Historisch Archief 1877-1940
4
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1139
rustplaats hunner dooden noemen, en de massa
van het kostbaarste marmer hier op de graven
van allerlei onbekendheden opgestapeld, zou
bijna voldoende zijn om den reusachtigen tem.
pel van Jupiter bij Girgenti in zijn
oorspronkelijken staat te herstellen, zooals Diodorus en
Polybius hem beschreven en roemden.
De kerk der Vespers werd in 1178 opgericht
door den aartsbisscbop Gualtiero Offamilio in
?die architectuur der middeneeuwsche kunst van
Sicilië, door Camillo Boito in zijn >Architettura
del medio Evo in Italio" betiteld:
romanoMzantino- arabo- normanno- siailo.
Geen enkel laud der wereld kan met betrek
king tot zijn vruchtbaarheid vergeleken worden
bij Siciliëen het is hieraan toe te schrijven
dat dit door de goden bemind eiland in den
loop der eeuwen steeds door de heerschers en
volken werd begeerd. Gelegen in het hart van
de middellandsche zee, zich aan de eene zijde
wendende naar Griekenland, aan de andere zijde
naar het latijnsche continent en aan de derde
lijde naar Africa, moest het in de vermenging
van de romaansche en byzautijnsche stijlen het
arabische element opnemen, tengevolge van de
invallen der arabieren in het eiland, en deze
drie stijlen samengesmolten deden eene archi
tectuur ontstaan, welke die verschillende in
vloeden aantoont en verklaart.
Het was daar, aan de deur van deze kerk,
dat in den namiddag van 31 Maart 1282, Dins
dag na Faschen, een jonge vrouw, met de
andere geloovigen door het klokgelui opgeroepen
naar de Vespers, door eeu fransch soldaat op
onvoegzame wijze werd aangeraakt, maar zoo
luidt het geschiedverhaal in Italiëden onbe
schaamde werd de degen van de zijde gerukt
en hij viel, doorstoken door eigen wapen.
»Er ging," zegt Amari, ,een electri&cae vonk
djor de menigte, men schreeuwde: Uuoiano
i francesi!" en de steeuen vlogen, de stokken
werden gehanteerd, de messen kwamen voor
den dag en het bloed van de vreemdelingen
stroomde overvloedig."
Dit voorval deed den opstand ontvlammen
van het geheele volk van Siciliëtegen de
Anjousche overheersching, de Siciliaansche Ves
pers, betrekkelijk welke Dante in verheven
poëtische inkleeding zegt, dat Anjou nog lang
over het schoone Trinacria had kunnen heerschen,
«Se mala signoria che sempre accuora
l popoli soggetti, non avesse
Mosso Palermo a gridar:
mora! mora! ..."
dat is ongeveer: wanneer het slechte bestuur,
dat altijd de onderworpen volken teistert,
Palermo nret had aangezet tot de kreten van
moord!
De hedendaagsche geschiedschrijvers van Itali
zeggen dat deze opstand een spontaan karakter
had, van zelf ontvlammende uit de verbittering
van bet volk van Palermo, en dat de berucbte
Giovanni da Procida, door vele geschiedschrijvers
en dramaturgen gekenschetst als aanhitser der
Vespri, er eerst later in optreedt. Het boek van
den heer Amari, geheel aau de Vespers gewijd,
getuigt zeker van eene groote nauwkeurigheid
en eruditie, en schijnt aan te toonen dat wanneer
«r samenzwering heeft bestaan, het bloedige
tooneel der Vespers onafhankelijk daarvan
voorviel.
Geenszins de bevoegheid gevoelende het ge
zag dezer uitspraken aan te tasten, meenen wij
evenwel een paar geschriften van dat tijdperk
te kunnen bijbrengen, die geheel het kenmerk
dragen van tijdgenootschap met bedoelde ge
beurtenissen.
Een Siciliaansch volksgezang van dien tijd,
zooals het later van de lippen van het volk
in eenigszins gewijzigd dialect is opgevangen,
luidt:
Senti la Francia ca sona a mortaria:
No, ca la Francia 'un veni cchiu 'n Sicilia,
Viva Sicilia, ca porta vittoria,
Viva Palermo, fici mirabilia;
Sunati tutti li campani a gloria.
Spinelti tutti l'armi tirribilia,
Ca pr' in eternu ristira a memoria,
Ca li Francisi arristaru 'n Sicila. 1)
Dat is ongeveer:
Hoor, Frankrijk, het luiden van de doodsklok:
Neen, nimmer keere Frankrijk terug in Sicilië.
Leve Sicilië, dat ten triomf leidt,
Leve Palermo dat wonderen wrocht;
Luidt al de klokken hun lof bazuinend.
Strijkt allen de vreeselijke wapens,
En heuge het ten eeuwigen dage
Dat de Franschen in Siciliëwerden gestuit.
De aanhef van dit volksliedje doet onmisbaar
verband zoeken tusschen het luiden der vespers
en de besproken gebeurtenis en heeft al den
schijn dat naar de meening van het volk dit
klokgelui het sein was tot de slachting der
Franschen.
Een ander document uit dat tijdperk, mis
schien voor sommigen van meerdere waarde, is
het verhaal van den opstand, zooals men het
leest in Ribellamentu di Sicilia contra lle Carlu,
croniek van het einde de 13de eeuw.
Eccu chi fu vinutu la misi d'aunprili l'annu
di li milli ducentu ottautadui, la maitidi di la
Pasqua di la Rssurrectioni; eccu chi misser
Palmeri Abatti, e misser Alaimu di Lentini, e misser
Gualteri di Caltagirunu, e tutti li altri Baruni
di Sicilia tutti aecurdati ad un vuliri per
1) Studie di poezia popolare per Giuseppe
Pitrè.
loru discretu consigliu vinniru in Palermu
per fari la ribellioni; d'uudi ia quillu ioruu
predittu si soli fari una gran festa fora di la
gitati in Palermu in uu locu in quali si chiama
Santu Spiritu d'undi una Franciscu si prisi una
fimmina tuccandula cu li maan disouestamenti;
comu la eranu usati di fari; di chi la fimmina
gridau, et homini di Palermu cursiru in chilla
ninmiua, e riprisirusi in briga, et in quilla briga
iutisiru quisti Baruni preditti, et iucalzaru la
briga contra li Franzisi cu li Palermitaui et li
homini a rimuri di petri e di arm i gridandu
moranu li Franzisi intraru intra la gitati cu
grandi rumuri... *)
Dat is, ontdaan van den omhaal doch zouder
den zin te wijzigen.
Op Dinsdag na Paschen 1282 kwamen de in
de croniek genoemde en al de andere edelen
van Sicilië, in geheimen raad tot nstemmig
heid geraakt, te Palermo saineu om den opstand
te bewerken; dienzelfden dag zou er een groot
feest zijn buiten de stad op een plaats genaamd
Santo Spirito; een Franschman raakte hier eene
vrouw op onvoegzame wijze aan zooals zij ge
woon waren te doen, waarop de vrouw begon
te schreeuwen en mannen vam Palermo
toesnelden; er ontstond een twist, in welken
voorzegde edelen zich mengden, de Palermitanen
tegen de Frauschen ophitsende, en de mannen
grepen naar steenen en wapens, roepsnde:
i dood aan de Franschen!" en trokken met
groot rumoer de stad binnen.
Bij het lezen van deze croniek ondergaat ons
geloof aan de historische betrouwbaarheid van
het italiaansche geschiedverhaal vrij zware be
proevingen en het is niet zonder weerspannig
heid dat men met Amari blijft aannemen: de
aanwezigheid dezer tot den opstand besloten
edelen in dat afgelegen oord ware er dau
ook een kerkelijk feest de twist en hun
ingrijpen in dien twist moeten aan het toeval
geweten worden, dat op die wijze den eerst
voor later beraamden opstand plotseling deed
uitbarsten. Het vermoeden ligt voor de hand
dat dit alles door de samenzweerders met zorg
was overlegd, dat de edelen, met het voorbeeld
van Constantijn voor oogen, de ontdekking van
hun plan en hiermede het verlies van hun hoofd
aan geen lang tijdsverloop wilden blootstellen,
en dat de mannen van Palermo die daar han
delend optraden, door hen waren opgeroepen
uit de Maffia, die tallooze menigte personen,
ook in dat tijdperk de omstreken van Palermo
overstroomende, tot alles bereid, en die steeds
zulk een belangrijke rol vervulden in de om
wentelingen en moordtooneeien van Sicilië.
»L'histoire de la malïh", zegt Elisée Rjclus,
»est encore a faire et nsque fort de rester en
grande partie un mystère."
De kerk van Santo Spirito en het nabijge
legen klooster werden gedurende zes eeuwen
door het volk omgeven met een bovennatuur
lijke geheimzinnigheid en eene vreesachtige
pjëteit. De dag der opening viel samen met
eene zonsverduistering, welke het volk grooten
schrik aanjoeg. Een callabrisch pater
Giovacchino voorspelde van het gestoelte sombere
rampen en kastijdingen van God. Op Dinsdag
na Paschen van 1282, werd het afschuwelijke
bloedbad der Fransclieu voltrokken. Eu de her
innering dezer moordtooneelen, de verloopen
eeuwen haar nimmer uitwisscbende, de ver
woestingen van den tijd maakten het oord altijd
meer afschrikwekkend, totdat het in 1748 door
de benedictijner monniken van Afonte Olevito
verlaten en m 1782 tot kerkhof werd ingericht.
Vroeger bewonderde men in deze kerk het
beroemde schilderwerk van Rafaël Spasimo, in
1573 er heen gebracht door de eerste benedic
tijnen, die dit toen reeds ledigstaand klooster
kwamen bewonen. In 1660 werd het meester
stuk van Rafaël uit de kerk der Vespri over
gebracht naar Madrid waar het nog aanwezig is.
De herstellingen welke de kerk in de 15de
en 18de eeuwen onderging, wijzigden slechts
weinig baar uit- en inwendig aanzien.
Toen in 1882 te Palermo het zesde eeuwfeest
der Vespers werd gevierd, besloot men de res
tauratie uit te voeren geheel naar den
oorsproukelijken staat van het historische gebouw.
De architect Basile schreef te dien opzichte:
Het geheele uiterlijk is ontwijfelbaar van een
enkel tijdperk en naar eene enkele conceptie.
Men merkt er bogen op naar verschillende
stijlen gewijzigd (archi-modinati) met twee kleu
ren van tuf- en lipariscben steen, omringd door
schulp- en lijstwerk, bekroond met frisen en
ornamenten die een vlecht- of mozaïekwerk
vormen in beide genoemde materialen met
lichtgeteekende en meesterlijk gebeitelde omtrekken.
Het geheel is voortreffelijk en bevallig, heerlijk
harmonisch en streelend voor het oog; en men
kan zonder vrees van dwaling zeggen dat, onder
al de voorbeelden van deze karakteristieke en
samengestelde middeneeuwsche architectuur van
Sicilië, het monument der Vespers uitmunt
door fijnheid van smaak en van uitvoering en
door de geheel voltooide uitwerking der con
ceptie.
Na afloop der restauratie werd de kerk on
langs voor den dienst heropend. De capueijner
monniken zongen de mis van den maestro
Raemondi met groot orchest. De kanunnik
Ignazio Trapani van de beroemde kapel Palatino
las eene gelegenheidsrede. Al de autoriteiten
met den prefect aan het hoofd waren hierbij
tegenwoordig. Men vermeldt zich in den roem
van deze bloedige tooneelen afstralende op »een
volk, weerspannig tegen het juk en de vreemde
overheerschers uitroeiende".
Maar de onzijdige en sceptische toeschouwer
tracht te vergeefs deze politieke sluipmoorden te
rijmen met de leer der liefde, wier priesters ze
bewierooken ; hij vraagt zich af hoe het oordeel
zoude zijn wanneer de opstand door Karel was
onderdrukt ? Of het juk van Aragon zooveel
lichter was dan dat van Anjou? Of de volken
misschien immer zullen zuchten onder ue of
andere donkere dwingelandij ? en of het woord
van Adolphe Thiers altijd zal gelden ? ,.lesuceès
est un dieu de fer que les hommes adorent."
Palermo, 5 Maart 1899. C. SPRENGEB.S.
Hindoekunst op Midden-Java.
De tentoonstelling der afgietsels van de
bouwkundige en decoratieve onderdeelen der
Hindoekunst op Midden-Java, die thans in
het Museum van kunstnijverheid te Haarlem
gehouden, wordt tot heden druk bezocht, wel
een bewy's hoezeer de belangstelling toeneemt
voor de prachtige bouwwerken, die zich op
een der schoonste eilanden onzer Oost-Indische
bezittingen bevinden. Deze bouwwerken werden
vermoedelijk omtrent de 8e eeuw onzer jaar
telling gesticht door de Hindoes die van de
kusten van Eoromandel naar Java verhuisden,
alwaar zij godsdienst, kunsten en wetenschap
pen overbrachten. De tentoongestelde frag
menten leveren ons het bewijs, dat de be
schaving dezer kolonisten een byzonder stand
punt innam, en dat hunne architectuur en
decoratieve kunst eene hooge ontwikkeling
ontwikkeling hadden bereikt
De tentoonstelling is eiken dag van 's morgens
10 tot 4 uur geopend.
IIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHIIIIHIIIIIIIIIIIIIHIIIHI1IIIIIMIIIIHIIII
*) Chronache siciliane de secoli XIII, XIV,
XV pubblicate per cura del Prof. Vmcenzo Di
Giovanni pag. 132. Bjlogna, presso G.
Romagnoli 1865
Boek en TüJsclirift,
De Jonge Gids.
Al neemt de redactie van de Jonge Gids
het onzinnige landbouwkolonie-plan van V.
Eaden niet au sérieux, toch deed ze er goed
aan, in de Biekbeoordeéling hem door C. F. L.
te laten bestryden, want daar een man van
naam: «Waarvan leven w\j?" en »Recht of
Macht" schreef, en dus sommigen dwaas genoeg
zouden zyn aan zulk getheoriseer nog waarde
te hechten, kan een weerligging nut hebben.
En wat in een noot door de redactie verteld
wordt en ook door C. F. L. toont, dat deze dichter,
die zich met groot talent «verbeelden" kan een
apostel te zyn, allerjammerlijkst als hervormer
mislukt. Vermoedelijk zal Heyermans dit
opzettelyk onderzocht hebben voor het in een
aanteekening op het stuk van C. F. L. te
vermelden: Volgens hem heeft Van Eeden
Marx nooit gelegen. Notabene ! Die komt
in het publiek met economische theoriën voor
den dag, maar het eerste boek, waar iemand
tegenwoordig letterlijk naar grypt, om de sociale
questie te beoordeelen, kent-ie niet eens. Het
is zóó brutaal, dat de bewering van Heyermans
haast niet geloofd kan worden. En dein die
arrogance! C. F. L. schrijft: »Als er»iemand
belang bij heeft te hooren welke fouten
»Marx gemaakt heeft, zijn het de leden der S. D.
»A. P. Van Eeden behoorde hen allereerst in te
«lichten." Welnu, toen de afdeeling Amsterdam
van die bond hem verzocht deze weerlegging in
een harer openbare vergaderingen met debat te
herhalen, was hy daartoe niet genegen. Le
courage de son opinionl
Maar hiermee basta, want hoe minder over
dergelijke dwaa heden geredeneerd wordt hoe
beter. Naast Van Eeden afzonderlek wordt
in de Varia de geheele N. Gids-beweging behan
deld. Er wordt door * * * in beweerd, dat alleen
h\j werkelijk auteur is, die de volle werke
lijkheid van een geheel tydperk omvat en
begrijpt. Zeker, dat zy'n de auteurs par excel
lence. Maar zoo iets kan men toch waarlijk
niet van ieder litteratortje vergen. Zoo reke
nend houdt men alleen de allergrootsten van
alle tijden over. Ik voor mij ben ook beu,
wee van al die persoons-lyriek, van al die
«stemmingen" en snak naar wat anders dan
het ge-sonnet van al die jongeren in de stijl
van '80, maar men hoeft daarom nu weer niet
in een ander uiterste te vervallen en
heelemaal niet meer willen hooren van ik-kunst,
van particuliere emoties, die hebben naast de
gemeenschaps-kunst, welke de J.
Gids-mannen wenschen, recht van bestaan. En wat dit
tijdschrift geeft is niet van dien aard, dat
door de rijkdom van zijn inhoud, door
aan alle psychische behoeften te voldoen,
de N. Gids en het Tweem. eigenlijk over
bodig worden. Waar vindt men in de
J. Gids b. v. historische schetsen als die van
Ary Prins? Of een goddellijk mooi sprookje
als Psyche van Couperus? Wie met economie,
realistische romans en proletariër-poëzie nog
geen vrede heeft, kan intellectueel ook van
de J. Gids-literatuur allén niet leven. Emanuel
Diaz begint eennieuwe roman : School; als een
goede scène wijzen wij het visite-moment aan
van mijnheer van Dettele bij de familie van
Straaten, als de gast om een praatje verlegen j
zit. Quérido breekt nu Voltaire af als would- '
be-eposdichter van de Henriade in zijn Medi
taties. Piet Koomen maakte een
achterbuurtschetsje: Morgen, waarvan het slot nog al
sterk pakt, de rest weinig of niet. Scipio
teekent met Silhouetten uit de Arbeidersbe
weging nu Van der Goes, Fortuin, Gerhard en
Troel'stra uit, T. Peers vervolgt een vrjolyk
verhaal voor het volk: Barbertje Snik; hij ty
peerde goed de mode-magazynhoudster in deze
historie. Heijermans plaatste een tooneelschets
Ego, krachtig van taal. Dan: Verzen door P.
van der Meer, I. onbeduidend, II. vél beter,
al had het nog sterker kunnen wezen door
de trieste watervlakte niet te vergelijken met
«wond're" avond-weiden, wat een zonnige
impresssie geeft, maar met wijking van velden in
schemer of duisternis. Ook nog: Liedjes door
J. L. G. Verhoeven, het eerste niet kwaad, het
tweede: Klokken, niet zuiver genoeg van maat
* *
*
Nederland.
Met genoegen maken wij melding van In 't
Veld door Jan Wabeke, een schets van het
fortuinzoekers-leven in Zuid-Afrika, niet om
de deugdelijkheid van dit stukje zelf, want
het beteekent als kunstwerk niets, maar alleen
om het feit, dat we hier nu te doen hebben
met een begin van nienw-hollandsche littera
tuur. En wie weet, als onze stamverwanten
daar het met hun taal kunnen harden tegen
de «roodbaatjes", wat een sterke jonge kunst
er nog floreeren zal. J. Eigenhuis heeft
hier heel wat beter werk geleverd dan in
Woord en Beeld, Tigme de kroosvisscher, de
geschiedenis van een brute boer, die zijn
medeminnaar vermoordt, en dan met zijn
meisje verdrinkt op het oogenblik, dat hij
als een woeste oermensen haar met geweld
tot zyn vrouw wil maken. Ook het land
schap is volledig geobserveerd en met
kracht weergegeven. HU wordt misschien een
leerling van Cremer, maar jonger, meer
wildnaturalistisch. Hij doet misschien goed eens
duchtig: La Terre te bestudeeren of LeMale
van C. Lemonnier, waarin ook zulk een grof
mensen-dier moet voorkomen. Gerrit, d'n
onneuzele" door Eimar kan juist van dialect
wezen; overigens beteekent dit product niets.
Vader van Henry Elbe, behelst de nog al on
waarschijnlijke geschiedenis van een
rykjongmensch, die geëngageerd is, maar een onecht
kind heeft büeen prostitué. Zulke dingen worden
gewoonlijk zóó bekend, dat het meisje er zeker
wel vóór de verloving van gehoord zal hebben. De
gehee'le tweestrijd van haar minnaar: dit al of niet
te bekennen, vervalt daarmee allicht. Ook de be
schrijvingen zijn niet altijd gezien. In Holland
maakt een groote stad na een regenbui bij volle
maan niet de indruk van «serene" levenslust.
En soms slaat hij door met phrases: Een kind
dat verwijten «jammert", gaat, maar «buldert"
niet. «'t Heelal van zijn ziel l" Er is sprake van
een gewoon jongmensch, geen wereld-geest.
«Zilverwit lichtte de maan op de straatkeien".
Wel op hagel en sneeuwlaag, maar anders
schynt de maan blauw. De mededeelingen over
het 2e regiment Hollandschelanciers der Keizer
lijke garde in 1812 van C. Gysberti Hodenpyl
mag de lezer gerust overslaan. J. S. de Raaff
dichtte Twee Sonnetten, I. wel mooi van klank,
maar II. vaag in zyn gedachtenloop en komisch
misplaatst, spreekt hy hierin van: »wy jongens".
Ahi'mkiira door Jug, ook een vers, technisch
een nulliteit, als Indische philosophie niet
veel meer dan napratery. Kalme Zee niets
en Aan door Annie Nauta:
Wie waart gij, die mijn droevig hart,
Zoo gansch en al verslondt, enz.
Er had net zoo goed kunnen staan:
Wie zijt gy krygsman zoo vol moed,
Met wien ik gisteren streed,
Wiens arm my reeds by d'eersten slag
Het voorhoofd duiz'len deed ?
't Was de aftochtsroffel van den trom die
we voor deze juffrouw met plezier willen slaan,
Toen van Erica, als versificatie zwak, futiel,
maar wellicht sterker van gevoel dan uit de
expressie, zoo op 't oog blykt. Verlangen van
P. Visser heeft enkele goede vers-motieven,
maar te veel losse klank. Fantasie door Emile
Erens, weemoedig van toon, op enkele punten
na, geslaagd.
De Hollandsche Revue.
Op .de achterzy'de van de omslag staat een
alleraardigst gedachte reclame-plaat voor Van
Houtens Cacao, naast de rubriek Wereldge
schiedenis, een afbeelding van de Oranje-Zaal in
het Huis ten Bosch, waar de Vredes-conferentie
gehouden zal worden en in die afdeeling van het
tijdschrift een portret van Schaper en een af
druk van de Gustave Zede, de nieuwe onder
zeesche boot. Bjj de kolommen van Belangrijke
onderwerpen, vindt men grafische voorstellingen
van de toename der bevolking in de verschil
lende landen, waarby vooral die van Rusland
enorm schijnt, maar men moet hierbij 'n 8-811"
merking nemen, dat daar de boeren dikwijls
niet uit maar van het eene naar het andere
deel van dat kolossale gebied emigreeren, terwijl
in Engeland of Frankrijk eer verhuizing naar
andere continenten plaats heeft. Daarnaast iets
dergelyks van de huwelykskansen der moderne
vrouw. In deze rubriek: een bespiegeling over
de toekomstige statenvorming als de
Oostenryksche monarchie in elkaar valt, ook wat over
Tolstoïen Lady Ishbel Aberdeen, presidente
van den Internationalen Vrouwenraad met por
tret. Naast de Karakterschets, die de overgang
behandelt van dominéF W. N. Hugenholtz Jr.
tot de sociaal-demokratie nog een fraai beeld
van deze. In enkele k.machtige zinnen geefc
de redactie als begin dezer biografie eenig denk
beeld van de' Marxistische levensbeschouwing.
Als Boek van de Maand bespreekt zy Spanje,
een reisverhaal door Jozef Israëls en noemt dit
nu wel geen groot kunstwerk maar toch een be
koorlijk boek. Frans Erens, die er onze groote
schilder vergezelde,moet wel een uitstekend reis
genoot zyn in dat land. Weinig litteratoren heb
ben hier zooveel gevoel voor het Spaansche
als hy; Breng prefereert voor alle andere de
Romaansche beschaving en litteratuur, en leeft
eerst recht in Frankrijk, Italiëof Spanje.
J. K. RENSBUBG.
NIEUWE UITGAVEN.
Vredes- Stemmen, Kant-Laveleye?Tolsto
Letournean?Novïkoff?Guy de Manpassanten
anderen, door F. DOMELA NIEUWENHUIS, Am
sterdam, S. L. van Looy.
De Natuur in! Tijdschrift voor Lager
Onderwy's, afl. l, 4e jaargang, Amsterdam,
C. A. J. van Dishoeck.
De Bloem en hare geheimen, door dr. H. J.
CALKOBN, Geïllustreerd. Amsterdam, C. A. J.
van Dishoeck.
Open Brief aan de ledeu der Tweede Kamar
der Staten-Generaal, door mr. J. D. WICHEBS.
Appingedain, C. Kamminga.
Oorlog of Vrede ? Afl. 3. Roman van GREGOR
SAMAKOW. Amsterdam, Hollandsche
Stoomdrukkery en Uitgevers-Maatschappij.
Catalogue de la BiMiothègue de feu M. Ie
Dr. P. J. VETH, Prof. de géographie
etd'ethnographie des Indes-Orient.-Neérland. a
l'Universitéde Leide. Vente 8-15 Mai 1899, a
la maison de la Librairie et Imprimerie
cidevant E. J. Brill, Oude Ryn, nr.33a, a Leide.
Inhoud van Tijdschriften.
Hygiënische Bladen. Dr. D. J. Blok, Be
scherming der oogen by den arbeid in werk
plaatsen ; Marie Fles, Ingezonden; dr.
Kooperberg, Een sociale ziekte, langs hygiënische
weg te genezen; P. H. Ey'kman, Over kleeding.
Maatschappelijk Werk: Sociale Hygiëne,
door Hekma; Voor- en nadeelen van parti
culier initiatief en van staatsbemoeiing ter
verbetering van sociale misstanden, door B.;
Inrichtingen voor Ambachts-, Vak-,
Huishoudonderwys enz. in Nederland, door R.;
Uit het Maatschappelijk Leven.
Taal en Letteren: J. Koopmans, Orléang
(Da Costa), met Inleiding en Aanteekeningen;
Phonetiek; Jan Ligthart, Opmerkingen by de
lezing van Potgieter's Florence (Ie zang);
P. H. van Moerkerken, «Als klokspys"; B. H.
Naschrift; Ty'l Uilenspiegel, (Albert Verwey);
Uit de Renaissance, (Aug. Vermeylen); J.
Kleefstra,.Over opvoeding; Boekaankondiging:
J. Leopold Hzn., Niederlandische Sprachlehre
für Deutsche, door dr. J. B. Schepers.
De Revue Politique et Parlementaire van 10
April bevat o. a. een artikel van onzen land
genoot C. Cornelissen: Le systètne cellulaire et
Ie Traitement des Prisonniers politiques.
Eigenhaard. No. 16: Een Stilleven, door
F. J. van Uildriks ; Rombout Hogerbeets, door
prof. dr. H. C. Rogge, met portret, I; Poeeten
en Stenographen, vry naar het Duitsch van
dr. Max Rubensohn ; De centrale Werkplaatsen
der Hollandsche Ijzeren Spoorweg-Maatsch.
te Haarlem, door C. J. Lust, II, met afbeel
dingen naar phot. van den heer Pörtzgen,
aldaar; Telegrafeeren zonder draad, door dr.
E. van der Ven, met afbeeldingen; Een held
vai Djagaraga (1849-1899), door J. F. L. de
Balbian Verster, met portret; Verscheidenheid ;
Feuilleton.
iiliiiiiiiiiiiiMliillliiiiimiimillMliiiiliinii
Voerman Henschel verboden.
"Voerman Henschel" te 's Hertogenbosch door
de geestelijkheid veroordeeld en door den
Burgemeester terjopvoering verboden, schynt
niet door alle katholieken zoo gevaarlijk ge
acht te worden. Te Breda werd het met
succes opgevoerd den 7den Maart.
Victoria-Bron.
De Maatschappij tot Exploitatie van de
Victor-Bron te Oberlahnstein, heeft een aardige
reclame voor dit bronwater de wereld inge
zonden. Een mysterieuse puzzle, waarop men
al naar men een der beide kaartjes naar be
neden of omhoog schuift, den aardbol omringd
ziet door 12 of 13 personen. Deze Maatschappij
onder Duitschen naam, is een Nederlandsche
onderneming, die met Nederlandsch kapitaal
werkt en door Nederlanders wordt bestuurd.
Geheel-Onthouders Café.
Door den Heer S. de Wolf alhier, is in
No. 26, lepenweg, geopend een Geheel-Ont
houders Caféen Vegetariërs-Restaurant.
40 cents per regeL
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiitiiHiiimiiiiiiiMimiiiniii _
Damast-Zijde 75 cent
tot f 14.65 per Meter alsmede zwarte,
witte en gekleurde Henneberg-Zijde
van 45 Ct. tot f 14.65 per Meter effen,
gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240
versch. qual. en 2000 verach. kleuren, dessins
enz.), franco en vrij van in
voerreenten in buis. Stalen ommegaand.
Dubbel briefporto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zij de- Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Zürich.
IIIIIIIUIMIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllillllllMinillMllllllllllllllllinlIlllllllllllinillllllMMHIIIIIIMIMIIIIItllMIMIIIIIMIIIIIII
IIMIMIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
VOO13. DAMEjg.
De oprichting van WlioiMolen,
Onze tijd schudt de menschen wakker. Zy,
die het materieel slecht hebben in de wereld,
trachten hunne positie te verbeteren en velen,
die in betere omstandigheden verkeeren en
?die in staat zyn te gevoelen, dat dit betere
hun niet' toekomt, zoolang anderen ontberen,
trachten hen te steunen in hun pogingen.
Van dit tijdsverschijnsel is de beweging onder
de dienstboden een uitvloeisel. Zy hebben i
zich reeds tot een vakvereeniging geconsti- !
lueerd, de dienstbodenvereeniging Allen voor
elkander" en trachten volgens een circulaire
in Mei '98 door hen onder de dienstboden
verspreid, door bijeenkomsten zich te ontwik
kelen en hun lot te verbeteren. Ieder die
deze circulaire leest moet gevoelen, dat die
voor 't meerendeel jonge vrouwen van weinig
ontwikkeling gesteund moeten worden en n
punt in de circulaire wyst den weg aan, waar
die steun het beste te verleenen. Zij zeggen
hun doel te willen bereiken door te trachten
het plichtsgevoel van de leden te verhoogen,
omdat een ernstige nauwgezette vervulling van
hunne taak, omdat goed flink gedaan werk
recht geeft op een eervolle bejegening van de
zyde van werkgevers, omdat men meer recht
van sprefan heeft, ivanneer men goed zyn vak
verstaat en degelvjken arbeid verricht."
Juist. En waar knnnen de toekomstige
dienstboden hun vak goed leeren verstaan?
By moeder t'huis? Men weet, dat in de
arbeidersgezinnen zelfs in het beste geval van
geen opleiding sprake kan zyn en bovendien
verschilt de omgeving te veel van die, waarin
het meisje als dienstbode later zal werken.
Het antwoord op de vraag is sedert de laatste
tien jaren reeds gegeven: de scholen voor
kooken huishoudonderwijs hebben hunne sporen
verdiend en wat is natuurlyker dan te zorgen,
dat die personen van dat onderwijs in de eerste
plaats profiteeren, weke er h-m brood mede
moeten verdienen, voor welke het een
levensquaestie is.
Het is van algemeene bekendheid, dat vele
meisjes het werken in fabrieken, dien
geestdoodenden, tot geen ontwikkeling leidenden
arbeid verkiezen boven het zoogenaamde
slavenleven van een dienstbode. Wat is daarvan
de reden en waarom noemen zy het een
slavenleven ?
Omdat zooals de zaken nu staan zij meestal
zoo goed als onvoorbereid voor haar werk
komen te staan. Haar moet van uur tot
uur worden gezegd, wat zy hebben te doen
en zij krijgen het gevoel als slaven te worden
afgebeuld. Ik spreek niet van de ellende en
de droevige reden tot tweedracht, die ontstaat
in het gezin, waar ook de vrouw des huizes
niet op de hoogte is van de eischen aan de
inrichting eener huishouding te stellen. Maar
daar waar de meesteres in werkelijkheid de
meerdere is, waar zy kan leiden en voorgaan,
daar zal de onbekwame dienstbode zich een
slavin gevoelen, omdat zij niet den
gedachtengang harer meesteres kan volgen, omdat elk
bevel, door een dringende noodzakelijkheid
ingegeven, haar voorkomt een uiting van wille
keur te zijn. Hoe geheel anders moet het zijn
met haar, die de eischen kent te stellen
aan huishoudelijk werk, die systeem heeft
leeren brengen in de huishoudelijke bezigheden.
Haar werk ligt afgebakend vóór haar; zy heeft
de dagverdeeling vast in haar hoofd; elk bevel
haar gegeven heeft voor haar een bepaalde
beteekenis; zy kan beoordeelen of de uitvoering
er van binnen de grenzen der mogelijkheid
ligt en op goede gronden haar meesteres er
op wy'zen, dat het bevel in verband met
ander werk niet is uit te voeren in n
woord by grondige vakkennis is overleg tusschen
werkgever en arbeider, in dezen tusschen
meesteres en dienstbode, mogelijk en vruchtbaar.
En daarop toch berust het succes van haar
werk. Geen gezond mensch zal arbeiden op
zich zelf een straf vinden, voor geen enkele
dienstbode behoeft het arbeiden voor anderen
een slavenlot te zijn. Maar die arbeid moet
dan ook zyn een reden tot tevredenheid; niet
de lof van anderen, maar de voldoening het
werk, dat men te verrichten heeft meester te
zijn geeft satisfactie. En op het gevoel van
satisfactie komt het aan.
Pleizier hebben in het werk om het werk
zelf die groote voorwaarde voor geluk kan
alleen verkregen worden door hen, die hun
vak verstaan.
Dat de helaas, tot nu toe nog bestaande
afstand tusschen meesteres en dienstbode bij
een onvermijdelijk nauw samenleven eigenaar
dige moeilijkheden schept, zal niemand be
twisten ; dat ook karakter en aanleg van beide
personen soms noodzakelijk tot botsingen moet
leiden evenmin, maar voor wie scherper ziet
dan de oppervlakte is het duidelijk, dat de
meeste botsingen niet ontstaan door verschil
van karakter en aanleg, maar eenvoudig door
een misverstaan van elkander het gevolg
van gebrek aan vakkennis.
Het lot der dienstboden verbeteren door
hen zelve grondig te bekwamen is een eisch
des ty'ds. Daarvoor is noodig: oprichting van
dienstbodenscholen. Hoe deze werken is geen
vraag meer. Ieder, die wil, kan aan de