Historisch Archief 1877-1940
No. 1140
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
worden (De Werkman 2 Nov. 1872) Het
Verband ijverde voor afschaffing der be
lasting op de eerste levensbehoeften, voor
arbeiderswoningen en coöperatie, en streed
tegen den kinderarbeid, vóór algemeen
kiesrecht enz.
Doch desalniettemin bestond er bij vele
brave lieden toch nog groote vrees voor
dat werklieden verbond, en waren zijne
propagandisten, hoe zonderling het heden
ook moge klinken, vaak aan dezelfde onaan
gename bejegeningen blootgesteld als later
de socialistische woordvoerders in de eerste
jaren van hun optreden /ouden moeten
ondervinden. De heeren Heldt en Post,
ter propaganda naar Bergen op Zoom ge
trokken (in 1876), werden door een der
groote dagbladen zijdelings beschuldigd van
dronkaards te zijn. 1}
Die tijden zijn thans gelukkisr voorhii.
Niet alleen echter wordt het A. N. W. V.
door het groote publiek thans niet meer
tot de «gevaarlijke" verec-nigingen gere
kend, doch het heeft ook van zijn aanzien
bij de arbeiders zei ven in den loop der
zeven-en-twintig jaren een niet onbelangrijk
deel moeten verliezen,
Het is hier niet de plaats de oorzaken
van dien achteruitgang na te gaan; wij
brengen het bovenstaande alleen in herinne
ring om de tegenstelling van het A N. W. V.
van voorheen en van thans scherper te
doen uitkomen: toen het Verbond de
werklieden-organisatie van ons land, steeds
de eerste, waar het gold de
werkliedenbelangen te verdedigen, thans eene
raatvoortlevende organisatie, welke op het
tooneel der arbeidersbeweging nog slechts
eene onbeduidende rol vervult.
Zou het A. N. W. V. dit lot niet hebben
kunnen ontgaan, indien het Verbond zijn
streven voortdurend wat meer naar links
had gericht en zijne stuurlieden hunne
blikken niet zooveel naar den rechteroever
hadden laten afdwalen, als wilden zij
den
1) Zie B. Bijmholt: De arbeidersbeweging
in Nederland.
Zelfstandigen
Dank zij de kranige, réveille blazende Hilda
van Suylenburg zijn wij allen, oud en jong,
opgeschrikt uit onzen sleur-dommel. Talrijke
brochures, hatelijke brieven en onbeduidende
brieven werden geschreven en in 't licht gege
ven over de vrouwen-kwestie.
Professoren debatteerden over het feit of de
vrouw geschikt is voor de studie. Een gegons,
een teven, een rumoer, een elkaar-omvérpraten,
dat hooren en zien je vergingen. Miuir nu
z\jn wrj er! Nu weten wij, dat het wel-en wee
van een volk rust In de teere handen der
jonkvrouwen.
Want, onder de vrouwen zijn het allermeest
de jonge meisjes op wie het Jicht gevallen is;
zij zijn het, van wie wij ons heil verwachten.
Als ik tegenwoordig kennis maak met een
jonge dame; dan is mijn eerste gedachte: Ban
je een Hilda V ot ben-je 't niet? Ik ben mij
gaan wennen, meer dan ooit, naar de jonge
meif-jes te kijken; haar bewegingen, haar
kleedinp, haar kapsel te bestudeeren en haar
gesprekken aan te hooren.
Nu d«nk ik wel eens, wat is het jammer,
dat jtü-t die categorie van jonge menscien,
niet mér uitmunt door zelfstandigheid.
Voor de jonge meisjes luidt het wachtwoord:
Werkt! slaat «Je hand aan den ploeg! treedt
zelfstandig op! Uw hersens, uw geheele orga
nisme zijn berekend voor den kamp om het
bestaan. Redeneert niet, handelt! Grijpt toe!
talmt niet langer! doet een verstandige beroeps
keuze, overeenkomstig uw aanleg en geaardheid,
treedt moedig in het strijdperk, beslist zelf
over «w toekomst. Weest zeifstandig! Neemt
de balans van uw geluk in eigen handen. Dit
alles klinkt zoo gezond, zoo kloek, zoo strijd
vaardig en juist daarom zou ik gaarne meer
zelfstandigheid zien bij haar die zoo kernachtig
tot den arbeid gemaand worden. Ons aankomend,
vrouwelijk geslacht zal r.ütoch wel niet meer
naar stofdoeken grijpen, suikerpotjes vullen of
kopjes omwasschen? Deze bezigheden worden
grit overgelaten aan moeders, tantes of huis
houdsters.
Een jong meifje beweerde onlangs: Stof is
zoo decoratief! Een laag stof op een wit beeid,
op een bronzen groep, op een piano staat
beeldig" Mijn conclusie was aanstonds: Aha!
een Hilda met gevoel voor kleur en lijn, die
heeft zeker veel liefhebberij in teekenen."
Teekent u?"
Neen! teekenen vind ik afschuwelijk, ik
word opgeleid voor muziek, maar, ik zou vél
liever dokter worden."
Als grijze, decoratieve stof dwarrelden deze
tegenstrijdigheden om mijn ooren.
Een Hilda in wording, maar e<n
or-zelfstandige Hilda, peinsde ik. En juist onzelfstan
digheid acht ik te betreuren in een rubriek
menscbjea op wie meer dan ooit onze aandacht
gevestigd is.
Het domme napraten en het
gemoedelijksukkelachtig nadoen dient r.iïvooral door onze
jonge meisjes vermeden te worden. Speciaal
voor haar werd krachtig de alarm-klok geluid
Bi'iar wordt in den treure en op allerlei wijs
zeltstandigheid gepredikt. Meer dan ooit moet
haar kleeding, haar optreden, haar manieren,
haar bewegingen, haar spreken voor ons worden
een maatstaf van hetgeen wij van haar ver
wachten mogen. Haar decoratieve" kantjes en
inzichten onthullen zy wel bij nadere kennis
making.
Het is mode van het schoonste sieraad der
vrouw, van het hoofdhaar, een verward, slordig
ragebolletje te maken. Het haar mag niet
glanzend zijn, het moet droog, dof en dor zijn
en in onbeteugelde slordigheid naar alle wind
streken heen-wijzen. Het haar wordt mishandeld
en tegen den draad-in gekamd. Flink ciêpeeren,
dan lijkt het eens zooveel als het is. In den
nek een groote wirrelwarre! van gefriseerde,
stekelig-uitspringende haarbossen. Op het hoofd
in zig-zag geslingerde baardotten. Waar blijft
het jonge-meisje's kopje'?! Haar kopje.' is een
warboel, die haar minstens tien jaar ouder
maakt. Door gemis aan zelfstandigheid doen
alle Hilda'a en niet-Hüda's elkaar na. Een
Parysche juffrouw beeft in haar gedéséquilibreerd
brein slechts een of andere onzinnigheid te
bedenken en onze fritsche, lieve Hol'andsche
meisjes doen haar gedachteloos na.
Wat is mooier, dan de fijne lijnen en teere
golvingen van een jonkvrouwelijke gestalte ?
Tóch ziet men nog jonge meisjes met over
genen, die aan dien oever stonden goed
keuring en bewondering voor hun beleid
afvragen ?
Doch hooren wij thans eens. waaraan de
afgevaardigden der laatstejaarvergadering
hunne aandacht hebben geschonken.
In de eerste plaats natuurlijk aan de
openingsrede van den heer Heldt, die er
op wees, dat dit congres wel is waar in
allen eenvoud geschiedde, zonder feestelijk
heden, zonder diner etc. (voor"burgerlijke"
congressen was deze steek onder water niet
bestemd!) dat de vergaderden nochthans niet
minder sterk waren in hunne overtui
ging, werkzaam te zijn voor de eeheele
arbeiders-beweging. Daarna bood de secre
taris zijn voor niet leden weinig belangrijk
jaarverslag aan, volgens hetwelk het aantal
afdeelirigen onveranderd d. i. ten getale van
34 bleef; het aantal leden verminderde met
207 en bedraaet thans het nog aanzienlijke
cijfer van 10181. Vervolgens werden er na
eenige discussie een tweetal door
hetCentraalbestuur voorgestelde conclusiöii aan
genomen, waarin bij de regeermg wordt
aangedrongen op een zoo spoedig mogelijk
ter hand nemen van invaliditeits- en
ouderdoms verzekering op de door de «staatscom
missie" vastgestelde grondslagen, d.i. pen
sioneering op last van den staat doch be
taald door patroons en werklieden, meteene
staatsbiidrage. Bij de hierover gevoerde
discussiën verklaarde zich nochtans mér
dan n afdeeling vóór staatspensioneering,
d.i. pensioniering gcliccl op kosten van den
staat.
Een derde resolutie, welke werd aange
nomen, «beveelt den leden van het Verbonn
en den werklieden in 't algemeen dringend
aan, het sluiten van leerlingcontracten toe
te passen'', ten einde het theoretisch en
praktisch vakonderwijs te verbeteren, ter
wijl ten aanzien van het aanhangige
leerplichtontwerp de vergadering besloot zich
met een adres tot de Tweede Kamer te wen
den, waarin zou worden verzocht enkele
kleine wijzigingen, den leerplichtigen leeftijd
en het verplichte voorbereidende en
herhalingsonderwijs betreffende, in het ontwerp
aan te brengen. Bovendien zal de Tweede
Kamer nog met twee andere adressen worden
verblijd, n aangaande het wetsontwerp op
de ongevallenverzekering (over het algemeen
betuigde men daarmede sympathie, betreurde
het echter dat zeevaart, visscherij en land
bouw ervan zijn uitgesloten, terwijl men
den wachttijd d. i. den tijd tusschen den
dag van het ongeluk en dien, waarop de
uitkeering begint, gaarne van 3 weken op
10 dagen zou zien teruggebracht. Zie ook
ons voorgaand artikel.) en n aangaande
het wetsontwerp op arbeids- en rusttijden, in
welk laatste adres eenige bedenkingen regen
dat ontwerp worden geopperd, welke niet
van bijzonder ingrijpeuden aard kunnen
worden geacht.
De congressen der beide vakbonden (Siga
renmakers en Timmerlieden) hebben zich
ook ditmaal weder niet door algemeene j
belangrijkheid onderscheiden. Merkwaardig !
te noemen is alleen de strijd, vooral bij de j
sigarenmakers weder gevoerd over het |
al of niet meedoen aan de politiek, de
parlementaire actie,'' welke, volgens n
deel der vergaderden toch boter aan den
galg gesmeerd is, terwijl een ander deel
alleen van strijden langs wettdijken weg
heil verwacht. Tot een officieel zich vóór
of tegen het aannemen van de parlemen
taire actie verklaren kwam men niet.
De debatten, op de hier bedoelde
vakcorigressen gevoerd, muntten niet bepaald uit
door helderheid en logisch htgrip. Zonder
twijfel zal het nog wel vele jaren moeten
duren alvorens de nederlandsche
vakvereeriigingen over het algemeen met de
engeische traite imions op n lijn kunnen
worden gesteld, zoowel wat hare in- en
uitwendige organisatie, als haar ledental
betreft: _de Alg. Nederl. Timmerlieden bond
telt thans 2ÖIJIJ Ipdun, de
Sigarenmakersbond ongeveer 2000 De eerste ging dus
met 500 leden achteruit, de laatste met 400
vooruit.
De lectuur va:i verslagen tn overzichten
van vergaderingen en congressen als de
hierboven en in vorige artikelen genoemde
moge ook al niet tot de aangenaamste
en meest verfrisschende behooren, zij is
nochtans voor een ieder, die de arbeiders
beweging wenscht te volgen, hoogst leer
zaam en noodig bovendien. Zij verschaft
ons toch, beter misschien dan het gere
geld lezen der verschijnende organen en
geschriften dier verschillende
arbeidersgroepen een blik op den waren stand
der zaken, wijl op die congressen wegens
den geringen beschikbaren tijd alle
snoeverijen en grootspraak voor korten tijd ter
zijde worden ge=leld.
De laatste Paasch-congressen hebben
ons geleerd, dat de S. D. A. P. zonder
geacht te kunnen worden de leiding in de
arbeiders-beweging te vertegenwoordigen,
nochtans grooten invloed daarop weet uit
te oefenen, en, den korten tijd van haar
bestaan in aanmerking genomen, naar
waarheid getuigen mag zich in voortduren den
bloei en groei te bevinden, al moge ook in
het laatste jaar haar ledental niet vermeer
derd zijn.
Andererzijds echter hebben wij gezien,
en in onze vorengaaride artikelen uitvoe
riger betoogd, dat deze arbeiderspartij haar
socialistische veeren meer en meer laat
vallen, om deze door meer practische, doch
gewoon «burgerlijke" pluimage te ver
vangen.
Wij hebben verder kunnen zien, dat de
organisatie en kracht van verschillende
vakvereenigingen nog zeer veel te wenschen
overlaat, en dat deze vereenigingen, waar
b.v. van de 18000 sigarenmakers in ons
land zich nog slechts 2000 in den Bond
hebben aaneengesloten, nog geenszins kun
nen worden geacht den geest en den wil
van de nederlandsche vakarbeiders uit te
drukken.
En wat ten slotte het congres van het
Werkliedenveibond betreft, zoo heeft ons
dit doen zien, dat het verbond wel is waar
zijn vroeger aanzien nog steeds niet heeft
kunnen herwinnen, dat zijne voormannen
hun goed geloof in hunne zaak echter nog
geenszins hebben verloren, terwijl het leden
aantal ontegenzeggelijk aantoont, dat een
aanzienlijk deel der nederlandsche arbeiders
zich nog niet wenschen te scharen onder
de revolutionaire vaan van het socialisme,
dat zij de voorkeur er aan geven, in stede
van immer, gelijk de S. D. A. P., de op
positie te vormen, te onderzoeken in hoe
verre zij de pogingen, zoowel van de regeering
als van anderen, tot verbetering der sociale
toestanden kan steunen, zonder de belan
gen dergenen, voor wie zij zich in de bres
hebben gesteld, uit het oog te verliezen.
Dit ware voorzeker een loffelijk streven,
indien het A. N. W. V. slechts voortdurend
blijk gave, die arbeidersbelangen inderdaad
te kennen en daarvoor onwrikbaar pal te
willen staan.
Dr. J. C. E.
itiiMiiiiiiiiiiiiiiiiuimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiHiiiiiMiiiiiiiiitimii
de ceintuur uitpuilende in zakvormige-plooien
neerhangende corsages, a'sof zij gebreken te
bedekken hadden, aLof er maagverwijding te
maskeeren viel!
Onze bewegingen zijn geheel individueel.
Onze bewegingen zijn ons persoonlijk eigendom
evengoed ais de kleur onzer oogen, de formatie
onzer banien. Onze bewegingen zijn afhan
kelijk van ons temperament van onzen smaak,
van onze bestudeerde of natuurlijke losheid.
Jong meisje l er ligt zoo vél in uw hand
druk. Het uitsteken van uw hand, het omvatten
en drukken der u toegestoken hand, diiii in
geeft gij iets van u zelf. Ik herhaal hst de
réveille is geblazen en mér dan ooit trekt
gij onze aandacht.
-^Een. bar-maid o-p de tentoonstelling te Chicago
kon haar bewonderaars niet anders dan met
hoogopgetrokken arm de hand reiken. De
bewonderaar moest zijn arm óók hoog opbeuren
en over de batterij van opgestapelde likeur- en
limonade-flesschen kon men elkaar dan hél
fliuw'jes en omzichtig de hand drukken. Welke
batterij en welke beletsels of belemmeringen
staan tusschen u en uw vrienden en kennissen,
wanneer gy hen op straat of in huis de hand
reikt ?
Waarom die hoog-opg^trokken armpjes en
slappe banddrukjes ? Laat het
imitatievermogen aan anderen over. Gij. aan wie met
bazuii-geschal en met zo;t-lokkende tonen
zelf-tandigbeid wordt gepredikt, weest niet
la'ger een flauwe aflruk van een bijna
uitgewischt cliché. Wejst n-zelf!"
Weest u-zelf in uw kapsel, in uw kleeding,
in uw bewegingen, in uw spreken. Waarom
moet ? ik in mijn eigen land, het kopje thee
dat ik 's middags drink tea" noemen ?
En waarom zegt gij elkaar zoo leelijk en
gedachtenloos, zoo onzelf-.tai.dig ua: Kom je
morgen bij me TKAJEN" 't
Wat b-t spreken aangaat hierop hoop ik
terug te komen.
A. S K.
Nationale tentoonstelling ra vrouwenarbeid.
Het vijfje boekdeel der verslagen is gewijd
aan »Enkele afzonderlijke besprekingen op
^1 Juli ?(> en '26 Augustus 18DS''. Die afzonder
lijke onderwerpen zijn Kunstnaaldwerk, De
artistieke zijde van den Tuinbouw en Tooneel,
(een curiense groep van gratiën), de Inter
nationale Vrouwenbond voor algeheele ontwa
pening, De vrouwenbeweging en het
arbeidersvraagstuk, en nog een dat afzonderlijk vermeld
dient te worden.
Over bet kunstnaaldwerk hield rnej. Gmntke
eene academische oratie, tegen welke uiteen
zetting van beginselen die als een paal boven
water staan, niemand het waagde een enkel
woord in het midden te bre-gen. Als de artis
tieke zijde van den tuinbouw besprak mej A. G.
de Leeuw de «groote belangrijkheid van oen
nieuwen stroom in den aanleg van tuinen" en
legde hierbij teekeningen over, die de discus
sie gemakkelijker maakten; al s-poedig bleek het
dan ook, dat omtrent een harer hoofdbeginselen,
de wenschelijkheid om al of niet de architec
tonische lijnen van bet gebouw in den tuin
aanleg te volgen, verschil van rneening tusschen
de autoriteiten bestond. Ovar bet tooneel
sprak mevr. Holtrop-van Beider de voordracht
uit, die later in »Het Tooneel", nog later
afzonderlijk verschenen is; ook hier volgde
geen debat.
Voor de ontwapening gaf mevr.
Waszklewiczvan Schilfgaarde feiten en argumenten ten
beste, waarmede ongeveer allen die er niets
over te zeggen hebben, het eens zijn. Over De
vrouweBbeweweging en het arbeidersvraagstuk
werd door de hh. P. L. Tak, mr. P. J. Troelstra,
van der Veer en de dames Marie Jungius,
Versluys?Poelman, Ida Ileijermans, Rutgers
Hoitsema en Huijgens gesproken.
Dit alles, tuinbouw en tooneel, ontwapening
en arbeidersvraagstuk, is min of meer buitenaf;
maar waar vele dames naar nieuwsgierig zullen
geweest zijn, was de vereenvoudiging van het
huishouden. Ieder voelt, dat er in de meeste
burgerlijke huishoudens op de een of andere
wijs met tijd, geld en arbeid gemorst wordt.
Een bewijs is, dat wanneer een klein gezin optelt,
wat het aan huishuur, huishoudgeld, dienst
boden, onderhoud en reparatie van meubelen,
vuur en licht, enz. uitgeeft, deze som allicht
even hoog is, als wat deze zelfde personen
in een eenvoudig pension zouden betalen;
DAMEjS.
terwijl dan toch de pensionhoudei er ook nog
van leven moet. Vereenvoudiging van htt
huishouden, meer gelegenheid tot lectuur, tot
iets er hij verdienen, vooral meer vrijheid en
onafhankelijkheid, minder zorg en «rompslomp"
zouden velen zich wenschen. En dat daar
mogelijkheid op is, moet men wel gelooven,
daar nu reeds een burger mevrouw zooveel
minder te doen, zooveel minder drukte in
huis heeft, dan haar moeder of grootmoeder
in denzelfden stand.
Hieromtrent werd van het congres iets
practisch gehoopt, maar, het zij terstond gezegd,
bet heeft in dit opzicht wel eeniga teleur
stelling gegeven. Mej. »Vera" bra< ht reeds
terstond het denkbeeld, dat zeker al de
lieilbegeerigen wel voorzweefde, op het tapijt, de
«coöperatie in het huishouden". Zij vertelde
van tweemaal zes gezinnen die coöperatief
gegeten hadden ; bij de eene helft was de proef
gelukt,te l'alo-Aito inCalifornië,enwanntermen
niet van gedachte veranderd is, hebben deze zes
nog eene ceuuaie keuken mot een centraien
kok, en zelfs een paar centrale werkmeiden
die nu bij de eene mevrouw, dan bij de andere
de kamers gaan doen; maar bij de andere
helft, te Philadelphia, rnuslukte zij, om de zeer
menschelijke reden, dat niet aJJe g zinnen
denzelfden smaak hadden en de kok toch aan
allea gehoorzamen moest.
Mej. Drucker, ine\r. Baervehlt, mej.
Keuzenkamp, Mej. l'it, mevr. Dietz bespraken bet
vraagstuk van et-operatief koken en wasschen
vooral uit het oogpunt van het arbeidersgezin
en kwamen met verschillende bezwaren voor
den dag; rncj. S. G. F, Meyboom bracht be
zwaren uit het oogpunt der burgerlijke huis
houdens in bet rniduen, die niet opgelost werden.
De heer D. de Clerq sprak veel over sla
vernij en miudeleeuwsche toestanden, maar
wees ook bij eenige vereenvoudigingen in het
huishouden die reeds vrij algemeen aangeno
men zijn (glazenwasschen, kleedenkloppen, de
wascb doen) nog op eenige waar uien bier
niet van weet. In Amerika heeft men coöpe
ratieve keukens voor 50 i l UU gezinnen; men
krijgt dagelijks de spijslijst ter keuze thuis.
Hiermede is het bezwaar der zes families van
Püiladelphia weggenomen. Allerlei dingen
zouden machinaal kunnen geschieden, borden
wasschen, schoenen poetsen, messen slijpen,
kleeren kloppen; in plaats van bet water dat
op do slaapkamers gebracht wordt, komen de
kranen met koud, warm en gesteriliseerd water;
op deze wijze zou een deel der
inenschenbediening kunnen gemist worden . . .
Men ziet, dat niet heel veel afdoends of
inderdaad practisch aan de band gedaan werd.
Dit alles zijn toch kleinigheden ; van den kok
eten waar dan toch eigenlijk die coöperatieve
keukens, uit alledaagsch en niet-bucialistisch
oogpunt beschouwd, op neerkomen kan men
al, en bet is noch goedkoop, noch lekker. Al die
machinerieën komen,bijwiegewoonis twee dienst
boden te houden, niet in plaats van een van de
twee, een vereenvoudigen volsirekt de taak der
huisvrouw niet. Een curieus idee werd nog aan
de hand gedaan: dat do dochters der hoogere
standen in andere gezinnen een tijdlang gratis
het huisweik zouden komen doen, tot dienst
voor bet vreemde gezin, tot Jeering voor zich
zelf, en vooral niet het doel, bet denkbeeld
van iets onteerends dat nog altoos aan handen
arbeid, vooral aan «vuil werk" verbonden is,
langzamerhand te doen verdwijnen. We zouden
ons zeer vergissen, indien het vooruitzicht,
een paar vreemde jonge dames in huis te
krijgen, die onafhankelijk waren en van wie
men toch moest trachten alle diensten, ook
de onaangename, gedaan te krijgen, eenige
huisvrouw zou toelachen.
Wat huisvrouwen van deze bespreking ver
wachtten, eenige aanwijzing om bij een zelfde
budget en in de gewone verhoudingen minder
drukte, minder naloopen te hebben, beeft de
uiteenzetting niet opgeleverd. Bedden moeten
opgemaakt, stof moet afgenomen, kamers moeten
gedaan, tafels gedekt, maaltijden toebereid
worden ; ieder kind en ieder huisgenoot heeft
zijn eischen; wie de huisdeur niet laat open
staan, moet de bel laten bedienen; wie wenscbt
dat alles er netjes zal uitzien, moet laten
borstelen, wrijven, poetsen, schuren, wasschen,
afzeemen, enz. en wie dat niet zelf doet, moet
er bedienden voor hebben. Uit dit oogpunt
gezien schijnt vereenvoudiging van het werk
der huisvrouw alleen te vinden te zijn in ver
meerderd personeel, en toch zal niemand
vermeerdering van personeel vereenvoudiging
der huishouding roemen. Het schijnt een
cirkel; toch moet er, zou men meenen, wel
eenige uitweg zijn, maar op bet congres is hij
riet aangewezen.
Borduursel'*. Ainrtia Jiloomer.
1'ïintes Elena. Arme kinderen.
Drie nieuwe soorten van borduursel zullen
dezen zorner dienen om de japonnen te
garneeren, althans men noemt ze allo boi duursels ;
eigenlijk borduren is daaimee niet bedoeld.
Het eerste is de broderie rococo, maar niet
meer uitgpvoerd in de heel smalle Louis XV
of Louis XVI linten; men neemt het lint nu
breeder en borduurt er bloemer, takken en
bladeren mee, b.v. geheele takken violettdB de
Parme op een japon van bleeker vioolkleurig
laken, evenzoo rozen, margueriten,
chrysanthetnums, alles van lint in alle kleuren.
l Het tweede is de guipure de drop, waarvan
j wij reeds spraken, uitgeknipte figuren van
' laken op ander laken ; ditzelfde volgt men na
l in allerlei stoffnn, zelfs heel lichte, roile, Ixtrèye,
popeli-nettc, cri'pe de cltine: nog een andere
praktische toepassing is, de figuren op heel
doorschijnende tulle of mousseline te naaien
en daaronder een zijden transparant te dragen.
: Het derde is het van ouds bekende bor
duursel van stalen kralen, dat in nieuwe
patronen terugkomt, hetzij alleen, hetzij vooral
in vereeniging met zwart of donker iluweel.
Men voegt bierbij ook weer stalen franje: over
! 't geheel wordt er weer franje gemaakt, deze
i winter is aan eenige baltoilttten van witte ot'
lichtblauwe zijde weer de fraaie lange gouden
franje der ottlcierskwasten gebruikt. Witte en
zwarte zijden franje komt weer in de mode,
en dit franje-idee is al zoo ver, dat bij het
concours hippique, een der meest in 't oog val
lende costumen bestond uit eene reusachtige
frarje, van de schouders tot de voeten vallende,
om het middel door een ceintuur saamgevat,
de kleur was vlasblauw. de stof dikke koord
zijde, waarop witte figuren gedrukt waren. De
dame moet iets gehad hebbeu van in een kralen
gordijn te wandelen, waar de onderjapon,
vlasblauwe zijde, overal tusschen uitkwam. Col
en ceintuur waren van wit satijn, niet stalen
kralen geborduurd.
*
4:*
In de geschiedenis der damesmode is dezer
dagen een gedenkdag. Vijftig jaren geleden
verscheen voor bet eerst Amelia Bloomer in
de Vereenigde Sraten met den pantalon, die
naar haar »Woo/«e)x'' genoemd werd. Het was
eene revolutie, of' liever eene poging tot
revolutio,want de vlieger ging niet terstond op; na braaf
bespot te zijn en in alle humoristische bladen
stof tot caricaturen geleverd te hebben, ver
dween de nieuwe vinding weer voor een korten
tijd, om eerst in onze dagen, dank zij het
rijwiel, als volkomen levensvatbare moile terug
te komen. De liloomerist is nu the modern
'ii'oiiMit. en de blooiitcra, later dividcd shirt,
zijn nu rationul dreun.
Amelia Bloomers bad ook eigenlijk baar
tijd slecht gekozen ; men waa in Amerika in
die dagen gereserveerder dan ergens anders,
men durfde nauwelijks van de legs van een
stoel praten, en trok de pooten van een piano
of een biljart, naar beweerd wordt, sokjes
aan. Toen bad zij in 't eerst wel succes,
waartoe de cawcaturen veel bijdroegen. Zelfs
stak eene karavaan van bloomeristen naar
Engeland over, ter gelegenheid van de eerste
wereld-tentoonstelling in het Crystal l'alace.
Zij vonden er eenige navolging, zoo, dat men
een bal durfde geven, waar de dames alleen
in bloomers zouden toegelaten worden. Maar
dit bedierf het succes. Het Londensche straat
volk beweerde bij avond geen onderscheid te
zien tusschen de dames in pantalons en de
jonge Amerikanen met gladgeschoren gezichten,
het wierp met doode katten, koolstronken en
rotte eieren, jouwde dames en heeren uit, en
maakte de meest onkiescbe grappen, zoodat
van verdere bals werd afgezien en de geheele
beweging al spoedig uit was, om eerst in onze
dagen te herleven.
* *?
De Montenegrijnsche prinses Elena, die de
vrouw van den kroonprins van Italiëgeworden
is, en in den beginne, naar men beweerde, zoo
melancholiek was, schijnt zich in baar lot ge
schikt te hebben. Zij woont met haren man
in het paleis der Bourbons te Napels en het
jonge paar heeft het leven daar heel eenvoudig
TOÜNLLLTqMVZiLK
EöonaröFailleren.
27 September 1834. 2 April 1S99.
De voor eenige dagen gestorven dichti r Eiiouard
J ules Henn Pailleroa was iu alles een
Zondagskinrl. Zoon van eene gegoede burgerfan)iiie,
studeerde bij in de rechten, en arbeidde hij op
een, notaris-kantoor. Daar hij weidra genoeg
liad van aeten te schrijden, nam hij dienst,
doch hield het maar twee jareu uit iu de kazerne.
Hij kocht een piantsvtrvaijger en maakte een
reis naar Alsiers, Tunis, Italiëen ZwiUt-rlHiid.
Vijf en twintig jaren oud, t:af hij een hundel
verzen uit: L/'s l'tirntitt's (1SGO) en in 1870 een
tweede : Amottrs el Heines. Zijn geheele lyrische
arbeid is later in vier deeleri verzameld. Pailleron
behoorde tot de dichters, die met Horatius,
l'et.rarca, Vondel, Goethe en Victor Hugo
geiimmiiiiiiiiiimmiiiiiii
en geregeld ingericht. Zij werken samen, staan
's winters om zeven uur op, 's zo-ners nog
vroeger, en drinken samen koffie. De prins
gaat naar de kazerne de troepen inspecteeren
en op het bureau werken, komt thuis koffie
drinken en gaat weer naar zijn bureau, alvorens
bij zijn particuliere correspondentie thuis komt
afdoen. Curieus is het, dat hij iederen dag een
brief en een telegram wisselt met vorst Nicola
van Montenegro en evenzoo met keizer Wilhelm.
De prins en prinses hebben als gemeen
schappelijke passie de munt- en penningkunde;
hun collecties zijn buitengewoon rijk,'s Avonds
leest men bladen en tijdschriften; iederen
dag maakt men een tochtje met het yacht
Elena in de golf van Napels of een rijtoer
langs de Chiaja. O.n ha f acht wordt er ge
dineerd, daarna is er cercle tot half tien. De
prinses heeft nog een passie : zij is een uit
stekende jageres en mist nooit. De prins heeft
nog onlangs het eiland Monte-Christo als
jachtgebied voor haar aangekocht; ook in het
park oefent zij zich uren lang in het
schijfschieten. Onlangs keerde zij met gravin
della Trinitüvan een oefening terug, en
beiden stapten fn den ascenseur om naar de
slaapkamers te gaan ; de prinses was nog in
jachteostuum en wilde zicb verkleeden. Zy
had bet geweer nog op den rug. »IIet is nog
geladen, hoogheid, kan het niet afgaan V" zei de
gravin schuchter. »\Vees niet bang, Contessa,
daar zullen we voor zorgen", antwoordde de
prinses, schoof den loop van het geweer naar
buiten en schoot het onder het stijgen af.
»Nu kan er niets gebeuren, Contessa", zeide
zij lachend.
De prinses houdt ook veel van muziek en
teeker.en; op het eiland Monte-Cliristo is
naar haar eigen teekeningen een jachthuis
gebouwd.
» *
*
Arme kinderen weten niet wat spelen is;
in de voorsteden van Londen arme kinderen te
zien spelen, zegt dr. Alice Johnson, is een
afschuwelijk gezicht. Gezond, vroolijk
kinderlachen is er niet; wat zij zingen zijn de gruwe
len uit de music-halls, waarvan zij gelukkig
niet alles weten, maar toch al spoedig heel
wat begrijpen. Wat zij nadoen zijn de tooneelen
van dronkenschap, schelden, mishandelen, die
zij zien; als zij ergens om lachen is het ge
woonlijk om iets leelijks, uit Schadenfreude,
uit wreedheid, of sarrend en tergend.
Wil men dus de kinderen opvoeden, dan
kan men beginnen met ze te leeren spelen.
Met dat doel zijn in verschillende districten
kinderspeeltuinen en waar dat niet kon
kinderspeeluren gevestigd. In Canning Town begon
er verleden jaar een met 30 kinderen, uit de
armste en treurigste buurt, een keer per week ;
nu houdt men er tweehonderd bezig. De dames
die dit werk aangevat hebben, hebben het op
de eenvoudigste wijs begonnen, met spelletjes
waarbij gezongen wordt, gewone ouderwetsche
Engeische spelletjes, en behalve bet uurtje
vroolijkheid verkrijgen zij er nog aardige resul
taten mee. Het is bv. reeds een overwinning,
deze kinderen te leeren dat ieder een beurt
mag hebben ; een andere overwinning is het,
te zien, hoe de ouderen zorg en toegevendheid
krijgen voor jongeren. Vervolgens komt bij de
vroolijkheid en levendigheid een schijntje van zin
delijkheid ; soms is eene vuile en dronken moeder
nieuwsgierig en belangstellend en komt op een
betere gedachte; maar al was dit niet zoo,
reeds het uurtje zonneschijn in duistere kinder
levens is een belooning voor de ijverige
weldoensters.
E?e.
iiiiiiiiiiiiiiiiini
ItillllllllllllllliiUH
Aan mej. Cath. Alb. Thvjm.
Met voorbijgaan van den eersten volzin van
het stukje van mej. Thijm, die slechts bewijst
dat zij niet lezen kan, heb ik op hare instructie
alleen te répliceeren dat ik moeielyk antwoor
den op bare enquête kan inzenden, daar van
die enquöte mij niets bekend was, vóórdat het
boekje in druk is verschenen !
Wat mijn naam betreft, aan den vorm is
voldaan, daar deze bij de redactie bekend is.
Ik vertaal en schrijf alleen onder my'ne
initialen.
A. C. v. M.