staan dan voor twee
en-een-half' jaar is nog de vraag. Bryan
is nog steeds de »zilverman" en staat als
zoodanig lijnrecht tegenover de invloed
rijke partij der goud -democraten. Maar
deze laatsten weten zeer goed, dat de
Senaat nog voor minstens vier jaren eene
krachtige meerderheid heeft van aanhan
gers van den gouden standaard, en dat
dus Bryan's denkbeelden niet de minste
kans hebben om de noodige wettelijke
sanctie te krijgen. Bryan houdt echter
vast aan het platform (program) van
Chicago, en weigerde daarom deel te nemen
aan het diner, dat door Tammany-Hall,
zooals gewoonlijk, ter eere van de nage
dachtenis van Jefferson zou worden ge
geven. Er is nu een diner en tege
lijkertijd een «contra-diner" gegeven,
op welk laatste Bryan optrad. Het eerste
kostte 10 dollars per hoofd, het laatste.
slechts n : een typisch verschil.
Volgens telegrafisch bericht heeft Bryan
inderdaad op het contra-diner gespro
ken, en daarmede zijn verkiezingscam
pagne geopend. De hoofdinhoud van zijne
rede was een heftig protest tegen het
samengaan met Engeland, en dit protest
heeft ongetwijfeld bij zeer velen instem
ming en bijval gevonden.
Alles te zamen nemende, kan men niet
zeggen, dat president Mac Kinley's kansen
op herkiezing in de laatste maanden ver
beterd zijn.
«niniiiiiiiiiiiiiliiiiiiiniiimiiiiiiiiii ...... iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiini
Sociale,
iiiniiMiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiniiHiiiiHiiiiim
De ongevallenwet en ie industrie.
Dat de Minister van Waterstaat, Handel
en Nijverheid, de heer Lely, veel pleizier
beleeft van de door hem voorgestelde
wetten met sociale strekking kan men
nu juist niet beweren. Het wetsontwerp op
de ongevallenverzekering in de eerste plaats
en vervolgens dat op de arbeids- en rust
tijden ondervinden zoovele bezwaren van
verschillende kringen van het
nederlandsche volk, dat ook de toeschouwende leek
wel den indruk moet krijgen, dat er inder
daad toch wel iets aari die wetten hapert
en moet. En inderdaad is dat ook het geval.
Vooral het wetsontwerp op de
verzpkerlng tegen ongevallen, welks inhoud
wij l.ij (ien lezt-r hekend achlen, verwekte en
verwekt nog tal van protesten, niettegen
staande dit reeds »eene tweede verbeterde
uitgave" van een vroeger ontwerp van het
voorgaande ministerie is, en niettegen
staande in dat eerste ministerieele werk
reeds vele en daaronder eenige belangrijke
en goede wijzigingen waren aangebracht.
Men kent zijne geschiedenis: vervaardigd
en voorgesteld door den minister van wa
terstaat in het kabinet van Houten, door
den heer van der Sleyden, werd het ontwerp
na het aftreden van dat kabinet, tegelijk
met eenige andere, die aanhangig waren,
door het opvolgende ministerie, het tegen
woordige kabinet-Pierson met eenige kleine
wijzigingen weder ingediend, welke wijzi
gingen echter niet bepaald strekten om dat
legislatieve product beter te maken.
Al spoedig na zijne indiening werd met
het ontwerp natuurlijk de gewone weg in
geslagen, werd het in de afdeelingen onder
zocht. Als resultaat van dit onderzoek
verscheen toen het zeven-en-veertig pagina's
groote «vporloopige verslag", dat den mi
nister, (of eigenlijk den ministers, daar het
ontwerp formeel van de ministers van
waterstaat, van justitie en van financiën uit
gaat, inderdaad echter als een geesteskind
van eerstgenoemden moet worden beschouwd)
weder zijne memorie van antwoord ontlokte,
welke van een geducht herzien ontwerp
was vergezeld.
Het is niet onwaarschijnlijk, dat de wet
alsnu weldra van de Tweede Kamer haar
beslag zou hebben gekregen, indien de
heeren Stork, de bekende ijzerfabrikanten
te Hengelo, niet de industrieele gemoederen
in den lande hadden wakker geschud, door
in een uitvoerig adres aan de Tweede
Kamer ernstige bezwaren tegen het voor
gestelde ontwerp aan te voeren. De firma
gebrs. Stork stelde voorop, dat zij het feit
van het voorstellen eener wet op de ver
zekering tegen ongevallen van harte toe
juichte, eene betuiging waaraan geen
twijfel mogelijk was, waar de heeren Stork
reeds sedert vele jaren hun personeel tegen
de geldelijke gevolgen van ongevallen
hebben verzekerd. Zij zouden echter de
invoering eener wet als de thans voorge
stelde ten zeerste betreuren, daar deze
onnoodig eenen zwaren druk op de
indusstrieelen zou leggen. De firma bewijst dan
met duidelijk sprekende cijfers, dat zij, indien
het ontwerp wet werd, ruim 6 malen meer
aan premiën zouden moeten betalen dan
thans, dat zij nu / 900 per jaar betaalt,
terwijl de nieuwe wet ? COOO per jaar aan
premiën van haar zou vereischen, en zulks
terwijl de betrokkenen, de verzekerde werk
lieden, door de wet instede van in betere
in minder gunstige positie zouden worden
gebracht. Verder verwijten de heeren Stork
aan het ontwerp, dat het sedert jaren be
staande organisatiën als hunne ongevallen
verzekering en van zoovele andere werk
gevers vernietigt, terwijl zij bovendien de
wet ook daarom onvoldoende zouden achten
wijl personen, wier dagloon dat van ?4
overschrijdt buiten de verzekering zouden
vallen. Nog andere grieven werden door
genoemde firma aangevoerd, om ten slotte
kort aan te stippen, /zoenaar hare meening
het ontwerp het best zou kunnen worden
gewijzigd.
Slechts weinige dagen, nadat dit adres
zijne bestemming had bereikt, kwam een
tweede bij de Kamer in, ditmaal van de
heeren Van Marken en Waller, directeuren
der Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek
te Delft. Ook dezen juichten in beginsel
de indiening van het ontwerp toe, daar
ook zij sedert vele jaren reeds het personeel
hunner fabriek tegen ongevallen hebben
verzekerd.
Evenals de firma Stork betoogen echter
ook zij in een niet minder breedvoerig en
helder rapport, dat, indien dit ontwerp wet
zou worden, hunne onderneming jaarlijks
een belangrijk grooter bedrag aan premiën
zou moeten betalen dan thans, n.l. 300
pet. meer, terwijl de positie hunner arbeiders
ingeval van verwonding veel slechter in
stede van beter zou worden. Zeer terecht
wijzen zij op de groote leemte in het ont
werp, dat eerst na 3 weken de uitkeering
wil toepassen : 1) verreweg het meerendeel der
in hunne onderneming voorgekomen onge
vallen waren van veel korteren duur, zoodat
de getroffenen, ingeval de voorgestelde wet
reeds van kracht ware geweest in die
gevallen geen uitkeering hoegenaamd zouden
hebbeu genoten tenzij de onderneming
hen zou hebben ondersteund, hetgeen
echter bij een zóó hoog premiën bed rag, dat
de onderneming jaarlijks aan de
Rijksverzekeringsbank zou hebben moeten betalen,
haar niet goed mogelijk zou zijn geweest,
terwijl zij thans, volgens de aan de Ned.
Gist- en Spiritusfabriek bestaande regeling
van af den eersten dag het volle loon
genieten.
Vervolgens wezen de heeren Van Marken
en Waller op de onnauwkeurige definitiön,
welke het ontwerp geeft van ongeval, van
loon enz., welke zonder twijfel tallopze
malen tot verschillen zullen aanleiding
geven; op de hoogst gebrekkige bepaling,
dat personeel, werkzaam bij het bouwen
in eigen beheer, d. w. z. ambachts
lieden in dienst van iemand, die het
bouwen niet als bedrijf' uitoefent, niet
tegen ongevallen verzekerd zouden zijn,
hetgeen talrijke teleurstellingen na zich
zou sleepen; en ten slotte eindigen ge
noemde adressanten ook hun adres met
het geven van eenige vingerwijzigingen,
welke aan het ontwerp ten goede zouden
kunnen komen.
Maar ziet, na dit adres volgden nog vele:
de eene industrieel na den andere wendde
zich met een meer of minder uitvoerig stuk
tot de Tweede Kamer ten einde zijne be
zwaren tegen het ontwerp kenbaar te maken.
Ongeveer een twintigtal adressen 2) van
gelijke strekking zijn thans reeds verzonden,
terwijl naar wij vernemen, nog andere in
voorbereiding zijn.
Men wachte zich er echter \vel voor, alle
deze «smeekschriften" op n lijn te stellen:
geenszins alle adressanten hebben de in
diening van het wetsontwerp, wat het daarin
neergelegde beginsel betreft, met vreugde
1) Het allereerste ontwerp sprak van eene
uitkeering na zes weken, notabene! Deze
bepaling vindt, evenals die van drie weken,
natuurlijk haren oorsprong in buitenlandsche
wetgevingen, die echter,?en dat zag de minister
l over het hoofd!?naast verplichte ongevallen
verzekering, ook verplichte ziekteverzekering
voorschrijven, welke de gewonden dus
gedurei de die eerhte zes. re^pectieu-'üjk drie wtken
ondersteunt.
begroet. Integendeel, men krijgt bij het lezen
van verschillende dier stukken sterk den
indruk, dat de gelegenheid, waarbij enkele
in de sociale beweging gunstig bekend
staande fabrikanten zich tegen het ontwerp
hebben verzet, door anderen gretig is aan
gegrepen om ook de gedwongen aanvaar
ding van het beginsel te ontduiken, eene
poging, welke hun waarschijnlijk toch wel
niet zal gelukken.Wanneer men b. v.in enkele
der adressen leest, dat de adressanten zich
bij verplichte verzekering op den voet als
wordt voorgesteld, niet langer verplicht
achten.de door een ongeval getroffen werklie
den zooveel mogelijk te ondersteunen in het
verdienen van hun brood, hetgeen tot nu
toe steeds werd gedaan, zoo maakt dit veel
meer den indruk eener bedreiging dan van
een uit den aard der zaak toejuichen van
het door den minister genomen initiatief.
Doch hoe dit zij, het is in ieder geval
zeer wenschelijk, dat door de Regeering
met alle ernst nota worde genomen van de
vele en velerlei bezwaren, welke tegen het
meergenoemde wetsontwerp van zoovele en
verschillende zijden zijn ingebracht, en
zonder twijfel zal de Regeering ook niet
nalaten zulks te doen. Er valt voor haar
echter nog iets anders te leeren uit deze
steeds aangroeiende beweging, welke tegen
dit deel van haren socialen arbeid, dat
inderdaad toch zeker niet het belangrijkste
kan worden genoemd van de sociale wetten,
welke wij van haar hopen en verwachten,
is ontstaan. Wij vertrouwen nl. dat het
voor dezen minister of zijne opvolgers eene
vingerwijzing moge zijn, in de toekomst bij
het samenstellen van sociale wetten, zich
niet meer uitsluitend de hulp te verzekeren
van rechtsgeleerde ambtenaren, hoe bekwa
men onder deze ook mogen zijn, doch vóór
alles de adviezen in te winnen, van hen,
die in de eerste plaats bij de wet zullen zijn
betrokken, van de werklieden zoowel als
van de patroons. Met het thans voorge
stelde wetsontwerp toch werd slechts een
der eerste stappen, en daarbij nog, zoo
als ook door de firma van Kempen
werd opgemerkt, een zeer bescheiden stap
op 't gebied der sociale wetgeving gezet,
en het ia dus zaak, dat de industrie ge
waarborgd worde, dat haar geen zwaarder
lasten dan noodig zijn, worde opgelegd.
Van mér dan n zijde is den
rekwesteerenden industrieelen verweten, dat zij
niet vroeger hunne adressen hebben inge
diend. Het Vaderland b v. en ook de redac
teur van het Sociaal Weekblad, benevens
verschillende andere bladen spraken zich
in dien zin uit. Zulk een verwijt achten
wij echter uiterst onbillijk, in de eerste
plaats wijl het alleszins verklaarbaar en
zelfs te prijzen valt, dat die industrieelen
zoo lang mogelijk hebben afgewacht, of de
Regeering zelve niet de door hen geop
perde bezwaren zou gevoelen (te meer, dat
het ontwerp herhaalde malen aan een ernstig
onderzoek werd onderworpen) en in de
tweede plaats, wijl van groot-industrieelen,
wier eigen drukke werkzaamheden hen reeds
zoozeer vervult, niet gevergd kan worden,
dat zij zelve het initiatief' ertoe nemen den
wetgevenden arbeid der regeering te contro
leeren, en dezen te toetsen aan de belangen
der industrie. Dat is de taak der regeering
zelve en waar zij zelve niet de noodige
wetenschap omtrent bepaalde industrieën
bezit, daar is het zaak, dat zij der zake
kundigen raadplegen. Niet de industrieelen
moeten advies geven, doch de regeering moet
hun advies vragen: alleen dan is vlugge
en goede wetgeving mogelijk.
Niet alleen echter, dat het verwijt ver
nomen werd, omtrent het late tijdstip waarop
de adressen werden ingediend, maar sommi
gen gaan zelfs verder, en werpen op de adres
santen de schuld, indien het ontwerp in
dit zittingsjaar niet meer zal kunnen worden
afgehandeld. Doch zelfs indien dit zoo
ware, zelfs indien de ongevallenverzekering
nog enkele jaren zou moeten worden uit
gesteld, tengevolge van de ingediende
adressen, ook mag die over gene industri
eelen geen afkeuring worden uitgesproken
Men heeft uit al hetgeen aan de herziening
der bepalingen omtrent revisie in straf
zaken is voorafgegaan, voldoende kunnen
opmaken, wat al dringen vereischt wordt, om
eene verbetering in eenige wette verkrijgen,
en daarom meenen wij, hoe warm wij ook uit
breiding en spoedige uitbreiding van onze
sociale wetgeving wenschen, dat geen wet ver
boven eene slechte wette verkiezen is.'Instede
derhalve van afkeuring verdienen de indus
trieelen, die, de dringende noodzakelijkheid
eener wettelijke regeling der ongevallen
verzekering erkennende, en deze hunne over
tuiging ook reeds daadwerkelijk getoond
hebbende, zoo wakker op hunne post waren
om de industrie in het algemeen voor onnoo
dig zware offers te behoeden, een warm woord
van hulde voor hun initiatief. Dat anderen,
principieele tegenstanders van zulk eene
wettelijke regeling tevens van deze gelegen
heid gebruik hebben ge., aakt, aan hun
beklemd gemoed lucht te geven, doet niets
ter zake. Hoofdzaak is, dat de wet, welke
wij wenschen, goed en billijk zij, en dat zij
niet het gevaar doe ontstaan, door haren
OHHOOö'j'ö'zwaren druk, van principieel warme
voorstanders van sociale wetten, om prak
tische redenen hardnekkige tegenstanders
te maken.
iet ia de
Delft.
Dr. J. C. E.
2) Adressen werden verzonden door: Gebr.
Stork, Ned. Gist- en Spiritusfabriek, Kamer
van Koophandel in Twente, id. te Tilburg,
Staatsspoorwegmaatschappij,
Werkliedenvereeniging de Schelde, Melkproductenfabriek
»Hollandia", Vereen, van Fabrikanten in Twente,
P. Regout, firma van Kempen, Vereen, van
Beetwortelsuikerfabrikanten, Ned. Drukkersbond,
Alg. Ned. Werkliedenverbond, Patroonsvereen.
»Boaz", Venendaalsche en Hilversumsche Stoom
spinnerijen en Weverijen, Bierbrouwerij »De
Gekroonde Valk", Centraalspoorwegmaatsch.
de Hollandsche Spoorwegmaatschappij en de
firma C. J. van Houten en Zoon te Weesp,
welke laatste adressant echter te kennen geeft
met den hoofdinhoud van het ontwerp zeer
ingenomen te zijn, en slechts enkele kleine
wijzigingen wenschelijk acht.
Voor hunnen laatsten avond in dit seizoen
hadden ,de Bohemers" hun intrek genomen in
de groote zaal van het Concertgebouw. Een
talrijk publiek woonde de uitvoering bij. Het
speet mij dat ik niet zoo vroeg aanwezig heb
aiogen zijn om het F-dur quartet van Beet
hoven op. 59 te kunnen genieten.
In het vorige seizoen heb ik dat. quartet
door deze in ieder opzicht excellente kunste
naars hooren. vertolken, op een wijze die aan
het wonderbaarlijke grenst en vooral het lang
zame gedeelte heeft toen eene zeldzame emotie
bij mij teweeg gebracht. Ook thans weder moet
het Adagio enormen indruk gemaakt hebben.
Smetana heeft een zwaren stand als zijn
quartet »aus meinem Leben" onmiddellijk na
eethoven's meesterwerk wordt uitgevoerd.
Indien het dan ook niet zoo warm en vol leven
werd weergegeven als zulks feitelijk door zijne
landgenooten geschiedt, zou men over het
algemeen, geloof ik, het werk niet zoo sympa
thiek gezind zijn als thans.
De avond werd besloten met het C-dur
quintet van Schubert op. 163, waarin de tweede
celio-partij door onzen Heer Mossel gespeeld.
werd.
In de eerste twee deelen van dit quintet
toont Schubert zich evenknie der groote mees
ters uit de klassieke kamermuziek-periode.
Buitengewoon melodieus als steeds, en in een
door en door nobelen stijl is, in het eerste
Allegro het thematisch materiaal verwerkt. Hoe
schoon b.v. is het tweede thema door de beide
violoncellen aangeheven en hoe sierlijk en smaak
vol werd dit door de heeren Wihan en Mossel
gespeeld.
Maar vooral in het Adagio bereikte de
klankschoonheid haar toppunt.
Het is eenvoudig niet verrukkelijker denkbaar
die aanhef door 2e viool, alt en cello in lang
getrokken driestemmige accoorden en het zuch
tend motiefje van de eerste viool, door den
Heer Hoff.nan gespeeld met een teederheid,
die ieders gemoed gevangen hield, terwijl
de tweede cello in korte pizzicati de harmo
nie nog duidelijker accentueert. Hier was
Schubert op zijn schoonst en de uitvoering
zijner geheel waardig. Ondanks het mooie Trio,
staat toch het Scherzo niet op dezelfde groote
hoogte en evenmin het Finale, waarin het
zangrijke tweede thema niet in staat is het woelige
en drukke* van het geheel weg te denken.
Groot en welverdiend was het succes der
vier meesters uit Bohème; een succes waarin
zij den heer Mossel gracieuseiijk en terecht
lieten deelen. Ik heb het reeds vroeger gezegd
zij zijn blijkbaar gaarne hier in Amsterdam, maar
ook wij brengen hun om strijd onze hulde voor
het buitengewoon artistieke genot, dat zij ons
bij voortduring verschaffen. Zij zullen ons steeds
welkome gasten blijven!
Op twee achtereenvolgende Woensdagen heeft
de heer Dan. de Lïage ia de kleine zaal van
het Concertgebouw voordrachten gehouden, met
medewerking van mejuffrouw M. Landtéaan
de piano, over muziek-theorie en voordrachts
leer. Tot mijn spijt kon ik mij deze avonden
niet onder het gehoor van den heer De Lange
stellen, daar ik» mijne Woensdagavonden niet
ter mijner beschikking heb. Ik las echter dat
de heer De Lange stenographische verslagen
heeft laten opmaken over het door hem behan
delde en over het debat dat hij daarover heeft
uitgelokt en dat die verslagen in druk zullen,
verschijnen. Ten zeerste juich ik het toe dat
over belangrijke vraagstukken gedachtewisselin
gen gehouden worden, maar nog meer juich ik
het toe, dat die in druk verschijnen, want be
langrijke theorieën of uitspraken wil men lezen
en herlezen, en het gesproken woord vervliegt,
terwijl het geschreven woord blijft!
Voorts heb ik nog te refereeren over eene
amusante soiree, die door mej. Cath. v. Rennes
uit Utrecht gegeven werd den 7en dezer in.
Odéan. Mej. v. Rennes bewees op nieuw hoe
geestig zij kinderen weet bezig te houden, niet
alleen door haar zeldzaam talent als componiste,
maar ook door haar persoonlijk optreden; want
de kinderen, en die vormden het grootste con
tingent van het auditorium, hingen aan hare
lippen, niet alleen bij het alleraardigste sprookje
,In de Muizenwereld" een charmant verhaal
van Agathe Suellen, waarbij Cath. v. Rennes
illustreerende muziek heeft geschreven, maar
ook bij de //praatjes uit het roode boekje." Dat
roode boekje speelt een groote rol in het leven
der kleinen, die bij mej. v. Rennes hunne mu
zikale opleiding genieten. Het bevat allerlei
gedichtjes die door de leerlingen uitgedacht zijn
en waarbij dan door de gevierde leermee
steres ,,wijsjes" zijn gemaakt. Men moet de
versjes hooren voorlezen en die wijsjes door de
componiste hooren zingen om te kuuneu
beseHen hoeveel talent ook hierin Mej. v. Rennes
aan deu dag gelegd heeft. Maar niet minder
wil ik er ook op wijzen welk een enorm opvoe
dende kracht er uitgaat van het muziekonder
wijs, dat Mej. v. Reunes op die wijze aan hare
leerlingen verstrekt.
Donderdagavond werden in het Concertgebouw
uitgevoerd een Poême sympbonique" van ouzen
te Luik gevestigdeu landgenoot Karel Smulders
en » Hymne" van Diepenbrock. In het volgende
nummer kom ik op deze werken terug.
Correspondentie. Den Heer J. G. H. v. R.
te Rotterdam. Gij vraagt wat eigenlijk de
Musik zu Peer Gynt" is een soort opera,
zangspel, melodrama, of slechts symphouische
Diclitungen naar aanleiding van Ibsen's drama.
Gedeeltelijk wordt die vraag door uzelven reeds
beantwoord; als gij spreekt, van 2e suite. Inder
daad, de eenige mu/.iek die voor Ibsen's Peer
Gynt van Edward Grieg bestaat, is zijn opus
40 (eerste suite) bevattende l Morgenstimmuiig,
2 Ase's Tod, 3 Anitra's Tanz. 4 In der Halle
des Bergkónigs en opus 55 behelzende l
Der Brautraub (lagrid's Klage) S Arabischer
Tanz, 3 Peer Gynt's Heimkehr en 4 Solvejgs
Lied.
Dit laatste, op de woorden,, Der Winter mag
scheiden, der Frühling vergehn" komt niet voor
in Peer Gynt, maar is door Ibsen apart gedicht;
het is Solvejg in den mond gegeven op het
oogeublik dat Peer Gynt haar achterlaat in de
hut, midden in 't woud na de scène met de
oude vrouw en den misvormden knaap. Later is
het door Grieg in zijne tweede suite opgenomen;
beide suiten leveren overigens met befniking
tot, het drama geene aaneengeschakelde reeks
tafereel? op.
Wat nu betreft de muziek voor Ase's dood,
zooals u misschien bekend is, moet men
l'eer-Gynt beschouwen als een Uebcr-Phaiitast,
een haiye waanzinnige, die alles in werkelijkheid