De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 23 april pagina 2

23 april 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1139 nomenheid van den heer Bogaard te be grijpen. Immers, juist ons protest, keurt Ey ten stelligste af, want er bestaat z.i. in het geheel geen reden tot protest. Als gevoelsuiting wil de kolonel een protest laten gelden, maar .... deze ge voelsuiting mag niet toteenige daad leiden; en wat is nu een gevoelsuiting op zich zelf, een gevoelsuiting, die dan eerst nog wordt omschreven als: een yekibbel over de toelating" van de Oranje Vrijstaat en de Transyaal. Waarlijk met deze «hooge ingenomenheid" z\jn we ietwat verlegen. Intusschen schijnt de kolonel, zonder Engeland te noemen, Engeland toch de schuld te geven van de uitsluiting der Z. Afr. Republiek: »de koopman deelt de wapens uit," en de koopman is in B's oogen de verpersoonlijking van de zelfzwht;_ die zelfzucht was de bron van kleingeestigen naijver Hot zoo ver gaat hij mede met het protest." Doch Engelands zelfzuchtig optreden, heeft z. i. niet geleid tot een ver nedering van ons vaderland. M. a. w. dat Nederland's Koningin, om Engeland te behagen, Oranje Vrijstaat en de Z. Af. R. heeft moeten voorbijgaan, deert hem niet. De Koningin doet volgens hem alleen het werk van brieyen besteller, mede'VeranliüOO'rdelyk was zij niet. Maar dan heeft de heer Bogaard den uitnoodigingsbrief slecht gelezen, en al had hij niet slecht gelezen, bracht de waardigheid van eenige mogendheid het dan mee, voor den Czaar als ooodschappenloopster dienst te doen ? Nederland, zoo meenen wij, had behooren te weigeren zulk een vernederende rol te spelen. Maar, zegt de Kolonel: wil Nederland een veto doen hooren, is het te verwachten dat zulk een protest van over wegenden invloed kan zijn ? Welk een verwarring van denkbeelden! Als Nederland geweigerd had de vernede rende rol te vervullen, zou de vredesconferentie elders bijeen komen. Aandevredesconferentie waarvan de heer Bogaard blykbaar ook niet bijster veel verwacht zou hierdoor niets veranderd zijn. Maar Nederland had zich in dit geval niet te schamen over zijn houding, het had zijn stam- en taalgenooten niet opgeofferd aan de ijdele reclame om in den Haag in het oude huis ten Bosch met zijn histo rische herinneringen, een conferentie huis vesting te verleenen, die van zijn lafheid getuigt. «Wanneer onrecht wordt gepleegd, tegen over onze vrienden in Zuid-Afrika" dan wil de kolonel een woord van sympathie spreken. Alsof wat, in naam van Neerlands Konin gin, thans die beide republieken, wordt aan gedaan, geen onrecht ware! Schrijft zoo iets een kolonel? Een mili tair, die zich-zelf toekent fierheid, en afkeer van pnmanlijke gedweeheid? Wie moest gevoeliger zijn voorde natio nale eer rechtstreeks en zijdelings bjj deze zaak betrokken dan de man, die trouw heeft gezworen aan Vaderland en Vorst ? Is dan alle besef van waardigheid als natie er bij ons uit? Wij herhalen wat wij schreven in ons vorig opstel: »Neerland's eer en de Beaufort! De geschiedenis met den Parijschen cor respondent van het Handelsblad ligt nog versch in het geheugen. Hanotaux had gesproken en gezant en minister bogen . . even later bracht H. M. zelfs aan Hanotaux den »Leeuw." Hoe past hierbij hetgeen thans gebeurd is ! »De Beaufort stelt zich verantwoordelijk als minister, voor het passeeren van Oranje Vrijstaat en Transvaal, bij een uitnoodiging aan de beschaafde en zelfs aan onbeschaafde mogendheden, ge richt door H. M. de Koningin." En nu zal zelfs een kolonel dezen minister in bescherming nemen, als ware die Exc. een niet-verantwoordelyk regeeringspersoon, Een minister, die tot tweemaal toe met zijn verantwoordelijkheid een opspraak verwek kende daad, die in naam van H. M. de Koningin uitging, heeft gedekt. Zulk een minister behoort niet op de plaats die hij inneemt; hij is een gevaar voor ons land. Hier is geen sprake, gelijk de heer Bogaard het wil doen voorkomen van overgevoelig heid, maar eenvoudig van een behoud onzer nationale waardigheid, welke ons Neder landers, indien wij niet eene iiation teinte zijn, behoort ter harte te gaan. Daarom herhalen wij ons advies: »Vóór de vredesconf'erentie hier bijeen komt, zij daar, waar dat past, d. i. in het parlement, ten krachtigste uitgesproken, zóó dat Oranje-Vrijstaat en Transvaal het hooren, en geheel Europa het wete, dat Nederland zijn Regeering in deze des avoueert; dat ons volk nog hart heeft voor de stam- en taalgenooten, die hun onaf hankelijkheid verdedigden in vaak moeielijken strijd, en, evenals Nederland zelf', haar willen trachten te behouden, getrouw aan het wapendevies der Oranjes: »Je Maintiendrai." " Hiermee verliest die conferentie niets maar voor ons zelf, tegenover de Z.-Afr. Republieken en de overige mogendheden, blijft onze eer ongerept. Red. Presitot Mac Kinley's lans op De presidenten van de Vereenigde Staten ?worden voor den tijd van slechts vier jaren benoemd, en daar talrijke verkie zingen voor Wetgevende lichamen met die voor het presidentschap in rechtstreeksch verband staan, wordt de verkiezings campagne bijna zonder ophouden gevoerd. Hoewel het slechts bij uitzondering ge beurt, dat een president na afloop van den vierjarigen termijn wordt herkozen, is dit toch niet door de grondwet ver boden, en dus verkrijgt iedere kritiek op het regeeringsbeleid van den president in functie eenigszins het karakter van eene verkiezings-agitatie. Vooral tegenwoordig is dit het geval, daar de staatkunde der Republiek, onder leiding van Mac Kinley, na den oorlog met Spanje geheel nieuwe banen heeft ingeslagen. Twee incidenten verdienen in dit ver band bijzonder de aandacht : vooreerst de bijeenkomst der republikeinsche leiders op Jekyll-eiland in Georgië, en in de tweede plaats het conflict, dat onstaan is tusschen den vroegeren candidaat der democraten voor het presidentschap, den heer Bryan, en de groote democratische organisatie in de Oostelijke Staten, Tammany-Hall. Bij de bedoelde vergadering verschenen de president Mac Kinley, de vice-president Hobart, en de leider van het republikein sche nationaal-comité, Senator Hanna. Ook de voorzitter van het Representantenhuis, de heer Eeed, was verschenen, doch hij weigerde deel te nemen aan de beraadslagingen en vertrok zeer spoedig. Algemeen wordt dit opgevat als eene de monstratie tegen president Mac Kinley, althans tegen diens herkiezing. De heer Reed is namelijk weinig ingenomen met de an nexatie-politiek, die, vooral op de Philippijnen, tot zoo groote moeielijkheden aan leiding heeft gegeven, en deze meening wordt door een goed deel van Mac Kinley's republikeinsche partijgenooten gedeeld. Zelfs de «overwinningen", door de Ameri kanen op de Filipinos behaald, wekken geen geestdrift meer. Allen, die geen verstokte Jingoes zijn, stuit het tegen de borst, dat Amerikaansche troepen worden gebruikt om een volk te bedwingen, dat zijne onafhankelijkheid verdedigt. De caricatuur uit Jugend, die wij elders in dit blad reproduceeren, geeft waarschijnlijk een niet onjuist beeld van den toestand. Een der invloedrijkste politici van de Vereenigde Staten, de heer Seth Low, die als gedelegeerde van de Amerikaan sche regeering op de Haagsche vredesconferentie zal verschijnen, heeft nog on langs in een rede, door hem op den ge boortedag van Washington gehouden, ge waarschuwd tegen het chauvinisme, dat zoo weinig in overeenstemming is met de traditiën en de idealen der groote Repu bliek. En stemmen als de zijne verme nigvuldigen zich van dag tot dag. In gelijken geest werken de nieuwe onthullingen over de meer dan ergerlijke tekortkomingen bij de verzorging en ver pleging van het Amerikaansche leger ge durende den oorlog De militaire com missie, aan welke een onderzoek van deze schandalen is opgedragen, heeft in de vorige maand ontdekt, dat van maden wemelend, bedorven vleesch in groote hoe veelheden is verwerkt om in bussen als voedingsmiddel voor de troepen te dienen. In honderden van bussen vond men doode maden, en toch was de verderfelijke in houd vóór de vulling door een regeeringsinspecteur onderzocht en goedgekeurd. Bij zulk eene «verpleging" kan het ongehoord groote aantal van zieken waarlij K geen verbazing wekken. De toch reeds zoo impopulaire minister van oorlog Alger werd, na deze ontdekking, overal waar hij zich vertoonde ontvangen met de kre ten : »Yah, yali, leef, beef!" En toch wordt hij door den president gehandhaafd, want hij is een beschermeling van Senator Hanna, en deze laatste heeft de verkiezing van Mac Kinley «gemaakt." Of de kansen van den tegen-candidaat Bryan thans beter staan dan voor twee en-een-half' jaar is nog de vraag. Bryan is nog steeds de »zilverman" en staat als zoodanig lijnrecht tegenover de invloed rijke partij der goud -democraten. Maar deze laatsten weten zeer goed, dat de Senaat nog voor minstens vier jaren eene krachtige meerderheid heeft van aanhan gers van den gouden standaard, en dat dus Bryan's denkbeelden niet de minste kans hebben om de noodige wettelijke sanctie te krijgen. Bryan houdt echter vast aan het platform (program) van Chicago, en weigerde daarom deel te nemen aan het diner, dat door Tammany-Hall, zooals gewoonlijk, ter eere van de nage dachtenis van Jefferson zou worden ge geven. Er is nu een diner en tege lijkertijd een «contra-diner" gegeven, op welk laatste Bryan optrad. Het eerste kostte 10 dollars per hoofd, het laatste. slechts n : een typisch verschil. Volgens telegrafisch bericht heeft Bryan inderdaad op het contra-diner gespro ken, en daarmede zijn verkiezingscam pagne geopend. De hoofdinhoud van zijne rede was een heftig protest tegen het samengaan met Engeland, en dit protest heeft ongetwijfeld bij zeer velen instem ming en bijval gevonden. Alles te zamen nemende, kan men niet zeggen, dat president Mac Kinley's kansen op herkiezing in de laatste maanden ver beterd zijn. «niniiiiiiiiiiiiiliiiiiiiniiimiiiiiiiiii ...... iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiini Sociale, iiiniiMiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiniiHiiiiHiiiiim De ongevallenwet en ie industrie. Dat de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, de heer Lely, veel pleizier beleeft van de door hem voorgestelde wetten met sociale strekking kan men nu juist niet beweren. Het wetsontwerp op de ongevallenverzekering in de eerste plaats en vervolgens dat op de arbeids- en rust tijden ondervinden zoovele bezwaren van verschillende kringen van het nederlandsche volk, dat ook de toeschouwende leek wel den indruk moet krijgen, dat er inder daad toch wel iets aari die wetten hapert en moet. En inderdaad is dat ook het geval. Vooral het wetsontwerp op de verzpkerlng tegen ongevallen, welks inhoud wij l.ij (ien lezt-r hekend achlen, verwekte en verwekt nog tal van protesten, niettegen staande dit reeds »eene tweede verbeterde uitgave" van een vroeger ontwerp van het voorgaande ministerie is, en niettegen staande in dat eerste ministerieele werk reeds vele en daaronder eenige belangrijke en goede wijzigingen waren aangebracht. Men kent zijne geschiedenis: vervaardigd en voorgesteld door den minister van wa terstaat in het kabinet van Houten, door den heer van der Sleyden, werd het ontwerp na het aftreden van dat kabinet, tegelijk met eenige andere, die aanhangig waren, door het opvolgende ministerie, het tegen woordige kabinet-Pierson met eenige kleine wijzigingen weder ingediend, welke wijzi gingen echter niet bepaald strekten om dat legislatieve product beter te maken. Al spoedig na zijne indiening werd met het ontwerp natuurlijk de gewone weg in geslagen, werd het in de afdeelingen onder zocht. Als resultaat van dit onderzoek verscheen toen het zeven-en-veertig pagina's groote «vporloopige verslag", dat den mi nister, (of eigenlijk den ministers, daar het ontwerp formeel van de ministers van waterstaat, van justitie en van financiën uit gaat, inderdaad echter als een geesteskind van eerstgenoemden moet worden beschouwd) weder zijne memorie van antwoord ontlokte, welke van een geducht herzien ontwerp was vergezeld. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de wet alsnu weldra van de Tweede Kamer haar beslag zou hebben gekregen, indien de heeren Stork, de bekende ijzerfabrikanten te Hengelo, niet de industrieele gemoederen in den lande hadden wakker geschud, door in een uitvoerig adres aan de Tweede Kamer ernstige bezwaren tegen het voor gestelde ontwerp aan te voeren. De firma gebrs. Stork stelde voorop, dat zij het feit van het voorstellen eener wet op de ver zekering tegen ongevallen van harte toe juichte, eene betuiging waaraan geen twijfel mogelijk was, waar de heeren Stork reeds sedert vele jaren hun personeel tegen de geldelijke gevolgen van ongevallen hebben verzekerd. Zij zouden echter de invoering eener wet als de thans voorge stelde ten zeerste betreuren, daar deze onnoodig eenen zwaren druk op de indusstrieelen zou leggen. De firma bewijst dan met duidelijk sprekende cijfers, dat zij, indien het ontwerp wet werd, ruim 6 malen meer aan premiën zouden moeten betalen dan thans, dat zij nu / 900 per jaar betaalt, terwijl de nieuwe wet ? COOO per jaar aan premiën van haar zou vereischen, en zulks terwijl de betrokkenen, de verzekerde werk lieden, door de wet instede van in betere in minder gunstige positie zouden worden gebracht. Verder verwijten de heeren Stork aan het ontwerp, dat het sedert jaren be staande organisatiën als hunne ongevallen verzekering en van zoovele andere werk gevers vernietigt, terwijl zij bovendien de wet ook daarom onvoldoende zouden achten wijl personen, wier dagloon dat van ?4 overschrijdt buiten de verzekering zouden vallen. Nog andere grieven werden door genoemde firma aangevoerd, om ten slotte kort aan te stippen, /zoenaar hare meening het ontwerp het best zou kunnen worden gewijzigd. Slechts weinige dagen, nadat dit adres zijne bestemming had bereikt, kwam een tweede bij de Kamer in, ditmaal van de heeren Van Marken en Waller, directeuren der Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek te Delft. Ook dezen juichten in beginsel de indiening van het ontwerp toe, daar ook zij sedert vele jaren reeds het personeel hunner fabriek tegen ongevallen hebben verzekerd. Evenals de firma Stork betoogen echter ook zij in een niet minder breedvoerig en helder rapport, dat, indien dit ontwerp wet zou worden, hunne onderneming jaarlijks een belangrijk grooter bedrag aan premiën zou moeten betalen dan thans, n.l. 300 pet. meer, terwijl de positie hunner arbeiders ingeval van verwonding veel slechter in stede van beter zou worden. Zeer terecht wijzen zij op de groote leemte in het ont werp, dat eerst na 3 weken de uitkeering wil toepassen : 1) verreweg het meerendeel der in hunne onderneming voorgekomen onge vallen waren van veel korteren duur, zoodat de getroffenen, ingeval de voorgestelde wet reeds van kracht ware geweest in die gevallen geen uitkeering hoegenaamd zouden hebbeu genoten tenzij de onderneming hen zou hebben ondersteund, hetgeen echter bij een zóó hoog premiën bed rag, dat de onderneming jaarlijks aan de Rijksverzekeringsbank zou hebben moeten betalen, haar niet goed mogelijk zou zijn geweest, terwijl zij thans, volgens de aan de Ned. Gist- en Spiritusfabriek bestaande regeling van af den eersten dag het volle loon genieten. Vervolgens wezen de heeren Van Marken en Waller op de onnauwkeurige definitiön, welke het ontwerp geeft van ongeval, van loon enz., welke zonder twijfel tallopze malen tot verschillen zullen aanleiding geven; op de hoogst gebrekkige bepaling, dat personeel, werkzaam bij het bouwen in eigen beheer, d. w. z. ambachts lieden in dienst van iemand, die het bouwen niet als bedrijf' uitoefent, niet tegen ongevallen verzekerd zouden zijn, hetgeen talrijke teleurstellingen na zich zou sleepen; en ten slotte eindigen ge noemde adressanten ook hun adres met het geven van eenige vingerwijzigingen, welke aan het ontwerp ten goede zouden kunnen komen. Maar ziet, na dit adres volgden nog vele: de eene industrieel na den andere wendde zich met een meer of minder uitvoerig stuk tot de Tweede Kamer ten einde zijne be zwaren tegen het ontwerp kenbaar te maken. Ongeveer een twintigtal adressen 2) van gelijke strekking zijn thans reeds verzonden, terwijl naar wij vernemen, nog andere in voorbereiding zijn. Men wachte zich er echter \vel voor, alle deze «smeekschriften" op n lijn te stellen: geenszins alle adressanten hebben de in diening van het wetsontwerp, wat het daarin neergelegde beginsel betreft, met vreugde 1) Het allereerste ontwerp sprak van eene uitkeering na zes weken, notabene! Deze bepaling vindt, evenals die van drie weken, natuurlijk haren oorsprong in buitenlandsche wetgevingen, die echter,?en dat zag de minister l over het hoofd!?naast verplichte ongevallen verzekering, ook verplichte ziekteverzekering voorschrijven, welke de gewonden dus gedurei de die eerhte zes. re^pectieu-'üjk drie wtken ondersteunt. begroet. Integendeel, men krijgt bij het lezen van verschillende dier stukken sterk den indruk, dat de gelegenheid, waarbij enkele in de sociale beweging gunstig bekend staande fabrikanten zich tegen het ontwerp hebben verzet, door anderen gretig is aan gegrepen om ook de gedwongen aanvaar ding van het beginsel te ontduiken, eene poging, welke hun waarschijnlijk toch wel niet zal gelukken.Wanneer men b. v.in enkele der adressen leest, dat de adressanten zich bij verplichte verzekering op den voet als wordt voorgesteld, niet langer verplicht achten.de door een ongeval getroffen werklie den zooveel mogelijk te ondersteunen in het verdienen van hun brood, hetgeen tot nu toe steeds werd gedaan, zoo maakt dit veel meer den indruk eener bedreiging dan van een uit den aard der zaak toejuichen van het door den minister genomen initiatief. Doch hoe dit zij, het is in ieder geval zeer wenschelijk, dat door de Regeering met alle ernst nota worde genomen van de vele en velerlei bezwaren, welke tegen het meergenoemde wetsontwerp van zoovele en verschillende zijden zijn ingebracht, en zonder twijfel zal de Regeering ook niet nalaten zulks te doen. Er valt voor haar echter nog iets anders te leeren uit deze steeds aangroeiende beweging, welke tegen dit deel van haren socialen arbeid, dat inderdaad toch zeker niet het belangrijkste kan worden genoemd van de sociale wetten, welke wij van haar hopen en verwachten, is ontstaan. Wij vertrouwen nl. dat het voor dezen minister of zijne opvolgers eene vingerwijzing moge zijn, in de toekomst bij het samenstellen van sociale wetten, zich niet meer uitsluitend de hulp te verzekeren van rechtsgeleerde ambtenaren, hoe bekwa men onder deze ook mogen zijn, doch vóór alles de adviezen in te winnen, van hen, die in de eerste plaats bij de wet zullen zijn betrokken, van de werklieden zoowel als van de patroons. Met het thans voorge stelde wetsontwerp toch werd slechts een der eerste stappen, en daarbij nog, zoo als ook door de firma van Kempen werd opgemerkt, een zeer bescheiden stap op 't gebied der sociale wetgeving gezet, en het ia dus zaak, dat de industrie ge waarborgd worde, dat haar geen zwaarder lasten dan noodig zijn, worde opgelegd. Van mér dan n zijde is den rekwesteerenden industrieelen verweten, dat zij niet vroeger hunne adressen hebben inge diend. Het Vaderland b v. en ook de redac teur van het Sociaal Weekblad, benevens verschillende andere bladen spraken zich in dien zin uit. Zulk een verwijt achten wij echter uiterst onbillijk, in de eerste plaats wijl het alleszins verklaarbaar en zelfs te prijzen valt, dat die industrieelen zoo lang mogelijk hebben afgewacht, of de Regeering zelve niet de door hen geop perde bezwaren zou gevoelen (te meer, dat het ontwerp herhaalde malen aan een ernstig onderzoek werd onderworpen) en in de tweede plaats, wijl van groot-industrieelen, wier eigen drukke werkzaamheden hen reeds zoozeer vervult, niet gevergd kan worden, dat zij zelve het initiatief' ertoe nemen den wetgevenden arbeid der regeering te contro leeren, en dezen te toetsen aan de belangen der industrie. Dat is de taak der regeering zelve en waar zij zelve niet de noodige wetenschap omtrent bepaalde industrieën bezit, daar is het zaak, dat zij der zake kundigen raadplegen. Niet de industrieelen moeten advies geven, doch de regeering moet hun advies vragen: alleen dan is vlugge en goede wetgeving mogelijk. Niet alleen echter, dat het verwijt ver nomen werd, omtrent het late tijdstip waarop de adressen werden ingediend, maar sommi gen gaan zelfs verder, en werpen op de adres santen de schuld, indien het ontwerp in dit zittingsjaar niet meer zal kunnen worden afgehandeld. Doch zelfs indien dit zoo ware, zelfs indien de ongevallenverzekering nog enkele jaren zou moeten worden uit gesteld, tengevolge van de ingediende adressen, ook mag die over gene industri eelen geen afkeuring worden uitgesproken Men heeft uit al hetgeen aan de herziening der bepalingen omtrent revisie in straf zaken is voorafgegaan, voldoende kunnen opmaken, wat al dringen vereischt wordt, om eene verbetering in eenige wette verkrijgen, en daarom meenen wij, hoe warm wij ook uit breiding en spoedige uitbreiding van onze sociale wetgeving wenschen, dat geen wet ver boven eene slechte wette verkiezen is.'Instede derhalve van afkeuring verdienen de indus trieelen, die, de dringende noodzakelijkheid eener wettelijke regeling der ongevallen verzekering erkennende, en deze hunne over tuiging ook reeds daadwerkelijk getoond hebbende, zoo wakker op hunne post waren om de industrie in het algemeen voor onnoo dig zware offers te behoeden, een warm woord van hulde voor hun initiatief. Dat anderen, principieele tegenstanders van zulk eene wettelijke regeling tevens van deze gelegen heid gebruik hebben ge., aakt, aan hun beklemd gemoed lucht te geven, doet niets ter zake. Hoofdzaak is, dat de wet, welke wij wenschen, goed en billijk zij, en dat zij niet het gevaar doe ontstaan, door haren OHHOOö'j'ö'zwaren druk, van principieel warme voorstanders van sociale wetten, om prak tische redenen hardnekkige tegenstanders te maken. iet ia de Delft. Dr. J. C. E. 2) Adressen werden verzonden door: Gebr. Stork, Ned. Gist- en Spiritusfabriek, Kamer van Koophandel in Twente, id. te Tilburg, Staatsspoorwegmaatschappij, Werkliedenvereeniging de Schelde, Melkproductenfabriek »Hollandia", Vereen, van Fabrikanten in Twente, P. Regout, firma van Kempen, Vereen, van Beetwortelsuikerfabrikanten, Ned. Drukkersbond, Alg. Ned. Werkliedenverbond, Patroonsvereen. »Boaz", Venendaalsche en Hilversumsche Stoom spinnerijen en Weverijen, Bierbrouwerij »De Gekroonde Valk", Centraalspoorwegmaatsch. de Hollandsche Spoorwegmaatschappij en de firma C. J. van Houten en Zoon te Weesp, welke laatste adressant echter te kennen geeft met den hoofdinhoud van het ontwerp zeer ingenomen te zijn, en slechts enkele kleine wijzigingen wenschelijk acht. Voor hunnen laatsten avond in dit seizoen hadden ,de Bohemers" hun intrek genomen in de groote zaal van het Concertgebouw. Een talrijk publiek woonde de uitvoering bij. Het speet mij dat ik niet zoo vroeg aanwezig heb aiogen zijn om het F-dur quartet van Beet hoven op. 59 te kunnen genieten. In het vorige seizoen heb ik dat. quartet door deze in ieder opzicht excellente kunste naars hooren. vertolken, op een wijze die aan het wonderbaarlijke grenst en vooral het lang zame gedeelte heeft toen eene zeldzame emotie bij mij teweeg gebracht. Ook thans weder moet het Adagio enormen indruk gemaakt hebben. Smetana heeft een zwaren stand als zijn quartet »aus meinem Leben" onmiddellijk na eethoven's meesterwerk wordt uitgevoerd. Indien het dan ook niet zoo warm en vol leven werd weergegeven als zulks feitelijk door zijne landgenooten geschiedt, zou men over het algemeen, geloof ik, het werk niet zoo sympa thiek gezind zijn als thans. De avond werd besloten met het C-dur quintet van Schubert op. 163, waarin de tweede celio-partij door onzen Heer Mossel gespeeld. werd. In de eerste twee deelen van dit quintet toont Schubert zich evenknie der groote mees ters uit de klassieke kamermuziek-periode. Buitengewoon melodieus als steeds, en in een door en door nobelen stijl is, in het eerste Allegro het thematisch materiaal verwerkt. Hoe schoon b.v. is het tweede thema door de beide violoncellen aangeheven en hoe sierlijk en smaak vol werd dit door de heeren Wihan en Mossel gespeeld. Maar vooral in het Adagio bereikte de klankschoonheid haar toppunt. Het is eenvoudig niet verrukkelijker denkbaar die aanhef door 2e viool, alt en cello in lang getrokken driestemmige accoorden en het zuch tend motiefje van de eerste viool, door den Heer Hoff.nan gespeeld met een teederheid, die ieders gemoed gevangen hield, terwijl de tweede cello in korte pizzicati de harmo nie nog duidelijker accentueert. Hier was Schubert op zijn schoonst en de uitvoering zijner geheel waardig. Ondanks het mooie Trio, staat toch het Scherzo niet op dezelfde groote hoogte en evenmin het Finale, waarin het zangrijke tweede thema niet in staat is het woelige en drukke* van het geheel weg te denken. Groot en welverdiend was het succes der vier meesters uit Bohème; een succes waarin zij den heer Mossel gracieuseiijk en terecht lieten deelen. Ik heb het reeds vroeger gezegd zij zijn blijkbaar gaarne hier in Amsterdam, maar ook wij brengen hun om strijd onze hulde voor het buitengewoon artistieke genot, dat zij ons bij voortduring verschaffen. Zij zullen ons steeds welkome gasten blijven! Op twee achtereenvolgende Woensdagen heeft de heer Dan. de Lïage ia de kleine zaal van het Concertgebouw voordrachten gehouden, met medewerking van mejuffrouw M. Landtéaan de piano, over muziek-theorie en voordrachts leer. Tot mijn spijt kon ik mij deze avonden niet onder het gehoor van den heer De Lange stellen, daar ik» mijne Woensdagavonden niet ter mijner beschikking heb. Ik las echter dat de heer De Lange stenographische verslagen heeft laten opmaken over het door hem behan delde en over het debat dat hij daarover heeft uitgelokt en dat die verslagen in druk zullen, verschijnen. Ten zeerste juich ik het toe dat over belangrijke vraagstukken gedachtewisselin gen gehouden worden, maar nog meer juich ik het toe, dat die in druk verschijnen, want be langrijke theorieën of uitspraken wil men lezen en herlezen, en het gesproken woord vervliegt, terwijl het geschreven woord blijft! Voorts heb ik nog te refereeren over eene amusante soiree, die door mej. Cath. v. Rennes uit Utrecht gegeven werd den 7en dezer in. Odéan. Mej. v. Rennes bewees op nieuw hoe geestig zij kinderen weet bezig te houden, niet alleen door haar zeldzaam talent als componiste, maar ook door haar persoonlijk optreden; want de kinderen, en die vormden het grootste con tingent van het auditorium, hingen aan hare lippen, niet alleen bij het alleraardigste sprookje ,In de Muizenwereld" een charmant verhaal van Agathe Suellen, waarbij Cath. v. Rennes illustreerende muziek heeft geschreven, maar ook bij de //praatjes uit het roode boekje." Dat roode boekje speelt een groote rol in het leven der kleinen, die bij mej. v. Rennes hunne mu zikale opleiding genieten. Het bevat allerlei gedichtjes die door de leerlingen uitgedacht zijn en waarbij dan door de gevierde leermee steres ,,wijsjes" zijn gemaakt. Men moet de versjes hooren voorlezen en die wijsjes door de componiste hooren zingen om te kuuneu beseHen hoeveel talent ook hierin Mej. v. Rennes aan deu dag gelegd heeft. Maar niet minder wil ik er ook op wijzen welk een enorm opvoe dende kracht er uitgaat van het muziekonder wijs, dat Mej. v. Reunes op die wijze aan hare leerlingen verstrekt. Donderdagavond werden in het Concertgebouw uitgevoerd een Poême sympbonique" van ouzen te Luik gevestigdeu landgenoot Karel Smulders en » Hymne" van Diepenbrock. In het volgende nummer kom ik op deze werken terug. Correspondentie. Den Heer J. G. H. v. R. te Rotterdam. Gij vraagt wat eigenlijk de Musik zu Peer Gynt" is een soort opera, zangspel, melodrama, of slechts symphouische Diclitungen naar aanleiding van Ibsen's drama. Gedeeltelijk wordt die vraag door uzelven reeds beantwoord; als gij spreekt, van 2e suite. Inder daad, de eenige mu/.iek die voor Ibsen's Peer Gynt van Edward Grieg bestaat, is zijn opus 40 (eerste suite) bevattende l Morgenstimmuiig, 2 Ase's Tod, 3 Anitra's Tanz. 4 In der Halle des Bergkónigs en opus 55 behelzende l Der Brautraub (lagrid's Klage) S Arabischer Tanz, 3 Peer Gynt's Heimkehr en 4 Solvejgs Lied. Dit laatste, op de woorden,, Der Winter mag scheiden, der Frühling vergehn" komt niet voor in Peer Gynt, maar is door Ibsen apart gedicht; het is Solvejg in den mond gegeven op het oogeublik dat Peer Gynt haar achterlaat in de hut, midden in 't woud na de scène met de oude vrouw en den misvormden knaap. Later is het door Grieg in zijne tweede suite opgenomen; beide suiten leveren overigens met befniking tot, het drama geene aaneengeschakelde reeks tafereel? op. Wat nu betreft de muziek voor Ase's dood, zooals u misschien bekend is, moet men l'eer-Gynt beschouwen als een Uebcr-Phaiitast, een haiye waanzinnige, die alles in werkelijkheid

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl