De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 23 april pagina 4

23 april 1899 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

4 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1139 rustplaats hunner dooden noemen, en de massa van het kostbaarste marmer hier op de graven van allerlei onbekendheden opgestapeld, zou bijna voldoende zijn om den reusachtigen tem. pel van Jupiter bij Girgenti in zijn oorspronkelijken staat te herstellen, zooals Diodorus en Polybius hem beschreven en roemden. De kerk der Vespers werd in 1178 opgericht door den aartsbisscbop Gualtiero Offamilio in ?die architectuur der middeneeuwsche kunst van Sicilië, door Camillo Boito in zijn >Architettura del medio Evo in Italio" betiteld: romanoMzantino- arabo- normanno- siailo. Geen enkel laud der wereld kan met betrek king tot zijn vruchtbaarheid vergeleken worden bij Siciliëen het is hieraan toe te schrijven dat dit door de goden bemind eiland in den loop der eeuwen steeds door de heerschers en volken werd begeerd. Gelegen in het hart van de middellandsche zee, zich aan de eene zijde wendende naar Griekenland, aan de andere zijde naar het latijnsche continent en aan de derde lijde naar Africa, moest het in de vermenging van de romaansche en byzautijnsche stijlen het arabische element opnemen, tengevolge van de invallen der arabieren in het eiland, en deze drie stijlen samengesmolten deden eene archi tectuur ontstaan, welke die verschillende in vloeden aantoont en verklaart. Het was daar, aan de deur van deze kerk, dat in den namiddag van 31 Maart 1282, Dins dag na Faschen, een jonge vrouw, met de andere geloovigen door het klokgelui opgeroepen naar de Vespers, door eeu fransch soldaat op onvoegzame wijze werd aangeraakt, maar zoo luidt het geschiedverhaal in Italiëden onbe schaamde werd de degen van de zijde gerukt en hij viel, doorstoken door eigen wapen. »Er ging," zegt Amari, ,een electri&cae vonk djor de menigte, men schreeuwde: Uuoiano i francesi!" en de steeuen vlogen, de stokken werden gehanteerd, de messen kwamen voor den dag en het bloed van de vreemdelingen stroomde overvloedig." Dit voorval deed den opstand ontvlammen van het geheele volk van Siciliëtegen de Anjousche overheersching, de Siciliaansche Ves pers, betrekkelijk welke Dante in verheven poëtische inkleeding zegt, dat Anjou nog lang over het schoone Trinacria had kunnen heerschen, «Se mala signoria che sempre accuora l popoli soggetti, non avesse Mosso Palermo a gridar: mora! mora! ..." dat is ongeveer: wanneer het slechte bestuur, dat altijd de onderworpen volken teistert, Palermo nret had aangezet tot de kreten van moord! De hedendaagsche geschiedschrijvers van Itali zeggen dat deze opstand een spontaan karakter had, van zelf ontvlammende uit de verbittering van bet volk van Palermo, en dat de berucbte Giovanni da Procida, door vele geschiedschrijvers en dramaturgen gekenschetst als aanhitser der Vespri, er eerst later in optreedt. Het boek van den heer Amari, geheel aau de Vespers gewijd, getuigt zeker van eene groote nauwkeurigheid en eruditie, en schijnt aan te toonen dat wanneer «r samenzwering heeft bestaan, het bloedige tooneel der Vespers onafhankelijk daarvan voorviel. Geenszins de bevoegheid gevoelende het ge zag dezer uitspraken aan te tasten, meenen wij evenwel een paar geschriften van dat tijdperk te kunnen bijbrengen, die geheel het kenmerk dragen van tijdgenootschap met bedoelde ge beurtenissen. Een Siciliaansch volksgezang van dien tijd, zooals het later van de lippen van het volk in eenigszins gewijzigd dialect is opgevangen, luidt: Senti la Francia ca sona a mortaria: No, ca la Francia 'un veni cchiu 'n Sicilia, Viva Sicilia, ca porta vittoria, Viva Palermo, fici mirabilia; Sunati tutti li campani a gloria. Spinelti tutti l'armi tirribilia, Ca pr' in eternu ristira a memoria, Ca li Francisi arristaru 'n Sicila. 1) Dat is ongeveer: Hoor, Frankrijk, het luiden van de doodsklok: Neen, nimmer keere Frankrijk terug in Sicilië. Leve Sicilië, dat ten triomf leidt, Leve Palermo dat wonderen wrocht; Luidt al de klokken hun lof bazuinend. Strijkt allen de vreeselijke wapens, En heuge het ten eeuwigen dage Dat de Franschen in Siciliëwerden gestuit. De aanhef van dit volksliedje doet onmisbaar verband zoeken tusschen het luiden der vespers en de besproken gebeurtenis en heeft al den schijn dat naar de meening van het volk dit klokgelui het sein was tot de slachting der Franschen. Een ander document uit dat tijdperk, mis schien voor sommigen van meerdere waarde, is het verhaal van den opstand, zooals men het leest in Ribellamentu di Sicilia contra lle Carlu, croniek van het einde de 13de eeuw. Eccu chi fu vinutu la misi d'aunprili l'annu di li milli ducentu ottautadui, la maitidi di la Pasqua di la Rssurrectioni; eccu chi misser Palmeri Abatti, e misser Alaimu di Lentini, e misser Gualteri di Caltagirunu, e tutti li altri Baruni di Sicilia tutti aecurdati ad un vuliri per 1) Studie di poezia popolare per Giuseppe Pitrè. loru discretu consigliu vinniru in Palermu per fari la ribellioni; d'uudi ia quillu ioruu predittu si soli fari una gran festa fora di la gitati in Palermu in uu locu in quali si chiama Santu Spiritu d'undi una Franciscu si prisi una fimmina tuccandula cu li maan disouestamenti; comu la eranu usati di fari; di chi la fimmina gridau, et homini di Palermu cursiru in chilla ninmiua, e riprisirusi in briga, et in quilla briga iutisiru quisti Baruni preditti, et iucalzaru la briga contra li Franzisi cu li Palermitaui et li homini a rimuri di petri e di arm i gridandu moranu li Franzisi intraru intra la gitati cu grandi rumuri... *) Dat is, ontdaan van den omhaal doch zouder den zin te wijzigen. Op Dinsdag na Paschen 1282 kwamen de in de croniek genoemde en al de andere edelen van Sicilië, in geheimen raad tot nstemmig heid geraakt, te Palermo saineu om den opstand te bewerken; dienzelfden dag zou er een groot feest zijn buiten de stad op een plaats genaamd Santo Spirito; een Franschman raakte hier eene vrouw op onvoegzame wijze aan zooals zij ge woon waren te doen, waarop de vrouw begon te schreeuwen en mannen vam Palermo toesnelden; er ontstond een twist, in welken voorzegde edelen zich mengden, de Palermitanen tegen de Frauschen ophitsende, en de mannen grepen naar steenen en wapens, roepsnde: i dood aan de Franschen!" en trokken met groot rumoer de stad binnen. Bij het lezen van deze croniek ondergaat ons geloof aan de historische betrouwbaarheid van het italiaansche geschiedverhaal vrij zware be proevingen en het is niet zonder weerspannig heid dat men met Amari blijft aannemen: de aanwezigheid dezer tot den opstand besloten edelen in dat afgelegen oord ware er dau ook een kerkelijk feest de twist en hun ingrijpen in dien twist moeten aan het toeval geweten worden, dat op die wijze den eerst voor later beraamden opstand plotseling deed uitbarsten. Het vermoeden ligt voor de hand dat dit alles door de samenzweerders met zorg was overlegd, dat de edelen, met het voorbeeld van Constantijn voor oogen, de ontdekking van hun plan en hiermede het verlies van hun hoofd aan geen lang tijdsverloop wilden blootstellen, en dat de mannen van Palermo die daar han delend optraden, door hen waren opgeroepen uit de Maffia, die tallooze menigte personen, ook in dat tijdperk de omstreken van Palermo overstroomende, tot alles bereid, en die steeds zulk een belangrijke rol vervulden in de om wentelingen en moordtooneeien van Sicilië. »L'histoire de la malïh", zegt Elisée Rjclus, »est encore a faire et nsque fort de rester en grande partie un mystère." De kerk van Santo Spirito en het nabijge legen klooster werden gedurende zes eeuwen door het volk omgeven met een bovennatuur lijke geheimzinnigheid en eene vreesachtige pjëteit. De dag der opening viel samen met eene zonsverduistering, welke het volk grooten schrik aanjoeg. Een callabrisch pater Giovacchino voorspelde van het gestoelte sombere rampen en kastijdingen van God. Op Dinsdag na Paschen van 1282, werd het afschuwelijke bloedbad der Fransclieu voltrokken. Eu de her innering dezer moordtooneelen, de verloopen eeuwen haar nimmer uitwisscbende, de ver woestingen van den tijd maakten het oord altijd meer afschrikwekkend, totdat het in 1748 door de benedictijner monniken van Afonte Olevito verlaten en m 1782 tot kerkhof werd ingericht. Vroeger bewonderde men in deze kerk het beroemde schilderwerk van Rafaël Spasimo, in 1573 er heen gebracht door de eerste benedic tijnen, die dit toen reeds ledigstaand klooster kwamen bewonen. In 1660 werd het meester stuk van Rafaël uit de kerk der Vespri over gebracht naar Madrid waar het nog aanwezig is. De herstellingen welke de kerk in de 15de en 18de eeuwen onderging, wijzigden slechts weinig baar uit- en inwendig aanzien. Toen in 1882 te Palermo het zesde eeuwfeest der Vespers werd gevierd, besloot men de res tauratie uit te voeren geheel naar den oorsproukelijken staat van het historische gebouw. De architect Basile schreef te dien opzichte: Het geheele uiterlijk is ontwijfelbaar van een enkel tijdperk en naar eene enkele conceptie. Men merkt er bogen op naar verschillende stijlen gewijzigd (archi-modinati) met twee kleu ren van tuf- en lipariscben steen, omringd door schulp- en lijstwerk, bekroond met frisen en ornamenten die een vlecht- of mozaïekwerk vormen in beide genoemde materialen met lichtgeteekende en meesterlijk gebeitelde omtrekken. Het geheel is voortreffelijk en bevallig, heerlijk harmonisch en streelend voor het oog; en men kan zonder vrees van dwaling zeggen dat, onder al de voorbeelden van deze karakteristieke en samengestelde middeneeuwsche architectuur van Sicilië, het monument der Vespers uitmunt door fijnheid van smaak en van uitvoering en door de geheel voltooide uitwerking der con ceptie. Na afloop der restauratie werd de kerk on langs voor den dienst heropend. De capueijner monniken zongen de mis van den maestro Raemondi met groot orchest. De kanunnik Ignazio Trapani van de beroemde kapel Palatino las eene gelegenheidsrede. Al de autoriteiten met den prefect aan het hoofd waren hierbij tegenwoordig. Men vermeldt zich in den roem van deze bloedige tooneelen afstralende op »een volk, weerspannig tegen het juk en de vreemde overheerschers uitroeiende". Maar de onzijdige en sceptische toeschouwer tracht te vergeefs deze politieke sluipmoorden te rijmen met de leer der liefde, wier priesters ze bewierooken ; hij vraagt zich af hoe het oordeel zoude zijn wanneer de opstand door Karel was onderdrukt ? Of het juk van Aragon zooveel lichter was dan dat van Anjou? Of de volken misschien immer zullen zuchten onder ue of andere donkere dwingelandij ? en of het woord van Adolphe Thiers altijd zal gelden ? ,.lesuceès est un dieu de fer que les hommes adorent." Palermo, 5 Maart 1899. C. SPRENGEB.S. Hindoekunst op Midden-Java. De tentoonstelling der afgietsels van de bouwkundige en decoratieve onderdeelen der Hindoekunst op Midden-Java, die thans in het Museum van kunstnijverheid te Haarlem gehouden, wordt tot heden druk bezocht, wel een bewy's hoezeer de belangstelling toeneemt voor de prachtige bouwwerken, die zich op een der schoonste eilanden onzer Oost-Indische bezittingen bevinden. Deze bouwwerken werden vermoedelijk omtrent de 8e eeuw onzer jaar telling gesticht door de Hindoes die van de kusten van Eoromandel naar Java verhuisden, alwaar zij godsdienst, kunsten en wetenschap pen overbrachten. De tentoongestelde frag menten leveren ons het bewijs, dat de be schaving dezer kolonisten een byzonder stand punt innam, en dat hunne architectuur en decoratieve kunst eene hooge ontwikkeling ontwikkeling hadden bereikt De tentoonstelling is eiken dag van 's morgens 10 tot 4 uur geopend. IIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHIIIIHIIIIIIIIIIIIIHIIIHI1IIIIIMIIIIHIIII *) Chronache siciliane de secoli XIII, XIV, XV pubblicate per cura del Prof. Vmcenzo Di Giovanni pag. 132. Bjlogna, presso G. Romagnoli 1865 Boek en TüJsclirift, De Jonge Gids. Al neemt de redactie van de Jonge Gids het onzinnige landbouwkolonie-plan van V. Eaden niet au sérieux, toch deed ze er goed aan, in de Biekbeoordeéling hem door C. F. L. te laten bestryden, want daar een man van naam: «Waarvan leven w\j?" en »Recht of Macht" schreef, en dus sommigen dwaas genoeg zouden zyn aan zulk getheoriseer nog waarde te hechten, kan een weerligging nut hebben. En wat in een noot door de redactie verteld wordt en ook door C. F. L. toont, dat deze dichter, die zich met groot talent «verbeelden" kan een apostel te zyn, allerjammerlijkst als hervormer mislukt. Vermoedelijk zal Heyermans dit opzettelyk onderzocht hebben voor het in een aanteekening op het stuk van C. F. L. te vermelden: Volgens hem heeft Van Eeden Marx nooit gelegen. Notabene ! Die komt in het publiek met economische theoriën voor den dag, maar het eerste boek, waar iemand tegenwoordig letterlijk naar grypt, om de sociale questie te beoordeelen, kent-ie niet eens. Het is zóó brutaal, dat de bewering van Heyermans haast niet geloofd kan worden. En dein die arrogance! C. F. L. schrijft: »Als er»iemand belang bij heeft te hooren welke fouten »Marx gemaakt heeft, zijn het de leden der S. D. »A. P. Van Eeden behoorde hen allereerst in te «lichten." Welnu, toen de afdeeling Amsterdam van die bond hem verzocht deze weerlegging in een harer openbare vergaderingen met debat te herhalen, was hy daartoe niet genegen. Le courage de son opinionl Maar hiermee basta, want hoe minder over dergelijke dwaa heden geredeneerd wordt hoe beter. Naast Van Eeden afzonderlek wordt in de Varia de geheele N. Gids-beweging behan deld. Er wordt door * * * in beweerd, dat alleen h\j werkelijk auteur is, die de volle werke lijkheid van een geheel tydperk omvat en begrijpt. Zeker, dat zy'n de auteurs par excel lence. Maar zoo iets kan men toch waarlijk niet van ieder litteratortje vergen. Zoo reke nend houdt men alleen de allergrootsten van alle tijden over. Ik voor mij ben ook beu, wee van al die persoons-lyriek, van al die «stemmingen" en snak naar wat anders dan het ge-sonnet van al die jongeren in de stijl van '80, maar men hoeft daarom nu weer niet in een ander uiterste te vervallen en heelemaal niet meer willen hooren van ik-kunst, van particuliere emoties, die hebben naast de gemeenschaps-kunst, welke de J. Gids-mannen wenschen, recht van bestaan. En wat dit tijdschrift geeft is niet van dien aard, dat door de rijkdom van zijn inhoud, door aan alle psychische behoeften te voldoen, de N. Gids en het Tweem. eigenlijk over bodig worden. Waar vindt men in de J. Gids b. v. historische schetsen als die van Ary Prins? Of een goddellijk mooi sprookje als Psyche van Couperus? Wie met economie, realistische romans en proletariër-poëzie nog geen vrede heeft, kan intellectueel ook van de J. Gids-literatuur allén niet leven. Emanuel Diaz begint eennieuwe roman : School; als een goede scène wijzen wij het visite-moment aan van mijnheer van Dettele bij de familie van Straaten, als de gast om een praatje verlegen j zit. Quérido breekt nu Voltaire af als would- ' be-eposdichter van de Henriade in zijn Medi taties. Piet Koomen maakte een achterbuurtschetsje: Morgen, waarvan het slot nog al sterk pakt, de rest weinig of niet. Scipio teekent met Silhouetten uit de Arbeidersbe weging nu Van der Goes, Fortuin, Gerhard en Troel'stra uit, T. Peers vervolgt een vrjolyk verhaal voor het volk: Barbertje Snik; hij ty peerde goed de mode-magazynhoudster in deze historie. Heijermans plaatste een tooneelschets Ego, krachtig van taal. Dan: Verzen door P. van der Meer, I. onbeduidend, II. vél beter, al had het nog sterker kunnen wezen door de trieste watervlakte niet te vergelijken met «wond're" avond-weiden, wat een zonnige impresssie geeft, maar met wijking van velden in schemer of duisternis. Ook nog: Liedjes door J. L. G. Verhoeven, het eerste niet kwaad, het tweede: Klokken, niet zuiver genoeg van maat * * * Nederland. Met genoegen maken wij melding van In 't Veld door Jan Wabeke, een schets van het fortuinzoekers-leven in Zuid-Afrika, niet om de deugdelijkheid van dit stukje zelf, want het beteekent als kunstwerk niets, maar alleen om het feit, dat we hier nu te doen hebben met een begin van nienw-hollandsche littera tuur. En wie weet, als onze stamverwanten daar het met hun taal kunnen harden tegen de «roodbaatjes", wat een sterke jonge kunst er nog floreeren zal. J. Eigenhuis heeft hier heel wat beter werk geleverd dan in Woord en Beeld, Tigme de kroosvisscher, de geschiedenis van een brute boer, die zijn medeminnaar vermoordt, en dan met zijn meisje verdrinkt op het oogenblik, dat hij als een woeste oermensen haar met geweld tot zyn vrouw wil maken. Ook het land schap is volledig geobserveerd en met kracht weergegeven. HU wordt misschien een leerling van Cremer, maar jonger, meer wildnaturalistisch. Hij doet misschien goed eens duchtig: La Terre te bestudeeren of LeMale van C. Lemonnier, waarin ook zulk een grof mensen-dier moet voorkomen. Gerrit, d'n onneuzele" door Eimar kan juist van dialect wezen; overigens beteekent dit product niets. Vader van Henry Elbe, behelst de nog al on waarschijnlijke geschiedenis van een rykjongmensch, die geëngageerd is, maar een onecht kind heeft büeen prostitué. Zulke dingen worden gewoonlijk zóó bekend, dat het meisje er zeker wel vóór de verloving van gehoord zal hebben. De gehee'le tweestrijd van haar minnaar: dit al of niet te bekennen, vervalt daarmee allicht. Ook de be schrijvingen zijn niet altijd gezien. In Holland maakt een groote stad na een regenbui bij volle maan niet de indruk van «serene" levenslust. En soms slaat hij door met phrases: Een kind dat verwijten «jammert", gaat, maar «buldert" niet. «'t Heelal van zijn ziel l" Er is sprake van een gewoon jongmensch, geen wereld-geest. «Zilverwit lichtte de maan op de straatkeien". Wel op hagel en sneeuwlaag, maar anders schynt de maan blauw. De mededeelingen over het 2e regiment Hollandschelanciers der Keizer lijke garde in 1812 van C. Gysberti Hodenpyl mag de lezer gerust overslaan. J. S. de Raaff dichtte Twee Sonnetten, I. wel mooi van klank, maar II. vaag in zyn gedachtenloop en komisch misplaatst, spreekt hy hierin van: »wy jongens". Ahi'mkiira door Jug, ook een vers, technisch een nulliteit, als Indische philosophie niet veel meer dan napratery. Kalme Zee niets en Aan door Annie Nauta: Wie waart gij, die mijn droevig hart, Zoo gansch en al verslondt, enz. Er had net zoo goed kunnen staan: Wie zijt gy krygsman zoo vol moed, Met wien ik gisteren streed, Wiens arm my reeds by d'eersten slag Het voorhoofd duiz'len deed ? 't Was de aftochtsroffel van den trom die we voor deze juffrouw met plezier willen slaan, Toen van Erica, als versificatie zwak, futiel, maar wellicht sterker van gevoel dan uit de expressie, zoo op 't oog blykt. Verlangen van P. Visser heeft enkele goede vers-motieven, maar te veel losse klank. Fantasie door Emile Erens, weemoedig van toon, op enkele punten na, geslaagd. De Hollandsche Revue. Op .de achterzy'de van de omslag staat een alleraardigst gedachte reclame-plaat voor Van Houtens Cacao, naast de rubriek Wereldge schiedenis, een afbeelding van de Oranje-Zaal in het Huis ten Bosch, waar de Vredes-conferentie gehouden zal worden en in die afdeeling van het tijdschrift een portret van Schaper en een af druk van de Gustave Zede, de nieuwe onder zeesche boot. Bjj de kolommen van Belangrijke onderwerpen, vindt men grafische voorstellingen van de toename der bevolking in de verschil lende landen, waarby vooral die van Rusland enorm schijnt, maar men moet hierbij 'n 8-811" merking nemen, dat daar de boeren dikwijls niet uit maar van het eene naar het andere deel van dat kolossale gebied emigreeren, terwijl in Engeland of Frankrijk eer verhuizing naar andere continenten plaats heeft. Daarnaast iets dergelyks van de huwelykskansen der moderne vrouw. In deze rubriek: een bespiegeling over de toekomstige statenvorming als de Oostenryksche monarchie in elkaar valt, ook wat over Tolstoïen Lady Ishbel Aberdeen, presidente van den Internationalen Vrouwenraad met por tret. Naast de Karakterschets, die de overgang behandelt van dominéF W. N. Hugenholtz Jr. tot de sociaal-demokratie nog een fraai beeld van deze. In enkele k.machtige zinnen geefc de redactie als begin dezer biografie eenig denk beeld van de' Marxistische levensbeschouwing. Als Boek van de Maand bespreekt zy Spanje, een reisverhaal door Jozef Israëls en noemt dit nu wel geen groot kunstwerk maar toch een be koorlijk boek. Frans Erens, die er onze groote schilder vergezelde,moet wel een uitstekend reis genoot zyn in dat land. Weinig litteratoren heb ben hier zooveel gevoel voor het Spaansche als hy; Breng prefereert voor alle andere de Romaansche beschaving en litteratuur, en leeft eerst recht in Frankrijk, Italiëof Spanje. J. K. RENSBUBG. NIEUWE UITGAVEN. Vredes- Stemmen, Kant-Laveleye?Tolsto Letournean?Novïkoff?Guy de Manpassanten anderen, door F. DOMELA NIEUWENHUIS, Am sterdam, S. L. van Looy. De Natuur in! Tijdschrift voor Lager Onderwy's, afl. l, 4e jaargang, Amsterdam, C. A. J. van Dishoeck. De Bloem en hare geheimen, door dr. H. J. CALKOBN, Geïllustreerd. Amsterdam, C. A. J. van Dishoeck. Open Brief aan de ledeu der Tweede Kamar der Staten-Generaal, door mr. J. D. WICHEBS. Appingedain, C. Kamminga. Oorlog of Vrede ? Afl. 3. Roman van GREGOR SAMAKOW. Amsterdam, Hollandsche Stoomdrukkery en Uitgevers-Maatschappij. Catalogue de la BiMiothègue de feu M. Ie Dr. P. J. VETH, Prof. de géographie etd'ethnographie des Indes-Orient.-Neérland. a l'Universitéde Leide. Vente 8-15 Mai 1899, a la maison de la Librairie et Imprimerie cidevant E. J. Brill, Oude Ryn, nr.33a, a Leide. Inhoud van Tijdschriften. Hygiënische Bladen. Dr. D. J. Blok, Be scherming der oogen by den arbeid in werk plaatsen ; Marie Fles, Ingezonden; dr. Kooperberg, Een sociale ziekte, langs hygiënische weg te genezen; P. H. Ey'kman, Over kleeding. Maatschappelijk Werk: Sociale Hygiëne, door Hekma; Voor- en nadeelen van parti culier initiatief en van staatsbemoeiing ter verbetering van sociale misstanden, door B.; Inrichtingen voor Ambachts-, Vak-, Huishoudonderwys enz. in Nederland, door R.; Uit het Maatschappelijk Leven. Taal en Letteren: J. Koopmans, Orléang (Da Costa), met Inleiding en Aanteekeningen; Phonetiek; Jan Ligthart, Opmerkingen by de lezing van Potgieter's Florence (Ie zang); P. H. van Moerkerken, «Als klokspys"; B. H. Naschrift; Ty'l Uilenspiegel, (Albert Verwey); Uit de Renaissance, (Aug. Vermeylen); J. Kleefstra,.Over opvoeding; Boekaankondiging: J. Leopold Hzn., Niederlandische Sprachlehre für Deutsche, door dr. J. B. Schepers. De Revue Politique et Parlementaire van 10 April bevat o. a. een artikel van onzen land genoot C. Cornelissen: Le systètne cellulaire et Ie Traitement des Prisonniers politiques. Eigenhaard. No. 16: Een Stilleven, door F. J. van Uildriks ; Rombout Hogerbeets, door prof. dr. H. C. Rogge, met portret, I; Poeeten en Stenographen, vry naar het Duitsch van dr. Max Rubensohn ; De centrale Werkplaatsen der Hollandsche Ijzeren Spoorweg-Maatsch. te Haarlem, door C. J. Lust, II, met afbeel dingen naar phot. van den heer Pörtzgen, aldaar; Telegrafeeren zonder draad, door dr. E. van der Ven, met afbeeldingen; Een held vai Djagaraga (1849-1899), door J. F. L. de Balbian Verster, met portret; Verscheidenheid ; Feuilleton. iiliiiiiiiiiiiiMliillliiiiimiimillMliiiiliinii Voerman Henschel verboden. "Voerman Henschel" te 's Hertogenbosch door de geestelijkheid veroordeeld en door den Burgemeester terjopvoering verboden, schynt niet door alle katholieken zoo gevaarlijk ge acht te worden. Te Breda werd het met succes opgevoerd den 7den Maart. Victoria-Bron. De Maatschappij tot Exploitatie van de Victor-Bron te Oberlahnstein, heeft een aardige reclame voor dit bronwater de wereld inge zonden. Een mysterieuse puzzle, waarop men al naar men een der beide kaartjes naar be neden of omhoog schuift, den aardbol omringd ziet door 12 of 13 personen. Deze Maatschappij onder Duitschen naam, is een Nederlandsche onderneming, die met Nederlandsch kapitaal werkt en door Nederlanders wordt bestuurd. Geheel-Onthouders Café. Door den Heer S. de Wolf alhier, is in No. 26, lepenweg, geopend een Geheel-Ont houders Caféen Vegetariërs-Restaurant. 40 cents per regeL iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiitiiHiiimiiiiiiiMimiiiniii _ Damast-Zijde 75 cent tot f 14.65 per Meter alsmede zwarte, witte en gekleurde Henneberg-Zijde van 45 Ct. tot f 14.65 per Meter effen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en 2000 verach. kleuren, dessins enz.), franco en vrij van in voerreenten in buis. Stalen ommegaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zij de- Fabrieken (k. & k. Hoflever.), Zürich. IIIIIIIUIMIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllillllllMinillMllllllllllllllllinlIlllllllllllinillllllMMHIIIIIIMIMIIIIItllMIMIIIIIMIIIIIII IIMIMIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII VOO13. DAMEjg. De oprichting van WlioiMolen, Onze tijd schudt de menschen wakker. Zy, die het materieel slecht hebben in de wereld, trachten hunne positie te verbeteren en velen, die in betere omstandigheden verkeeren en ?die in staat zyn te gevoelen, dat dit betere hun niet' toekomt, zoolang anderen ontberen, trachten hen te steunen in hun pogingen. Van dit tijdsverschijnsel is de beweging onder de dienstboden een uitvloeisel. Zy hebben i zich reeds tot een vakvereeniging geconsti- ! lueerd, de dienstbodenvereeniging Allen voor elkander" en trachten volgens een circulaire in Mei '98 door hen onder de dienstboden verspreid, door bijeenkomsten zich te ontwik kelen en hun lot te verbeteren. Ieder die deze circulaire leest moet gevoelen, dat die voor 't meerendeel jonge vrouwen van weinig ontwikkeling gesteund moeten worden en n punt in de circulaire wyst den weg aan, waar die steun het beste te verleenen. Zij zeggen hun doel te willen bereiken door te trachten het plichtsgevoel van de leden te verhoogen, omdat een ernstige nauwgezette vervulling van hunne taak, omdat goed flink gedaan werk recht geeft op een eervolle bejegening van de zyde van werkgevers, omdat men meer recht van sprefan heeft, ivanneer men goed zyn vak verstaat en degelvjken arbeid verricht." Juist. En waar knnnen de toekomstige dienstboden hun vak goed leeren verstaan? By moeder t'huis? Men weet, dat in de arbeidersgezinnen zelfs in het beste geval van geen opleiding sprake kan zyn en bovendien verschilt de omgeving te veel van die, waarin het meisje als dienstbode later zal werken. Het antwoord op de vraag is sedert de laatste tien jaren reeds gegeven: de scholen voor kooken huishoudonderwijs hebben hunne sporen verdiend en wat is natuurlyker dan te zorgen, dat die personen van dat onderwijs in de eerste plaats profiteeren, weke er h-m brood mede moeten verdienen, voor welke het een levensquaestie is. Het is van algemeene bekendheid, dat vele meisjes het werken in fabrieken, dien geestdoodenden, tot geen ontwikkeling leidenden arbeid verkiezen boven het zoogenaamde slavenleven van een dienstbode. Wat is daarvan de reden en waarom noemen zy het een slavenleven ? Omdat zooals de zaken nu staan zij meestal zoo goed als onvoorbereid voor haar werk komen te staan. Haar moet van uur tot uur worden gezegd, wat zy hebben te doen en zij krijgen het gevoel als slaven te worden afgebeuld. Ik spreek niet van de ellende en de droevige reden tot tweedracht, die ontstaat in het gezin, waar ook de vrouw des huizes niet op de hoogte is van de eischen aan de inrichting eener huishouding te stellen. Maar daar waar de meesteres in werkelijkheid de meerdere is, waar zy kan leiden en voorgaan, daar zal de onbekwame dienstbode zich een slavin gevoelen, omdat zij niet den gedachtengang harer meesteres kan volgen, omdat elk bevel, door een dringende noodzakelijkheid ingegeven, haar voorkomt een uiting van wille keur te zijn. Hoe geheel anders moet het zijn met haar, die de eischen kent te stellen aan huishoudelijk werk, die systeem heeft leeren brengen in de huishoudelijke bezigheden. Haar werk ligt afgebakend vóór haar; zy heeft de dagverdeeling vast in haar hoofd; elk bevel haar gegeven heeft voor haar een bepaalde beteekenis; zy kan beoordeelen of de uitvoering er van binnen de grenzen der mogelijkheid ligt en op goede gronden haar meesteres er op wy'zen, dat het bevel in verband met ander werk niet is uit te voeren in n woord by grondige vakkennis is overleg tusschen werkgever en arbeider, in dezen tusschen meesteres en dienstbode, mogelijk en vruchtbaar. En daarop toch berust het succes van haar werk. Geen gezond mensch zal arbeiden op zich zelf een straf vinden, voor geen enkele dienstbode behoeft het arbeiden voor anderen een slavenlot te zijn. Maar die arbeid moet dan ook zyn een reden tot tevredenheid; niet de lof van anderen, maar de voldoening het werk, dat men te verrichten heeft meester te zijn geeft satisfactie. En op het gevoel van satisfactie komt het aan. Pleizier hebben in het werk om het werk zelf die groote voorwaarde voor geluk kan alleen verkregen worden door hen, die hun vak verstaan. Dat de helaas, tot nu toe nog bestaande afstand tusschen meesteres en dienstbode bij een onvermijdelijk nauw samenleven eigenaar dige moeilijkheden schept, zal niemand be twisten ; dat ook karakter en aanleg van beide personen soms noodzakelijk tot botsingen moet leiden evenmin, maar voor wie scherper ziet dan de oppervlakte is het duidelijk, dat de meeste botsingen niet ontstaan door verschil van karakter en aanleg, maar eenvoudig door een misverstaan van elkander het gevolg van gebrek aan vakkennis. Het lot der dienstboden verbeteren door hen zelve grondig te bekwamen is een eisch des ty'ds. Daarvoor is noodig: oprichting van dienstbodenscholen. Hoe deze werken is geen vraag meer. Ieder, die wil, kan aan de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl