De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 23 april pagina 8

23 april 1899 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D. No. 1139 Mac Kinley's mening, (Jugend.) COURANTENBERICHT. Woensdag 28 Maart: In officieele kringen vraagt men zich taet bezorgdheid af of de overwinningsberichten van generaal Otis geheel met de waarheid overeenstemmen. MAC KINI.EY : Goddam ! al weer een overwinning. De toestand on Samoa. (Lustige Elatter.) Drie lieen-chers in n land, Drie consuls in n band, Drie lianen op n boerderij, Dat geeft ten slotte kibbelarij. Het trUoiMni" on Samoa, (Vlk) Geen wonder, dat zóó de vlieger niet opgaat! Prettig voor hem! (Punch.) SCKIMBLE : «Wat spijt het mij, dat ik u niets kan laten zien ! Ik heb juist alles naar de Academy gezonden." Mrs. MACMILLIONS : »Hoe jammer ! Ik had er me zoo op verheugd! Ze komen, hoop ik, heel gauw terug ?" vergelijking van het bedrag met dat van vele europeesche staten. By de koersveranderingen der Bank- en Credietinstellir.gen moet rekening gehouden worden met de dividenduitkeering. De com manditaire Twentsche Bankvereeniging, B. W. Blydenstein & Co., keert over 1898. behalve de in Januari betaalde 4 pet., nog 3 percent uit, zoodat in het geheel 7 pet. wordt voldaan. Oer 1897 werd 1% pet. aan de participanten uitgekeerd. De onlangs plaats gehad hebbende uitgifte der Koloniale Bank behoort, volgens vroeger gemaakte bepalingen, nu gevolgd te worden door intrekking van de leening van 1885 of beter gezegd: ze had daardoor voorafgegaan moeten worden. In verband hiermede zullen de aandeelhouders te beslissen hebben over de uitgifte van een leening groot ? 4.108 000 in 5 pets. stukken, om de 85ger stukken kosteloos te verwisselen, waartegen de houders der laatstgenoemde obligatiën zich kunnen verzetten door kennisgeving vóór 29 April aanst. Daarvoor zullen ze wel geen reden hebben. Onder de hypotheekbanken bemerk ik alleen een gunstige verandering zij het dan ook slechts een fractie voor de Veendamsche. Uit het ontvangen jaarverslag der Hypotheek bank voor Nederland en de in verband daarmede staande Algemeene Waarborg Maatschappij, die de pandbrieven der eerste garandeert, bly'kt dat na afzondering van ?15400 voor het reserve fonds nog 6 pet. dividend kan uitgekeerd worden. Verliezen werden niet geleden. Het ontvangen jaarverslag der Utrechtsche Hypotheekbank wijst wederom op buitengewoon gunstige resultaten. De netto-winst bedraagt ? 108,192.25 tegen ? 90,232.33' in '97, zoodat 17 pet. of ? 34 per aandeel eerste uitgifte en ? 17 per aandeel serie B kan uitbetaald worden. Onder de Fabrieken verdient vermelding het bericht, dat de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek te Delft niettegenstaande het aanzienly'ke vorlies op de onderneming te Brugge, en tijrwyl de afschrijvingen ruim / 170000 bedragen, nog 6 pc. door uitgekeerd kunnen worden. In 1897 werd slechts 2X pc. ver diend. Onder de Petroloum-ivaarden zyn deze week bijzonder besproken de Sumatra-Palembang. De laatste productie opgave wees op een belai gry'ke vermindering, zonder vermelding van bijzondere reden. Toch bestond die: een ge brek in de pypleiding. Slechts enkelen was dit ter beurze bekend. Die profiteerden van hun byzondere kennis, tegenover bang gewor den verkoopers. Terecht geeft Mr. H. P. Berlage zijn ontevredenheid over het gemis der publicatie van deze omstandigheid, te kennen.- Hij meent, dat hierover op de eerst volgende vergadering van aandeelhouders, de directie en de commissarissen behooren geïn terpelleerd te worden. Ik vind, hij heeft gelyk. Loten in verschillende richting veranderd. De Turksche in de gewenschte richting, door rijzing tot 29% pet. Men hoopt nog steeds op gunstiger uitlegging der bepalingen omtrent het bedrag voor de uitlotingen en premiën. * * Brieven en stukken voor deze rubriek te adresseeren aan D. STIGTBB. Amst., 20:21 April '99. Alexanderkade 4. iiiiuinniiiiiiiiiiiMiiiiiititiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiHitifiiiiitftfui Een goeHbroe uitgifte M ie Gedichten yan Jacpes Perk 't Is een genot, het werk van een dichter te bezitten in een mooie uitgaaf op grote bladen, gesierd door een kunstenaar die de dichter begreep. En 't lijkt soms heilig schennis als de uitingen van de besten onder de mensen op klein papier met een minder ooglike letter gedrukt worden. Maar het prachtwerk komt in de handen van betrekkelik weinigen. Daarom moet wie een dichter tot zovelen mogelik gebracht wil zien, zich verblijden, als de uitgever zich leiden laat ook door andere overwegingen dan de van piëteit en verering getuigende, die hem een boek tot een monument doen maken. Van Jacques Perk z'n gedichten bestond alleen de door Nieuwenhuis geornamenteerde ediesie, die 10 gulden kostte. Het feit dat de heer Van Looy een tweede druk voor ? l 90 liet verschijnen mag hier wel wat nadrukkeliker dan in een simpel berichtje van twee regels bekend gemaakt. Want nu kunnen de «ge beeldhouwde sonnetten helder op klinken" 1) ook voor velen die de eerste druk riet zagen, omdat 10 gulden voor hen een te hoge prijs prijs voor een boek is. Bij de gedichten krijgt de lezer ook be halve wat uiterlike geschiedenis van de dichter en zijn verzen in een voorrede door Vosmaer de prachtige inleiding van Willem Kloos. Daardoor wordt dit boekje zelf een inleiding tot onze nieuwere dichtkunst. Want: met de voorlichting van Kloos wordt het verstaan van Perk z'n poëzie gemakkeliker; Perk staat noch buiten de Nieuwe Gids, orndat hij al in 1881 gestorven is; in de Spectator zijn 't eerst zijn gedichten verschenen ; Vosmaer was zijn patroon; voor zeker publiek 2) is de dichter dus een midden-, geen revolusieman, staat hij verbindend tussen twee kampen. Onder de lezers, die in de hier aangekon digde bundel Perk voor 't eerst leren kennen, zullen er zijn die hem duister noemen, ge wrongen, en zijn levensbeschouwing uit den boze. Het laatste sonnet van Mathilde geeft het antwoord van de dichter op de kritiek die hij voorzag: «Sonnetten, klinkt! U dichten was genieten !" Die laatste woorden mag ieder hem nazeggen; en wie 't niet kan, omdat hij ze niet mee gevoelt, heeft wel enige grond om zich zelf te verdenken van onvatbaarheid voor poëzie of van niet te weten wat eigenlik poëzie is. »De poëzie," zegt Kloos, »is geen zachtoogige maagd die, ons de hand reikend op de levensbaan, met een glimlach leert bloemen tot een tuiltje te binden, en zonder kleer scheuren over heggen heen stappen, ja zelfs zich bukt en ons wijst, hoe de scherpste stekels het best kunnen dienen, om het schoeisel te hechten, dat de lar.ge weg had losgewoeld." Ja, zo hebben velen zich de poëzie voor gesteld, als ze »tot ontspanning na ernstige bezigheid" versjes gingen maken over de vrieiidschap, over de lente, over de gebeurte nissen in hun familiekring; of moraliezeerden op maat en in rijm. Dat werden aardige, of hartelike, of lieve, of vooral ook nuttige verzen. En zulke verzen alleen heeten noch voor sommigen (?) poëzie. Maar voor Perk is de poëzie iets anders. »Jac(|ues Perk," zo staat er in de inleiding: 1) Mathilde I, blz 71. 2) Maar daarom r.och niet de facto. »had geleden wat hy zong, en er lacht door Mathilde eene idylle uit het leven, zooals er van achter Iris de tragoedie van een menschenhart wenkt." Voor een dichter als deze is de poëzie «eene vrouw, fier en geweldig, wier zengende adem niet van ons laat, die ons bindt aan haar blik, maar opdat wy vry zouden zijn van de wereldzorg, die hart en hoofd in bedwelming stort, maar ook den drang en de kracht schenkt, zich weder op te richten tot reiner klaarheid dan te voren ..." Zo'n dichter heeft ogenblikken dat hy zeggen kan: »De Godheid troont... diep in myn trotsch gemoed." En hy kan, als in Iris, zyn diepste smart uiten in klanken en ritmen, die bewijzen dat tussen taal en muziek het verschil alleen gradueel kan zy'n. Perk is onder de eersten geweest, die in onze ty'd weer het Sonnet kozen als uiterlike vorm voor hun verzen. Het sonnet is wel eens een stroeve en gekunstelde vorm genoemd: onze dichters hebben getoond en ook Perk in zijn Mathilde hoeveel afwisseling er mogelik is, hoe smijdig de taal bly'ft, hoe »vloeiend" de verzen, hoe klaar de gedachte en 't beeld, ook in de schynbaar knellende omlyning van deze dichtvorm, als maar een woord-kunstenaar hem hanteert. »Naar eigen hand de vrije taal te zetten Is eedle kunst, geen grens, die haar ontkrachtte : Beperking moet vernuft en vinding wetten; TotheerscheniSjWiezichbeheerscht, by machte: De geest in enge grenzen ingetogen, Schy'nt krachtig als de popel op te schieten," Dat het zo by Perk is, zal wel iedereen toegeven, die zy'n Gedichten gelezen en meegevoeld heeft. De »Goedkoope Utgave" verschaffe velen dit genot. J. L. C. A. MEIJER. Boekverkooping. De firma Burgersdyk & Niermans te Leiden, kondigt tegen l, 2 en 3 Mei a. s. eene belang rijke veiling aan. De catalogus, zoo juist ver schenen, omvat de geneeskundige bibliotheek van Dr. J. D. Doorman, arts te Leiden, en van Dr. Cornelius Herz, in leven electricien en redacteur van het tijdschrift »Lo Lumière Electriqiie" Parijs, overleden te Bournemouth. Deze laatste bibliotheek is zeer précieus en beweegt zich in hoofdzaak op het gebied van de electriciteit en hare toepassingen, waarover de beste standaardwerken en tijdschriften ver tegenwoordigd zijn. Verder bevat de catalogus veel belangrijks op het gebied der wis- en natuurkunde, astro nomie, ingenieurswetenschappen, chemie en pharmacie, antrophologie en etnographie. Onder deze laatste rubriek komen voor de hoogst zeldzame eerste uitgaven van de reizen van Corn. Houtman naar Indië(1597), reizen naar het Noorden door Gerrit de Veer e a., unieke collectie in fraaie exemplaren. Tot slot eene uitgebreide verzameling werken over Dar winisme, Zoölogie, Botanie en Geologie, voor afgegaan door vele kostbare tijdschriften over deze takken van wetenschap. De catalogus is gratis verkrygbaar. Men zie de annonce in dit blad. iiiiiiiHHiiiiiiiiniiimmiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiimtiiMiiiiiiiiiiii Signalementen yan onze spoorwegiannen door JAX VAK 'T STICHT. D. G. BINGHAM. Ka Mr. Ameshoff verdient zeker in de eerste plaats hij genoemd te worden, wiens beeltenis j hierboven staat afgedrukt, als de man, die het j meest tot de ontwikkeling van het spoorweg wezen in ons land heeft bijgedragen. Hij was werkzaam bij de Great Western Raüway in Engeland te zameii niet, zijnen vriend, Mr. James St.atts J'orbes, den Engehchen Spoorwegkoinug en vereerder der Hollaudsche scliildcrk'uiist, die hier gewoonlijk ten onrechte Staats l'ornes wordt, geheeteu. En toen deze in 1S57 door zijne laudgenooteu de geschiktste man werd geacht, om in Holland de (xploitatie op zich te nemen van de inmiddels in Eh<:elsche handen overgegane Rijnspoorwegmaatschappij, duurde het, nauwelijks een jaar of hij deed zijnen vriend en vroegeren medewerker Bingliam het aanbod om hem naar ons land te volgen eu zich met, de reorganisatie en ontwikkelirjg van het, goederenvervoer bij het Rijnspoor te belasten. Binghacii nam het aan en traci den SGsten Sep tember 1S5S in dienst der Maatschappij te .Rotterdam. Wat een teleurstellingen wachtten daar den voort.varenden Eugelschmaii! j 't Is aardisi om tijdgenooten te hooren ver tellen mtt welke vouroordeelen hij te kampen had, hij, die kwam om te reorganiseeren, waar nog letterlijk niets georganiseerd was. Het was een warboel, die hij in orde moest, brengen, terwijl hij vau alle zijden tegenwerking ondervond. Geheel liet bij den handel betrokken deel van R itterdam's ingezetenen kwam in op stand tegen dien kleinen Eugelschmau, die geen behoefte aan rust, scheen te kennen, maar van den vroegen morgen tot laat in den nacht werkte en draafde, aan eten noch drinken dacht, eu zich soms tevreden stelde met het eenvou digst denkbare maal, dat hij zich zelf gereed maakte op de kachel in de goederenloods waar hij zijn kantoor had. Expediteurs en hande laars, schippers en slepers, zagen in den beginne met verbazing, later met spot en eindelijk met wrevel en toorn, dat volhardende ploeteren van dien onvermoeiden man aan. De grossiers bezocht bij op hunne kantoren en verraste hen met de mededeeling dat een pas aangekomen schip een lading balen tabak of koffie of andere koloniale waren voor hen aan boord had. Daar wisten zij zelf nog niets van! 't Was wel moge lijk, maar wat ging dat Bingham aan? Dat legde hij hun eens netjes uit. De heeren ver voerden die goederen, na ze overgeladen te hebben, per scheepsgelegenheid naar Amsterdam en dat kostte niet alleen veel geld maar ook veel tijd. Ea dat zou Bingham nu eens voor hen doen, zonder dat zij zich om iets te bekom meren hadden; voor niet meer geld en in veel, aanzienlijk veel korteren tijd. Hij zou zorgen voor de lossing uit de schepen, voor het trans port naar het station te Rotterdam, voor de verzending van daar naar Amsterdam en voor de bezorging aldaar aan het gewenschte pak huis! Men lachte hem uit om die nieuwigheid t Maar toch, n nam zijn voorstel aan en toen die zaak geheel naar wensch was afgeloopenen er een tweede lading aankwam, wilde de firma er evenwel niets meer van weten. Vader en grootvader kwamen op de proppen, die het altijd zóó" gedaan en er zich goed bij bevonden had den; gemoedsbezwaren werden te voorschijn gebracht: de firma achtte zich niet gerechtigd in haar eigen belang het bestaan van expedi teurs, schippers, slepers, en anderen, die aan de vroegere wijze van verzending hun bestaan dankten, in gevaar te brengen ... en Bingham kon teleurgesteld weer aftrekken. Toch hield hij vol en ondanks alle zwarigheden, die hij in Engeland, waar men op dit gebied ook toen reeds ver vooruit was, niet had voorzien, voelde hij zijn werklust en werkkracht steeds toenemen en overwon dan ook eindelijk. Het gerief, dat hij den handel aanbood, de mindere kosten die hij hen veroorzaakte en vooral de enorme tijdbesparing, die van zijne medewerking het gevolg was, werden ten slotte door allen gewaardeerd en. allen maakten van zijne dien sten resp. van die van den Rijnspoorweg ge bruik. Aan hem danken we de wagens die groote met zwarte huiven overdekte bestelkarren, die we nog heden ten dage door haast alle steden van ons vaderland, van de Staatspoor wegen of van de Holl. IJzerenspoorwegmaatschappij, door de straten zien rijden om goederen af te halen of te bestellen, en velen zullen het zich nog herinneren hoe die van den Rijn spoorweg prijkten met het opscurift: D. G. Bing ham, Algemeen Goederen-Agent. Niettemin, hoe sterk ook 's mans gestel was, hoe groot zija volhardingsvermogen (men kan het aan den hierboven algebeelden energieken kop wel zien, dat l)ij voor geen bezwaren terugdeinsde) toen hij nog geen jaar in Rotterdam bezig was de onoverkomelijk schijnende moeilijkheden te door worstelen en hij zelfs gewaarschuwd werd dat, van belanghebbende zijde1' zijn leven bedreigd werd, ondergingen zijne zenuwen een gevoeligen knak en het was toen dat een sterk verlangen naar zijn vaderland liem overviel. Doch, als hij dit aaii den heer Eorbes kenbaar maaKte gelukte het dezen hem te overreden zijae moeder tot zich te laten komen en dank den zorgen, die deze vrouw aan haren zoon wijdde, kon Bingham spoedig weder zijne taak hervatten. Hij reisde naar Twenthe en.sloot met de fabrikanten daar contracten tegen doorgaande vrachten voor het vervoer hunner goederen van Manchester over den Rijnspoor naar geheel Tweiithè, het Holiaudsche iabneksdistrict en dat in een tijd toen ons Jand nog zoo schaars met spoorwegen bedekt was en hij voor dat vervoer over groote gedeel ten van het traject gebruik moest maken van scüepen en vrachtwagens ! Dat de Great Eastern Railway in Engeland concessie kreeg voor de stoombooten van Harwich naar bet vaste land, in weerwil van de groote tegenwerking die deze concessie-aan vrage aau de overzijde van het Kanaal vond, was ook uitsluitend het werk van Bingham. Eu welke voordeelen de Rtjuspoor in dien tijd, toen er aan eene verbinding over Vlissiugen nog niet gedacht werd, genoten heeft door die stoomvaartlijn van een groote spoorwegmaat schappij vau Engeland naar Rotterdam, dat behoeft, niet nader in het licht te worden gesteld. Verwonderen kan liet niemand, dat een man van zulk een werkkracht en zulke bekwaam heden spoedig de algemeene aandacht op zich vestigde. Toen de kolenmijnen in Duitschland zich begon nen te ontwikkelen en de agenteu, die daarvoor hier in ons land waren aangesteld, zich slechts weinig moeite bleken te geven om dien koleuhaudel en het daarmede gepaard gaande vervoer per spoor tot bloei te brengen, sprak het, als het ware, vau zelf dat ook die belangrijke taak aan Bingham werd opgedragen. En wat nam daarna in korten tijd die handel een vlucht! Eu met dien handel liet vervoer van kolen met den Rijnspoor ! Bingham was een geniale man ! Hij zag om zich heen, hij las, hij studeerde eu spoediger dan etnig ander had hij begrepen, wanneer in eeiiige streek voor den handel en nijverheid behoeften bestonden, hoe die het best, bevredigd kouden worden. En bij alles wat, hij daartoe deed hield hij ook de belangen der Spoorweg-Mij die hij diende in het oog en wist die te behartigen. Voor al de groote zaken, die hij ondernam en die bij anderen hun geheele leven in beslag nemen had hij maar weinig tijd uoodig. Hij had een organiseerend talent zooals maar weinigen eu hij wist, zijne menschen te kiezen. die hij met de uitvoering belaste. Als liet eenmaal georganiseerd was en de zaak liep, dan bemoeide hij er zich maar weinig meer mede, maar kwam hij dan zag hij in een oogwenk of er iets en wat er aan haperde. Wat vlogen al die menschen voor hem ! En niet uit, vreees, neen, inderdaad uit achting en genegenheid. Hij was veeleischend, plichtverzuim kon hij niet dulden en strafte hij streng vooral wanneer dit voortkwam uit achteloosheid of luiheid! Maar wat was hij gul in liet beloonen van buitengewone diensten, hoevelen heeft hij niet gesteund en geholpen waaneer zij buiten hunne schuld ja, zelfs al waren zij niet geheel vrij van schuld dreigden ten onder te gaan. En zijne liefdadigheid was ik zou haast zeggen spreekwoordelijk geworden. Om een klein voorbeeld te noemen: met Kerstmis kregen alle beambten van de goederenafdeeling te Utrecht, en dat waren er niet weinigen, groote stukken vleesch om met hun gezin een goed Kerstfeest te kunnen vieren. Was er een zieke in een hem bekend gezin, als het Bingham ter ooren kwam ontbrak het in dat gezin, ook door de vriendelijke hüip van Bingham's vrouw, nooit aan versterkend voedsel. Waren er beambten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl