De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 30 april pagina 4

30 april 1899 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1140 looven, dat verheven dichterlijke gedachten met artistieken eenvoud en artistieke waarheid bebooren te worden uitgesproken. In zijne jeugd klonk zijn lied met levensblijheid: C'était en avril, un dimanche, Oui, Ie dimanche! «J'étais heurcux.... Vons aviez une robe blanche Et deux gentils brins de pervenehe, Oui, de pervenehe, «Dans les eheveux." Het is te betreuren dat deze (dichter zijne volle kracht niet aan het lied heeft gegeven. Zijn begin was uiterst veelbelovend. In 1861 kwam hij met zijn eerste blijspel: Le Parasite, dat zeer goed werd ontvangen in den schouw burg l'Odéon. Weldra werd aldaar zijn tweede blijspel Le Mur Mitoyen in twee bedrijven even gunstig ontvangen (186-2) Eerlang werden er stukken van hem in de Comédie frarcaise ge geven : Ie Dernier Qaarder en Les Faux Ménages (1867), terwijl hij in Ie Gvmnase zijn Le Monde ou ton iamuse deed vertoonen. In Les Faux Ménages (1869) toont hij zich een bewonderaar van Emile Augier, gelijk ook later een en andermaal. Hij behandelt het oude thema: »0h, n' insultez jamais itne femme, gui tombe'1 Gelijk de groote Nazarener eene over spelige vrouw genade bewees, zoo neemt hier Pailleron eene berouwvolle marchande de sourires in bescherming, en predikt hij de moraal: Que celui gui aime la femme tuchèe, lui donnesoticoeur, il rachèlera aiiisi soa passé, quil lui donne aussi soti nam, il assurera soaavenir! Men heeft in den schouwburg altijd groote sympathie betoond voor berouwvolle zondaressen. Marion de Lorme, La Dame au Camélias, la Traviata, Manon Lescaut, Frou-frou, allen hebben op de planken eene sympathie gevonden, die ze in een salon vergeefs zouden gezocht hebben. Pailleron ondervond zeer veel sympathie. Hij verkeerde onder zeer gunstige omstandigheden. Hij had de hand verworven van Mlle. Buloz, dochter van den grooten autocraat der Revue des deux Mondes. De oude heer Buloz was schat rijk, en werd door ieder, die de pen voerde met den diepsten eerbied gegroet. Pailleron werd ge erd in alle toongevende letterkundige kringen, en ondervond de grootste toeschietelijkheid bij de bestuurders van de Comédie Francaise. Door den oorlog van 1870 werd hij in zijn dramatischen arbeid gestoord. Het eenige, wat destijds uit zijne pen vloeide, was een vurig vaderlandsch gedicht: Prière pour la France. In 1871 kwam hij terug met een drama in verzen: Helene, tragédie bouraeoise. Bij dezen arbeid werd hij geïnspireerd door de Gabrielle van Augier. Ook hier treedt een echtgenoot op, die de fout zijner vrouw uitwischt, en haar in eer herstelt. Er komen hier eenige zeer mooie regels. De man, die ver geeft, heeft eene zeer geliefde zuster, die hij aan het slot aan den Graaf Paul ten huwelijk geeft met deze woorden: ,,Prenez-]a, mon cher comte ! Et quant a son bonheur, Consultez la tendresse encor plus que l'honneur. "Vous tes fier, c'est bien, mais soyez doux. La vie, Même pour ces heureux^ que tout Ie moiide envie, La vie a ses travaux, ces combats hasardeux, ;,Ses défaites .... c'est pour cela qu'on se met deux. Soyez-lui doux, allez, aidez-la dans la route; Quelle sévéritévaut ce qu'elle nous coüte? n^A quel droit Ie plus ferme a-t-il d'être esigeant? On n'est que juste alors que l'on est indnlgent. ,Mais je ne sais pourquoi je parle iei d'épreuve. Tout vous sera facile avec cette unie rieuve. U faut me pardonner d'onvrir aiusi mon coeur. Vous l'avez dit: pouv moi c'est mon enfant, ma soeur, Un de ces doux fardeaux dont Ie poijsnous repose, Légers quand on les porte et lourds quand OD les pose." Ondanks deze voortreffelijke verzen, die zeer nabij Augier komen, deed er zich een jong be oordeelaar op, die in La Vie Parisienne eene parodie op Helene schreef onder den titel /,« Monde on l'on s'ennuie, een terugslag op Pailleron's Le Monde oül'ons, amuse. Pailleron liet de parodie voor hetgeen ze was, maar nam den titel over om er een meesterstuk van te maken. (1881) Deze schildering van Parijsche zeden is uitstekend geslaagd. Het damespersoneel, dat den con/érencier Bellac met allerdwaaste bewonde ring overstelpt, is van een voortreffelijke komi sche kracht, en de scherpe redeneeringen der oude Markiezin verscherpen telkens de opge wekte stemming van den hoorder. Dat Pailleron in zeker opzicht hier Les femmer savantes navolgt, vermindert de waarde van deze kunstscheppmg niet, die honderden malen ie vertoond, en hem een miljoen francs als droit d'auteur opbracht! Mis schien is het te betreuren, dat de toeschouwers sommige personen uit La Monde ou l'on s'ennuie konden herkennen. Bellac was het sprekend evenbeeld van een lid der Fransche Academie, Elme Caro, destijds hooglgeraar in de wijsbe geerte te Parijs, en zeer in de mode, omdat hij een boek over Le pessimisme au XIX si cleLeopardi-Schopenhauer-Hartmann (1878) geschre ven bad. Zijne conférences over populaire philosophie werden door vele dames gevolgd. Pailleron maakte in zeker opzicht een carricatuur van Caro door Bellac als Mlatre voor te steller, die op slinksche wijze het hof maakt aan eene arme vreemde gouvernante. In 1882 wenschte Pailleron zitting te nemen in de Académie Fraupaise op den zetel van Charles Blanc, den overleden kunstbeoordeelaar. Bij de eerste stemming staakten de stemmen. De vrienden van den hpogleerear Caro stemden op de Mazade. Zes maanden later triomfeerde Pailleron met 25 stemmen, hetgeen voor den anteur van Le Monde ou l'on s'ennuie en den schoonzoon van Buloz geene verrassing was. De wijsgeer Caro heeft zich deze verkiezing zeer aangetrokken, men meent, dat, hij sedert de verschijning van Bellac aan de lachende Parijzenaars aan diep hartzeer heeft geleden. Pailleron heeft nog eenige zeer geestige stuk jes van n bedrijf geschreven: Petite pluie (1875), L'Etincelle (1879), Pendant Ie 6«/(lS80) en La Souris (1887), dit laatste stuk opzette lijk geschreven voor de bekende en talentvolle kunstenares Mlle. Reichemberg. De koninklijke vereeniging: Het Nederlandsch Tooneel, heeft op uitstekende wijze Le Monde oül'on s'ennuie vertoond, waarin Bellac allervoortreffclijkst door den heer Morin werd gespeeld. Evenzoo is L'Etincelle voor het voetlicht gebracht door de zelfde vereeniging, terwijl mevrouw A. R ssingSablairolles op schitterende wijze de hoofdrol creëerde. Pailleron was een zeer hartelijk, opgewekt man, die alle Maandag een uitgelezen maaltijd vcor zijne vrienden bereidde. Hij ontving inder tijd Em'le Augier, Octave Feuillet, Renan, About, de Banville, later Sully Prudhomme, Cherbulier, Sardou, de Bornier en Jules Claretie, mannen die allen tot de letterkundige aristo cratie van de laatste halve eeuw hebben be hoord. Ondanks alles, wat hem het leven tot een feest maakte, bekommerde hij zich dikwijls om hetgeen er over hem geschreven werd. In 18S1 zeide de vermaarde criticus J. J. Weiss, dat Pailleron nog altijd verplicht was een meesterstuk te schrijven, en velen meenden, dat Le monde oül'on s'ennuie nog niet aan dien eisch had voldaan. Het bewustzijn, dat hij geen meesterstuk zou kunnen leveren, 't welk zijne vroegere werken overtrof, heeft hem zijne laatste levensjaren gestadig verbitterd. UK. JAN TEN BRINK. Mnzick in de Hoofflstai Met een enkel woord wees ik in mijn artikel van de vorige week reeds op het gewichtige feit, dat Donderdag 20.iezer op het abonnements concert in het Concertgebouw, twee werken van Nederlandsche componisten werden uitge voerd. Dikwijls reeds is de klacht geuit dat in het Concertgebouw werken van allerlei aard en dikwijls van tamelijk inferieure kunstwaarde wor den ten gehoore gebracht, wanneer zij slechts uit den vreemde tot ons komen, terwijl men het goede, dat in ons land geproduceerd wor H, achteloos voorbijgaat. Wanneer dus van deze gewoonte wordt afgeweken, verdient zulks een woord van lof, hetwelk ik den heer Mengelbt-rg met nog zooveel te meer warmte breng, omdat hij den lijnen tact bezat de twee werken te herhalen op de matinee van Zondag 23 dezer. De beide werken waren Hymne van Diepenbroek en Poême symphonique van Karel Smul ders, onder den titel Adieu, Abseme, Retour. Zondag speelde de heer Mossel bovendien nog Rosch Haschana van Smulders, het werk voor violoncel en orchest, door mij eerst onlangs in dit blad besproken. Bij Diepenbrock's Hymne wordt men dadelijk gepakt door het sprekend en schoon omlijnd motief, waarmede het werk aanvangt zonder voorafgaande introductie. Hymne noemt Diepenbrock zijn werk; het is ook een lofzang zonder woorden en waarbij alle strophen denzelfden geest ademen; zij brengen allen het hoofdmotief, daa in zijn oorspronkeliiken vorm, dan in een meer of minder belangrijke afwijking, maar aan het eind steeds met een vrij en ongedwongen cadens. Diepenbrock hseft zich tot dusver steeds uitgesproken als vocaal componist, maar thans heeft hij behoefte gevoeld zijne gedachten te kleeden m een instrumentaal gewaad; een gewaad, waarin zich echter de zanger niet verloochent, want zoowel in vorm als in melodie en rhythmus vindt men den componist terug van diep ge voelde zangen, die treffen door de waarheid waarmede zij aan de dichterziel zijn ontsproten. Hoewel ik Donderdag refds dadelijk getroffen werd door zeer schoone klankcombinaties, kon ik enkele oogeublikken mij niet onttrekken aan het gevoel, dat het veelvuldige gebruik van het motief een toch nog grooteren rijkdom vanooloriet eischt. Gaarne erken ik dat ik di->n ii druk Zondag niet in die mate ondervond. Het moge dan zijn, door de beslist betere uitvoering, of door het feit dat ik tegenover het werk tosn niet meer zoo vreemd stond als Donderdag. Het Poême symphonique van Smulders is breed opgezet en groot aangelegd Reeds dade lijk wordt men gewaar dat de componist ver trouwd is met de geheimen van het moderne orchest. Maar ook de motieven hebben eene physionomie. Boeiend in hooge mate is de ont wikkeling van het eerste gedeelte. Wel is het aan het slot daarvan niet duidelijk wat de componist vóór heeft met de enorme ontwik keling van kracht. Zeer schoon is de overgang van het eerste tot het tweede deel en ook dit geheele fragment treft door de poëiie in de uitdrukking. Bij den aanvang van »le Retour" vraagt men wederom, wat heeft de componist hier bedoeld ? Het is mij dan ook onverklaarbaar waarom bij deze programmamuziek niet eene »Erlauterung" is gegeven. In vroegeren tijd, toen men het als de hoogste kunst beschouwde de schoonheid van den vorm te idealiseeren, was dit niet noodig. Ook hoorde men vroeger op andere wijze muziek. Men was vertrouwd met den bouw eener symphonie en men gaf zich over aan het genot, door te dringen in de wijze waarop een componist den ouden vorm met nieuwe gedachten wist te bezielen. Zelfs Beethoven, die in zijn opus 81, denzelfden titel heeft gekozen, legde in zijne overheerlijke sonate zijne ideeën neder in den gewonen sonatevorm. Men vraagt zich bij Beethoven niet af op wie //les Adieux, l'Absence" en »le Retour" doelen. Bij dezen kolos behoeft men nergens een vraagteeken te plaatsen. De zuivere vorm en plas tische schoonheid zijner themata vormen het essentieele zijner kunst. In lateren tijd werd dit anders. Toen Liszt met zijne symphonische Dichtuogen een storm van verontwaardiging deed opgaan onder de aanhangers van den ouden vorm, heeft hij het noodig geoordeeld zijne werken niet alleen van een titel te voorzien maar er ook het gedicht bij te voegen, hetwelk hem tot de compositie inspireerde. In den allerlaatsten tijd geeft men analytische beschouwingen niet alleen van werken, die zulks door hun tendens eisohen, maar ook van de klassieke symphonische werken. Het valt niet te ontkennen dat op die wijze de groote kunst onzer voorouders gepopulariseerd wordt en het publiek zich naardoor rekenschap kan geven van den indruk, dien het vroeger slechts intuïtief onderging. Het gevoel heeft een gedeelte van zijn invloed moeten afstaan aan het verstand. Moge men nu vrij algemeen beweren, dat zulks bij Beethoven'sche symphoniën ten onrechte ge schiedt, het valt toch niet te loochenen dat, wat b.v. Riemann gedaan heeft bij Tschaikowsky's symphonie pathétique en anderen bij soortgelijke moderne werken in hooge mate heeft bijgedragen tot beter begrip en waardeering dier werken. Wat nu echter in de symphonie" beschouwd kan worden als doelmatig maar niet n o o d z a k e l ij k, in de symphonie met hare meestal absoluut muzikale gedachten wordt in de symphomsche Dichtung, met haar specifiek geuitteu tendens, een gebiedende eisch. Het is dan ook jammer dat Smulders niet iemand heeft gevonden, die voor zijn werk deed, wat Arthur Hahn en Wilhelm Klatte voor Sirauss doen. Het is toch voor een componist van het grootste belang dat hij zijn werk begrepen ziet door zijn auditorium; hij ga daarom een hulpmiddel niet achteloos of geringschattend voorbij, dat thans zoo algemeen en met zoo veel succes gebiuikt wordt. Heeft men dus niet in ieder opzicht het werk van Smulders zoo kunnen begrijpen als wel wenschelijk was, toch heeft men uit alles kunnen zien dat Smulders meester is in den vollen zin des woords en dat hij zijn materiaal volkomen beheerscht. Uit het werk spreekt een vasten wil en een groot kunnen. Het technische gedeelte van de uitvoering was in beide stukken uitstekend verzorgd; over het spiritueele moet het oordeel blijven berusten bij de componisten alleen. Het zou aanmatigend zijn zich die bevoegdheid toe te kennen over werken die men niet kent. Behalve deze beide noviteiten werden nog uitge voerd Gluck's Iphigenie-ouverture, de Zorahaydalegende van Svendsen en de ouverture Carnaval romain van Berlioz. Vooral aan het tweede nummer viel een virtuooze vertolking ten deel. De laatste soiree van kamermuziek in dit seizoen bracht ons weder de medewerking van Messchaert. Onvergelijkelijk schoon was zijn vertolking der Kaiser-Carl balladen van Löwe. Waarlijk, wat Messchaert met die toch eenigszins spröde"' balladen weet te bereiken zou zelfs de stoutste verwachting van den eenvoudigen Löwe wel overtroffen hebben. De Schottische Lieder van Beethoven klonken mij in de origineele begeleiding van piano, viool en cello, met het oog juist op de bewerking voor die instrumenten, eenigzins verouderd. Ik hoor ze eigenlijk liever met eenvoudige pianobegeleiding. De heeren Cramer en Röatgen vergastten ons Trademaric THEE - E. BRANDSMA. Trademaric Groot Beddenmagazijn. Groote collectie Wiegen, Kinderledekanten, Luiermanden', Babytafeltjes, Babybascnles, etc. etc. Vraagt geïllustreerde catalogus. StlPRA Meisjespensionaat PHILIPPSBURG, te JBraubach a/d Rijn, büCoblenz. Veel zijdige opvoeding, Fransche en Engelsche leerares, evenals eene huishoudschoolonderwflzeres. Zorgvuldige verpleging. Uitstekende getuigschriften. Pensionprys 750 Mark. M. BÜSSE, Hoofd der school, H. BUSSE, muziekonderwyzeres van het serconvatorium. FIJNE taia-Olie, de FIJNSTE BESTE Specialiteit van Overhemden op maat, Dassen, Boorden, Manchetten, etc., WIJ VVE W. VAN WEK HULST Hofleveranc Ier. Reis artikelen. Parapluies. 167 Kalverstraat, AMSTERDAM. PHILIPPONA KETELAAR, KALVEB8TRAAT 166, AMSTEKÖAM. SPECIALE INBJCHTING voor het vervaardigen van volledige Uitzetten en luiermanden, Op aanvraag worden prysopgaven en modellen franco toegezonden. Gevestigd te Amsterdam, Damrak 74, Goedgekeurd Mj Koninklijk Besluit van 3 December 1895, N". 38. Maatschappelijk Kapitaal ? 1,800,000. Directeuren: Mr. C. L. SCOTT en Mr. PAUL L. MULDER. Commissarissen: W. J. GEBETSBMA, Amsterdam; JOAJ>* H. SCHMITZ, Amsterdam; Dr. JB. VA> GEUKS, Amnterdam; J. C. VAN GOENS, 'sGracenhage; Dr. S. J. HALBERTSMA, Jtnttrrdam; Prof Dr. W. KAPTEUN, Utrecht; Mr. J. LUDEN, Amsterdam; Prof. Dr. J. A. C. OUDEMANS, Utreckt. Jhr. F. VAX REENEN, Zeist en E. W. SCOTT, Amsterdam. fj^- De Maatschappij verzekert pensioenen, uit te betalen zoo dikwijls en zoolang de verzekerde door invaliditeit, onverschillig of deze voortspruit uit ziekte of on geluk, buiten staat is zijne beroepsbezigheden te verrichten. DE CANDIDATUUR-VAN BOMMEL, door DOCTOR JURIS. DHR D E DRUK. Met Teekeningen van Johan Braakensiek. Prjjs ?!.?, gebonden ?1.40. Amsterdam. S. L. VAN LOOY. Portretten-Bogaerts in Olieverf kleuren. De grootste waarborg: Onze Portretten mogen niet behouden worden, indien de gelijkenis niet volkomen bevredigt. Uitvoering in moderne Kunst-ricnting op verlangen. Wy leveren een onvergankelijk, volkomend gelijkend, in oli°verf freschilderd Portret naar elke phofografis. P^"" H.H Kunstschilders, die hunne Portretten, naar de natuur afwerken in hun eigen Kunst-richting, besparen tijd door ons te belasten met de eerste uitvoering naar photografie. Prijscourant gratis op aanvraag. H. BOGAERTS & Co., Boxtel. zal bevallen, DRINKT HOLLANDIA" TAFELWATEÏL Cacaofabriek Mexico". i FRKEH & Co., Cacaofabrikanten, KOOG a. d. ZAAN, HOLLAND. HELM-CACAO wordt door bevoegde autoriteiten geroemd als de beste, zuiverste en gezondste.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl