De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 30 april pagina 2

30 april 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1140 zich eigent om een maximum van destructief vermogen op het aangevallen punt uit te oefenen. Op de open zee, het aan valsterrein der vloten, is geen maskeeren der bewe gingen mogelijk. Het is door het onver wachte en de snelheid der bewegingen dat men den vijand met massa moet trachten te overvallen, het doel tot op het laatst verbergend. De waarde der schepen zit niet in de pantserdikte, maar in hun artilleristische kracht en in de snelheid en juistheid waarmede men met hen, in eskaders vereenigd, kan manoeuvreeren. Ik ben dan ook overtuigd dat zij die eene zeetactiek verdedigen, gegrond op de onmisbaarheid van het pantser, slechts gehoorzamen aan een instinct van voorzichtigheid, van af weer en van lijdzaamheid, in flagranten strijd met den geest onzer vlootvoogden ten tijde van onzen grootsten nationalen roem. De meermalen door den heer Cohen tuart geuite meening, dat wij met geen eskader kunnen optreden, kan dezerzijds niet worden onderschreven. Worden toch zes schepen type Korlenaer voor onze defensie noodig geacht, in het midden latend de juistheid van het type en het aantal dan heeft men zes schepen om, deze te zamen voegend, eene meer dan zesmaal grootere kracht te kunnen ont wikkelen, maar niet om deze achter elkander te laten ageeren en verslaan. Met het oog op de verklaring van den Minister van marine in de memorie van Antwoord, behoorende bij de marine be grooting voor het dienstjaar 1899 in de Ie kamer der Staten-Generaal, waarin wordt medegedeeld, dat volgens het oordeel van dien Minister de taak der marine in Nederl. Indiömoet zijn los van de verdediging van havens en reeden, mag worden veronder steld dat dit juiste beginsel ook eindelijk toe passing zal vinden bij de taak welke men de Marine in het moederland zal opdragen, zoodat deze alsdan in open zee en in eskaderverband zal optreden 1). Reden te meer om de beoordeeling onzer Marine, steunende op eene beoordeeling van de gevechtswaarde van elk schip afzonderlijk, elke waarde te ontzeggen. * * * Luchtig en vluchtig glijdt de geachte schrijver heen over de ideeën van den heer Engelberts, neergelegd in zijne brochure >de Reorganisatie onzer Zeemacht" (L. J. Veen 1897 Amsterdam.) Het kan de scherp zinnigheid van den eerwaarden heer Evers niet zijn ontgaan, dat de kleine schepen welke de heer Engelberts voorstelt te bou wen, en hunne samenvoeging tot artilleriezeedivisies, zijn voortgekomen uit het door den schrijver geleverde pleit om offensief in open zee uit te komen, kracht en vertrouwen vindend in kanonnen, combi natievermogen en snelheid, en zulks in tegenstelling met het defensief gepantserd optreden, thans ten onzent gehuldigd, en heil verwachtend van het kuras. Het zal den geachten schrijver misschien niet zijn opgevallen, dat de heer Engelberts in goed gezelschap verkeert en kracht voor zijne overtuiging vindt bij meerdere toongevende leiders op maritiem en artilleristisch gebied, zooals bij adm. Colomb, bij adm. Makaroff, bij generaal Pestitch e. a. die allen hunne denkbeelden omtrent oorlogsschepen, bewapening enz. in tal van artikelen, voorkomende in de periodieke pers, hebben neergelegd. Mocht de eerwaarde heer Evers op een vrij en gezagloos oordeel omtrent de waarde 1) Dat Nederland, niet de middelen bezit, om, behalve een vloot voor de Koloniën, ook nog een vloot voor het Moederland, naast de levende en doode strijdkracht te land, te onder houden, meeaen -wij nog eens te moeten herhalen. RED. linillllllMMIIIHIIimilMIMMMIHHII cftuilkbn. iinnNtimmnniniiiiiiiiminimum mm u iiiiitimiiiiiiiiiiiimiMiiM Be meer van i'owtant. 3) DOOR F. DE SINCLAIR. (Slot). 't Was op St. Nicolaas avond, een Sr. Nicolaasavond, zooals die altijd moest zijn met een beetje vorst, een gebroken sneeuwlucht met een doorbrekend maansikkel'je boven een witten grond. Ik had dien beerlijken dag maar saai gevierd ; wel was er van huis een groot pak gekomen met allerlei kleine pakjes, vergezeld van allergeestigste verzen van m'n broers en zusters, maar zoo in m'n eentje ontbrak toch de ware stemming. Ik tracteerde mezelf op de ontvangen boterletters, rookte 'n massa sigaren en dronk grocjes, enfin, ik deed, wat men alleen zijnde allicht doet, ik gebruikte van alles juist even te veel. De kachel stond rood en ofschoon ik erg veel moeite deed mij in te beelden, dat het nu eens recht gezellig op m'n kastje was, zag ik me al heel spoedig toch genoodzaakt 'n raam open te schuiven en m'n hoofd eens buiten te steken. De frissche winterlucht deed rne 'n oogenblik weldadig aan. 't Was nog niet laat en de meeste winkels waren nog open. Ik hoorde dan ook nog telkens nu eens ver af, dan dicht bij bijzonder hard bellen en zag dan menschen geheimzinnig weghollen. De kroeg aan den o rerkant had weinig te doen; een paar kerels stonden met hun glaasjes in de hand gekheid te verkoopen tegen de juffrouw achter de toonbank. Bij den slager scheen men zich te vervelen; een knecht zat in z'n witte kiel te dommelen tegen 't hakblok en achter in den winkel sche merde maar een flauw lampje door de vitrages van de glazen deuren, die tot de woonkamer toegang gaven. Bij de Joden was alles verlicht, de ramen onzer marine prijs stellen, dan geven wij hem in overweging om van de denkbeelden van bovenstaande schrijvers kennis te nemen. Mocht zijn oordeel daardoor ge wijzigd worden, dan houden wij ons voor mededeeling zijner nieuwere inzichten aan bevolen. X. Yacanlic-kolonie. Aan onze Stadgenuoten! Het bestuur der afd. Amsterdam I v. h. N. O. G. heeft de eer zich te wenden tot de Amsterdamsche burgerij met het vriende lijk, doch niet minder dringend verzoek, aan het onderstaande voor eenige oogenblikken de opmerkzaamheid te schenken, die het verdient. Onder de vele nuttige instellingen en vereenigingen in onze stad moet, zoo niet in de eerste plaats, toch zeker niet in de laatste, genoemd worden de Vereeniging voor Vacantie-Kolonies. Het werk dezer vereeniging is echter niet algemeen bekend. Door het vele goede, dat om steun vraagt, wordt zij maar al te vaak vergeten, en zou op den duur, het voortgaan op den door haar ingeslagen weg, onmogelijk blijken Uiteraard zijn het in de eerste plaats de onderwijzers, die in staat zijn het werk der vereeniging te apprécieeren, omdat zij vooral de resultaten er van zien. Zwakke reconvalescenten zagen zij na een verblijf in de vacantie-kolonie als flinke, gezonde leerlingen terugkomen ; kinderen, die maan den en maanden tobden zonder echt ziek te zijn, zagen ze na de drie weken van goede huisvesting en voeding gehard en met verhoogd weerstandsvermogen tegen schadelijke invloeden weerkeeren. Is het te verwonderen, dat de onder wijzers met leedwezen het aantal kinderen, dat uitgezonden kan worden, gaandeweg zien verminderen? Kan het iemand ver bazen, dat zij het wagen, hunne mede burgers op te wekken, de vereeniging voor vacantiekolonies in haar nuttig werk te steunen? Wie veel bezit, kan begunstiger der vereeniging worden, en schenkt dan een jaarlijksche bijdrage van ten minste f W. Lid wordt ieder, die een jaarlijksche contributie van f5.?wil storten, doch contribuauten kunnen een jaarlijksch be drag offeren, dat door henzelf wordt bepaald, en waarvoor geen minimumgrens is aange geven. De penningmeester, de heer A. L. Roest, Nic. Witsenkade 20 Amsterdam, ontvangt gaarne elke opgave van geldelijken steun, hoe klein ook. Amsterdammers! betoont u ook ten opzichte der vacantie-kolonies de warme vrienden van het arme schoolkind! Het bestuur der afd. voornoemd: H. GOUDSMIT, Pres. L. NOOTER, Vice-Pres. J. STOKER, 1ste Secret. G. P- DERKSEN, 2de Secret. C. M. SOETERS, late Penningm. J. KKOOX, 2de Penningm. C. M. DE JONG, adviseerend lid. Een Kanaal-quaestie. »Mijnheer de ondervoorziter van het staatsministerie is, als ik hem goed heb begrepen, vóór het kanaal.'1 Zoo sprak graaf Kanitz, de welbekende leider der Duitsche agrariërs, in de op 18 April gehouden zitting van den Pruisischen Landdag, waar het regeeringsvoorstel werd behandeld tot aanleg van een kanaal, dat den Rhijn met de Elbe moet verbinden. nuNUiiiniHiuiiiHiHimiKii mi iimiiniiiii iiiiiiiiiiniiiiit: stonden op een kier en als de wind 'n oo^enblik de franje van de gordijnen uiteen joeg, onderscheidde ik in de kamer 'n massa menschen en kinderen. Telkens ging er een gejuich op; 't zag er gezellig uit en ik kreeg dubbel hot land, dat ik zoo alleen was. Bij m'n overbuurman scheen het gewone licht van z'n bnreaulamp op de gordijnen en ik zag even de schaduw van z'n arm. Arme kerel! Hoe zou hij den avond doorbrengen. Ik gevoelde lust hem op te gaan zoeken en hem te zeggen, dat ik z'n leed begreep, dat ik met hem medegcvoelde en ik dacht er aan hoe dubbel ellendig het moest zijn op zoo'n avond met al die vroolijkheid om hem heen. Weer zag ik de schaduw van z'n arm, nu greep hij iets van z'n bureau, 'n kurt stomp voorwerp .... ik dacht een revolver. Ik luisterde scherp toe maar hoorde niets en toen moest ik lachen om m'n eigen romaneske verbeeldingskracht, 't Was stellig 'n pijp of 'n aschbakje. Plotseling zag ik weer beweging en z'n schaduw toekende zich ditmaal bijzonder scherp op 't gordijn af; J:'j zat weer voor z'n bureau, z'n bovenlijf voorover; hij schreef. Ik ademde toch geruster en keek naar beneden. Aan de straatdeur stonden twee jodinnetjes met 'n enorm groot pak, giegelend en bewelijk, dat het 'n aard had. Toe dan . . . . " Non, seg, doe jij 't!" Was da, nou? Uiirf je niê? Bi" je gek, meid, hier!" .... en een ontzettend gelui deed zelfs den slapenden slagereknecht wakker schrikken. Ze hielden mekaar stijf vast, lachend en toch rillend met haar roode omslagdoeken over hoofd en schouders. De deur ging open. Salomons!" schreeuwde de brutaalste, wierp het pak naar binnen en ging met haar vriendin aan den haal. Twintig seconden later staken wel vier of vijf typetjes hun hoofden buiten de deur en'n klein kereltje ging zelfs midden op de straat staan, om zoo mogelijk de onbekende brengers nog op te sporen, maar die waren lang in 'n zijstraat verdwenen. Kom nou, Sal!" riep 'n meisjesstem, mó-je kou vatte?'' Sal me sorg wese, k verrek so gauw nic! Ze zijne weggeloope!" en Sal, die bet toch boven blijkbaar aardiger vond dan beneden, r.arn 'n sprong en. wipte de deur weer in, die De heer Von Kanitz is juist niet een bijzonder geestig man, maar zijn woorden typeeren den zich als een aal in bochten wringenden Pruisischen minister van financiën Miquel werkelijk alleraardigst, en werpen daarbij een opmerkelijk licht op de partijverhoudingen in Pruisen. Het is niet voor de eerste keer, dat de Pruisische regeering met een ontwerp tot aanleg van zulk een kanaal voor den dag komt. In 1894 werden voorstellen in gelijken geest ingediend; zij werden toen verworpen, omdat men zich niet met het tracévan het kanaal kon vereenigen. Thans schijnen bedenkingen van dezen aard niet den doorslag te zullen geven, maar wel overwegingen van gansch ande ren aard: het antagonisme tusschen het industrieele Westen en het agrarische Oosten van de Pruisische monarchie. Het thans voorgestelde kanaal, dat de groote Noord-Duitsche vlakte zal door snijden, zal over zijn geheele lengte slechts 13 sluizen tellen. De kosten worden ge raamd op ruim 1G3 millioen Mark, doch van deze som zullen ruim 92 millioen worden gedragen door de rechtstreeks be langhebbende provinciën, welke daaren boven zullen voorzien in de kosten van onderhoud en eene rente van 3 pCt. van de aanlegkosten zullen waarborgen. Na tuurlijk zal de opbrengst der, zeer matig gestelde, kanaalgelden in mindering komen van deze rentegarantie. De aanleg en dus ook de kosten daarvan zullen over tien jaren worden verdeeld; drukkend zullen zij voor een land als Pruisen zeker niet zijn. Al moge voor het oogenblik het Prui sische spoorwegnet, in verband met de bestaande waterwegen, in de behoeften voorzien, binnen zeer korten tijd zal dit stellig niet meer het geval zijn. Tusschen de kolenbekkens van den Beneden-Rhijn en het Elbe-bassin is het verkeer zeer levendig: men noemt het cijfer van 18000 waggons per dag, en men houdt zioh over tuigd, dat dit verkeer door den aanleg van het kanaal zeer belangrijk zal toe nemen. En ten slotte de militairen die in Pruisen in zoo vele zaken het laatste woord hebben, toonen zich met het plan zeer ingenomen. Hoe meer en hoe beter ge waakt wordt tegen eene overlading van het spoorwegverkeer, des te meer en te beter zullen de spoorweglijnen, in geval van nood, ter beschikking blijven van den generalen staf. Zoo scheen dus de weg geëffend te zijn. Maar wie zóó dachten, hadden niet ge rekend met tweeërlei opposities. Vooreerst die van andere mijndistricten dan die van den Beneden-Rhijn. Tot dusver heeft namelijk het oostelijk deel der Monarchie, met name Berlijn en de Beneden-Elbe, zijn kolenvoorraad hoofd zakelijk betrokken uit Saksen en Silezië, en daar is men zeer bevreesd voor de concurrentie van de Rhijnstreken. Men kleedt er zijne bedenkingen niet in den vorm eener oppositie quand mem e, maar men vraagt compensatiën, in den vorm van spoorweglijnen en kanalen, die zeker niet van algemeen belang zijn, en waartoe de Staat dus niet gemakkelijk zal besluiten. Deze tegenstanders hebben krachtige bondgenooten gevonden in de Oost-Prui sische agrariërs. De heer Von Kanitz en zijne geestverwanten beweren, dat bij de tegenwoordige jammerlijke omstandigheden waarin volgens hen de landbouw verkeert, het een waar schandaal zou wezen, aan het land nieuwe lasten op te leggen ten behoeve der industrieelen van het Westen, die «steenkolen en socialisme produceeren''. Deze even kortzichtige als baatzuchtige oppositie werd dezer dagen, op <ie kaak Niiiiiiiinniiifiiitiiiiniiiiiitiiittiiiftiiiiiiii uiimiMiiiiiiiiiiiiifu dicht werd geslagen en ik hoorde het geklots van z'n hakken op de houten trap. Ik wilde juist m'n raam weer sSuiteu toen ik 'n vreemd geluid hoorde, een slag een schot? Onmiddellijk keek ik een verdieping hooger. Ilij zat riict meer voor z'n bur au, maar z'n lamp brandde rustig. Toch had die rust iets omze'.tends; ik had op dat oogenblik alles willen geven voor z'n schaduw op het gordijn, de scherpe silhouet van z'n gelaat met den rechten neus, en het cympaticke hoogu voor hoofd; maar het bleef daar alles onbewegelijk, 'n ijzingwekkende geheimzinnige rust, die zoiiderüi g contrasteerde met die vroolijkheid 'n drietal meters lager. Toen eensklaps vond ik mezelf dwaas, hield j alles voor verbeelding, sloot het venster en ging naar bed. Eerst sliep ik onrustig .... toen werd ik klaar wakker di or 't schijnsel achter het mat glazen ruitje en hoorde ik even luider dan gewoonlijk spreken .... maar de groijes be gonnen te werken en ik viel in 'n vasten slaap. Toch had ik goed gehoord. M'n hospita kwam aan 't ontbijt al met het nieuwtje voor den dag. Ze had het altijd wel : gedacht, want die meneer was altijd zoo wit l en zoo kniezerig. Ze vond het ,,'n eng idee," want ot je nou aan den godsdienst doet of niet, je kan toch maar niet weten, wat er met je gebeurt en 'n zelfmoordenaar is toch nooit niks.'' Het trof me zeer en :t was 'n ijselijk somber iets, op die ramen te moeten kijken, waarvan de gordijnen neer bleven. De zon scheen er op; het licht danste en trilde als zocht het 'n opcr.ing om naar binnen te dringen en te gaan rusten op 't groene laken van 't schrijf bureau. In de buurt maakte het sensatie. Bij den slager werd aan alle dienstmeisjes, die er kwamen een lang ver-lag ervan gegeven. De slager wees naar hoven en maakte met z'n pijp 'n zeer natuurlijke mimiek van iemand die 'n revolver tcg'-n z'n sia;ip drukt en dan Vvcrd e;1 gelezen, vaar de kog-.-l in was gegaan en waar hij er uit was ^ekomiMi on de slayer.igesteld in een artikel van den Temps, waarin het kanaal-ontwerp werd besproken. Het blad brengt hulde aan het initiatief van de Pruisische regeering, die »zich ge nspireerd heeft aan de beste traditiën van het Huis der Hohenzollern, dat in de geschiedenis van Pruisen eene rol heeft gespeeld, niet ongelijk aan die der Capets in de vorming van de eenheid en grootheid van Frankrijk, en dat steeds gelijke aan dacht heeft geschonken aan de zorg voor de zedelijke belangen van het land en aan de niet minder gewettigde belangstelling in zijne stoffelijke welvaart." Een vleiend compliment van een zoo onverdachten ge tuige. En dan krijgen de agrariërs een flinke veeg uit de pan. «Volgens hen verwekt de groot-industrie het kapitalisme, en dit het socialisme, en dit laatste op zijn beurt de revolutie, terwijl de landbouw, onder den herderstaf van deu braven grondeigenaar, aan den grond ketent de brave en ge hoorzame boeren, die stemmen zoo als hun voorgeschreven wordt. Deze heeren (de agrariërs) bekommeren zich minder om staathuishoudkunde dan om politiek. Zij willen het autoritaire en patriarchale type handhaven van eene plattelandsmaatschappij''. De jonkers aan gene zijde der Elbe willen in hun paradijs granen en voeder gewassen kweeken van allerlei aard (en die zoo duur mogelijk verkoopen, met be hulp van buitensporige invoerrechten), maar den boom der kennisse des goeds en des kwaads weren zij met al hun macht. Al wat van het liberale Westen komt, is hun verdacht. Van den Rhijn, met zijn industrie die uit den booze is, tot het gehate Frankrijk en de zal men vangende Hollanders il n'y a quun pas. De heer Miquel, de ex-revolutionair, die langs allerlei graden van liberalisme af gekoeld is tot een uiterst fiscaal conser vatief, acht het nuttig en noodig met de agrariërs te coquetteeren. Zijn jongste redevoeringen geven daarvan een door slaand bewijs. Terwijl zijn ambtgenooten, de Minister van Openbare Werken en zelfs de Minister van Landbouw, met groote warmte het regeeringsontwerp ver dedigden, achtte hij het nuttig en noodig den agrariërs openlijk mede te deelen, dat hij evengoede vrienden met hen zou blij ven, als zij het regeeringsvoorstel, dus ook xy'n voorstel verwierpen. Aan zijn knoeierige »Sammlungspolitik" oifert deze politieke scharrelaar, wien de keizer, toen hij nog burgemeester van Frankfurt a. M. was, het bekende »Sie sind mein Mann" heeft toegevoegd, alles op: zijn beginse len hetgeen zeker geen groote opoffe ring is en desnoods zijn collega's. Mogelijk is zulk een houding handig, maar het is niet te ontkennen, dat zij tevens in hooge mate karakterloos is. iiniHiiininitiitiiiiiiiHiiiiiiii mi uiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini Sooiak UHIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIinillllMHIIIIIIIIIMI Paasclicongressen, Nadat wij aan een der vier, tijdens de Paaschdageri gehouden, congressen, met name aan dat der Sociaal-Democratische Arbeiderspartij eene meer uitvoerige bespre king hebben gewijd, daar deze vergadering de belangrijkste mocht worden geacht, blijft ons thans nog de taak ook van de besprekingen der leden van de drie andere bonden een overzicht te geven, vooral voor diegenen onzer lezers, die er niet toe hebben kunnen besluiten, zich aan de waarlijk niet zeer verkwikkelijke lectuur der uitgebreide dagblad verslagen te wijden. Wij wenschen niiiiiiiMiiimiiiimiiiiimiiiHiiMinuiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiM knecht op do gaf -: p!aat-.(M Kelt; (Ut l uut rccUt zetten van mutsjes voor den spiegel. In de kroeg gaf de practizijn 'n uitleg van het drama en de juffrouw achter den toog schudde het hoofd en zei bepaald iets van : Hoe is 't Oosmogelijk!'' Een paar sjouwerlui vonden de geschiedenis zoo aandoenlijk, dat ze er 'n ex'ra borrel op zetten om weer op dreef te komen en toen gingen ze in zeer aangename stomming verder. In den schoenenwinkel scheen alles uitge storven. Bij de Joden kwamen dien dag bijzonder veel iainil eledtn en als ze weer weggingen staken ze de straat over en keken met belangstelling druk wijzend on redeneerend naar de bewuste kamer en daar dat de prettige stemming bediert, maakten de heeren, die er bij waren, zeker erg aardige toespelingen op 't geval, want dan proestten ze 't allen uit en wandel den luidruchtig verder. En de diensi meisjes, die kleeden moes'en kloppen, vergaten het kloppen, staken de hoofden bijeen en keken druk babbelend r.aar do neergelaten gordijnen, zoolang tot 'n ko mieke \uilnisman er plotseling een zoende. Toen stoven ze uit elkaar en hadden 'n pret van belang. 's Middags hield er voor het huis een rijtuig stil en ik zag een heer en dame er uitstappen en later kwam een inspecteur van politie met een dokter en die allen gingen naar boven. Voor de deur bleven de menschen staan, eerst twee, toen tien en de voorbijgangers, die niet wisten, wat ze er van denken moesten, vroegen om inlichtingen aan ean bestuurster van een appelkar, die maar iets verzon en zei, dat er een dronken juffrouw was thuisgebracht en daar tusschen door schreeuwde vier om 'n dub !" Een oud heertje schudde zijn hoofd en keek met diepe minachting naar den practizijn, die juist erg rood uit de kroeg kwam. Maar toen er na tien minuten nog niets gebeurd was, gingen de menschen weer door en 't huis zag er uit als alle andere. Twee ('agen later was de begrafenis, heel eenvoudig, maar alles eerste klas" zooals mijn hii.-plta me verzekerde. ToL'n d lijkl:oets voor da deur stond, stelden de sT.'iatji'-ngens en een paar leegloopcrs zich twee agenten bewaarden de orde en echter hierbij een welverdienden pluim te steken op den hoed van het Volksdag blad, dat. als gewoonlijk, ook thans weder uitmuntende verslagen leverde van elk der gehouden bijeenkomsten. Op deze plaats moeten wij ons tot een overzicht »in vogelvlucht" bepalen, dat overigens ook voldoende mag worden ge acht; de gevoerde discussiën toch, zoowel die van de beide vakbonden (der Timmer lieden en der Sigarenmakers) als van het Algemeen Nederlandsen Werkliedenverbond waren wel is waar voor de inwendige organisatie dier lichamen niet van belang ontbloot, doch bezaten voor de studie van het sociale vraagstuk in het algemeen geen buitengewone beteekenis. Het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond is thans 27 jaren oud: den 30en October 1871 werd het te Utrecht opgericht door eene Vergadering van afgevaardigden'van een twintigtal werkliedenvereenigingen, van welke een vijftal dadelijk als leden van het Verbond toetraden. Van den aanvang af tot heden toe heeft de heer B. H. Heldt het voorzitterschap bekleed en het ware voorzeker interessant een beknopt uittreksel van des heeren Heldts herinneringen uit de geschiedenis, de ontwikkeling en den achteruitgang van het Verbond te vernemen. Revolutionair is het Verbond nimmer geweest. Integendeel zijne oprichting was bedoeld als eene beweging tegen de toen machtige Internationale, welke inderdaad onder die oprichting sterk geleden heeft, totdat zij in 1877 na het bekende Haagsche Congres van het wereld-tooneel verdween. Dit haar verdwijnen mag nochtans niet uitsluitend aan de werking van het Ver bond geweten worden. Langen tijd heeft het A. N. W. V. de leiding der arbeiders-beweging in handen gehad; het aantal zijner afdeelingen en leden vermeerderde schier met den dag; zelfs vereenigingen als de Alg. Nederlandsche Typografenbond, welke thans nader staat bij de Vrije Socialisten dan bij het Verbond, behoorden indertijd (1872) tot zijne leden. Na de revolutionaire woe lingen der Internationale scheen de Nederlandsche arbeider thans zijne hoop gevestigd te hebben op den »practischen arbeid" van het Verbond, dat met de werkgevers saam verbonden, op zedelijk gebied dezen wilde leeren verstaan, om door hen verstaan te iiiiiiMHiiMimiiimiHiiiiiMiiiimiiiiiMMiiiiiiliiiniiitmiiiiiiiififiiHiM 40 cents per r eg 8 L lllllllllllllnltlJIIMIIIIHtlllllllllllltlllllllltllllllllllllllllllllllllll TRADE MARK. NlARTELL'S COGNAC, Dit ^roemde merk is verkrijg baar bij alle soliede Wijnhandelaars en bij de representanten KOOPJKAXS «& BllUrNIEK, te Amsterdam. Prpnvan af ?2.50 per Ftai Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG. K. F. DEUSCHLE-BEN&EB, Amsterdam, Kaherstr. 157 Benig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. iinMiiMiiiHuiiiiiimt zorgden, dat de weg vrij bleef. En uit alle vensters staken hoofden en bij de Joden, waar heel kiesch de gordijnen waren neergelaten, zag ik wel een dozijn hoofden om de hoekjes gluren ; de slager stond buiten met een hakmes in de hand en zijn vrouw in een omslagdoek gehuld, ruiend er achter; de practizijn was nergens te b.speuren, maar zijn vrouw kook uit haar opgeschoven raam kwaad aardiger dan ooit te voren naar omlaag en in do kroeg rekte de juffrouw, die niets anders te doen had, haar hals uit om over 't horretjs te kunnen kijken. Toen ging de deur open en kwam de kist. Ze schoven haar onhoorbaar in den wagen.... een oogenblik.... en toen reden de paarden een paar meter verder. Er was maar n volgkoets en toen die voor stond, kwamen er twee heeren, waarvan de een sprekend op den doode geleek. Ik zag ze bukken en hun hoed afnemen, om in 't rijtuig te stappen. Toen werd het portier dichtgeslagen en reed het langzaarr. in de richting van 't Ilaagsche Veer. De politieagenten gingen weg en de menigte verspreidde zich ; de deur van 't huis werd gesloten, de nieuwsgierige hoofden verdwenen en ieder ging weer aan zijn bezigheden. In den spion volgde ik de statie. 't Was zoo'n mooie, zonnige morgen ; het licht flikkerde op de ruiten van de huizen, op de helmen van do politieagenten en op de koperen emmers van de melkkarren ; overal gaf het blijdschap en do drukke gracht tintelde van levensgenot. Maar het licht weerkaatste niet in den zwarten stoet, die daar voortkroop, heel langzaam, heel somber, maar steeds verder naar Oooswijk. 's Middags waren de gordijnen aan den over kant weer opgetrokken en ook de ramen stonden open. Alles was nog op zijn oude plaats gebleven. Ik dacht aan den armen bewoner, die zijn ellendig bestaan in n seconde hal vernietigd, aan het jonge mrisje, dat op dat zelfde oogenblik ergens in 't zonnige zuiden genoot van haar heerlijk loven. Kn op het bureau staarde het portret in den Mora standaard in de leege kamer ...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl