Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1140
zich eigent om een maximum van destructief
vermogen op het aangevallen punt uit te
oefenen. Op de open zee, het aan valsterrein
der vloten, is geen maskeeren der bewe
gingen mogelijk. Het is door het onver
wachte en de snelheid der bewegingen dat
men den vijand met massa moet trachten
te overvallen, het doel tot op het laatst
verbergend. De waarde der schepen zit
niet in de pantserdikte, maar in hun
artilleristische kracht en in de snelheid en
juistheid waarmede men met hen, in eskaders
vereenigd, kan manoeuvreeren. Ik ben dan
ook overtuigd dat zij die eene zeetactiek
verdedigen, gegrond op de onmisbaarheid
van het pantser, slechts gehoorzamen aan
een instinct van voorzichtigheid, van af
weer en van lijdzaamheid, in flagranten
strijd met den geest onzer vlootvoogden
ten tijde van onzen grootsten nationalen
roem. De meermalen door den heer Cohen
tuart geuite meening, dat wij met geen
eskader kunnen optreden, kan dezerzijds
niet worden onderschreven. Worden toch
zes schepen type Korlenaer voor onze
defensie noodig geacht, in het midden
latend de juistheid van het type en het
aantal dan heeft men zes schepen om,
deze te zamen voegend, eene meer dan
zesmaal grootere kracht te kunnen ont
wikkelen, maar niet om deze achter
elkander te laten ageeren en verslaan.
Met het oog op de verklaring van den
Minister van marine in de memorie van
Antwoord, behoorende bij de marine be
grooting voor het dienstjaar 1899 in de
Ie kamer der Staten-Generaal, waarin
wordt medegedeeld, dat volgens het oordeel
van dien Minister de taak der marine in
Nederl. Indiömoet zijn los van de verdediging
van havens en reeden, mag worden veronder
steld dat dit juiste beginsel ook eindelijk toe
passing zal vinden bij de taak welke men
de Marine in het moederland zal opdragen,
zoodat deze alsdan in open zee en in
eskaderverband zal optreden 1). Reden te
meer om de beoordeeling onzer Marine,
steunende op eene beoordeeling van de
gevechtswaarde van elk schip afzonderlijk,
elke waarde te ontzeggen.
* *
*
Luchtig en vluchtig glijdt de geachte
schrijver heen over de ideeën van den heer
Engelberts, neergelegd in zijne brochure
>de Reorganisatie onzer Zeemacht" (L. J.
Veen 1897 Amsterdam.) Het kan de scherp
zinnigheid van den eerwaarden heer Evers
niet zijn ontgaan, dat de kleine schepen
welke de heer Engelberts voorstelt te bou
wen, en hunne samenvoeging tot
artilleriezeedivisies, zijn voortgekomen uit het
door den schrijver geleverde pleit om
offensief in open zee uit te komen, kracht
en vertrouwen vindend in kanonnen, combi
natievermogen en snelheid, en zulks in
tegenstelling met het defensief gepantserd
optreden, thans ten onzent gehuldigd, en
heil verwachtend van het kuras. Het zal
den geachten schrijver misschien niet
zijn opgevallen, dat de heer Engelberts
in goed gezelschap verkeert en kracht voor
zijne overtuiging vindt bij meerdere
toongevende leiders op maritiem en
artilleristisch gebied, zooals bij adm. Colomb,
bij adm. Makaroff, bij generaal Pestitch
e. a. die allen hunne denkbeelden omtrent
oorlogsschepen, bewapening enz. in tal van
artikelen, voorkomende in de periodieke
pers, hebben neergelegd.
Mocht de eerwaarde heer Evers op een
vrij en gezagloos oordeel omtrent de waarde
1) Dat Nederland, niet de middelen bezit,
om, behalve een vloot voor de Koloniën, ook
nog een vloot voor het Moederland, naast de
levende en doode strijdkracht te land, te onder
houden, meeaen -wij nog eens te moeten
herhalen.
RED.
linillllllMMIIIHIIimilMIMMMIHHII
cftuilkbn.
iinnNtimmnniniiiiiiiiminimum mm u iiiiitimiiiiiiiiiiiimiMiiM
Be meer van i'owtant.
3) DOOR
F. DE SINCLAIR.
(Slot).
't Was op St. Nicolaas avond, een Sr.
Nicolaasavond, zooals die altijd moest zijn met een
beetje vorst, een gebroken sneeuwlucht met een
doorbrekend maansikkel'je boven een witten
grond.
Ik had dien beerlijken dag maar saai gevierd ;
wel was er van huis een groot pak gekomen
met allerlei kleine pakjes, vergezeld van
allergeestigste verzen van m'n broers en zusters,
maar zoo in m'n eentje ontbrak toch de ware
stemming.
Ik tracteerde mezelf op de ontvangen
boterletters, rookte 'n massa sigaren en dronk
grocjes, enfin, ik deed, wat men alleen zijnde
allicht doet, ik gebruikte van alles juist even
te veel.
De kachel stond rood en ofschoon ik erg
veel moeite deed mij in te beelden, dat het
nu eens recht gezellig op m'n kastje was, zag
ik me al heel spoedig toch genoodzaakt 'n
raam open te schuiven en m'n hoofd eens buiten
te steken.
De frissche winterlucht deed rne 'n oogenblik
weldadig aan. 't Was nog niet laat en de
meeste winkels waren nog open. Ik hoorde dan
ook nog telkens nu eens ver af, dan dicht bij
bijzonder hard bellen en zag dan menschen
geheimzinnig weghollen.
De kroeg aan den o rerkant had weinig te
doen; een paar kerels stonden met hun glaasjes
in de hand gekheid te verkoopen tegen de
juffrouw achter de toonbank.
Bij den slager scheen men zich te vervelen;
een knecht zat in z'n witte kiel te dommelen
tegen 't hakblok en achter in den winkel sche
merde maar een flauw lampje door de vitrages van
de glazen deuren, die tot de woonkamer toegang
gaven.
Bij de Joden was alles verlicht, de ramen
onzer marine prijs stellen, dan geven wij
hem in overweging om van de denkbeelden
van bovenstaande schrijvers kennis te
nemen. Mocht zijn oordeel daardoor ge
wijzigd worden, dan houden wij ons voor
mededeeling zijner nieuwere inzichten aan
bevolen.
X.
Yacanlic-kolonie.
Aan onze Stadgenuoten!
Het bestuur der afd. Amsterdam I v. h.
N. O. G. heeft de eer zich te wenden tot
de Amsterdamsche burgerij met het vriende
lijk, doch niet minder dringend verzoek, aan
het onderstaande voor eenige oogenblikken
de opmerkzaamheid te schenken, die het
verdient.
Onder de vele nuttige instellingen en
vereenigingen in onze stad moet, zoo niet
in de eerste plaats, toch zeker niet in de
laatste, genoemd worden de Vereeniging
voor Vacantie-Kolonies. Het werk dezer
vereeniging is echter niet algemeen bekend.
Door het vele goede, dat om steun vraagt,
wordt zij maar al te vaak vergeten, en zou
op den duur, het voortgaan op den door
haar ingeslagen weg, onmogelijk blijken
Uiteraard zijn het in de eerste plaats
de onderwijzers, die in staat zijn het werk
der vereeniging te apprécieeren, omdat
zij vooral de resultaten er van zien. Zwakke
reconvalescenten zagen zij na een verblijf
in de vacantie-kolonie als flinke, gezonde
leerlingen terugkomen ; kinderen, die maan
den en maanden tobden zonder echt ziek
te zijn, zagen ze na de drie weken van
goede huisvesting en voeding gehard en
met verhoogd weerstandsvermogen tegen
schadelijke invloeden weerkeeren.
Is het te verwonderen, dat de onder
wijzers met leedwezen het aantal kinderen,
dat uitgezonden kan worden, gaandeweg
zien verminderen? Kan het iemand ver
bazen, dat zij het wagen, hunne mede
burgers op te wekken, de vereeniging voor
vacantiekolonies in haar nuttig werk te
steunen? Wie veel bezit, kan begunstiger
der vereeniging worden, en schenkt dan
een jaarlijksche bijdrage van ten minste
f W. Lid wordt ieder, die een jaarlijksche
contributie van f5.?wil storten, doch
contribuauten kunnen een jaarlijksch be
drag offeren, dat door henzelf wordt bepaald,
en waarvoor geen minimumgrens is aange
geven. De penningmeester, de heer A. L.
Roest, Nic. Witsenkade 20 Amsterdam,
ontvangt gaarne elke opgave van
geldelijken steun, hoe klein ook.
Amsterdammers! betoont u ook ten
opzichte der vacantie-kolonies de warme
vrienden van het arme schoolkind!
Het bestuur der afd. voornoemd:
H. GOUDSMIT, Pres.
L. NOOTER, Vice-Pres.
J. STOKER, 1ste Secret.
G. P- DERKSEN, 2de Secret.
C. M. SOETERS, late Penningm.
J. KKOOX, 2de Penningm.
C. M. DE JONG, adviseerend lid.
Een Kanaal-quaestie.
»Mijnheer de ondervoorziter van het
staatsministerie is, als ik hem goed heb
begrepen, vóór het kanaal.'1
Zoo sprak graaf Kanitz, de welbekende
leider der Duitsche agrariërs, in de op 18
April gehouden zitting van den
Pruisischen Landdag, waar het
regeeringsvoorstel werd behandeld tot aanleg van een
kanaal, dat den Rhijn met de Elbe moet
verbinden.
nuNUiiiniHiuiiiHiHimiKii mi iimiiniiiii iiiiiiiiiiniiiiit:
stonden op een kier en als de wind 'n
oo^enblik de franje van de gordijnen uiteen joeg,
onderscheidde ik in de kamer 'n massa menschen
en kinderen. Telkens ging er een gejuich op;
't zag er gezellig uit en ik kreeg dubbel hot
land, dat ik zoo alleen was.
Bij m'n overbuurman scheen het gewone licht
van z'n bnreaulamp op de gordijnen en ik zag
even de schaduw van z'n arm. Arme kerel!
Hoe zou hij den avond doorbrengen.
Ik gevoelde lust hem op te gaan zoeken en
hem te zeggen, dat ik z'n leed begreep, dat
ik met hem medegcvoelde en ik dacht er aan
hoe dubbel ellendig het moest zijn op zoo'n
avond met al die vroolijkheid om hem heen.
Weer zag ik de schaduw van z'n arm, nu
greep hij iets van z'n bureau, 'n kurt stomp
voorwerp .... ik dacht een revolver. Ik
luisterde scherp toe maar hoorde niets en toen
moest ik lachen om m'n eigen romaneske
verbeeldingskracht, 't Was stellig 'n pijp of 'n
aschbakje.
Plotseling zag ik weer beweging en z'n
schaduw toekende zich ditmaal bijzonder scherp
op 't gordijn af; J:'j zat weer voor z'n bureau,
z'n bovenlijf voorover; hij schreef. Ik ademde
toch geruster en keek naar beneden.
Aan de straatdeur stonden twee jodinnetjes
met 'n enorm groot pak, giegelend en
bewelijk, dat het 'n aard had.
Toe dan . . . . "
Non, seg, doe jij 't!"
Was da, nou? Uiirf je niê? Bi" je gek, meid,
hier!" .... en een ontzettend gelui deed zelfs
den slapenden slagereknecht wakker schrikken.
Ze hielden mekaar stijf vast, lachend en
toch rillend met haar roode omslagdoeken over
hoofd en schouders.
De deur ging open. Salomons!" schreeuwde
de brutaalste, wierp het pak naar binnen en
ging met haar vriendin aan den haal. Twintig
seconden later staken wel vier of vijf typetjes
hun hoofden buiten de deur en'n klein kereltje
ging zelfs midden op de straat staan, om zoo
mogelijk de onbekende brengers nog op te sporen,
maar die waren lang in 'n zijstraat verdwenen.
Kom nou, Sal!" riep 'n meisjesstem, mó-je
kou vatte?''
Sal me sorg wese, k verrek so gauw nic!
Ze zijne weggeloope!" en Sal, die bet toch
boven blijkbaar aardiger vond dan beneden,
r.arn 'n sprong en. wipte de deur weer in, die
De heer Von Kanitz is juist niet een
bijzonder geestig man, maar zijn woorden
typeeren den zich als een aal in bochten
wringenden Pruisischen minister van
financiën Miquel werkelijk alleraardigst, en
werpen daarbij een opmerkelijk licht op
de partijverhoudingen in Pruisen.
Het is niet voor de eerste keer, dat
de Pruisische regeering met een ontwerp
tot aanleg van zulk een kanaal voor den
dag komt. In 1894 werden voorstellen
in gelijken geest ingediend; zij werden
toen verworpen, omdat men zich niet met
het tracévan het kanaal kon vereenigen.
Thans schijnen bedenkingen van dezen
aard niet den doorslag te zullen geven,
maar wel overwegingen van gansch ande
ren aard: het antagonisme tusschen het
industrieele Westen en het agrarische
Oosten van de Pruisische monarchie.
Het thans voorgestelde kanaal, dat de
groote Noord-Duitsche vlakte zal door
snijden, zal over zijn geheele lengte slechts
13 sluizen tellen. De kosten worden ge
raamd op ruim 1G3 millioen Mark, doch
van deze som zullen ruim 92 millioen
worden gedragen door de rechtstreeks be
langhebbende provinciën, welke daaren
boven zullen voorzien in de kosten van
onderhoud en eene rente van 3 pCt. van
de aanlegkosten zullen waarborgen. Na
tuurlijk zal de opbrengst der, zeer matig
gestelde, kanaalgelden in mindering komen
van deze rentegarantie. De aanleg en
dus ook de kosten daarvan zullen over
tien jaren worden verdeeld; drukkend
zullen zij voor een land als Pruisen zeker
niet zijn.
Al moge voor het oogenblik het Prui
sische spoorwegnet, in verband met de
bestaande waterwegen, in de behoeften
voorzien, binnen zeer korten tijd zal dit
stellig niet meer het geval zijn. Tusschen
de kolenbekkens van den Beneden-Rhijn
en het Elbe-bassin is het verkeer zeer
levendig: men noemt het cijfer van 18000
waggons per dag, en men houdt zioh over
tuigd, dat dit verkeer door den aanleg
van het kanaal zeer belangrijk zal toe
nemen.
En ten slotte de militairen die in
Pruisen in zoo vele zaken het laatste woord
hebben, toonen zich met het plan zeer
ingenomen. Hoe meer en hoe beter ge
waakt wordt tegen eene overlading van
het spoorwegverkeer, des te meer en te
beter zullen de spoorweglijnen, in geval
van nood, ter beschikking blijven van den
generalen staf.
Zoo scheen dus de weg geëffend te zijn.
Maar wie zóó dachten, hadden niet ge
rekend met tweeërlei opposities.
Vooreerst die van andere mijndistricten
dan die van den Beneden-Rhijn. Tot
dusver heeft namelijk het oostelijk deel
der Monarchie, met name Berlijn en de
Beneden-Elbe, zijn kolenvoorraad hoofd
zakelijk betrokken uit Saksen en Silezië,
en daar is men zeer bevreesd voor de
concurrentie van de Rhijnstreken. Men
kleedt er zijne bedenkingen niet in den
vorm eener oppositie quand mem e, maar
men vraagt compensatiën, in den vorm van
spoorweglijnen en kanalen, die zeker niet
van algemeen belang zijn, en waartoe de
Staat dus niet gemakkelijk zal besluiten.
Deze tegenstanders hebben krachtige
bondgenooten gevonden in de Oost-Prui
sische agrariërs. De heer Von Kanitz en
zijne geestverwanten beweren, dat bij de
tegenwoordige jammerlijke omstandigheden
waarin volgens hen de landbouw
verkeert, het een waar schandaal zou wezen,
aan het land nieuwe lasten op te leggen
ten behoeve der industrieelen van het
Westen, die «steenkolen en socialisme
produceeren''.
Deze even kortzichtige als baatzuchtige
oppositie werd dezer dagen, op <ie kaak
Niiiiiiiinniiifiiitiiiiniiiiiitiiittiiiftiiiiiiii
uiimiMiiiiiiiiiiiiifu
dicht werd geslagen en ik hoorde het geklots
van z'n hakken op de houten trap.
Ik wilde juist m'n raam weer sSuiteu toen
ik 'n vreemd geluid hoorde, een slag
een schot?
Onmiddellijk keek ik een verdieping hooger.
Ilij zat riict meer voor z'n bur au, maar z'n
lamp brandde rustig. Toch had die rust iets
omze'.tends; ik had op dat oogenblik alles
willen geven voor z'n schaduw op het gordijn,
de scherpe silhouet van z'n gelaat met den
rechten neus, en het cympaticke hoogu voor
hoofd; maar het bleef daar alles onbewegelijk,
'n ijzingwekkende geheimzinnige rust, die
zoiiderüi g contrasteerde met die vroolijkheid 'n
drietal meters lager.
Toen eensklaps vond ik mezelf dwaas, hield
j alles voor verbeelding, sloot het venster en
ging naar bed.
Eerst sliep ik onrustig .... toen werd ik
klaar wakker di or 't schijnsel achter het mat
glazen ruitje en hoorde ik even luider dan
gewoonlijk spreken .... maar de groijes be
gonnen te werken en ik viel in 'n vasten slaap.
Toch had ik goed gehoord.
M'n hospita kwam aan 't ontbijt al met het
nieuwtje voor den dag. Ze had het altijd wel
: gedacht, want die meneer was altijd zoo wit
l en zoo kniezerig. Ze vond het ,,'n eng idee,"
want ot je nou aan den godsdienst doet
of niet, je kan toch maar niet weten, wat er
met je gebeurt en 'n zelfmoordenaar is toch
nooit niks.''
Het trof me zeer en :t was 'n ijselijk somber
iets, op die ramen te moeten kijken, waarvan
de gordijnen neer bleven.
De zon scheen er op; het licht danste en
trilde als zocht het 'n opcr.ing om naar binnen
te dringen en te gaan rusten op 't groene
laken van 't schrijf bureau.
In de buurt maakte het sensatie.
Bij den slager werd aan alle dienstmeisjes,
die er kwamen een lang ver-lag ervan gegeven.
De slager wees naar hoven en maakte met z'n
pijp 'n zeer natuurlijke mimiek van iemand
die 'n revolver tcg'-n z'n sia;ip drukt en dan
Vvcrd e;1 gelezen, vaar de kog-.-l in was gegaan
en waar hij er uit was ^ekomiMi on de
slayer.igesteld in een artikel van den Temps,
waarin het kanaal-ontwerp werd besproken.
Het blad brengt hulde aan het initiatief
van de Pruisische regeering, die »zich ge
nspireerd heeft aan de beste traditiën van
het Huis der Hohenzollern, dat in de
geschiedenis van Pruisen eene rol heeft
gespeeld, niet ongelijk aan die der Capets
in de vorming van de eenheid en grootheid
van Frankrijk, en dat steeds gelijke aan
dacht heeft geschonken aan de zorg voor
de zedelijke belangen van het land en aan
de niet minder gewettigde belangstelling
in zijne stoffelijke welvaart." Een vleiend
compliment van een zoo onverdachten ge
tuige.
En dan krijgen de agrariërs een flinke
veeg uit de pan. «Volgens hen verwekt de
groot-industrie het kapitalisme, en dit het
socialisme, en dit laatste op zijn beurt de
revolutie, terwijl de landbouw, onder den
herderstaf van deu braven grondeigenaar,
aan den grond ketent de brave en ge
hoorzame boeren, die stemmen zoo als hun
voorgeschreven wordt. Deze heeren (de
agrariërs) bekommeren zich minder om
staathuishoudkunde dan om politiek. Zij
willen het autoritaire en patriarchale type
handhaven van eene
plattelandsmaatschappij''.
De jonkers aan gene zijde der Elbe
willen in hun paradijs granen en voeder
gewassen kweeken van allerlei aard (en
die zoo duur mogelijk verkoopen, met be
hulp van buitensporige invoerrechten),
maar den boom der kennisse des goeds
en des kwaads weren zij met al hun
macht. Al wat van het liberale Westen
komt, is hun verdacht. Van den Rhijn,
met zijn industrie die uit den booze is, tot
het gehate Frankrijk en de zal men vangende
Hollanders il n'y a quun pas.
De heer Miquel, de ex-revolutionair, die
langs allerlei graden van liberalisme af
gekoeld is tot een uiterst fiscaal conser
vatief, acht het nuttig en noodig met de
agrariërs te coquetteeren. Zijn jongste
redevoeringen geven daarvan een door
slaand bewijs. Terwijl zijn ambtgenooten,
de Minister van Openbare Werken en
zelfs de Minister van Landbouw, met
groote warmte het regeeringsontwerp ver
dedigden, achtte hij het nuttig en noodig
den agrariërs openlijk mede te deelen, dat
hij evengoede vrienden met hen zou blij
ven, als zij het regeeringsvoorstel, dus
ook xy'n voorstel verwierpen. Aan zijn
knoeierige »Sammlungspolitik" oifert deze
politieke scharrelaar, wien de keizer, toen
hij nog burgemeester van Frankfurt a. M.
was, het bekende »Sie sind mein Mann"
heeft toegevoegd, alles op: zijn beginse
len hetgeen zeker geen groote opoffe
ring is en desnoods zijn collega's.
Mogelijk is zulk een houding handig, maar
het is niet te ontkennen, dat zij tevens
in hooge mate karakterloos is.
iiniHiiininitiitiiiiiiiHiiiiiiii mi uiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
Sooiak
UHIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIinillllMHIIIIIIIIIMI
Paasclicongressen,
Nadat wij aan een der vier, tijdens de
Paaschdageri gehouden, congressen, met
name aan dat der Sociaal-Democratische
Arbeiderspartij eene meer uitvoerige bespre
king hebben gewijd, daar deze vergadering
de belangrijkste mocht worden geacht,
blijft ons thans nog de taak ook van de
besprekingen der leden van de drie andere
bonden een overzicht te geven, vooral voor
diegenen onzer lezers, die er niet toe hebben
kunnen besluiten, zich aan de waarlijk niet
zeer verkwikkelijke lectuur der uitgebreide
dagblad verslagen te wijden. Wij wenschen
niiiiiiiMiiimiiiimiiiiimiiiHiiMinuiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiM
knecht
op do
gaf -:
p!aat-.(M
Kelt; (Ut
l uut rccUt
zetten van mutsjes voor den spiegel.
In de kroeg gaf de practizijn 'n uitleg van
het drama en de juffrouw achter den toog
schudde het hoofd en zei bepaald iets van :
Hoe is 't Oosmogelijk!'' Een paar sjouwerlui
vonden de geschiedenis zoo aandoenlijk, dat ze
er 'n ex'ra borrel op zetten om weer op dreef
te komen en toen gingen ze in zeer aangename
stomming verder.
In den schoenenwinkel scheen alles uitge
storven.
Bij de Joden kwamen dien dag bijzonder veel
iainil eledtn en als ze weer weggingen staken
ze de straat over en keken met belangstelling
druk wijzend on redeneerend naar de bewuste
kamer en daar dat de prettige stemming
bediert, maakten de heeren, die er bij waren,
zeker erg aardige toespelingen op 't geval,
want dan proestten ze 't allen uit en wandel
den luidruchtig verder.
En de diensi meisjes, die kleeden moes'en
kloppen, vergaten het kloppen, staken de
hoofden bijeen en keken druk babbelend r.aar
do neergelaten gordijnen, zoolang tot 'n ko
mieke \uilnisman er plotseling een zoende.
Toen stoven ze uit elkaar en hadden 'n pret
van belang.
's Middags hield er voor het huis een rijtuig
stil en ik zag een heer en dame er uitstappen
en later kwam een inspecteur van politie
met een dokter en die allen gingen naar boven.
Voor de deur bleven de menschen staan, eerst
twee, toen tien en de voorbijgangers, die niet
wisten, wat ze er van denken moesten, vroegen
om inlichtingen aan ean bestuurster van een
appelkar, die maar iets verzon en zei, dat er
een dronken juffrouw was thuisgebracht en
daar tusschen door schreeuwde vier om 'n dub !"
Een oud heertje schudde zijn hoofd en keek
met diepe minachting naar den practizijn, die
juist erg rood uit de kroeg kwam.
Maar toen er na tien minuten nog niets
gebeurd was, gingen de menschen weer door
en 't huis zag er uit als alle andere.
Twee ('agen later was de begrafenis, heel
eenvoudig, maar alles eerste klas" zooals mijn
hii.-plta me verzekerde.
ToL'n d lijkl:oets voor da deur stond, stelden
de sT.'iatji'-ngens en een paar leegloopcrs zich
twee agenten bewaarden de orde en
echter hierbij een welverdienden pluim
te steken op den hoed van het Volksdag
blad, dat. als gewoonlijk, ook thans weder
uitmuntende verslagen leverde van elk der
gehouden bijeenkomsten.
Op deze plaats moeten wij ons tot een
overzicht »in vogelvlucht" bepalen, dat
overigens ook voldoende mag worden ge
acht; de gevoerde discussiën toch, zoowel
die van de beide vakbonden (der Timmer
lieden en der Sigarenmakers) als van het
Algemeen Nederlandsen
Werkliedenverbond waren wel is waar voor de inwendige
organisatie dier lichamen niet van belang
ontbloot, doch bezaten voor de studie van
het sociale vraagstuk in het algemeen geen
buitengewone beteekenis.
Het Algemeen Nederlandsch
Werkliedenverbond is thans 27 jaren oud: den 30en
October 1871 werd het te Utrecht opgericht door
eene Vergadering van afgevaardigden'van
een twintigtal werkliedenvereenigingen, van
welke een vijftal dadelijk als leden van het
Verbond toetraden. Van den aanvang af
tot heden toe heeft de heer B. H. Heldt
het voorzitterschap bekleed en het ware
voorzeker interessant een beknopt uittreksel
van des heeren Heldts herinneringen uit
de geschiedenis, de ontwikkeling en den
achteruitgang van het Verbond te vernemen.
Revolutionair is het Verbond nimmer
geweest. Integendeel zijne oprichting was
bedoeld als eene beweging tegen de toen
machtige Internationale, welke inderdaad
onder die oprichting sterk geleden heeft,
totdat zij in 1877 na het bekende Haagsche
Congres van het wereld-tooneel verdween.
Dit haar verdwijnen mag nochtans niet
uitsluitend aan de werking van het Ver
bond geweten worden.
Langen tijd heeft het A. N. W. V. de
leiding der arbeiders-beweging in handen
gehad; het aantal zijner afdeelingen en
leden vermeerderde schier met den dag;
zelfs vereenigingen als de Alg.
Nederlandsche Typografenbond, welke thans
nader staat bij de Vrije Socialisten dan bij
het Verbond, behoorden indertijd (1872)
tot zijne leden. Na de revolutionaire woe
lingen der Internationale scheen de
Nederlandsche arbeider thans zijne hoop gevestigd
te hebben op den »practischen arbeid" van
het Verbond, dat met de werkgevers saam
verbonden, op zedelijk gebied dezen wilde
leeren verstaan, om door hen verstaan te
iiiiiiMHiiMimiiimiHiiiiiMiiiimiiiiiMMiiiiiiliiiniiitmiiiiiiiififiiHiM
40 cents per r eg 8 L
lllllllllllllnltlJIIMIIIIHtlllllllllllltlllllllltllllllllllllllllllllllllll
TRADE
MARK.
NlARTELL'S COGNAC,
Dit ^roemde merk is verkrijg
baar bij alle soliede
Wijnhandelaars en bij de representanten
KOOPJKAXS «& BllUrNIEK,
te Amsterdam.
Prpnvan af ?2.50 per Ftai
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
K. F. DEUSCHLE-BEN&EB,
Amsterdam, Kaherstr. 157
Benig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
iinMiiMiiiHuiiiiiimt
zorgden, dat de weg vrij bleef.
En uit alle vensters staken hoofden en bij
de Joden, waar heel kiesch de gordijnen waren
neergelaten, zag ik wel een dozijn hoofden om
de hoekjes gluren ; de slager stond buiten met
een hakmes in de hand en zijn vrouw in een
omslagdoek gehuld, ruiend er achter; de
practizijn was nergens te b.speuren, maar zijn
vrouw kook uit haar opgeschoven raam kwaad
aardiger dan ooit te voren naar omlaag en in
do kroeg rekte de juffrouw, die niets anders
te doen had, haar hals uit om over 't horretjs
te kunnen kijken.
Toen ging de deur open en kwam de kist.
Ze schoven haar onhoorbaar in den wagen....
een oogenblik.... en toen reden de paarden
een paar meter verder. Er was maar n
volgkoets en toen die voor stond, kwamen er
twee heeren, waarvan de een sprekend op den
doode geleek. Ik zag ze bukken en hun hoed
afnemen, om in 't rijtuig te stappen. Toen
werd het portier dichtgeslagen en reed het
langzaarr. in de richting van 't Ilaagsche Veer.
De politieagenten gingen weg en de menigte
verspreidde zich ; de deur van 't huis werd
gesloten, de nieuwsgierige hoofden verdwenen
en ieder ging weer aan zijn bezigheden.
In den spion volgde ik de statie.
't Was zoo'n mooie, zonnige morgen ; het
licht flikkerde op de ruiten van de huizen, op
de helmen van do politieagenten en op de
koperen emmers van de melkkarren ; overal
gaf het blijdschap en do drukke gracht tintelde
van levensgenot.
Maar het licht weerkaatste niet in den zwarten
stoet, die daar voortkroop, heel langzaam, heel
somber, maar steeds verder naar Oooswijk.
's Middags waren de gordijnen aan den over
kant weer opgetrokken en ook de ramen stonden
open. Alles was nog op zijn oude plaats gebleven.
Ik dacht aan den armen bewoner, die zijn
ellendig bestaan in n seconde hal vernietigd,
aan het jonge mrisje, dat op dat zelfde
oogenblik ergens in 't zonnige zuiden genoot van
haar heerlijk loven.
Kn op het bureau staarde het portret in den
Mora standaard in de leege kamer ...