De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 14 mei pagina 2

14 mei 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1142 zon zijn toegekomen, maar hij een lafheid zo» hebben begaan, een Minister van Justitie onwaardig." Nu het van nature zoo ingetogen blad van de Hofstad hartstochtelijk wordt, en de niet-benoeming_ een lafheid zou wil len noemen, mag eenig protest tegen deze al te zwakke verdediging: niet uitblijven. De zaak der Gebr. Hogerhuis heeft immers »niet een zeker aantal" tot de mee ning gebracht, dat hier een vergissing is begaan, maar men mag zeggen, dat bijna geheel Nederland twijfelt aan de juistheid van het gewezen vonnis, na.a.w. het volstrekt niet zeker, maar het tpch mogelijk acht, dat mr. Noyon een zeer grooten misslag heeft begaan, te goeder trouw natuurlijk. Die twijfel is zóó algemeen en bij velen zóó sterk, dat er op initiatief van kamer leden 'een wetsontwerp tot wijziging der bepalingen betreffende de herziening van strafvonnissen is ingediend opdat her ziening van dat vonnis mogelijk zal wor den en dat zegt iets in ons Vaderland, hetwelk van nature nog ingetogener is dan het Vaderland, dat te 's Hage verschijnt. Hoe het nu onder deze omstandigheden zou zijn goed te praten, dat de advocaatgeneraal, die misschien weldra tot de erken tenis zal moeten komen, dat hij een bij zonder groote vergissing heeft begaan, wordt voorgedragen tot advocaat generaal bij den Hoogen Raad, wij begrijpen het niet. Daar zijn voor i e i minister van justitie toch nog belangrijker zaken dan het niet "tegen houden van de carrière van een verdien stelijk ambtenaar," zooals het Vaderland dat noemt; en onder die zaken bekleedt 'de zorg voor den. goeden» n aam der recht spraak een eerste plaats. Immers stel het mogelijk geval: Mr. Noyon blijkt zich te Leeuwarden te goeder trouw treurig, bijna voorbeeldeloos, vergist te hebben, wat zal men dan zeggen, en de benoeming is niet meer ongedaan te maken. De bijzondere bezorgdheid voor Mr. Noyons carrière bij den Minister en het Vaderland, kan het land duur komen te staan. Bij dezen zoo aleremeenen twijfel, had onthouding gepast. Vooral, daar nu de heer Noyon benoemd wordt in het college. dat geroepen zal worden, de noodzakelijk heid der revisie te beoprdeelen. Hij kan aan de behandeling dier zaak niet deel nemen, maar hoe natuurlijk, dat een deel van het publiek aan invloed door hem op zijn collega's te oeienen gelooft. In tweeër lei opzicht is dus deze benoeming een fout, geheel onnoodig begaan, daar des heeren Noyon's carrière, gelijk de meeste wereldsche zaken, er een is van zeer betrekkelijk gewicht. Bedenkt men, dat de gebr. Hogerhuis nu reeds drie jaar op revisie wachten, dan valt het moeilijk genoegen te nemen met den overgrooten spoed tot het voltooien van Noyon's carrière, door den Minister be toond en door het Vaderland verdedigd. w alle HÉrlanfe Niet tevergeefs is dan in dit blad de aandacht gevestigd op de noodzakelijkheid om ook revisie mogelijk te maken voor strafvonnissen door den militairen rechter gevuld. Aanvankelijk door de dagbladen met wat schroom bekeken vermoedelijk omdat men zoo maar niet kon aannemen, dat het revisie- voorstel niet voor militairen kon gelden, immers de ontwerpers ver klaarden, dat nu voortaan alle vonnissen in Nederland gewezen, konden gerevideerd worden daarna door n lid bij het sectieonderzoek in de Tweede Kamer ter spake gebracht, en vervolgens door enkele bladen als een vlekje betiteld, blijkt nu dat in de sectiën der Eerste Kamer met nadruk is gewezen op de leemten, welke aan het revisievoorstel kleven. Dat sommigen »het voordeel van het aiduei van rt-vicit ioujéii missen was geheel iiiiiiiiiiiiiiiititiiiiiiiHiiiiiiiiiMiiiiitniiiiiiMiiiiiiiiiiiiniittiiiiiiiiiiii» Be FOM van een loon (Naar 't Engelsch.) Stilte heeren asjeblieft! Monsieur Marco ver zoekt mij u mede te deeleu, dat hij met den besten wil ter wereld geen speech kan afsteken, en u voor te stellen in plaa's hiervan een vau zijn avonturen te vertellen. Behoef ik nog te zeggen, dat wij het, voorstel gretig aannamen? De kleine, grijs-'iarige Eransc!:nian, de heldere zwarte oogeu op u punt op den muur gevestigd, stond langzaam op eu wachtte tot liet applaus wat bedaard was. ,/Wat ik ga vertellen is waiir, zeide hij, eu't staat mij alles nog zóó helder voor den geest, dat 't mij toeschijnt slechts eeu week geleden te zijn. Als ik de oogen even sluit, zie ik weer het waas van gezichten, de gekleurde lantaarns rood en groen, schijnende op het water, vijftig voet bene den mij, hoor ik weer de muziek ophouden eu maar ik begin bij bet einde. Vijftien jaar ge leden, heen n, is 't, dat ik op zekeren av-ond mijn tent uittrad aau de tegenovergestelde zijde der rivier. Er was een groot feest te Montreal, maar waarom of waarvoor ben ik vergeten. Ik herinner mij slechts Montteal en de rivier. Nu is 't nooit goed voor iemand, wiens beroep meebrengt, dat zïjn leven steeds aan een zijden draad hangt, altijd 't beeld vau een vrouw vóór zich te zien, maar in die dagen had ik geen last van zenuwen en daarom hinderde 't mij niet, kleine Lola Lloyd altijd iu mijn ge dachten te hebben. Lola was slechts een kind toen haar moeder, de beste danseres van ons gezelschap, stieif. Lola! o, hoe goed kan ik. mij haar nog herinneren, hoe ze in haar handen placht te klappen en me aanmoedigde als ik op mijn koord in 't circus stapte; en hoe haar oogen vochtig werden toen ik haar op zekeren dag vertelde, dat ik mij geëngageerd had bij een gezelschap, dat een reis om de wereld zon maken. Of ik op je wachten, wil, Marco ?" fluisterde zij; ja, ik zal op je wachten als je niet télang wegblijft!" Ik liet haar achter op de dansschool en twee jaar later had ik mij een naam en geld verworven; ik haastte mij in New-York terug te komen om haar aan haar belofte te houden. De eerste slaf, die mij trof was, dat ik Lola terugvond, niet langer in het circus, maar als een dier sterren der wereldstad, en dat »ij, als zij trouwen wilde, maar te kiezen had. En 't tweede dat me pjjn deed, was dat Lola onaannemelijk", zoo lezen wij in het voorloopig verslag. Blijkbaar evenwel zijn uit dat voorloopig verslag enkele woorden weggevallen. Eene aandachtige lezing doet zulks vermoeden. In het verslag toch wordt gezegd: »De leden, die wegens belangrijke daarin voorkomende leemten tegen het voorstel bezwaar hadden, wezen in de eerste plaats op de omstandigheid, dat verzuimd was te letten op het Jorum privilegiatum bij art. 104 van de grondwet toegekend aan de leden der S laten-Generaal en de daar verder genoemde hooge Staats-Ambtenaren, die wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hunne aftreding terecht staan voor den Hoogen Raad, ten vervolge hetzij van wege de Koningin, hetzij van wege de Tweede Kamer". Hoogstwaarschijnlijk had hier moeten vol gen, dat het aantal van die hooge misda digers tot op den huidigen dag nog al gering is geweest, terwijl daarentegen het aantal gevonnisde militairen inén jaar een 700 bedraagt, een reden te meer dus om die Nederlanders welke in plaats van het forum privilegiatum de heerlijkheden eener militaire rechtspraak genieten, ook niet van het revisierecht uu te sluiten, 't Is trouwens onaannemelijk, dat leden der Eerste Kamer, die tegen het wetsvoorstel bezwaar hadden, wijl zij en eenige andere hooggeplaatsten er, in het zoo zeldzame geval, dat of de Koningin of de Tweede Kamer hen straf rechterlijk lieten vervolgen, niet van konden fenieten, geen bezwaar zouden maken uit oofde van de uitsluiting den door militaire rechters veroordeelden. En te onaannemelijker wordt dit, nu ook in de Eerste Kamer »naar aanleiding van dit ontwerp nog werd opgemerkt, dat spoe dige herziening van de militaire straf procedure zich nog te moer aanbeveelt." Niet gaarne zoude ik, al ware het ook maar den schijn op mij laden, van niet met vreugde het revisie-voorstel gevoteerd te zien, doch ik wijs bij voorbaat op de consequentie, die uit de aanneming volgt. Eenmaal de mogelijkheid eener rechterlijke dwaling ook in Nederland erkennende, gaat het niet aan met twee maten te meten en de revisie van militaire vonnissen eerst dan te decreteeren, als de militaire straf wetgeving in haar geheel wordt herzien. De ontwerpers van het revisie-voorstel hebben vrij wel ontkend, dat de zaak der Hoogerhuizen van invloed zoude zijn ge weest op hun voorstel, terwijl op nieuw in de Eerste Kamer is gewezen op de nadeeleu van een gelegenheidswetje. Doch als nu te avond of morgen eens een militair-rechterlijke dwaling aan den dag mocht komen ; wat dan '? Is dan een gelegenheidswetje te ontgaan. Met gratieering maakt men toch geen vonnis goed! Doch hoe dit zij, alle Nederlanders hebben recht op dezelfde rechtszekerheid, en dit is tot dusverre met de militairen niet het geval. A. N. J. FABIUS. Aanvulling. In het No. 113S van Zondag 1G April j.l. van dit blad bespraken wij het werkje van den heer Evers: de Nederlandsche Marine. Onder meer gaven wij in dat artikel een overzicht van de bewapening van de nieuw ste Amerikaansche slagschepen: Maine, Missouri en Oltio; de gegevens daarvoor ontleenden wij aan een bekend Marinetijdschrift: Marine Rund schau. Inliet zeer onlangs verschenen werk: T. A. Brassey, the Naval Annual 18'J'J, komt echter eene andere opgave voor, die misschien juister is, waarom wij ons haasten deze bekend Volgens dat bekende Engelsche werk dan, zal de bewapening van de Maine, de Missouri en de Ohio bestaan uit: 4 kanonnen van 30 cM. 1G » » 15 » snelvuur, 20 » » 5.7 » » G » » 3.7 » » 4 Gatling kanonnen, en l stuk licht veldgeschut. Ook in dat geval blijft de conclusie, die wij trokken, nog juist en is de verhouding van het snelvuurgeschut van middelbaar kaliber tot het geschut van zwaar kaliber op de nieuwe Amerikaansche slagschepen gunstiger dan op de nu in aanbouw zijnde Nederlandsche pantserschepen. Brassey's Naval Annual is een werk dat op maritiem gebied op hooge waarde wordt geschat; het is dit jaar zeer be langrijk, omdat er de belangrijke gebeur tenissen in zake de marine gedurende het jaar 1898 in worden behandeld. Wij kunnen er niet aan denken reeds nu enkele artikelen uit dit jaarvverk te behandelen; maar wij willen toch niet nalaten een paar punten aan te stippen. Zooals men zich zal herinneren, wordt door velen en ook door ons de aanwezig heid van torpedo's aan boord van de slagschepen afgekeurd. Aangenaam is het nu, dat de Ameri kaansche zeeofficier W. H. Bechler, die in het Annual de rubriek: the United States Navy, heeft bewerkt, deze meening deelt; hij zegt o. a. (bladz. 112): »The writer is of opinion that battleships should not carry any torpedoes, and that they could be advaatageously dispensed witii to allow for more coal or an iucrease in gun fire. Torpedo vessels should be the only ones to carry torpedoes. In the war with Spain torpedoes were much more dangerous to those who attempted to use them than to their enemy." Eene andere opmerking betreft de on voldoende bescherming van de bedienings manschappen van het snelvuurgeschut van middelbaar kaliber aan boord van de pantserschepen type Koningin-Regentes. Blijkens het verhandelde in de Tweede Kamer (Handelingen bladz. 581) kan bij behoud van de 2 kanonnen van 24 cM. in hun pantser-torens, niet aan betere bescherming gedacht worden. In verband daarmede is van belang hetgeen Colonel Sir George Clarke in het door hem be handelde artikel »Naval Asriccla of tlia Spanish-American war" opneemt onder de: Lessons of the action ort'Santiago, n.l. : Light armour protectiori proved a source of' danger, causing two shells on board the Oque/ido and Maria Tercsa to be c-xceedingly destructive. G. Het Frairte Ministerie en Mire". Het aftreden van den heer de Freycinec kan veilig als een teeken warden aange nomen, dat de kansen der revisie zeer gunstig staan. Het zou eene groote dwaasheid zijn te onderstellen, dat een oud en ervaren politicus als de heer de Freycinet, die sedert 1877 twaalf maal minister is geweest, in eene rumoerige Karnerzitting een vol doende reden zou hebben gevonden om heen te gaan. De heer <le Freycinet heeft v'-le; innjpn sa.» hee! H'Ht er<rer sronuen IIIIIIMIIIIllllllllllflIlfMMflIKIIIttdHfttllutlllll iiiiiui j BMUtimimmiiiNiiiiiiimitiitiii iiMiitiiiiitimiiiti zelf veranderd was: een prachtige statige ge stalte, die beefde van angst als ik mijn koord deed trillen eu schudden eu mij to<fluisterde, dat ik dit leven moest vaarwel zeggen, dit leven dat voor mij geworden wa?, wat opium voor den opium-bchuiver is. Zij achten zich niet te herinneren wat ze bij ons scheiden beloofd had en toet scheen ze te aarzelen mij te zeggen, dat ik slechts een droombeeld bad nagejaagd. Er moest, iemand tusscheu ons gekomen zij u. , hoe haatte ik dien onbekende. Ik zocht eu zocht, maar kou niet gewaar worden wie 't was die mij mijn geluk ontroofd had. Doch op zekeren avond, toen ik een voorstelling gaf in een oKew-Yorksch tluatcr eu juist mijn stoeltje O]) 't midden van het draad ge plaatst had, zag ik toevallig neer naar de loge waar Lola eu har;: tante /.aten. Een man bukte zieh over t:aar en fluisterde haar toe op een min of meer verliefde manier. Een oogeuhlik dansten de lichten voor mijn oogeu en in'jn tred op 't koord werd onzeker. U, een wereld van smart eu haat vervulde mijn hart en mijn eerste impulsie was op ben me r te springen en bem bij de keel te grijpen. En zij scheen te begrijpen, dat nu de crisis gekomen was. Toen de voorstelling afgcloopen was wandelden wij samfii naar hu s. Zij neuriede zacht in zichzelf eu ik liep somber voor mij heen te staren. Toch wilde ik zijn naam niet vragen eu wij scheidden dien avond zonder elkaar //goeden nacht" te wenschen ik en de vrouw, die ik lief had, zooals men slechts ns liefheeft. Dagen lang loerde ik rond; ik en de half-idiote knecht, die altijd bij mij was en dien ik gebruikte om over het koord te dragen op mijn rug, omdat hij geen begrip van vrees had. En te samen ontdekten wij wie hij was. Het was de dansmees ter vaii haar vroegere school, een knappe vent met mooie witte tanden en den innemenden glim lach, die de vrouwen altijd schijnt te bekoren. Van haar kant was 't misschien niet meer dan een voorbijgaande bekoring, maar hij volgde haar overal, als haar schaduw en dikwijls als ik haar wilde vragen zich zelve getrouw te blijven en tusschen ons te kiezen, werd ik zoo jalotrsch, dat ik geen woord kon zeggen, m de waar heid te zeggen geloof ik, dat er strijd woedde in haar eigen hart van 't begin tot 't einde! Week op week verliep en gten van beiden kouden wij zeggen, dat we iets nader tot elkaar gekomen waren. Het was een stilzwijgende, maar wanhopige strijd tusschen ons geworden. Laat, op zekeren avond bezocht ik Lola. Ik had nieuws : dien dag was mij een schitterend aanbod gedaan door een reizend circusdirec teur, om dertig voorstellingen op 't draad te geven, dwars over de rivier te Moutreal. Ik wilde mijn lot eeist leeren kennen vdór ik New-York ging verlaten. En 't eerste wat ik hoorde was, dat Lola ecu aanbod had van den directeur van 't zelfde ge/tlsclap om te dansen en ze hal a -ingenomen ! De fortuin scheen mij dus zeer gui:hliir. A s ze maar eenmaal zoo ver van New-Y»rk verwij.Jerd was dau zou die man spoedig vergeten zijn en kouden de goede oude dagen nog terugkom1')!. Ik stond haastig op, met 't doei, dadelijk 't contract met den directeur te sluiten. En juist toen ik de deur achter mij sloot zag ik dien man opkijken naar de verliclite vensters boven, iii ecu vïaag van woede vloog ik dwars de straat over op hem toe. Neem u in acht, mijnheer Blancha*. d! zoo Leetie hij Die dame zul spoedig mijn vrouw zijn! Hij lachte. //Dat U IK p.laid vreemd," hoonde hij: want ik huop dat zij spoedig de mijne zal zijn." ik staarde iitm in 't gelaat met cm moorddadiger iiiik, en was op 't. punt. hem bij de keel te vallen toen ik ecu gesmoorden kreet achter mij hooide. Ik keek om en zag Lola, bleek feu bevend. Op dit uogenblik nog zal ze beslissen," zei ik:?//Lola, jaren geleden deed j:: mij een belofte, zeg dezen man dat je die wet vergeten hebt eu laat, hem gaan!" 'Lu stond daar doodsbleek,naar mij starend. Plotseüi.g barstte zij in tranen los cu snelde 't huis in. //Ge ziel," zei hij, //dat, Wij beiden 't uit motten maken wie haar hebbin zal." »Ja." antwoordde ik eu kou een glimlach nauwelijks onderdrukken als ik er aan dacht dat hij binnen een paar dagen achter zou blijven. »Nu zulleu wij niet vechten, mijnheer Biauehard, maar onze tijd zal spoedig komen." Het was de voor-laatste dag dat de voor stellingen te Moutreal zouden eindigen. Ik. voelde mij door eu door gelukkig. Aan de andere /ijdc der rivier, in het groote paviljoen, had Lola juist gedanst, en de menigte die haar toegejuichd had, stroomde iiu naar buiten en deed 't mij, Mareo. 't Was n groote opeen volging van succes geweest; eu Lola was iederen dag vriendelijker en teiderder tegen mij geworden. Moedig had ik al dien tijd gewacht eu ik geloofde dat ik nu slechts mijn vraag van vroeger te herhalen had om haar jawoord te krijgen. Die arme Blauciiard, ik voelde toch tot op zekere hoogte, medelijden met hem. //Vooruit, JimiTiy, riep ik van boven af. Ik was reeds nmaal overgestoken en stond nu op mijn gemak op de menigte neer te zierj, die ademloos wachtte om mij nogmaals het koord te zien overloopen, maar nu met den man op mija rug, daar dit altijd 't nummer was, dat heu 't uuest interesseerde. //Vooruit, maak wat voort." Al klaar, monsieur, ik kom al." Een minuut later holde hij de treden der ladder op, klom op het bankje dat op mijn rug was be vestigd en stak zijn beenen door de lussen. aan, kalm aan man!" Hij had mij bijna het hoofd geboden dan op 6 Mei uit den hoek der linkerzijde woei. Het is duide lijk, dat hij slechts een voorwendsel heeft gezocht ooi zich te onttrekken aan een last, die hem te zwaar begon te worden. Hoeveel sclioons ook de heer Dupuy bij iedere gelegenheid den volke moge verkondigen over de roerende eensgezind heid van het ministerie, waarvan hij de voorzitter is, iedereen weet, dat die eens gezindheid zeer ver te zoeken is. En de heer de Freycinet beter dan iemand anders. Toen deze in het ministerie Dupuy de portefeuille van oorlog aannam en daar mede de zeer ondankbare taak aanvaardde der liquidatie van den desolaten boedel van een Cavaignac, een Billot, een Zurlinden en een Chanoine, heeft hij onge twijfeld gerekend op het prestige, dat hij door zijne eigenaardige positie meende te bezitten. Was hij niet de eenige burger, wiens bevoegdheid en gezag om als minister van oorlog op te treden door niemand, zelfs niet door het leger, kon worden betwist? En mocht hij er daarom geen aanspraak op maken, met de noodige f yards te worden behandeld, allereerst door zijn collega's, voor wie hij een onmis bare steun was? In deze berekening heeft de listige oude »witte muis'' zich jammerlijk vergist. Zijn wetsontwerp betreffende het koloniale leger werd, nog voor het werd ingediend, heftig bestreden door den minister van marine Lockroy, die met goedvinden van Dupuy zelfs een tegenontwerp opstelde. En zijn collega voor buiteniandsche zaken, de heer Delcas?é, ontzag zich niet om door den heer Paléologue een getuigenis in de zaak-Panizzardi te laten afleggen, waar door op de knoeierijen in het ministerie van oorlog een alleronaangenaamst licht werd geworpen. Maar bovenal l'affaire. De heer de Freycinet is anti-revisionist; hij behoorde tot den kleinen kring van intieme vrienden, dien president Faure op het Elyeée om zich vergaderde, en waar men de middelen beraamde om het dreigend onheil af te wenden. Hij is steeds in die richting werkzaam geweest, hetgeen niet belet heeft, dat men de publicatie in den Figaro heeft toegeschreven aan de welwillende tusschenkomst van freule de Freycinet, 's ministers eigen dochter! Na die publicatie moet het den heer de Freycinet duidelijk zijn geworden, dat de zaak van den generalen staf reddeloos verloren was. Een oogenblik schijnt hij nog gedacht te hebben dat het hem mogelijk zou zijn, althars de hoogstgeplaatsten onder de schuldigen door het gezag van zijn naam te dekken, maar ook die zwakke hoop is hem ontno men. Geen wonder, dat hij nu heengaat. Zijn opvolger, de heer Krantz, is oudkweekeling van de Polytechnische school en oud-artillerie officier. Deze heer heelt als minister van openbare werken sedert vijf maanden zitting in het Kabinet?Dupuy en heeft dus medegewerkt aan de beruchte wet, door welke de zaak?Dreyfus aan de strafkamer van het Hof van Cassatie is onttrokken (een maatregel, die naar men beweert uit het vruchtbaar 'brein van den heer De Freycinet is ontsproten), en toch beweert hij, van de Dreyfus-zaak niets te weten! De nieuwe minister van oorlog wil waarschijnlijk door deze allerzonderlingste verklaring, aan welke natuurlijk geen schepsel geloof slaat, te kennen geven, dat hij zich ten opzichte van Y/affr/n'f door «flpn enkel ?UttlUMnilllllMIIIIIMIIIIIIIItltlllllMIII iiiitmiiiMitnmimiiiitin voorover doen tuimelen. Klaar ? Daar gaan we !" E-JII electrische booglamp verlichtte beide einden van het draad en er waren gekleurde lampen overal in 't rond. Ik placht altijd een imimut HU te houden, met n voet op 't koord, voor 't dramatisch tffcof, ! welk een minuut! AppUus cu gebrul uit duizenden kelen ulsof de wereld vergii.g. Vervolgens wuifde ik met mijn grooten zakdoek eu met hun nationale viag. Dit was 't signaal voor het orkest op den tegeiioeenrestelden oever. De muziek begon te spelen, ik plaatste mijzelf in evenwicht en daar gingen we, met ecu goede tweehonderd vijftig nieter draad nog vóór ons. Dikwijls heb ik naderhand in mijn droom gehuiverd op dit gezicht. Er was gten net, en de rivier stroomde minstens vijftig vott onder mij. Maar iu dit oogeul.lik kende ik absoluut, gten vrti s, slechts (eu gevoel vau onderdrukte bedwelming, die geboren werd uit 't weten, dat, hoewel het tot op zekere hoogte iets grootse!) was dit waagM.ük icdrreu iivoi.d weder te doen, ik het even gemakkelijk kon volbrengen, als een gewoon mehïch ecu zekeren, afstand kan fcfiYggeu op vasten grond. Vu: waren uu halfweg en de luassa gezichten die tot ons opzagen, beneden, lei k reeds dicht bij te zijn. Recht onder me kou ik de ijsschotsen zien drijven, eu hier eu daar lagen bakei.s eveneens verliciit door geklturde lantaarns. Ik bad even opgehouden eensdeels omdat Jjnmiy's armen, mijn hals kramp achtig omklemmend, me bijna diden stikken. Hij scheen vau 't btgm af aan zich niet erg opzijn gemak gevoeld t o litöben boven 't, breede water. Nu weer behoedzaam verder! Nog slechts een honderd meter tu dan was het andere einde bereikt en duizenden kelen zouden mij weder tor-juichen. Als ik op dit punt gekomen was, ging ik doorgaans in een drafje over en de muziek placht op te houden met spelen. Bijna op 't zelfde oogenblik boog Jimmy 't hoofd en ik hoorde ecu schor gefluister aan mijn oor. //Houd op!" hoorde ik, //houd stil ... Nu is het, tijd om onzen twist uit te vechten, monsieur Marco!" Ik her inner mij, dat ik plotseling st l stond, maar nooit zal ik weten, waarom ik op dat, oogenblik niet wankelde en neerviel. Jimmy !. .. Het was Jimmy niet dien ik droeg: de man op mijn rug was Blanchard! O ik kon 't wel uitge schreeuwd iiebben; ik geloof dat de schrik van dat ne oogenblik mijn zelf-beheersching voor altijd geknakt heeft want nooit daarna heb ik meer over 't staaldraad durven loopen zonder een vangnet onder me te weten. O die gewaar wording: Mijn doodsvijand, die mij omknelde met 't doel om mij met zich mee te sleuren in de grondelooze diepte der rivier onder ons! Met veel moeite hield ik mijn evenwicht. , Ver roer je in Godsnaam niet," zei ik, irwant dan zijn acht, en dus precies de man is om uit voering te geven aan al die besluiten en maatregelen, \\elke de uitspraak van het Hof van Cassatie zal noodig maken. Een nieuw bewijs, hoezeer de heer Dupuy overtuigd is van de volstrekte on vermijdelijkheid der revisie, ligt in de be noeming van den opvolger van den heer Krantz als minister van openbare werken. De heer Monestier is niet slechts een bekend revisionist, maar hij heeft ook als lid van den Senaat gesproken en gestemd tegen het bovenbedoelde onbevoegdheidswetje, waarmede de heeren Dupuy ea de Freycinet zich uit de ruoeielijkheid tracht ten te redden. Als opportunist heeft de heer Dupuy inderdaad zijns gelijke niet. Hij moge in allerlei opzichten een Auvergnaat gebleven zijn, de traditioneele koppigheid van den Auvergnaat heeft hij al lang prijs gegeven. Intusschen gaat de Figaro ombarmhartig voort met zijn onthullingen. Allereerst geeft het blad de tot dusver nog niet ge publiceerde stukken van de enquête; dan zullen volgen al de stukken uit het ge heime dossier van het ministerie van oorlog en het ministerie van buiteniandsche zaken, die openbaar gemaakt kunnen worden «zonder de belangen der nationale verde diging gevaar te doen loopen"; verder komen nog documenten die niet tot het dossier der Strafkamer behooren, omdat zij bij de latere instructie verkregen zijn (bijv. de getuigenverklaringen vau de heeren Lépine, Freystütter, Bertulus enz.), of die begrepen waren in vroegere inatructiën door majoor d'Ormeschéville, kapitein Tavernier en generaal De Pellieux geleid. Van dat alles wil het blad een duidelijk en beredeneerd overzicht geven, zoodat de lezers van den Figaro met volledige ken40 cents per regil. HiimiliiiiMtttiiiiiiiiiiiliiMiMiiliiiiiiiiiMfiiiMiiiiliiiiiiiiiiiiiimiim TRADE MARK. MARTERS COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bjj alle soliede Wijnliandelaars en bij de representanten KOOPMANS «fc BKUIJOEK, te Amsterdam. lloofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG. K. F. DEUSCHLE-BENGEH, Amsterdam, Eaherstr. 157. Eenig specialiteit in deze wij beiden reddeloos verloren. Blanchard, je . . ." Ik ben niet bang," sprak hij hc'e.-ch ; als wij vallen, dan vallen wij samen. En 't is mij e rust, want anders zou ik je knecht geen twintig dol lars gegeven hebben om mij zijn plaats te laten innemen ditmaal. Je dacht dat je mij van de baan geschoven had, dacht dat ik je niet weer kon vinden. Ik heb haar vandaag gesproken en ze wilde zelfs niet meer tegen mij spreken. Hoor me aaa : daïir is dp oever en 'l leven en nooit zal je hem bereiken tenzij je mij belooft haar op te gevtn. Gtef haar op of \ve gaan beiden naar beneden. Xiets anders kan je redden!... liet is noodfloos Ie zeggen dat. ieder woord z:ch in mijn herbenen brandde, lilanciiard moest krankzinnig zijn. Eén oogenbük, terwijl we heen en weer slingerden niet 't draad, dacht, ik er aan om hulp te roepen en 't er op te wagin. Ik kon zwemmen maar \k zou immers toch te pletter zijn gevallen op de harde ijsmassa's die. daar onder ons dreven. Alles schitterde en warrelde voor mijn ooger». Eu toen kwam opeens de reactie en ik va'te weer moed. Het was veiliger, dacht ik, alles te beloven. Ik kan niet anders, zti ik en daarom: neem haar. Ik zal je niet langer iu den weg staan eu vanavond nog zal ik den teiugtocht naar l'raukrijk onder nemen!" Ailes gebeurde iu een paar minuten, maar 't leek uiij een eeuwigheid toe. Ik wachtte niet op zijn antwoord, ma-ir begon weder te loopen, mijn hart in de keel bonzend, eu 't klamme angstzweet op 't voorhoofd. Xog vijftig meter. Het draad kon ik niet meer zien instinct alleeu deed mij mijne schreden juist zette». Ik begon al harder en harder te loopen tot Blauciiard op eens een geweldigen ruk aan mijne schouders gaf. //Ah, ik zie waar je heen wilt," schreeuwde hij ! Een, twee, drie .. ." Alles was voorbij. Duisternis scheen alles te overdekken. Ik ge loof dat ik gilde terwijl ik die laatste paar meters hijgend voortwandelde ; en toen stortte ik voorover. Mijn handen raakten het draad aan en een ondeelbaar oogenblik bleef ik hangen, nog even beseffend dat .Blanchard mij was voor gegaan, en toen vallen, altijd sneller ... Toen ik bijkwam, lag ik op een bed! God dank !" hoorde ik iemand snikkend zeggen. Toen viel ik weer in zwijm. Dagen daarna hoorde ik eerst, dat ik nog juist in tjjds door eea boot was opgevischt en dat Blanchard's lichaam eerst uren daarna gevonden was. En zelfs nu weet Montreal nog niet de volle waarheid omtrent het treurspel dat dien avond werd afgespeeld. Lola is nu, zooals ge weet, mijn vrouw, maar over dien tijd te Montreal, hebben noch zij, noch ik ooit weer gesproken!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl