De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 7 mei pagina 1

7 mei 1899 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

NM141 DE A1STEBDAMMEK . 1899. WEEKBLAD YOOE NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS YAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAREXDORF, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, Jr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Dit blad i» verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover hut Grand Café, te Parijs. Zondag 7 Mei. Advertenliën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel » 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland warden uitsluitend aangenomen dooi de firma 11UDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. INHOUD. VAN VERBE EN VAN NABIJ: Een privaat docentschap in socialistische ekonoaiie", door Dr. H. J. Betz. Neerlands eer. De Marine ter k«rk. Engeland en Transvaal. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Terugblikken, door Dr. 3. C. E. KUNST EN LETTEREN: Tentoonstel ling der afgietsels van bouwkundige en ornamentale fragmenten van eenige Hindoe-monumenten op Java, door E. "W. P. Jr. Behangselpapieren, door y. M. Talent en manier, door G- W. van Nouhuys. Boek en Tydschrift, door J. K. Kensburg. Hoe 't staat met de strijd, door J. L C. A. M«ijer. Brieven van een oud-officier aan zijn zoon, door Donar. (XII.) FEUILLETON: Allén voor d« klanten Schets door Justus van Maurik. KHCLAMES. VOOR DAMES: In twijfel, onthoud ui door F. J. van Uüdriks, Allerlei, door E?e Ingezonden. SCHAAKSPEL FINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door D. Stigter. INGEZONDEN. ALLEEIE!. - PEN- EN POTLOODKBAS3EN. ADVEKTENTIEN, llllltlllMltlllllimillllMllfHIIIIIHIIII Een privaatdocentschap in socialistische ekonomie". De g<vraagde toelating van den heer F. van der Goes als .privaatdocent in socialisteche ekonomie" aan de gemeente lijke Uriv«rsiteit te Amsterdam doet mij de vrijhei! weme®, over dat ambt een paar opmerkingen te maken. Ik zeg: over het ambt. D«beer Van der Goes is mij bijzaak. Het eers boorde ik van hem door De nieuwe Otós van Februari *91, waarin hij ?een opste geplaatst had over Socialistisch Aesthetiei Het gaf mij den indruk dat ?de Echrijer een argeloos onwetenschappe lijk person is; en wat ik later af en toe van hemlas heeft dezen indruk bevestigd. Hij behort mijns inziens tot die socia listen, weke mr. Pierson van het socialisme ?deden geuigen: »Het is niets mér dan «en geloc'; terecht heeft men het soeialisme eeareligw genoemd. Het leeft van geaaoedsaadoeaingen," 1) Met gelovigen valt niet te redeneeren. De gelooige, zegt de deskundige heer Schaepm», »heeft minder dan een ig ander behoefte an bewijzen van feiten of logische gevolgtrefcingen. Hij gelooft". 2) JSTu letterkunstenaas en theologen in menigte zich bij de niewe religie aansluiten, loopt het eociaJlisme gevaar, op de vleugelen der dichtende 'erbeelding te blijven rondflad deren in het onbegrensd Utopia, 't Ia jammer vt>r den vooruitgang; maar het geloof gaf altijd veel last iu de wereld. Dit alle zij echter gelijk het wil. De beer Van er Goes mag, wat mij betreft, een zeer Wenschappelijk mensch zijn; het zou mij zxfs plezier doen. Maar is dat een reden om iemand als privaatdocent toe te late in «socialistische ekonomie"? Waar moeihet heen indien aan de Univer siteiten elk richting en elke zienswijs een afzonderlijk] woordvoerder krijgt? Te Amsterdamjs, behalve een hoogleeraar der wijsbegcte, nog een hoogleeraar der ?wijsbegeerteran Thomas Aquinas. Waar om niet oc een in die van Plato, van Aristoteles, aa Descartes, Spinoza, Kant en zoo meer Precies hefelfde h eb i k tegen een pri vaatdocentschap n ^socialistische ekonomie". Want daarg^ten dat «socialistische eko nomie" in hi beste geval een staathuis houdkundige icorie is als een andere, is het eocialismetan den heer Van der Goes en zijne gelo(»genooten het eenige niet. Wij hebben tei»nzent bovendien de vrije gemeente van dl. heer Van der Z waag en de ooleerende kerkan den heerDomela Nieu wenhuig. In Fnkrijk is men nog ruimer gesorteerd. Blamisten, Guesdisten,Brousgisten, Allemarten en Jaurès met zijn vrienden, de afhankelijke socialisten, ontzeggen er ellnder den heiligen geest. Moeten al die op.ttingen nu door privaat docenten wordei^epredikt? En het anar chisme ? In wetéchappelijkheid is Elisée Eeclus stellig d mindere niet van.... nu ja, van wi gij wilt. Oper de Manchester-echoo de fysiokraten en andere oudheden (rijg ik; tot zoover heeft ook de professor t allicht reeds gebracht. De socialistenvan verschillend slag hebben evenals Ier onzer gelegenheid genoeg om zich B doen vernemen en maken er druk fcbruik van; wat hun ? recht is. Doch me>rivaat-docentschappen in allerlei nieeninp en schakeeringen van 1) Leerboek der vthuuhoudkun.de. Tweede uitgaaf, II, 109. 2) Bolland en Pelt, 57. meeningen wordt het universitair onderwijs verbrokkeld op een manier, die slechts voor weinigen gevaarloos is. Jonge menschen van gewonen aanleg, en zoo zijn de meesien moeten verbijsterd raken wanneer zij, behalve naar den hoogleeraar in de staathuishoudkunde, nog om te beginnen naar een half dozijn privaat docenten luisteren, die allen zweren dat de hoogleeraar en de vijf anderen het mis hebben. Neen, de leeraar in dit vak, hij zij professor of privaatdocent, heeft ah weten schappelijk man de verschillende denk beelden te bestudeeren en objektief mede te deelen, natuurlijk zonder zijn eigen overtuiging te verzwijgen. Dat een socialist, mits wetenschappelijk man; privaatdocent of zelfs hoogleeraar in de staathuishoud kunde werd, zou ik dan ook met de meeste kalmte aanzien. Maar privatelijk ge doceerde, uit hun verband losgemaakte en dus eenzijdig voorgestelde theorieën brengen de toehoorders in de war. Het universeele eener universiteit is heel wat anders dan het universeele van Manusje van alles. DB. H. J. BETZ. * * * Ofschoon wij een zoo degelijk man, als Dr. Betz, de gelegenheid niet willen ont houden , zijne mecning aangaande het privaat-docentschap in de socialistische economie in ons blad kenbaar te maken, zouden wij niet gaarne geacht worden daardoor met bet bovenstaande onze in stemming te betuigen. Dat het socialisme door hem als een geloof wordt beschouwd zal allerminst ons i tot verzet nopen; reeds vóór de tweede ' uitgaaf van Piersons leerboek verscheen, j hebben wij dit herhaaldelijk gezegd. Trou! wens, wie over de toekomst handelt, hoe diep hij ook gevorscht hebbe, wij voegen dit er bij om in de oogen van den vorscher Steinmetz niet geheel incompetent te schij nen ?.?raakt niet buiten de sfeer van het 1 geloof. Bij elke niet-exacte wetenschap moet men zijn conclusies geven in mee? nüigen- bewijzen., in den waren zin des woords, ontbreken natuurlijk, en daarom is de socialistische economie, niet meer en ook niet minder, dan alle wijsbegeerte, rechts- en godgeleerdheid, of welke economie men maar zou willen noemen, in zekere zin een geloof. Indien echter de socialistische economie een geloof is gelijk al het overige, dat niet-exact is, het heeft n voorsprong boven veel ander geloof, dat zich voor weAenscliappdijk uitgeeft, het is namelijk van zeer grooten invloed op hetgeloovend individu en daardoor op de maatschappij. Het bezielt met zulk een kracht, dat het, elke dag brengt er de bewijzen van wereldhervormend, of, zoo onze ineening anti-socialistisch is, wereldinisvormend optreedt. Uit dit oogpunt beschouwd, nietwaar, heeft juist dat geloof, we zouden haast meenen, meer dan eenig ander recht op een plaatsje aan de Universiteit; dat wil zeggen aan een school, waar de spes patriae, gevormd wordt, die weldra mede de leiding der denkende geesten op zich zal nemen. Daar bestaat, dunkt ons, geen enkele reden, om haar van een zoo be langrijk verschijnsel kennis te doen nemen, alleen door een leeraar, professor of privaat docent, die meent dat deze leer uit den booze is. Zoo iets, dan behoort der socia listische economie, al ware het maar, omdat zij iets nieuws is onder de weinige ietwat beteekenende meeningen., waarmee wij arme tobbers, onzen vorschenden geest moeten bezighouden zoo lang reeds, jaar in jaar uit een privaat-docentschap of liever nog een professoraat te worden toebedeeld. Hiermee naderen we den Heer Betz ook hij zal zulk een docent of hoogleeraar niet verwerpelijk achten, mits deze »de verschillende denkbeelden bestudeere en objectief mededeele." Nu, dat de Heer v. d. Goes die verschillende denkbeelden niet zou bestudeerd hebben, is moeilijk aan te nemen, bestudeerd namelijk in zooverre als noodig is, cm hem het recht te verleenen als privaat-docent op te treden in de socia listische economie; gelijk dan ook de meeste pas benoemde professoren slechts een studie hebben gemaakt van een betrekkelijk gering deel van het te doceeren vak. En deze denkbeelden objectief mededeelen waarom zou hij er af keerig van zijn, al weder voor zoo ver noodig daar een socialist met zijn economisch geloof, toch allerminst de oude economie opzettelijk onrecht behoeft aan te doen, om zijn eigen economie als het non plus ultra van alle economische wijsheid te ver heffen ? Uit hun verband losgemaakte, en dus eenzijdig voorgestelde theorieën brengen de toehoorders in de war en daarom, zoo schijnt de Heer Betz te meenen, behoort een hoogleeraar of privaat-docent de geheele econo nie te doceeren, objectief, zij 't dan al niet met verzwijging van eigen over tuiging, als wetenschappelijk man. Waarom juist hier het specialiteitstelsel uitgesloten moet zijn, in naam der objectiviteit en wetenschappelijkheid, blijkt niet. Voor zoo onnoozel zal Dr. Batz den heer v. d. Goes toch niet aanzien, dat. hij de socialistische economie zal doceeren, zonder historisch het ontstaan van het socialisme te verklaren, natuurlijk naar zijn geschied-beschouwing, gelijk dat elk socialist zal doen, met kennisneming van de economie en de economische toestanden aan de komst van het socialisme vooraf gegaan. Voor den socialist is, dunkt ons, de aanwijzing van het »verband" wel het meest dankbare deel der docenten-taak. Ia dat opzicht kan men gerust zijn. En wat de eenzijdigheid betreft deze wordt allerminst geweerd door de veelzijdigheid van de leerstof. Ongetwijfeld zouden wij onze «theorieën" het liefst iaten vast stellen door alomvattende geesten, maar die zijn er nu eenmaal niet; wij moeten reeds dankbaar wezen, als er zich voordoen genegen om aan eenig onderdeel zich ge heel te geven, met gansch hun hoofd en hart; en wat deze mannen, zich concentreerende op dat ne, hetgeen hun gansche ziel inneemt, te voorschijn brengen, is zeker eenzijdig, gelijk de vrucht van alle menschelijk werk; maar zij alleen zijn het die de maatschappij hebbeu vooruitgebracht. Wij zelf zijn geen socialist, wij dwepen dus niet met al de denkbeelden door v. d. Goes voorgestaan, maar wij zouden het betreuren, wanneer iemand van zijn intellect en van zijne warmte van overtuiging volkomen op de hoogte van de socialistische denkbeelden van de Universiteit werd verre gehouden, ter eere van de objectiviteit en de wetenschappeIjkheid! Objectiviteit, wat is het anders dan een misleidend woord? Geen sterveling heeft het op het gebied van het niet-exacte ooit verder gebracht dan tot subjectieve objec tiviteit, een contradictio in terminis, die de geheele speculatieve wetenschappelijke wereld karakteriseert. Alle objectieve geesten die zelf een krachtige over tuiging bezitten, hebben de subjectiviteit achter de mouw. Maar juist dat subjec tivisme is noodig, we zouden zeggen: hoe krachtiger hoe beter, zal het Universiteits onderwijs een zegen zijn voor de maat schappij. Hoe zou ons volk, of liever nog, hoe zouden onze hoogere staniien zoo koel en onverschillig zich kunnen betoonen voor wat strekt tot verhooging van het stoffelijk en zedelijk peil waarop de natie staat, als er aan de scholen waar de elite gevormd wordt, zich dozijnen van mannen bevonden, die door een krachtige overtuiging gedreven, de geesten der jon geren wisten te bezielen; die zelf leefden voor denkbeelden, het voorbeeld gaven van de hoogste toewijding en de edelste inspiratie, gelijk tot dusverre niet elk, maar zoo menig socialist heeft gedaan? Want laat het ons niet vergeten, bij deze gelegenheid mag het, meeuen wij, niet verzwegen worden, geen instelling, die minder aan hare roeping beantwoordt, behalve op het terrein der exacte weten schappen dan de Universiteit. Men kan haar naam niet noemen of men hoort het woord wetenschap. Van alles wat aan opvoeding, aan vorming, aan ontwik keling van zedelijkheid, van gevoel voor het schoone en goede doet denken, waarin dan toch het leven van het leven bestaat, is geen sprake. De Universiteit is n met, ja n- de wetenschap. En hoe velen van hen, die haar bezoeken, hebben voor weten schappelijke studie aanleg, hoe velen brengen het tot haar? Geen vijf, of wil men ruim rekenen, geen tien procent. Negentig van de honderd komen eenvoudig om een beroep te leeren, en zullen ook nooit iets meer leeren van hetgeen met een groot woord de wetenschap wordt ge noemd, dan noodig is voor de richtige vervulling van een meestal niet zeer moeilijke betrekking. En van die 90 misschien 50 dat nog op zijn best. Maar in plaats nu van de Universiteit in 't al gemeen, tot een beroepschool te maken, haar als zoodanig te erkennen, en de leerlingen, die weldra als dragers van de hoogste beschaving de maatschappij zullen ingaan, onder den invloed te stellen van alles wat verheft en veredelt, brengen deze jongelui den besten tijd van hun leven door onder de leiding van de heeren der weten schap, officieele ambtenaren, waarvan er, dank zij de objectiviteit en de wetenschap, zoo goed als bijna nooit n voor eenig denkbeeld warm loopt. Men spreekt tegenwoordig veel van University extension; maar indien er eenige extension, niet van het zuiver-wetenschappelijk, maar met geestdrift bevruch tend onderwijs, noodig mag heeten, dan is dat wel voor de Universiteit zelve. En het is met ingenomenheid, dat wij juist aan de Amsterdamsche Universiteit een zwakke neiging tot verbetering in die rich ting meenen te bespeuren. Toegejuicht moest het worden, dat de katholieken hun de Groot er plaatsten ter aanbeveling van de leer van Thomas Aquino; dat Dr. Aletrino het privaat-docentschap werd ge geven in de crimineele antropologie, gelijk er nu weder alle kans bestaat, dat we v. d. Goes zullen zien optreden als leeraar in de sociale economie. Hoe velen zullen niet nog volgen, waar de hoofdstad een aantal mannen telt, die volijverig voorde bevordering van de maatschappelijke be langen, allicht hun gaven willen dienstt>aar maken ter aanvulling van het Hooger Onderwijs ? In deze richting is pas een begin, een teeken van aanvang zichtbaar maar langzamerhand moge de hervor ming van de Universiteit tot een school waar al wat uitsteekt zijn Jicht wil doen schijnen tot fuuiking van het duffe karakter dezer hoogst eenzijdige, buiten het leven staande instellingen, een voldongen feit worden. Eerst onder het kruisvuur der meeningen zullen de jeugdige geesten wakker worden, en zal de hooge en hoogste school hen vormen voor de maatschappij. Maar waar moet het heen, vraagt onze vriend Dr. Betz, als elke richting en elke zienswijze een afzonderlijken woordvoerder krijg' en zullen de gewone leerlingen niet verbijsterd worden en in de war raken ? Verbeeld u, dat zij naar een pro fessor en naar een half dozijn docenten moeten luisteren, die allen zeggen, dat de hoogleeraar en de vijf anderen het mis hebben! 't Gevaar is niet groot. Tegen de overdrijving van het aantal weten de studenten wel raad; de praktijk zal deze theorie corrigeeren. Maar overigens, zou het niet nog de voorkeur verdienen, dat de jongelui ietwat verbijsterd" waren van de verschillende meeningen der zes of zeven, dan dat zij, volstrekt niet verbijs terd, zwoeren bij den nen meester? Het is nog zoo vreemd niet, dat men op weten schappelijk gebied, na eenige verbijstering, zijn eigen opinies verwerft; en de aldus verworven meeningen zijn in den regel niet de slechtste of de zwakste. De Heer Levy, die o. i. den Heer Sieinmetz zoo degelijk heeft beantwoord, zei naar aanleiding van diens zorg voor de wetenschap alles goed en wel, maar gevaarlijk is het inuilbanden. En wij zeggen htm dat na. Laat h^t socialisme gehoord worden ook in de Universiteits zaal. Maar zonder dit nu vast te knoopen aan Mr. Levy s beeldspraak, wij meenen er op te mogeu wijzen, dat v. d. Goes als spreker een van de minst gevaarlijke schijnt. Hij is geen orator, die zijn gehoor verbijstert, maar een betooger; men zal niet licht een socialistisch docent vinden, die den studenten meer de gelegenheid geeft onder zijn uiteenzetting kalm na te denken. Van eenig soort van biologische kracht mag te zijnen opzichte geen sprake zijn. Het zij voor de zuiver? wetenschappelijke bestrijders een kleine troost den ten onzent gelief koosden \vetensehappelijken vorm brengt hij tot zijn recht. Neerlands eer. De interpellatie van dr. Kuyper, over de uitsluiting van de Z.-Af'r. Republieken van de Vredesconferentie, is met een sisser afgeloopen, of zelfs dat nog niet het siste niet eens. Zij eindigde meer met eenig gespat. Geen duidelijk verstaanbare repliek, en van een verklaring van de Nederlandsche Volksvertegenwoordiging, waaruit destamverwanten en taalgenooten iets kunnen opmaken ten opzichte van de sympathie, die hier te lande voor hen bestaat, was in het minst geen sprake. Gebleken is, dat de Nederlandsche Regeering de uitnoodiging, om te 's Gravenhage de conferentie te doen houden, heeft aangenomen, zonder eenig nader onderzoek. H. M. de Koningin der Nederlanden zal vragen, wie gij vragen wilt; thuis laten, wie gij niet geroepen wenscht te zien; alsof er niets te vreezen, niets te bedenken ware, aldus luidde het antwoord der Regeering op Ruslands vraag. Kon het erger ? Spreekt men bij zulk een manier van handelen, waar het prestige van land en vorstin eenvoudig gewaagd werd, als ware het de moeite der overweging niet waard, nog van diplomatie ? f Natuurlijk, toen die fout was begaan, hoorde men de waarschuwende stemmen: zeg, denk toch aan Oranje Vrijstaat en Transvaal en toen begonnen de onder handelingen, de vriendelijke verzoeken werden den Czar kenbaar gemaakt enz. enz. en toen was het te laat. Wat schoot er nu de Kamer over te doen? O. i. slechts n zaak. Zich in 't onver mijdelijke te schikken, de gevolgen van de begane fout te dragen, maar daarnevens, althans voor Europa en Zuid-Afrika, te getuigen: het smart ons Nederlanders, dat wij in onze hofstad bij de Vredesconfe rentie onze stam-en taalgenooten niet ver tegenwoordigd zullen zien. Edoch de Kamer heeft het zelfs buiten zulk een verklaring gelaten. Immers dr. Kuyper is de Kamer niet. En ook hij heeft niet den moed gehad de Kamer tot het geven van eenig blijk van sym pathie uit te noodigen, al verzekerde hij dan ook, dat de Transvalers ons door hun moed bij Spitskop hebben herinnerd aan hun bestaan en ons nationaal besef liebben verlevendigd ! ' En toch zulk een motie zou den heer De Beaufort niet gedwongen hebben tod aftreden vóór het eindigen van de con ferentie; immers, het leedgevoel van hél de natie, moet ook het zijne wezen, hoe vond hij anders in de nabijheid van den troon een plaats? Dit zou dan, in over eenstemming met dr. Kuypers optreden,. geen politieke, maar een nationale motie zijn geweest. Het fraaie van de zaak is nu wel, dat, even als de Fransche minister Hanotaux, na zijn optreden tegen den correspondent van het Handelsblad, van H. M. een Leeuw ontving, nu ook den heer Wttewaal van Stoetwegen, na liet mislukken van zijn tusschenkomst voor de Transvaal, met een Commandeurskruis van de Oranje Nassau is begiftigd!! » Oranje Nassau" ... een his torische herinnering meteen! De heer Kuyper echter heeft te kennen gegeven, dat hij later op de zaak terug zal komen. Na het thans gebeurde zijn we niet bijzonder nieuwsgierig daar naar. Men vergeve het ons! zelfs met dr. Kuyper als woordvoerder is er het mooie voor ons af! De marine ter kerk, Den Heider is in rep en roer door een preek en een doopsbediening. Naar uit de berichten in de dagbladen scheen te blijken, had de predikant de Marine beleedigd; niet zóó beleedigd, dat de officieren hun kinderen aan den doop door den predikant onttrokken, maar dan toch dermate, dat zij na den doop bij kerkelijke ea militaire autoriteiten zijn gaan klagen. Men ziet, het geval had erger kunnen zijn ; de Vaders hebben er schade onder geleden, de kinderen niet. Toen wij in verschillende bladen uit treksels uit de leerrede van Ds. de Koe afgedrukt zagen, hebben wij ons tot den predikant gewend met het verzoek ons letterlijk de passage te geven, die 's lands zeemacht, en nog een groot deel der natie bovendien, stof tot allerlei opmer kingen had geleverd. Zij luidde: Doet wat met uw natuur 't meest overeen komt, wat er noodzakelijk uit voortvloeit. Mooi is 't een menscli te zien, die met hart en ziel leeft in 't werk, dat hij doet, die zich in den arbeid, die hij verricht, in zijn element gevoelt als een visch ia 't water. Afkeer daarentegen krijet men van menschen, die maar half bij hun werk zijn. Mooi uit dit oogpunt is de visscberman, die zoo léft in zijn bedrijf, dat hij er heelemaal naar gebouwd is; zijn kleeding, zijn scherp» oog, zijn rustige durf, zijn ferme hand, zijn spreken van 't element waar hij op thuis hoort, alles teekent den visscherman, die niet anders zou kunnen zijn als dat. Een jammerlijk figuur maakt daartegenover de Marineman, die wel lederen dag in zijn dienstjas loopt, maar aldoor moppert over zijn positie. De eerste is iemand, in wien een karakter uitkomt, de laatste is een karakterlooze verschijning. Die 7de dags-baptist heeft niet gemopperd, maar hij is eenvoudig de dienst uitgegaan. Dat is kerelswerk! 1) Ik vrees, dat er in dit opzicht tegenwoordig veel karakterloosheid gekweekt wordt. Bij 't zoeken van werk is 't de hoofdvraag: wat is er mee te verdienen, en wat is 't makkelijkst? Men vraagt niet: wat werk past 't meest bij mijn natuur, zoodat ik. vau zelf er voor aange wezen ben dat werk te doen? maar: wat geeft 't meest? Dit karakterlooze duitergescharrel kweekt een hoop halve individuen, die niets gevoelen voor den arbeid, dien zij te doen hebben, en maar n ding uitstekend verstaan: traktement opstrijken! De preek, waarvan bovenstaande pericoop een klein onderdeel uitmaakte, han delde over karakterloosheid en karakter volheid. Leest men nu in de dagbladen, dat zeeofficieren zich, over dergeljjke uitlatingen 1) De baptist is een sergeant-majoor, die door zijn geloof in botsing kwam met de militaire voorschriften, welke dienst op Zaterdag van hem vorderde. Na herhaaldelijk gestraft te zijn, heeft hij den dienst verlaten en wint nu als koopman iu visch zijn brood.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl