De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 7 mei pagina 7

7 mei 1899 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na H41 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N a De eerste Mei te Amsterdam. Toch een optocht! miiiiuiiiHiiuiuiiHliiiiiiiiiuuuiiiiuiuuimuimmitiiiiHiiiiimiiiiuiiHmiHiiiiHtiiiMtmiiMiiiiimi 5 M. muisentarwe. in de gevangenis gebruikt tegen de ratten p l aa», andere opheldering onmogelijk". Rekenkamer: »Indien nog ratten aan wezig, kat aanschaffen ; kosten der muizentarwe te hoog." Pauze: Een half jaar. Rekenkamer: «Halfjaarlijksche afre kening terug aan den inspecteur der gevan genis, den beer R. met verzoek tot opheldering over de oorzaak van buitengewoon groot melkverbruik." Inspecteur der gevangenis: «Voor de tot verdelging der ratten aangeschafte kat ten dagelijks voor 10 Pf. melk, maakt 18 20 M. per halfjaar." Rekenkamer: «Onderhoudskosten der kat te hoos ; kat afschaffen." Pauze : Ean half jaar. Rekenkamer: »[Ialfjaarlijksche afre kening terug aan den inspecteur der govar.genis, den heer R. met verzoek tot opheldering over de in het register ontbrekende 'J'/^ pond botten." Inspecteur dor gevangenis (m sich -'c//). »Wel, vervl....!" (tot een otnler(je^chikte): Man, in Godsnaam, help mij ! Weet jij soms waar die iM/2 pond botten geble ven zyn ?". Ondergeschikte: »Die zullen door het lange liggen zyn ingedroogd." Inspecteur der gevangenis (met MIHImHIIIMIHIIIIlllMllllllMIIIHIIIimnllllllHIIIIIMIIIMIIMIIIIIIMimlmiinln Jiilius PruUelfliaii Dat bal is nog niet uit! 't Heeft me geld gekost, maar dit laat ik daar, dat is te overkomen. Meer dan geld heeft het mij mijn rust gekost, en die is precieuser dan wat goud en bankpapier, als je dat voldoende in voorraad hebt. 'tls nu al veertien dagen voorbij, en nog hoor ik niets anders. Thérèse was vier weken lang vóór het bal al geen Thérèse meer. Heere Heere.wat een evenement in haar leven! 't Vooruitzicht alleen, om met de mooiste jurk, die voor grof geld maar te koop was, op het paleis te verschijnen, en al de andere Amsterdamsche juffers te bluffen, maakte haar dol. Ik heb ze nooit zoo ge zien. Tweemaal is ze er vóór naar Parijs geweest en zeker zesmaal heeft zij haar plunje aangetrokken vóór den avond, dat zij er voorgoed mee uitging. Ik had on mogelijk kunnen denken, dat dit haar zoo zou opwinden, want tot vóór enkele weken, ging zij veeleerden anderen kant uit; 't kon haar ongeveer niet schelen hoe zij gekleed was, en op een bal scheen ze niets gesteld. Aanvankelijk had zij aan dat bal in 't geheel niet gedacht, en toen Charles in de krant had gezet, dat de mout door een danspartij zou vervangen worden, las ze me dat voor met de opmerking: hépapa, dat is dunkt me, niets voor Amsterdam; waarop ik zoo in mijn onschuld mocht zeggen, neen hè, wij zijn hier meer thuis van tralalala, dan van hopsaaa: een soiree musicale zou meer in den smaak vallen, tenminste met een goed voorzien buffet. Maar 't duurde niet lang of daar k wam een kennisje van een hofdame in buitengewonen dienstom haar te spreken ; zij mocht in geen geval van deze feestelijkheid wegblijven ; er was op haar gerekend, en er waren hier in de hoofdstad zoo weinig jonge meisjes be kwaam zich naar eisch aan het Hof te presenteeren, dat freule Brommeijer onmo gelijk gemist kon worden. Verscheen ze niet, dan bleven natuurlijk die en die ook thuisj 't zou toch al een heele kunst zijn, om iets wat op een bal geleek hier te creëeren. En, zoo vervolgde de bezoekster, voor de eer van de hoofdstad zag ik zor> gaarne de zaak geslaagd. In den Haag heeft men zich in het hoofd gezet te bewijzen, dat Amsterdam niet veel anders is dan n groote toonbank, waarachter de zooge naamde heeren en dames hun manuren hebben geleerd. Van verschillende kanten werd deze aansporing herhaald, weldra was zij voor het bal gewonnen, en eens besloten te gaan, toonde zij zich een doch ter van haar vader; nu moest het ook iri de uiterste perfectie; dat deed mij weer pleizier, want ik inag het eens zijn met aar of niet, daar zit ras in mijn dochter, de geheele affaire heeft zij behandel»! alsof zij mij bewijzen wiliie, hoe zeer zij 't begreep : noblesse oblige, op dit bal vertegenwoor dig ik mijn vader. Ik zelf ging niet, 't kostte me eenige zelf beheersching, maar ik gevoelde dat ik door mijn tegen woordigheid Meinesz, genot niet mocht bederven. Wat toch zou het geval zijn Wanneer H. M. op het paleis met iemand wilde dansen, gelijk ik veronderstelde, zou Zij geen ander dan mij die eer hebben kun nen geven, en ik heb te veel van die be wijzen van hoogachting en vriendschap pelijke gezindheid ontvangen, om nu Sjoerd er een te onthouden, die waarlijk daar aan nog niet is verwend. Onderlussehen was ik een heelje riieuwsgierie hoe hii 't er zou afbrengen. Zeker, zooals altijd zou hij zijn beste beentje wel voorzetten, maar 't is voor hem toch geen da^elijksch werk en zoo was mijn eerste vraag, toen Thérèse op behoorleken tijd, 't was kwart over twaalf, thuiskwam nu hoe stond dat: de koningin en de burgemeester? sloeg nu je Amsierdamsch hartje niet dubbel zoo snel? 't Antwoord getuigde van haar teleurstellitig, te oordetien naar den ietwatlorschen toon, waarop zij sprak. De Koningin, zoo zei ze, heeft ons /«fewdansen, nuiarlI.M. zelf was in het geheel niet van de partij. Kom, zeg ik, dan heb je zeker L iet goed opgelet. Als H. M. in haar paleis Amsterdam tot een bal noodigt, . .. maar ik voltooide den zin niet, nog te rechtertijil bedenkende, dut het niet paste zoo'n jong ding, dat morgen weer met haar vriendinnetjes er over babbelt, een verklaring te gevi-n van hetgeen erin mijn Bochts hart omging. Ik bepaalde mij dus tot een praatje over hetgeen zij gezien had ten paleize, en vroeg haar natuurlijk ook met wien ?,ij zelf had gedanst. En nu scheen het haar niet te hinderen, maar mij verdriette, het wel een weinig, dat haar Balboekje, g«-en enkelen naam bevatte uit de hofkringen; 't liep met een burgemeester, een cavalerie-oificier en twee zeeofficieren af, waarop ik, zonder iets kwaads te be doelen, tot haar zei: niet veel zaaks! ? Maar daar had je dat mo dje eens moeten zien bewegen, en dat neusje...! Niet veel zaaks?! Waarschijnlijk had zij aan het da mesbuffet, zich niet geheel onbetuigd gela ten althans, hartstochtelijker dan ge woonlijk riep zij nogmaals uit: niet veel zaaks?! Die burgemeester, dat geef ik toe, maar een cavalerie-officier, papa! en dan nog1 wel een van de allermooiste uit het leger ... en onder die twee zee-offioieren was er n .... neen maar, als je hem goed aankeek Dat heb je zeker wel gedaan ! zei ik dan was het of de frissche noordzeewind zoo je in 't gezicht blies !... O wat een heerlijkheid, zoo'n uniform en zoo'n man! Jawel, hernam ik, 't is nu zoo wat half n, ga naar boven en slaap eerst eens uit. Zoo'n zeeofficier is voor jullie, jonge dames, het heerlijkste in de hee'e schepping! Zoo, viel zij mij in de rede, voor ons jonge dames ? dat weet u wel beter, net zoo goed voor oude heeren als voor ons dames. Mijnheer Bois:-evahi dweept, er niet minder mee dan ik, en nu nog, als hij zelf een meisja was en zou moeten trouwen, u kan er zeker van zijn, dat hij een zeeofficier nam. 't Discours werd mij te gevaarlijk, en om mij er af te maken, zei ik, nu ja mijn vriend Charles, die veel te hoog staat, dan dat jij je met zijn amusementen zoudt mogen bemoeien, houdt van de marine alleeu om het zilte e.i'.n ziiclit rem rerlickting) : »Daar heb je 50 Pfennig drink maar eens een potje hierop mijn gezondheid." Op het bericht, dat de botten vermoedelijk door het lange liggen waren ingedroogd, bleef de vee! geplaagde inspecteur het volgend half jaar van verdere aanvragen tot opheldering verschoond, zoodat hij een zijner onderge schikten kon opdragen het uit de bottencorrespondentie ontstane pak papieren naar den zolder te brengen. De maatschappij tot exploitatie van den «Yicioria Bron te Oberlahnstein" heeft een circulaire gericht aan de verbruikers van het llllllllMHIIIMnlIlllllilllliMMII U echte Victoriawater waarbij zij waarschuwt tegen het gebruik van nagemaakt Victonawater, dat door verschillende personen in den handel wordt gebracht, tot lageren prys dan dat van de echte bron maar dat uit een vocht bestaat dat zeker als schadelijk voor de gezondheid mag wordtin aangemerkt, omdat het steeds in obscure gelegenheden vervaardigd wordt van water e; ingrediënten waarvan men de herkomst niet kan nagaan. Tevens maakt zij attent op namakers, die hun namaak onder e. n eenigszins gelijkend etiket aan den wederverkoopar trachten te leveren. Zij zijn als volgt: Een etiket met den naam Echt Victoria water met de initialen II. F. K. Een etiket met den naam Echt Victoria water en den. naam H. J. Meijer & Co. Een etiket met den naam Victoria bronwater in roode letters. Voorts worden aanbiedingen van valsch water gedaan door zekere firma's Otto, Krumeich, Salubritas, welke laatste ter zake van vervalsrhing van water, verleden jaar, door de Amsferdamsche Rechtbank is veroordeeld. Het meeste valsche water wordt echter geleverd onder valsch etiquet, valsch brandstempel op de kurk in onze eigen kruiken en flesschen, zoodat slechts directe toezending van Rotter dam een waarborg is. nat en de vlag; twee dingen die voor jou niet bestaan, of 't zou moeten zijn in den vorm van traantjes en als de kleur voor een coreage of een devant ga nu naar bed! Maar een meisje, dat van een bal terug komt en met een cavalerie- en twee zee-officieren heeft gezwierd, is in den regel niet slaperig als zij thuis komt, en zoo viel het volstrekt niet in den smaak van Thérè-e om aan mijn bevel te gehoorzamen. Ze was door mijn onschuldige opmerkingen nog wakkerder geworden, geloof ik. Ach papa riep zij uit, wat is u ongevoelig voor de schoonheden van dit leven! U wordt langzamerhand een mummie, u verdroogt en verstijft. Had u de glans en schitteriner van die r»«l7,j»sl eens kunnen 7,ipn, met haar rijkdom van toiletten en unifor men, dat fluweel, die kanten en dat satijn, die paarlen, rivières en diadeetnen, die degengevesten, galons en agréments, ik ben zeker, dat u uw dochter, die uit die tooverwereld terugkeert, een waardiger ontvangst zoudt hebben bereid; want als u mor gen naar de Beurs gaat, kunt u ge rust gelooven, dat alleen reeds de massa goud- en zilverdraad, waarvan ik van avond omringd was, tot een kluw gewonden, nog grootev zou zijn dan de wereldbol van Atlas daar boven het paleis, en al dat, draad, papa, is... het sym bool van Neerlands luister, een symbool dat nooit verflauwt of veifle.nst... Neen, zei ik, want als het «lof wordt, is er altijd weer nieuw gouddraad en altijd weer is er een cavalerie- of een zeeofficier, met een nieuw belegscl er van op zijn jas dat jou half gek maakt en je voor je burgerlijke degelijkheid doet schamen, om-_ dat die niet als klatergoud blinkt. Ik dreef haar al pratende, zaclukeus voort, eu eerst hij de deur was zij genoeg tot zichzelf ge komen, om mij nog toe te bijten, zooals freule Van Sleenewits zei: «manieren ach ter de toutihauk geleerd"! waarop ik haar in de gang nog even nariep : wat je daar zegt is me wurst, rnaar dat verklaar ik je, nooit breng je me zoo'n vent in huis! Ik sprak er in de eerste dagen niet weder met haar over, doch gevoelde mij toch ge drongen v. Raiulwiick eens te laten komen. Liever had ik Du Tour zelf ontboden, maar hij deze AtUMtT'laiiHche, partijtjes laat hij de directie aan Ilandwijck over, die, naar ik vau ooggetuigen vernam, voltrekt niet ongeschikt is voor dat bedrijf. Hoe. is dit nu te verklaren, vroeg ik hem, dat H. M. ons Amsterdammers ten dans noodigende zelf geen deel neemt aan het bal ? Ik, wat, mij persoonlijk aangaat, denk er niet aan mij gepasseerd te achten, zoo als je weet hebben hooger machten nog dan H. M. mij het voorrecht ontzegd iets te doen wat maar in de verste verte op het slaan van een kuitenflikker gelijkt. Mijn leeftijd, mijn mij ietwat ongetrouwe onderdanen, hebben mij haast tot een i:on possumus gebracht. Ik bepaal mij dus liefst tot het atiVegen van mijn gewoon jaarlijksch voormiddagbezoek ter pai licuiieiv audiëntie. Maar ais Amster dammer gevoel ik toch, dal, de hoofdstad reden heeft /ich verorgi lijkt te achten, niet door de Koningin, maar door de Haagsche lui, die <;o eer hebben H. M's. bewe gingen te regelen naar de zotte wetten van liet door jelui uitgedachte ceremonieel. Ik neem je, tenminste als jij er ook hchuld aan heb!, (Lu k,va.lijk, nu:t. alleen om Am sterdam, dat daardoor op zijn teenen werd getrapt, maar ook om onze Koningin zelf, die een veel te lieve verschijning is, dan dat juilie haar de gelegenheid hadt mogen benemen, om door bet toonen van haar burgerlijken zin, een bewijs te geven van de juiste opvatting van hare koninklijke waar digheid, zooala wij burger!ui, die nog niet vergalonneerd zijn, haar opvatten. Dat Randwijck in deze schuldig is, meen ik te mogen ontkennen maar toch maakt hij de opmerking in beleefder woor den, dan ik zou kunnen weergeven, dat het in veler oog wel wat ongepast zou zijn H. M. te iaten dansen met iemand, dien ik gewoon was Gijs of Sjoerd te noe men, de een voortgekomen uit de buurt van het heiblok en de andere uit een turf hoek, mioofbio.-i ^,-.\ p^v, t,,rf..^,,;t- .^f eens het turfschip van Breda. Edoch mijn burgerlijk bloed begon mij te kittelen, en ik zei, wat meen je baron of graaf, of waarvoor je je zelf wilt uitgeven. Hier, wy plebejers zijn allen van een'adel, waaraan je niet eens rnpogt ruiken, jij noch du Tour. Wij zijn van den adel van den arbeid. Je weet wel, «arbeid adelt," on wat doen jullie daar in 't Haagje of op de koninklijke lustverblijven ? Die adel zit ons allen in 't bloed, blauw, van dat echte blauw, zooals de hemel het jo alleen kan geven, en menigeen onder ; ons is er dan nog van den allerhoog.sten ; adel, van het superieurste merk voorzien, zooals ik b.v die mijn vingers blauw heb geteld en Charles, die ze Wauw heeft ge schreven. Ah, spreek mij niet laat dunkend van, van de hoofdstad, d. i. van Nedetland's kloppend hart. Fier, vrij, vol zelfgevoel boog, ja trotsch zijn mze zielen. Als je ons eens naarde Beurs zagstappen .. .zou je tot in je binnenste ontroeren, en morgen den dag naar du Tour. en wie daar verder zich aan 't Hof verdienstelijk maken, aan, om ie vragen, of't niet tijd werd, dat de oningiu met ons n voor n eens danste. Mijn gekwetst gevoel van Bocht-Amster dammer werd onder het spreken al vuriger, en, ofschoon ik het maar enkele malen had gelezen, rees dat sehoone gedicht van het Xicitws mij op de lippen en zong ik Jan Boissüvain na: Geen slanfseh vertoon van onder/'ifen Laf nadoen van een hom lin^skliek. No4 leeft in onze vrije Suiteu De geest van de oude Republiek. Maar in haar eert «MS volk haar vaadren, De diensten van d'( Iranjestarn. Hel edel bloed, dat vloeit in d'aaireu Vau 't mooie meisje op den Dam. Een oogenblik onder den indruk van mijn heftige woorden bracht dit vers hem zichtbaar eenige ontspanning. Zoo, zei hij, is die J. B. Jan Boissevain ? daar heb ik dus de primeur eens van ten Hove! Ei, ei! Maar hij wil het niet weten, viel ik hem in de rede, en hij vervolgde: nu hij heeft daarmee succes gehad, wij zingen zijn lied: »Het mooie meisje van den Dam" voortdurend op het paleis, dat heeft gepakt! Ja, lachte ik, dat be grijp ik, maar dan sla jelui natuurlijk dat couplet over: >.Geen blaafsch vertoon van onderzaten, laf nadoen van een hoovlingkliek, nog leeft in onze vrije staten, de geest van de oude republiek" zoo iets kan eerst een Amsterdamuier naar waarheid getuigen, dat teekent ons van den hoog ste tot den laagste en je zoudt niet kunnen gelooven hoe jaloercdi Charles was, toen II i t ter, ook zoo'n geest van de vrije repu bliek, hem dat had afgesnoept! Maar dan begrijp je toch ook, waaro.ii ik, en eigenlijk al mijn bocht- en stadgenooten, hoe wij te zamen het die hovelingen kwalijk nemen j dat zij H. M. het genoegen en ons de eer hebben ontzegd, dat de Koningin der Nederlanden zich met Sjoerd, of als die te rhumatisch was, met Jaap van Hall zou paren op dat bal, want dat is een achteruitgang bij de dagen, toen de oude Republiek al op haar laatste beeneii ging. Onmogelijk! riep v. Randwijck Neen, toch het is zoo, vraag het maar aan dien mijnheer, die mij verteld heeft, dat zijn grootmoeder eens een menuet met Willeru V heeft gedanst, iets, wat nog altijd aan zijn eigen beenen zicht!,?,. ;<,_ £., ,,/,p ;s dat, dan ? rif p mijn cere moniemeester uit. Dat zeg ik je niet, was mijn antwoord, want jelui waren in staat hem dadelijk aan te bevelen voor kamer heer in gewonen of' buitengewonen dienst', en daartoe is hij, ongelukkig genoeg, totaal ongeschikt. Het was nog maar enkele dagen later, dat een paar van mijn vrienden mij wisten to vertellen, dat in de Haagsche gedistin geerde kringen van het Amsterdamsche bal gesproken werd als van een klompenbal. Het ergerde mij, maar tot troost zong ik het derde coupïetje van J. B's »Het mooie meisje van den Dam." Intusschen achtte ik het noodig er du Tour eens over te schrijven. Hij begon in zijn antwoord mij plechtig te verzekeren, dat die uit drukking niet van hem afkomstig was. Toch erkende hij gaarne: het bal was mis lukt. Veertien heeren tegen n dame, dat was geen partij. Gelukkig, dat H. M. niet heeft meegedanst, schreef hij, want er zouden zeker ongelukken van zijn gekomen. Ook (en ik betwijfel het, of hierin niet een addertje zich verschool) waren er voor veertieuhonderd Amsterdammers niet zoo veel buffetten te plaatsen, dat zij over de consumptie zich voldaan zouden kunnen verklaren, 't \Vas maar een proef geweest, doch het zou wel zijn : eens en nooit weer. De brief eindigde meteen verzekering van bewondering voor Theièse, wier naam thans in de hofkringen leefde, uit hoofde de fee rieke verschijning op het hofbal van die Arnsterdamsche koopmansdochter. En inder daad, uit menige betuiging van gelijken aard, die haar hoofd op hoi bracht, mag ik met, vadertrots afleiden, dat zij mij ver tegenwoordigd heeft naar den eisch. Maar het noodlottige van de zaak is, dat het balcostuum er nu eenmaal ie, ??-en er al plannetjes worden gevormd, om het toch nog eens dienst te laten doen! 't Zou zoo aonde wezen het in de kast te hangen! Dit moest ik wel opmaken uit allerlei woorden verleden Dinsdag door Sauvage, ook een uitstekend danseur, trouwens, in alles wat hij doet is hij een kraan, haar op het theeuur toe gevoegd. Het schijnt dat er een liefdadigheidsbal in voorbereiding is. En dat zou nog niet zoo erg zijn, wanneer daar die cavalerie-oificier of die luit. met den iioordzeewind op zijn gezicht niet ver scheen... Want al begint het een beetje te luwen, het gouddraad heeft haar nog, meer dan voor een koopmausdochier wenis, in de macht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl