Historisch Archief 1877-1940
NM141
DE A1STEBDAMMEK
. 1899.
WEEKBLAD YOOE NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS YAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAREXDORF, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, Jr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Dit blad i» verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover hut
Grand Café, te Parijs.
Zondag 7 Mei.
Advertenliën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel » 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland warden uitsluitend aangenomen dooi
de firma 11UDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
INHOUD.
VAN VERBE EN VAN NABIJ: Een privaat
docentschap in socialistische ekonoaiie", door
Dr. H. J. Betz. Neerlands eer. De Marine
ter k«rk. Engeland en Transvaal. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Terugblikken, door Dr.
3. C. E. KUNST EN LETTEREN: Tentoonstel
ling der afgietsels van bouwkundige en ornamentale
fragmenten van eenige Hindoe-monumenten op
Java, door E. "W. P. Jr. Behangselpapieren,
door y. M. Talent en manier, door G- W. van
Nouhuys. Boek en Tydschrift, door J. K.
Kensburg. Hoe 't staat met de strijd, door J. L C.
A. M«ijer. Brieven van een oud-officier aan zijn
zoon, door Donar. (XII.) FEUILLETON: Allén
voor d« klanten Schets door Justus van Maurik.
KHCLAMES. VOOR DAMES: In twijfel,
onthoud ui door F. J. van Uüdriks, Allerlei,
door E?e Ingezonden. SCHAAKSPEL
FINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK,
door D. Stigter. INGEZONDEN.
ALLEEIE!. - PEN- EN POTLOODKBAS3EN.
ADVEKTENTIEN,
llllltlllMltlllllimillllMllfHIIIIIHIIII
Een privaatdocentschap in
socialistische ekonomie".
De g<vraagde toelating van den heer
F. van der Goes als .privaatdocent in
socialisteche ekonomie" aan de gemeente
lijke Uriv«rsiteit te Amsterdam doet mij
de vrijhei! weme®, over dat ambt een paar
opmerkingen te maken. Ik zeg: over het
ambt. D«beer Van der Goes is mij bijzaak.
Het eers boorde ik van hem door De
nieuwe Otós van Februari *91, waarin hij
?een opste geplaatst had over Socialistisch
Aesthetiei Het gaf mij den indruk dat
?de Echrijer een argeloos onwetenschappe
lijk person is; en wat ik later af en toe
van hemlas heeft dezen indruk bevestigd.
Hij behort mijns inziens tot die socia
listen, weke mr. Pierson van het socialisme
?deden geuigen: »Het is niets mér dan
«en geloc'; terecht heeft men het
soeialisme eeareligw genoemd. Het leeft van
geaaoedsaadoeaingen," 1)
Met gelovigen valt niet te redeneeren.
De gelooige, zegt de deskundige heer
Schaepm», »heeft minder dan een ig ander
behoefte an bewijzen van feiten of logische
gevolgtrefcingen. Hij gelooft". 2) JSTu
letterkunstenaas en theologen in menigte zich
bij de niewe religie aansluiten, loopt het
eociaJlisme gevaar, op de vleugelen der
dichtende 'erbeelding te blijven rondflad
deren in het onbegrensd Utopia, 't Ia
jammer vt>r den vooruitgang; maar het
geloof gaf altijd veel last iu de wereld.
Dit alle zij echter gelijk het wil. De
beer Van er Goes mag, wat mij betreft,
een zeer Wenschappelijk mensch zijn; het
zou mij zxfs plezier doen. Maar is dat
een reden om iemand als privaatdocent
toe te late in «socialistische ekonomie"?
Waar moeihet heen indien aan de Univer
siteiten elk richting en elke zienswijs een
afzonderlijk] woordvoerder krijgt? Te
Amsterdamjs, behalve een hoogleeraar
der wijsbegcte, nog een hoogleeraar der
?wijsbegeerteran Thomas Aquinas. Waar
om niet oc een in die van Plato, van
Aristoteles, aa Descartes, Spinoza, Kant
en zoo meer
Precies hefelfde h eb i k tegen een pri
vaatdocentschap n ^socialistische ekonomie".
Want daarg^ten dat «socialistische eko
nomie" in hi beste geval een staathuis
houdkundige icorie is als een andere, is
het eocialismetan den heer Van der Goes
en zijne gelo(»genooten het eenige niet.
Wij hebben tei»nzent bovendien de vrije
gemeente van dl. heer Van der Z waag en de
ooleerende kerkan den heerDomela Nieu
wenhuig. In Fnkrijk is men nog ruimer
gesorteerd. Blamisten,
Guesdisten,Brousgisten, Allemarten en Jaurès met zijn
vrienden, de afhankelijke socialisten,
ontzeggen er ellnder den heiligen geest.
Moeten al die op.ttingen nu door privaat
docenten wordei^epredikt? En het anar
chisme ? In wetéchappelijkheid is Elisée
Eeclus stellig d mindere niet van....
nu ja, van wi gij wilt. Oper de
Manchester-echoo de fysiokraten en
andere oudheden (rijg ik; tot zoover heeft
ook de professor t allicht reeds gebracht.
De socialistenvan verschillend slag
hebben evenals Ier onzer gelegenheid
genoeg om zich B doen vernemen en
maken er druk fcbruik van; wat hun
? recht is. Doch me>rivaat-docentschappen
in allerlei nieeninp en schakeeringen van
1) Leerboek der vthuuhoudkun.de. Tweede
uitgaaf, II, 109.
2) Bolland en Pelt, 57.
meeningen wordt het universitair onderwijs
verbrokkeld op een manier, die slechts
voor weinigen gevaarloos is. Jonge
menschen van gewonen aanleg, en zoo zijn
de meesien moeten verbijsterd raken
wanneer zij, behalve naar den hoogleeraar
in de staathuishoudkunde, nog om te
beginnen naar een half dozijn privaat
docenten luisteren, die allen zweren dat
de hoogleeraar en de vijf anderen het
mis hebben.
Neen, de leeraar in dit vak, hij zij
professor of privaatdocent, heeft ah weten
schappelijk man de verschillende denk
beelden te bestudeeren en objektief mede
te deelen, natuurlijk zonder zijn eigen
overtuiging te verzwijgen. Dat een socialist,
mits wetenschappelijk man; privaatdocent
of zelfs hoogleeraar in de staathuishoud
kunde werd, zou ik dan ook met de meeste
kalmte aanzien. Maar privatelijk ge
doceerde, uit hun verband losgemaakte
en dus eenzijdig voorgestelde theorieën
brengen de toehoorders in de war. Het
universeele eener universiteit is heel wat
anders dan het universeele van Manusje
van alles.
DB. H. J. BETZ.
* *
*
Ofschoon wij een zoo degelijk man, als
Dr. Betz, de gelegenheid niet willen ont
houden , zijne mecning aangaande het
privaat-docentschap in de socialistische
economie in ons blad kenbaar te maken,
zouden wij niet gaarne geacht worden
daardoor met bet bovenstaande onze in
stemming te betuigen.
Dat het socialisme door hem als een
geloof wordt beschouwd zal allerminst ons
i tot verzet nopen; reeds vóór de tweede
' uitgaaf van Piersons leerboek verscheen,
j hebben wij dit herhaaldelijk gezegd.
Trou! wens, wie over de toekomst handelt, hoe
diep hij ook gevorscht hebbe, wij voegen
dit er bij om in de oogen van den vorscher
Steinmetz niet geheel incompetent te schij
nen ?.?raakt niet buiten de sfeer van het
1 geloof. Bij elke niet-exacte wetenschap
moet men zijn conclusies geven in
mee? nüigen- bewijzen., in den waren zin des
woords, ontbreken natuurlijk, en daarom
is de socialistische economie, niet meer
en ook niet minder, dan alle wijsbegeerte,
rechts- en godgeleerdheid, of welke economie
men maar zou willen noemen, in zekere
zin een geloof.
Indien echter de socialistische economie
een geloof is gelijk al het overige, dat
niet-exact is, het heeft n voorsprong
boven veel ander geloof, dat zich voor
weAenscliappdijk uitgeeft, het is namelijk
van zeer grooten invloed op hetgeloovend
individu en daardoor op de maatschappij.
Het bezielt met zulk een kracht, dat het,
elke dag brengt er de bewijzen van
wereldhervormend, of, zoo onze ineening
anti-socialistisch is, wereldinisvormend
optreedt. Uit dit oogpunt beschouwd,
nietwaar, heeft juist dat geloof, we zouden
haast meenen, meer dan eenig ander recht
op een plaatsje aan de Universiteit; dat
wil zeggen aan een school, waar de spes
patriae, gevormd wordt, die weldra mede
de leiding der denkende geesten op zich
zal nemen. Daar bestaat, dunkt ons, geen
enkele reden, om haar van een zoo be
langrijk verschijnsel kennis te doen nemen,
alleen door een leeraar, professor of privaat
docent, die meent dat deze leer uit den
booze is. Zoo iets, dan behoort der socia
listische economie, al ware het maar, omdat
zij iets nieuws is onder de weinige ietwat
beteekenende meeningen., waarmee wij
arme tobbers, onzen vorschenden geest
moeten bezighouden zoo lang reeds, jaar
in jaar uit een privaat-docentschap of
liever nog een professoraat te worden
toebedeeld.
Hiermee naderen we den Heer Betz
ook hij zal zulk een docent of hoogleeraar
niet verwerpelijk achten, mits deze »de
verschillende denkbeelden bestudeere en
objectief mededeele." Nu, dat de Heer
v. d. Goes die verschillende denkbeelden
niet zou bestudeerd hebben, is moeilijk aan
te nemen, bestudeerd namelijk in zooverre
als noodig is, cm hem het recht te verleenen
als privaat-docent op te treden in de socia
listische economie; gelijk dan ook de meeste
pas benoemde professoren slechts een studie
hebben gemaakt van een betrekkelijk
gering deel van het te doceeren vak. En
deze denkbeelden objectief mededeelen
waarom zou hij er af keerig van zijn,
al weder voor zoo ver noodig daar een
socialist met zijn economisch geloof, toch
allerminst de oude economie opzettelijk
onrecht behoeft aan te doen, om zijn
eigen economie als het non plus ultra
van alle economische wijsheid te ver
heffen ?
Uit hun verband losgemaakte, en dus
eenzijdig voorgestelde theorieën brengen
de toehoorders in de war en daarom, zoo
schijnt de Heer Betz te meenen, behoort
een hoogleeraar of privaat-docent de geheele
econo nie te doceeren, objectief, zij 't dan
al niet met verzwijging van eigen over
tuiging, als wetenschappelijk man.
Waarom juist hier het specialiteitstelsel
uitgesloten moet zijn, in naam der
objectiviteit en wetenschappelijkheid, blijkt
niet.
Voor zoo onnoozel zal Dr. Batz den
heer v. d. Goes toch niet aanzien, dat. hij
de socialistische economie zal doceeren,
zonder historisch het ontstaan van het
socialisme te verklaren, natuurlijk naar
zijn geschied-beschouwing, gelijk dat elk
socialist zal doen, met kennisneming van
de economie en de economische toestanden
aan de komst van het socialisme vooraf
gegaan. Voor den socialist is, dunkt ons,
de aanwijzing van het »verband" wel het
meest dankbare deel der docenten-taak.
Ia dat opzicht kan men gerust zijn. En
wat de eenzijdigheid betreft deze wordt
allerminst geweerd door de veelzijdigheid
van de leerstof. Ongetwijfeld zouden
wij onze «theorieën" het liefst iaten vast
stellen door alomvattende geesten, maar
die zijn er nu eenmaal niet; wij moeten
reeds dankbaar wezen, als er zich voordoen
genegen om aan eenig onderdeel zich ge
heel te geven, met gansch hun hoofd en
hart; en wat deze mannen, zich
concentreerende op dat ne, hetgeen hun gansche
ziel inneemt, te voorschijn brengen, is
zeker eenzijdig, gelijk de vrucht van alle
menschelijk werk; maar zij alleen zijn het
die de maatschappij hebbeu
vooruitgebracht. Wij zelf zijn geen socialist, wij
dwepen dus niet met al de denkbeelden
door v. d. Goes voorgestaan, maar wij
zouden het betreuren, wanneer iemand van
zijn intellect en van zijne warmte van
overtuiging volkomen op de hoogte
van de socialistische denkbeelden van de
Universiteit werd verre gehouden, ter eere
van de objectiviteit en de
wetenschappeIjkheid!
Objectiviteit, wat is het anders dan een
misleidend woord? Geen sterveling heeft
het op het gebied van het niet-exacte ooit
verder gebracht dan tot subjectieve objec
tiviteit, een contradictio in terminis, die
de geheele speculatieve wetenschappelijke
wereld karakteriseert. Alle objectieve
geesten die zelf een krachtige over
tuiging bezitten, hebben de subjectiviteit
achter de mouw. Maar juist dat subjec
tivisme is noodig, we zouden zeggen: hoe
krachtiger hoe beter, zal het Universiteits
onderwijs een zegen zijn voor de maat
schappij. Hoe zou ons volk, of liever
nog, hoe zouden onze hoogere staniien
zoo koel en onverschillig zich kunnen
betoonen voor wat strekt tot verhooging
van het stoffelijk en zedelijk peil waarop
de natie staat, als er aan de scholen waar
de elite gevormd wordt, zich dozijnen van
mannen bevonden, die door een krachtige
overtuiging gedreven, de geesten der jon
geren wisten te bezielen; die zelf leefden
voor denkbeelden, het voorbeeld gaven
van de hoogste toewijding en de edelste
inspiratie, gelijk tot dusverre niet elk,
maar zoo menig socialist heeft gedaan?
Want laat het ons niet vergeten, bij deze
gelegenheid mag het, meeuen wij, niet
verzwegen worden, geen instelling, die
minder aan hare roeping beantwoordt,
behalve op het terrein der exacte weten
schappen dan de Universiteit. Men
kan haar naam niet noemen of men hoort
het woord wetenschap. Van alles wat
aan opvoeding, aan vorming, aan ontwik
keling van zedelijkheid, van gevoel voor
het schoone en goede doet denken, waarin
dan toch het leven van het leven bestaat,
is geen sprake. De Universiteit is n met,
ja n- de wetenschap. En hoe velen van hen,
die haar bezoeken, hebben voor weten
schappelijke studie aanleg, hoe velen
brengen het tot haar? Geen vijf, of wil
men ruim rekenen, geen tien procent.
Negentig van de honderd komen eenvoudig
om een beroep te leeren, en zullen ook
nooit iets meer leeren van hetgeen met
een groot woord de wetenschap wordt ge
noemd, dan noodig is voor de richtige
vervulling van een meestal niet zeer
moeilijke betrekking. En van die 90
misschien 50 dat nog op zijn best. Maar
in plaats nu van de Universiteit in 't al
gemeen, tot een beroepschool te maken,
haar als zoodanig te erkennen, en de
leerlingen, die weldra als dragers van de
hoogste beschaving de maatschappij zullen
ingaan, onder den invloed te stellen van
alles wat verheft en veredelt, brengen deze
jongelui den besten tijd van hun leven door
onder de leiding van de heeren der weten
schap, officieele ambtenaren, waarvan er,
dank zij de objectiviteit en de wetenschap,
zoo goed als bijna nooit n voor eenig
denkbeeld warm loopt.
Men spreekt tegenwoordig veel van
University extension; maar indien er
eenige extension, niet van het
zuiver-wetenschappelijk, maar met geestdrift bevruch
tend onderwijs, noodig mag heeten, dan
is dat wel voor de Universiteit zelve. En
het is met ingenomenheid, dat wij juist
aan de Amsterdamsche Universiteit een
zwakke neiging tot verbetering in die rich
ting meenen te bespeuren. Toegejuicht moest
het worden, dat de katholieken hun de
Groot er plaatsten ter aanbeveling van
de leer van Thomas Aquino; dat Dr.
Aletrino het privaat-docentschap werd ge
geven in de crimineele antropologie, gelijk
er nu weder alle kans bestaat, dat we
v. d. Goes zullen zien optreden als leeraar
in de sociale economie. Hoe velen zullen
niet nog volgen, waar de hoofdstad een
aantal mannen telt, die volijverig voorde
bevordering van de maatschappelijke be
langen, allicht hun gaven willen
dienstt>aar maken ter aanvulling van het Hooger
Onderwijs ? In deze richting is pas een
begin, een teeken van aanvang zichtbaar
maar langzamerhand moge de hervor
ming van de Universiteit tot een school waar
al wat uitsteekt zijn Jicht wil doen schijnen
tot fuuiking van het duffe karakter dezer
hoogst eenzijdige, buiten het leven staande
instellingen, een voldongen feit worden.
Eerst onder het kruisvuur der meeningen
zullen de jeugdige geesten wakker worden,
en zal de hooge en hoogste school hen
vormen voor de maatschappij.
Maar waar moet het heen, vraagt onze
vriend Dr. Betz, als elke richting en elke
zienswijze een afzonderlijken woordvoerder
krijg' en zullen de gewone leerlingen
niet verbijsterd worden en in de war
raken ? Verbeeld u, dat zij naar een pro
fessor en naar een half dozijn docenten
moeten luisteren, die allen zeggen, dat de
hoogleeraar en de vijf anderen het mis
hebben! 't Gevaar is niet groot. Tegen
de overdrijving van het aantal weten de
studenten wel raad; de praktijk zal deze
theorie corrigeeren. Maar overigens, zou
het niet nog de voorkeur verdienen, dat
de jongelui ietwat verbijsterd" waren van
de verschillende meeningen der zes of
zeven, dan dat zij, volstrekt niet verbijs
terd, zwoeren bij den nen meester? Het
is nog zoo vreemd niet, dat men op weten
schappelijk gebied, na eenige verbijstering,
zijn eigen opinies verwerft; en de aldus
verworven meeningen zijn in den regel
niet de slechtste of de zwakste.
De Heer Levy, die o. i. den Heer
Sieinmetz zoo degelijk heeft beantwoord,
zei naar aanleiding van diens zorg voor
de wetenschap alles goed en wel, maar
gevaarlijk is het inuilbanden. En wij
zeggen htm dat na. Laat h^t socialisme
gehoord worden ook in de Universiteits
zaal. Maar zonder dit nu vast te knoopen
aan Mr. Levy s beeldspraak, wij meenen
er op te mogeu wijzen, dat v. d. Goes als
spreker een van de minst gevaarlijke
schijnt. Hij is geen orator, die zijn gehoor
verbijstert, maar een betooger; men zal niet
licht een socialistisch docent vinden, die
den studenten meer de gelegenheid geeft
onder zijn uiteenzetting kalm na te denken.
Van eenig soort van biologische kracht
mag te zijnen opzichte geen sprake zijn.
Het zij voor de zuiver? wetenschappelijke
bestrijders een kleine troost den ten
onzent gelief koosden \vetensehappelijken
vorm brengt hij tot zijn recht.
Neerlands eer.
De interpellatie van dr. Kuyper, over
de uitsluiting van de Z.-Af'r. Republieken
van de Vredesconferentie, is met een sisser
afgeloopen, of zelfs dat nog niet het
siste niet eens.
Zij eindigde meer met eenig gespat.
Geen duidelijk verstaanbare repliek, en
van een verklaring van de Nederlandsche
Volksvertegenwoordiging, waaruit
destamverwanten en taalgenooten iets kunnen
opmaken ten opzichte van de sympathie,
die hier te lande voor hen bestaat, was
in het minst geen sprake.
Gebleken is, dat de Nederlandsche
Regeering de uitnoodiging, om te 's
Gravenhage de conferentie te doen houden,
heeft aangenomen, zonder eenig nader
onderzoek. H. M. de Koningin der
Nederlanden zal vragen, wie gij vragen
wilt; thuis laten, wie gij niet geroepen
wenscht te zien; alsof er niets te vreezen,
niets te bedenken ware, aldus luidde het
antwoord der Regeering op Ruslands vraag.
Kon het erger ?
Spreekt men bij zulk een manier van
handelen, waar het prestige van land en
vorstin eenvoudig gewaagd werd, als ware
het de moeite der overweging niet waard,
nog van diplomatie ? f
Natuurlijk, toen die fout was begaan,
hoorde men de waarschuwende stemmen:
zeg, denk toch aan Oranje Vrijstaat en
Transvaal en toen begonnen de onder
handelingen, de vriendelijke verzoeken
werden den Czar kenbaar gemaakt enz.
enz. en toen was het te laat.
Wat schoot er nu de Kamer over te doen?
O. i. slechts n zaak. Zich in 't onver
mijdelijke te schikken, de gevolgen van de
begane fout te dragen, maar daarnevens,
althans voor Europa en Zuid-Afrika, te
getuigen: het smart ons Nederlanders, dat
wij in onze hofstad bij de Vredesconfe
rentie onze stam-en taalgenooten niet ver
tegenwoordigd zullen zien.
Edoch de Kamer heeft het zelfs buiten
zulk een verklaring gelaten. Immers
dr. Kuyper is de Kamer niet. En ook
hij heeft niet den moed gehad de Kamer
tot het geven van eenig blijk van sym
pathie uit te noodigen, al verzekerde hij
dan ook, dat de Transvalers ons door hun
moed bij Spitskop hebben herinnerd aan
hun bestaan en ons nationaal besef liebben
verlevendigd ! '
En toch zulk een motie zou den heer
De Beaufort niet gedwongen hebben tod
aftreden vóór het eindigen van de con
ferentie; immers, het leedgevoel van hél
de natie, moet ook het zijne wezen, hoe
vond hij anders in de nabijheid van den
troon een plaats? Dit zou dan, in over
eenstemming met dr. Kuypers optreden,.
geen politieke, maar een nationale motie
zijn geweest.
Het fraaie van de zaak is nu wel, dat,
even als de Fransche minister Hanotaux,
na zijn optreden tegen den correspondent
van het Handelsblad, van H. M. een Leeuw
ontving, nu ook den heer Wttewaal van
Stoetwegen, na liet mislukken van zijn
tusschenkomst voor de Transvaal, met een
Commandeurskruis van de Oranje Nassau
is begiftigd!! » Oranje Nassau" ... een his
torische herinnering meteen!
De heer Kuyper echter heeft te kennen
gegeven, dat hij later op de zaak terug
zal komen. Na het thans gebeurde zijn
we niet bijzonder nieuwsgierig daar naar.
Men vergeve het ons! zelfs met dr.
Kuyper als woordvoerder is er het mooie
voor ons af!
De marine ter kerk,
Den Heider is in rep en roer door
een preek en een doopsbediening.
Naar uit de berichten in de dagbladen
scheen te blijken, had de predikant de
Marine beleedigd; niet zóó beleedigd, dat
de officieren hun kinderen aan den doop
door den predikant onttrokken, maar dan
toch dermate, dat zij na den doop bij
kerkelijke ea militaire autoriteiten zijn
gaan klagen.
Men ziet, het geval had erger kunnen
zijn ; de Vaders hebben er schade onder
geleden, de kinderen niet.
Toen wij in verschillende bladen uit
treksels uit de leerrede van Ds. de Koe
afgedrukt zagen, hebben wij ons tot
den predikant gewend met het verzoek
ons letterlijk de passage te geven, die
's lands zeemacht, en nog een groot deel
der natie bovendien, stof tot allerlei opmer
kingen had geleverd.
Zij luidde:
Doet wat met uw natuur 't meest overeen
komt, wat er noodzakelijk uit voortvloeit.
Mooi is 't een menscli te zien, die met hart en
ziel leeft in 't werk, dat hij doet, die zich in
den arbeid, die hij verricht, in zijn element
gevoelt als een visch ia 't water. Afkeer
daarentegen krijet men van menschen, die maar
half bij hun werk zijn.
Mooi uit dit oogpunt is de visscberman, die
zoo léft in zijn bedrijf, dat hij er heelemaal
naar gebouwd is; zijn kleeding, zijn scherp»
oog, zijn rustige durf, zijn ferme hand, zijn
spreken van 't element waar hij op thuis hoort,
alles teekent den visscherman, die niet anders
zou kunnen zijn als dat. Een jammerlijk figuur
maakt daartegenover de Marineman, die wel
lederen dag in zijn dienstjas loopt, maar aldoor
moppert over zijn positie. De eerste is iemand,
in wien een karakter uitkomt, de laatste is een
karakterlooze verschijning. Die 7de dags-baptist
heeft niet gemopperd, maar hij is eenvoudig de
dienst uitgegaan. Dat is kerelswerk! 1)
Ik vrees, dat er in dit opzicht tegenwoordig
veel karakterloosheid gekweekt wordt. Bij 't
zoeken van werk is 't de hoofdvraag: wat is
er mee te verdienen, en wat is 't makkelijkst?
Men vraagt niet: wat werk past 't meest bij
mijn natuur, zoodat ik. vau zelf er voor aange
wezen ben dat werk te doen? maar: wat geeft
't meest? Dit karakterlooze duitergescharrel
kweekt een hoop halve individuen, die niets
gevoelen voor den arbeid, dien zij te doen
hebben, en maar n ding uitstekend verstaan:
traktement opstrijken!
De preek, waarvan bovenstaande
pericoop een klein onderdeel uitmaakte, han
delde over karakterloosheid en karakter
volheid.
Leest men nu in de dagbladen, dat
zeeofficieren zich, over dergeljjke uitlatingen
1) De baptist is een sergeant-majoor, die door
zijn geloof in botsing kwam met de militaire
voorschriften, welke dienst op Zaterdag van
hem vorderde. Na herhaaldelijk gestraft te zijn,
heeft hij den dienst verlaten en wint nu als
koopman iu visch zijn brood.