Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1140
looven, dat verheven dichterlijke gedachten met
artistieken eenvoud en artistieke waarheid
bebooren te worden uitgesproken. In zijne jeugd
klonk zijn lied met levensblijheid:
C'était en avril, un dimanche,
Oui, Ie dimanche!
«J'étais heurcux....
Vons aviez une robe blanche
Et deux gentils brins de pervenehe,
Oui, de pervenehe,
«Dans les eheveux."
Het is te betreuren dat deze (dichter zijne
volle kracht niet aan het lied heeft gegeven.
Zijn begin was uiterst veelbelovend. In 1861
kwam hij met zijn eerste blijspel: Le Parasite,
dat zeer goed werd ontvangen in den schouw
burg l'Odéon. Weldra werd aldaar zijn tweede
blijspel Le Mur Mitoyen in twee bedrijven even
gunstig ontvangen (186-2) Eerlang werden er
stukken van hem in de Comédie frarcaise ge
geven : Ie Dernier Qaarder en Les Faux Ménages
(1867), terwijl hij in Ie Gvmnase zijn Le Monde
ou ton iamuse deed vertoonen.
In Les Faux Ménages (1869) toont hij zich
een bewonderaar van Emile Augier, gelijk ook
later een en andermaal. Hij behandelt het oude
thema: »0h, n' insultez jamais itne femme, gui
tombe'1 Gelijk de groote Nazarener eene over
spelige vrouw genade bewees, zoo neemt hier
Pailleron eene berouwvolle marchande de sourires
in bescherming, en predikt hij de moraal: Que
celui gui aime la femme tuchèe, lui donnesoticoeur,
il rachèlera aiiisi soa passé, quil lui donne aussi
soti nam, il assurera soaavenir! Men heeft in den
schouwburg altijd groote sympathie betoond voor
berouwvolle zondaressen. Marion de Lorme, La
Dame au Camélias, la Traviata, Manon Lescaut,
Frou-frou, allen hebben op de planken eene
sympathie gevonden, die ze in een salon vergeefs
zouden gezocht hebben.
Pailleron ondervond zeer veel sympathie. Hij
verkeerde onder zeer gunstige omstandigheden.
Hij had de hand verworven van Mlle. Buloz,
dochter van den grooten autocraat der Revue des
deux Mondes. De oude heer Buloz was schat
rijk, en werd door ieder, die de pen voerde met
den diepsten eerbied gegroet. Pailleron werd ge
erd in alle toongevende letterkundige kringen,
en ondervond de grootste toeschietelijkheid bij de
bestuurders van de Comédie Francaise. Door den
oorlog van 1870 werd hij in zijn dramatischen
arbeid gestoord. Het eenige, wat destijds uit zijne
pen vloeide, was een vurig vaderlandsch gedicht:
Prière pour la France. In 1871 kwam hij terug
met een drama in verzen: Helene, tragédie
bouraeoise. Bij dezen arbeid werd hij geïnspireerd
door de Gabrielle van Augier. Ook hier treedt
een echtgenoot op, die de fout zijner vrouw
uitwischt, en haar in eer herstelt. Er komen
hier eenige zeer mooie regels. De man, die ver
geeft, heeft eene zeer geliefde zuster, die hij
aan het slot aan den Graaf Paul ten huwelijk
geeft met deze woorden:
,,Prenez-]a, mon cher comte ! Et quant a son bonheur,
Consultez la tendresse encor plus que l'honneur.
"Vous tes fier, c'est bien, mais soyez doux. La vie,
Même pour ces heureux^ que tout Ie moiide envie,
La vie a ses travaux, ces combats hasardeux,
;,Ses défaites .... c'est pour cela qu'on se met deux.
Soyez-lui doux, allez, aidez-la dans la route;
Quelle sévéritévaut ce qu'elle nous coüte?
n^A quel droit Ie plus ferme a-t-il d'être esigeant?
On n'est que juste alors que l'on est indnlgent.
,Mais je ne sais pourquoi je parle iei d'épreuve.
Tout vous sera facile avec cette unie rieuve.
U faut me pardonner d'onvrir aiusi mon coeur.
Vous l'avez dit: pouv moi c'est mon enfant, ma soeur,
Un de ces doux fardeaux dont Ie poijsnous repose,
Légers quand on les porte et lourds quand OD les pose."
Ondanks deze voortreffelijke verzen, die zeer
nabij Augier komen, deed er zich een jong be
oordeelaar op, die in La Vie Parisienne eene
parodie op Helene schreef onder den titel /,«
Monde on l'on s'ennuie, een terugslag op
Pailleron's Le Monde oül'ons, amuse. Pailleron liet
de parodie voor hetgeen ze was, maar nam den
titel over om er een meesterstuk van te maken.
(1881) Deze schildering van Parijsche zeden is
uitstekend geslaagd. Het damespersoneel, dat
den con/érencier Bellac met allerdwaaste bewonde
ring overstelpt, is van een voortreffelijke komi
sche kracht, en de scherpe redeneeringen der
oude Markiezin verscherpen telkens de opge
wekte stemming van den hoorder. Dat Pailleron
in zeker opzicht hier Les femmer savantes navolgt,
vermindert de waarde van deze kunstscheppmg
niet, die honderden malen ie vertoond, en hem een
miljoen francs als droit d'auteur opbracht! Mis
schien is het te betreuren, dat de toeschouwers
sommige personen uit La Monde ou l'on s'ennuie
konden herkennen. Bellac was het sprekend
evenbeeld van een lid der Fransche Academie,
Elme Caro, destijds hooglgeraar in de wijsbe
geerte te Parijs, en zeer in de mode, omdat hij
een boek over Le pessimisme au XIX si
cleLeopardi-Schopenhauer-Hartmann (1878) geschre
ven bad. Zijne conférences over populaire
philosophie werden door vele dames gevolgd. Pailleron
maakte in zeker opzicht een carricatuur van
Caro door Bellac als Mlatre voor te steller, die
op slinksche wijze het hof maakt aan eene arme
vreemde gouvernante.
In 1882 wenschte Pailleron zitting te nemen
in de Académie Fraupaise op den zetel van
Charles Blanc, den overleden kunstbeoordeelaar.
Bij de eerste stemming staakten de stemmen.
De vrienden van den hpogleerear Caro stemden
op de Mazade. Zes maanden later triomfeerde
Pailleron met 25 stemmen, hetgeen voor den
anteur van Le Monde ou l'on s'ennuie en den
schoonzoon van Buloz geene verrassing was.
De wijsgeer Caro heeft zich deze verkiezing
zeer aangetrokken, men meent, dat, hij sedert de
verschijning van Bellac aan de lachende
Parijzenaars aan diep hartzeer heeft geleden.
Pailleron heeft nog eenige zeer geestige stuk
jes van n bedrijf geschreven: Petite pluie
(1875), L'Etincelle (1879), Pendant Ie 6«/(lS80)
en La Souris (1887), dit laatste stuk opzette
lijk geschreven voor de bekende en talentvolle
kunstenares Mlle. Reichemberg. De koninklijke
vereeniging: Het Nederlandsch Tooneel, heeft
op uitstekende wijze Le Monde oül'on s'ennuie
vertoond, waarin Bellac allervoortreffclijkst door
den heer Morin werd gespeeld. Evenzoo is
L'Etincelle voor het voetlicht gebracht door de
zelfde vereeniging, terwijl mevrouw A. R
ssingSablairolles op schitterende wijze de hoofdrol
creëerde.
Pailleron was een zeer hartelijk, opgewekt
man, die alle Maandag een uitgelezen maaltijd
vcor zijne vrienden bereidde. Hij ontving inder
tijd Em'le Augier, Octave Feuillet, Renan,
About, de Banville, later Sully Prudhomme,
Cherbulier, Sardou, de Bornier en Jules Claretie,
mannen die allen tot de letterkundige aristo
cratie van de laatste halve eeuw hebben be
hoord. Ondanks alles, wat hem het leven tot
een feest maakte, bekommerde hij zich dikwijls
om hetgeen er over hem geschreven werd. In
18S1 zeide de vermaarde criticus J. J. Weiss,
dat Pailleron nog altijd verplicht was een
meesterstuk te schrijven, en velen meenden, dat
Le monde oül'on s'ennuie nog niet aan dien eisch
had voldaan. Het bewustzijn, dat hij geen
meesterstuk zou kunnen leveren, 't welk zijne
vroegere werken overtrof, heeft hem zijne laatste
levensjaren gestadig verbitterd.
UK. JAN TEN BRINK.
Mnzick in de Hoofflstai
Met een enkel woord wees ik in mijn artikel
van de vorige week reeds op het gewichtige feit,
dat Donderdag 20.iezer op het abonnements
concert in het Concertgebouw, twee werken
van Nederlandsche componisten werden uitge
voerd. Dikwijls reeds is de klacht geuit dat in
het Concertgebouw werken van allerlei aard en
dikwijls van tamelijk inferieure kunstwaarde wor
den ten gehoore gebracht, wanneer zij slechts uit
den vreemde tot ons komen, terwijl men het goede,
dat in ons land geproduceerd wor H, achteloos
voorbijgaat. Wanneer dus van deze gewoonte
wordt afgeweken, verdient zulks een woord van
lof, hetwelk ik den heer Mengelbt-rg met nog
zooveel te meer warmte breng, omdat hij den
lijnen tact bezat de twee werken te herhalen
op de matinee van Zondag 23 dezer.
De beide werken waren Hymne van
Diepenbroek en Poême symphonique van Karel Smul
ders, onder den titel Adieu, Abseme, Retour.
Zondag speelde de heer Mossel bovendien nog
Rosch Haschana van Smulders, het werk voor
violoncel en orchest, door mij eerst onlangs in
dit blad besproken.
Bij Diepenbrock's Hymne wordt men dadelijk
gepakt door het sprekend en schoon omlijnd
motief, waarmede het werk aanvangt zonder
voorafgaande introductie. Hymne noemt
Diepenbrock zijn werk; het is ook een lofzang zonder
woorden en waarbij alle strophen denzelfden
geest ademen; zij brengen allen het hoofdmotief,
daa in zijn oorspronkeliiken vorm, dan in een
meer of minder belangrijke afwijking, maar aan
het eind steeds met een vrij en ongedwongen
cadens. Diepenbrock hseft zich tot dusver steeds
uitgesproken als vocaal componist, maar thans
heeft hij behoefte gevoeld zijne gedachten te
kleeden m een instrumentaal gewaad; een gewaad,
waarin zich echter de zanger niet verloochent,
want zoowel in vorm als in melodie en rhythmus
vindt men den componist terug van diep ge
voelde zangen, die treffen door de waarheid
waarmede zij aan de dichterziel zijn ontsproten.
Hoewel ik Donderdag refds dadelijk getroffen
werd door zeer schoone klankcombinaties, kon
ik enkele oogeublikken mij niet onttrekken aan
het gevoel, dat het veelvuldige gebruik van het
motief een toch nog grooteren rijkdom
vanooloriet eischt. Gaarne erken ik dat ik di->n ii druk
Zondag niet in die mate ondervond. Het moge
dan zijn, door de beslist betere uitvoering, of
door het feit dat ik tegenover het werk tosn
niet meer zoo vreemd stond als Donderdag.
Het Poême symphonique van Smulders is
breed opgezet en groot aangelegd Reeds dade
lijk wordt men gewaar dat de componist ver
trouwd is met de geheimen van het moderne
orchest. Maar ook de motieven hebben eene
physionomie. Boeiend in hooge mate is de ont
wikkeling van het eerste gedeelte. Wel is het
aan het slot daarvan niet duidelijk wat de
componist vóór heeft met de enorme ontwik
keling van kracht. Zeer schoon is de overgang van
het eerste tot het tweede deel en ook dit geheele
fragment treft door de poëiie in de uitdrukking.
Bij den aanvang van »le Retour" vraagt men
wederom, wat heeft de componist hier bedoeld ?
Het is mij dan ook onverklaarbaar waarom bij
deze programmamuziek niet eene »Erlauterung"
is gegeven. In vroegeren tijd, toen men het als
de hoogste kunst beschouwde de schoonheid van
den vorm te idealiseeren, was dit niet noodig. Ook
hoorde men vroeger op andere wijze muziek.
Men was vertrouwd met den bouw eener
symphonie en men gaf zich over aan het genot, door
te dringen in de wijze waarop een componist
den ouden vorm met nieuwe gedachten wist te
bezielen. Zelfs Beethoven, die in zijn opus 81,
denzelfden titel heeft gekozen, legde in zijne
overheerlijke sonate zijne ideeën neder in den
gewonen sonatevorm.
Men vraagt zich bij Beethoven niet af op wie
//les Adieux, l'Absence" en »le Retour" doelen.
Bij dezen kolos behoeft men nergens een
vraagteeken te plaatsen. De zuivere vorm en plas
tische schoonheid zijner themata vormen het
essentieele zijner kunst.
In lateren tijd werd dit anders. Toen Liszt
met zijne symphonische Dichtuogen een storm
van verontwaardiging deed opgaan onder de
aanhangers van den ouden vorm, heeft hij het
noodig geoordeeld zijne werken niet alleen van
een titel te voorzien maar er ook het gedicht
bij te voegen, hetwelk hem tot de compositie
inspireerde.
In den allerlaatsten tijd geeft men analytische
beschouwingen niet alleen van werken, die zulks
door hun tendens eisohen, maar ook van de
klassieke symphonische werken. Het valt niet
te ontkennen dat op die wijze de groote kunst
onzer voorouders gepopulariseerd wordt en het
publiek zich naardoor rekenschap kan geven van
den indruk, dien het vroeger slechts intuïtief
onderging. Het gevoel heeft een gedeelte van
zijn invloed moeten afstaan aan het verstand.
Moge men nu vrij algemeen beweren, dat zulks
bij Beethoven'sche symphoniën ten onrechte ge
schiedt, het valt toch niet te loochenen dat,
wat b.v. Riemann gedaan heeft bij Tschaikowsky's
symphonie pathétique en anderen bij soortgelijke
moderne werken in hooge mate heeft bijgedragen
tot beter begrip en waardeering dier werken.
Wat nu echter in de symphonie" beschouwd
kan worden als doelmatig maar niet
n o o d z a k e l ij k, in de symphonie met hare
meestal absoluut muzikale gedachten wordt
in de symphomsche Dichtung, met haar specifiek
geuitteu tendens, een gebiedende eisch. Het is
dan ook jammer dat Smulders niet iemand heeft
gevonden, die voor zijn werk deed, wat Arthur
Hahn en Wilhelm Klatte voor Sirauss doen.
Het is toch voor een componist van het grootste
belang dat hij zijn werk begrepen ziet door zijn
auditorium; hij ga daarom een hulpmiddel niet
achteloos of geringschattend voorbij, dat thans
zoo algemeen en met zoo veel succes gebiuikt wordt.
Heeft men dus niet in ieder opzicht het werk
van Smulders zoo kunnen begrijpen als wel
wenschelijk was, toch heeft men uit alles kunnen
zien dat Smulders meester is in den vollen zin
des woords en dat hij zijn materiaal volkomen
beheerscht. Uit het werk spreekt een vasten
wil en een groot kunnen.
Het technische gedeelte van de uitvoering was
in beide stukken uitstekend verzorgd; over het
spiritueele moet het oordeel blijven berusten bij
de componisten alleen. Het zou aanmatigend
zijn zich die bevoegdheid toe te kennen over
werken die men niet kent.
Behalve deze beide noviteiten werden nog uitge
voerd Gluck's Iphigenie-ouverture, de
Zorahaydalegende van Svendsen en de ouverture Carnaval
romain van Berlioz. Vooral aan het tweede
nummer viel een virtuooze vertolking ten deel.
De laatste soiree van kamermuziek in dit
seizoen bracht ons weder de medewerking van
Messchaert. Onvergelijkelijk schoon was zijn
vertolking der Kaiser-Carl balladen van Löwe.
Waarlijk, wat Messchaert met die toch
eenigszins spröde"' balladen weet te bereiken zou
zelfs de stoutste verwachting van den
eenvoudigen Löwe wel overtroffen hebben.
De Schottische Lieder van Beethoven klonken
mij in de origineele begeleiding van piano,
viool en cello, met het oog juist op de bewerking
voor die instrumenten, eenigzins verouderd.
Ik hoor ze eigenlijk liever met eenvoudige
pianobegeleiding.
De heeren Cramer en Röatgen vergastten ons
Trademaric
THEE - E. BRANDSMA.
Trademaric
Groot Beddenmagazijn.
Groote collectie Wiegen,
Kinderledekanten, Luiermanden',
Babytafeltjes, Babybascnles, etc.
etc. Vraagt geïllustreerde catalogus.
StlPRA
Meisjespensionaat PHILIPPSBURG, te
JBraubach a/d Rijn, büCoblenz. Veel
zijdige opvoeding, Fransche en Engelsche
leerares, evenals eene
huishoudschoolonderwflzeres. Zorgvuldige verpleging.
Uitstekende getuigschriften. Pensionprys
750 Mark. M. BÜSSE, Hoofd der school,
H. BUSSE, muziekonderwyzeres van het
serconvatorium.
FIJNE
taia-Olie,
de FIJNSTE
BESTE
Specialiteit van Overhemden op maat,
Dassen, Boorden, Manchetten, etc.,
WIJ VVE W. VAN WEK HULST
Hofleveranc Ier.
Reis artikelen. Parapluies.
167 Kalverstraat, AMSTERDAM.
PHILIPPONA KETELAAR,
KALVEB8TRAAT 166, AMSTEKÖAM.
SPECIALE INBJCHTING voor het vervaardigen van volledige
Uitzetten en luiermanden,
Op aanvraag worden prysopgaven en modellen franco toegezonden.
Gevestigd te Amsterdam, Damrak 74,
Goedgekeurd Mj Koninklijk Besluit van 3 December 1895, N". 38.
Maatschappelijk Kapitaal ? 1,800,000.
Directeuren: Mr. C. L. SCOTT en Mr. PAUL L. MULDER.
Commissarissen: W. J. GEBETSBMA, Amsterdam; JOAJ>* H. SCHMITZ, Amsterdam; Dr. JB. VA>
GEUKS, Amnterdam; J. C. VAN GOENS, 'sGracenhage; Dr. S. J. HALBERTSMA, Jtnttrrdam; Prof
Dr. W. KAPTEUN, Utrecht; Mr. J. LUDEN, Amsterdam; Prof. Dr. J. A. C. OUDEMANS, Utreckt.
Jhr. F. VAX REENEN, Zeist en E. W. SCOTT, Amsterdam.
fj^- De Maatschappij verzekert pensioenen, uit te betalen zoo dikwijls en zoolang
de verzekerde door invaliditeit, onverschillig of deze voortspruit uit ziekte of on
geluk, buiten staat is zijne beroepsbezigheden te verrichten.
DE CANDIDATUUR-VAN BOMMEL,
door DOCTOR JURIS.
DHR D E DRUK.
Met Teekeningen van Johan Braakensiek.
Prjjs ?!.?, gebonden ?1.40.
Amsterdam. S. L. VAN LOOY.
Portretten-Bogaerts
in Olieverf kleuren.
De grootste waarborg: Onze Portretten mogen niet behouden
worden, indien de gelijkenis niet volkomen bevredigt. Uitvoering in moderne
Kunst-ricnting op verlangen. Wy leveren een onvergankelijk, volkomend gelijkend,
in oli°verf freschilderd Portret naar elke phofografis.
P^"" H.H Kunstschilders, die hunne Portretten, naar de natuur afwerken
in hun eigen Kunst-richting, besparen tijd door ons te belasten met de eerste
uitvoering naar photografie. Prijscourant gratis op aanvraag.
H. BOGAERTS & Co., Boxtel.
zal bevallen,
DRINKT HOLLANDIA" TAFELWATEÏL
Cacaofabriek Mexico".
i FRKEH & Co.,
Cacaofabrikanten,
KOOG a. d. ZAAN,
HOLLAND.
HELM-CACAO
wordt door bevoegde autoriteiten geroemd als de beste,
zuiverste en gezondste.