Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1142
zon zijn toegekomen, maar hij een lafheid zo» hebben
begaan, een Minister van Justitie onwaardig."
Nu het van nature zoo ingetogen blad
van de Hofstad hartstochtelijk wordt,
en de niet-benoeming_ een lafheid zou wil
len noemen, mag eenig protest tegen deze
al te zwakke verdediging: niet uitblijven.
De zaak der Gebr. Hogerhuis heeft
immers »niet een zeker aantal" tot de mee
ning gebracht, dat hier een vergissing is
begaan, maar men mag zeggen, dat bijna
geheel Nederland twijfelt aan de juistheid
van het gewezen vonnis, na.a.w. het volstrekt
niet zeker, maar het tpch mogelijk acht, dat
mr. Noyon een zeer grooten misslag heeft
begaan, te goeder trouw natuurlijk.
Die twijfel is zóó algemeen en bij velen
zóó sterk, dat er op initiatief van kamer
leden 'een wetsontwerp tot wijziging der
bepalingen betreffende de herziening van
strafvonnissen is ingediend opdat her
ziening van dat vonnis mogelijk zal wor
den en dat zegt iets in ons Vaderland,
hetwelk van nature nog ingetogener is dan
het Vaderland, dat te 's Hage verschijnt.
Hoe het nu onder deze omstandigheden
zou zijn goed te praten, dat de
advocaatgeneraal, die misschien weldra tot de erken
tenis zal moeten komen, dat hij een bij
zonder groote vergissing heeft begaan, wordt
voorgedragen tot advocaat generaal bij den
Hoogen Raad, wij begrijpen het niet. Daar
zijn voor i e i minister van justitie toch nog
belangrijker zaken dan het niet "tegen
houden van de carrière van een verdien
stelijk ambtenaar," zooals het Vaderland
dat noemt; en onder die zaken bekleedt
'de zorg voor den. goeden» n aam der recht
spraak een eerste plaats. Immers stel het
mogelijk geval: Mr. Noyon blijkt zich te
Leeuwarden te goeder trouw treurig, bijna
voorbeeldeloos, vergist te hebben, wat zal
men dan zeggen, en de benoeming is niet
meer ongedaan te maken.
De bijzondere bezorgdheid voor Mr.
Noyons carrière bij den Minister en het
Vaderland, kan het land duur komen te
staan. Bij dezen zoo aleremeenen twijfel, had
onthouding gepast. Vooral, daar nu de
heer Noyon benoemd wordt in het college.
dat geroepen zal worden, de noodzakelijk
heid der revisie te beoprdeelen. Hij kan
aan de behandeling dier zaak niet deel
nemen, maar hoe natuurlijk, dat een deel
van het publiek aan invloed door hem op
zijn collega's te oeienen gelooft. In tweeër
lei opzicht is dus deze benoeming een fout,
geheel onnoodig begaan, daar des heeren
Noyon's carrière, gelijk de meeste wereldsche
zaken, er een is van zeer betrekkelijk gewicht.
Bedenkt men, dat de gebr. Hogerhuis nu
reeds drie jaar op revisie wachten, dan
valt het moeilijk genoegen te nemen met
den overgrooten spoed tot het voltooien van
Noyon's carrière, door den Minister be
toond en door het Vaderland verdedigd.
w alle HÉrlanfe
Niet tevergeefs is dan in dit blad de
aandacht gevestigd op de noodzakelijkheid
om ook revisie mogelijk te maken voor
strafvonnissen door den militairen rechter
gevuld. Aanvankelijk door de dagbladen
met wat schroom bekeken vermoedelijk
omdat men zoo maar niet kon aannemen,
dat het revisie- voorstel niet voor militairen
kon gelden, immers de ontwerpers ver
klaarden, dat nu voortaan alle vonnissen
in Nederland gewezen, konden gerevideerd
worden daarna door n lid bij het
sectieonderzoek in de Tweede Kamer ter
spake gebracht, en vervolgens door enkele
bladen als een vlekje betiteld, blijkt nu
dat in de sectiën der Eerste Kamer met
nadruk is gewezen op de leemten, welke
aan het revisievoorstel kleven.
Dat sommigen »het voordeel van het
aiduei van rt-vicit ioujéii missen was geheel
iiiiiiiiiiiiiiiititiiiiiiiHiiiiiiiiiMiiiiitniiiiiiMiiiiiiiiiiiiniittiiiiiiiiiiii»
Be FOM van een loon
(Naar 't Engelsch.)
Stilte heeren asjeblieft! Monsieur Marco ver
zoekt mij u mede te deeleu, dat hij met den
besten wil ter wereld geen speech kan afsteken,
en u voor te stellen in plaa's hiervan een vau
zijn avonturen te vertellen.
Behoef ik nog te zeggen, dat wij het, voorstel
gretig aannamen? De kleine, grijs-'iarige
Eransc!:nian, de heldere zwarte oogeu op u punt op den
muur gevestigd, stond langzaam op eu wachtte
tot liet applaus wat bedaard was.
,/Wat ik ga vertellen is waiir, zeide hij, eu't
staat mij alles nog zóó helder voor den geest, dat
't mij toeschijnt slechts eeu week geleden te zijn.
Als ik de oogen even sluit, zie ik weer het waas
van gezichten, de gekleurde lantaarns rood en
groen, schijnende op het water, vijftig voet bene
den mij, hoor ik weer de muziek ophouden eu
maar ik begin bij bet einde. Vijftien jaar ge
leden, heen n, is 't, dat ik op zekeren av-ond
mijn tent uittrad aau de tegenovergestelde zijde
der rivier. Er was een groot feest te Montreal,
maar waarom of waarvoor ben ik vergeten. Ik
herinner mij slechts Montteal en de rivier. Nu
is 't nooit goed voor iemand, wiens beroep
meebrengt, dat zïjn leven steeds aan een zijden
draad hangt, altijd 't beeld vau een vrouw
vóór zich te zien, maar in die dagen had ik
geen last van zenuwen en daarom hinderde 't
mij niet, kleine Lola Lloyd altijd iu mijn ge
dachten te hebben. Lola was slechts een kind
toen haar moeder, de beste danseres van ons
gezelschap, stieif. Lola! o, hoe goed kan ik.
mij haar nog herinneren, hoe ze in haar handen
placht te klappen en me aanmoedigde als ik op
mijn koord in 't circus stapte; en hoe haar
oogen vochtig werden toen ik haar op zekeren
dag vertelde, dat ik mij geëngageerd had bij
een gezelschap, dat een reis om de wereld zon
maken. Of ik op je wachten, wil, Marco ?"
fluisterde zij; ja, ik zal op je wachten als
je niet télang wegblijft!" Ik liet haar achter
op de dansschool en twee jaar later had ik mij
een naam en geld verworven; ik haastte mij
in New-York terug te komen om haar aan haar
belofte te houden. De eerste slaf, die mij trof
was, dat ik Lola terugvond, niet langer in het
circus, maar als een dier sterren der wereldstad,
en dat »ij, als zij trouwen wilde, maar te kiezen had.
En 't tweede dat me pjjn deed, was dat Lola
onaannemelijk", zoo lezen wij in het
voorloopig verslag.
Blijkbaar evenwel zijn uit dat voorloopig
verslag enkele woorden weggevallen. Eene
aandachtige lezing doet zulks vermoeden.
In het verslag toch wordt gezegd:
»De leden, die wegens belangrijke daarin
voorkomende leemten tegen het voorstel
bezwaar hadden, wezen in de eerste plaats
op de omstandigheid, dat verzuimd was te
letten op het Jorum privilegiatum bij art.
104 van de grondwet toegekend aan de leden
der S laten-Generaal en de daar verder
genoemde hooge Staats-Ambtenaren, die
wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen
gepleegd, ook na hunne aftreding terecht
staan voor den Hoogen Raad, ten vervolge
hetzij van wege de Koningin, hetzij van
wege de Tweede Kamer".
Hoogstwaarschijnlijk had hier moeten vol
gen, dat het aantal van die hooge misda
digers tot op den huidigen dag nog al
gering is geweest, terwijl daarentegen het
aantal gevonnisde militairen inén jaar een
700 bedraagt, een reden te meer dus om die
Nederlanders welke in plaats van het forum
privilegiatum de heerlijkheden eener militaire
rechtspraak genieten, ook niet van het
revisierecht uu te sluiten, 't Is trouwens
onaannemelijk, dat leden der Eerste Kamer,
die tegen het wetsvoorstel bezwaar hadden,
wijl zij en eenige andere hooggeplaatsten
er, in het zoo zeldzame geval, dat of de
Koningin of de Tweede Kamer hen straf
rechterlijk lieten vervolgen, niet van konden
fenieten, geen bezwaar zouden maken uit
oofde van de uitsluiting den door militaire
rechters veroordeelden.
En te onaannemelijker wordt dit, nu ook
in de Eerste Kamer »naar aanleiding van
dit ontwerp nog werd opgemerkt, dat spoe
dige herziening van de militaire straf
procedure zich nog te moer aanbeveelt."
Niet gaarne zoude ik, al ware het ook
maar den schijn op mij laden, van niet
met vreugde het revisie-voorstel gevoteerd
te zien, doch ik wijs bij voorbaat op de
consequentie, die uit de aanneming volgt.
Eenmaal de mogelijkheid eener rechterlijke
dwaling ook in Nederland erkennende,
gaat het niet aan met twee maten te meten
en de revisie van militaire vonnissen eerst
dan te decreteeren, als de militaire straf
wetgeving in haar geheel wordt herzien.
De ontwerpers van het revisie-voorstel
hebben vrij wel ontkend, dat de zaak der
Hoogerhuizen van invloed zoude zijn ge
weest op hun voorstel, terwijl op nieuw in
de Eerste Kamer is gewezen op de nadeeleu
van een gelegenheidswetje.
Doch als nu te avond of morgen eens
een militair-rechterlijke dwaling aan den
dag mocht komen ; wat dan '? Is dan een
gelegenheidswetje te ontgaan. Met
gratieering maakt men toch geen vonnis goed!
Doch hoe dit zij, alle Nederlanders
hebben recht op dezelfde rechtszekerheid,
en dit is tot dusverre met de militairen
niet het geval.
A. N. J. FABIUS.
Aanvulling.
In het No. 113S van Zondag 1G April j.l.
van dit blad bespraken wij het werkje van
den heer Evers: de Nederlandsche Marine.
Onder meer gaven wij in dat artikel een
overzicht van de bewapening van de nieuw
ste Amerikaansche slagschepen: Maine,
Missouri en Oltio; de gegevens daarvoor
ontleenden wij aan een bekend
Marinetijdschrift: Marine Rund schau. Inliet zeer
onlangs verschenen werk: T. A. Brassey,
the Naval Annual 18'J'J, komt echter eene
andere opgave voor, die misschien juister
is, waarom wij ons haasten deze bekend
Volgens dat bekende Engelsche werk
dan, zal de bewapening van de Maine,
de Missouri en de Ohio bestaan uit:
4 kanonnen van 30 cM.
1G » » 15 » snelvuur,
20 » » 5.7 » »
G » » 3.7 » »
4 Gatling kanonnen, en
l stuk licht veldgeschut.
Ook in dat geval blijft de conclusie, die
wij trokken, nog juist en is de verhouding
van het snelvuurgeschut van middelbaar
kaliber tot het geschut van zwaar kaliber
op de nieuwe Amerikaansche slagschepen
gunstiger dan op de nu in aanbouw zijnde
Nederlandsche pantserschepen.
Brassey's Naval Annual is een werk
dat op maritiem gebied op hooge waarde
wordt geschat; het is dit jaar zeer be
langrijk, omdat er de belangrijke gebeur
tenissen in zake de marine gedurende het
jaar 1898 in worden behandeld.
Wij kunnen er niet aan denken reeds
nu enkele artikelen uit dit jaarvverk te
behandelen; maar wij willen toch niet
nalaten een paar punten aan te stippen.
Zooals men zich zal herinneren, wordt
door velen en ook door ons de aanwezig
heid van torpedo's aan boord van de
slagschepen afgekeurd.
Aangenaam is het nu, dat de Ameri
kaansche zeeofficier W. H. Bechler, die
in het Annual de rubriek: the United
States Navy, heeft bewerkt, deze meening
deelt; hij zegt o. a. (bladz. 112): »The
writer is of opinion that battleships should
not carry any torpedoes, and that they
could be advaatageously dispensed witii
to allow for more coal or an iucrease in
gun fire. Torpedo vessels should be the
only ones to carry torpedoes. In the war
with Spain torpedoes were much more
dangerous to those who attempted to use
them than to their enemy."
Eene andere opmerking betreft de on
voldoende bescherming van de bedienings
manschappen van het snelvuurgeschut van
middelbaar kaliber aan boord van de
pantserschepen type Koningin-Regentes.
Blijkens het verhandelde in de Tweede
Kamer (Handelingen bladz. 581) kan bij
behoud van de 2 kanonnen van 24 cM.
in hun pantser-torens, niet aan betere
bescherming gedacht worden. In verband
daarmede is van belang hetgeen Colonel
Sir George Clarke in het door hem be
handelde artikel »Naval Asriccla of tlia
Spanish-American war" opneemt onder de:
Lessons of the action ort'Santiago, n.l. :
Light armour protectiori proved a source
of' danger, causing two shells on board
the Oque/ido and Maria Tercsa to be
c-xceedingly destructive.
G.
Het Frairte Ministerie en Mire".
Het aftreden van den heer de Freycinec
kan veilig als een teeken warden aange
nomen, dat de kansen der revisie zeer
gunstig staan.
Het zou eene groote dwaasheid zijn te
onderstellen, dat een oud en ervaren
politicus als de heer de Freycinet, die
sedert 1877 twaalf maal minister is geweest,
in eene rumoerige Karnerzitting een vol
doende reden zou hebben gevonden om
heen te gaan. De heer <le Freycinet heeft
v'-le; innjpn sa.» hee! H'Ht er<rer sronuen
IIIIIIMIIIIllllllllllflIlfMMflIKIIIttdHfttllutlllll
iiiiiui j BMUtimimmiiiNiiiiiiimitiitiii
iiMiitiiiiitimiiiti
zelf veranderd was: een prachtige statige ge
stalte, die beefde van angst als ik mijn koord
deed trillen eu schudden eu mij to<fluisterde,
dat ik dit leven moest vaarwel zeggen, dit leven
dat voor mij geworden wa?, wat opium voor
den opium-bchuiver is. Zij achten zich niet te
herinneren wat ze bij ons scheiden beloofd had
en toet scheen ze te aarzelen mij te zeggen,
dat ik slechts een droombeeld bad nagejaagd.
Er moest, iemand tusscheu ons gekomen zij u.
, hoe haatte ik dien onbekende. Ik zocht eu
zocht, maar kou niet gewaar worden wie 't was
die mij mijn geluk ontroofd had. Doch op
zekeren avond, toen ik een voorstelling gaf
in een oKew-Yorksch tluatcr eu juist mijn
stoeltje O]) 't midden van het draad ge
plaatst had, zag ik toevallig neer naar de
loge waar Lola eu har;: tante /.aten. Een man
bukte zieh over t:aar en fluisterde haar toe op
een min of meer verliefde manier. Een oogeuhlik
dansten de lichten voor mijn oogeu en in'jn
tred op 't koord werd onzeker. U, een wereld
van smart eu haat vervulde mijn hart en mijn
eerste impulsie was op ben me r te springen en
bem bij de keel te grijpen. En zij scheen te
begrijpen, dat nu de crisis gekomen was. Toen
de voorstelling afgcloopen was wandelden wij
samfii naar hu s. Zij neuriede zacht in zichzelf
eu ik liep somber voor mij heen te staren.
Toch wilde ik zijn naam niet vragen eu wij
scheidden dien avond zonder elkaar //goeden
nacht" te wenschen ik en de vrouw, die ik
lief had, zooals men slechts ns liefheeft.
Dagen lang loerde ik rond; ik en de half-idiote
knecht, die altijd bij mij was en dien ik gebruikte
om over het koord te dragen op mijn rug, omdat
hij geen begrip van vrees had. En te samen
ontdekten wij wie hij was. Het was de dansmees
ter vaii haar vroegere school, een knappe vent
met mooie witte tanden en den innemenden glim
lach, die de vrouwen altijd schijnt te bekoren.
Van haar kant was 't misschien niet meer dan
een voorbijgaande bekoring, maar hij volgde
haar overal, als haar schaduw en dikwijls als ik
haar wilde vragen zich zelve getrouw te blijven
en tusschen ons te kiezen, werd ik zoo jalotrsch,
dat ik geen woord kon zeggen, m de waar
heid te zeggen geloof ik, dat er strijd woedde
in haar eigen hart van 't begin tot 't einde!
Week op week verliep en gten van beiden
kouden wij zeggen, dat we iets nader tot elkaar
gekomen waren. Het was een stilzwijgende,
maar wanhopige strijd tusschen ons geworden.
Laat, op zekeren avond bezocht ik Lola. Ik
had nieuws : dien dag was mij een schitterend
aanbod gedaan door een reizend circusdirec
teur, om dertig voorstellingen op 't draad te
geven, dwars over de rivier te Moutreal. Ik
wilde mijn lot eeist leeren kennen vdór ik
New-York ging verlaten. En 't eerste wat ik
hoorde was, dat Lola ecu aanbod had van
den directeur van 't zelfde ge/tlsclap om te
dansen en ze hal a -ingenomen ! De fortuin
scheen mij dus zeer gui:hliir. A s ze maar eenmaal
zoo ver van New-Y»rk verwij.Jerd was dau zou
die man spoedig vergeten zijn en kouden de goede
oude dagen nog terugkom1')!. Ik stond haastig
op, met 't doei, dadelijk 't contract met den
directeur te sluiten. En juist toen ik de deur
achter mij sloot zag ik dien man opkijken naar
de verliclite vensters boven, iii ecu vïaag van
woede vloog ik dwars de straat over op hem
toe. Neem u in acht, mijnheer Blancha*. d!
zoo Leetie hij Die dame zul spoedig mijn
vrouw zijn! Hij lachte. //Dat U IK p.laid vreemd,"
hoonde hij: want ik huop dat zij spoedig de
mijne zal zijn." ik staarde iitm in 't gelaat met
cm moorddadiger iiiik, en was op 't. punt. hem
bij de keel te vallen toen ik ecu gesmoorden
kreet achter mij hooide. Ik keek om en zag
Lola, bleek feu bevend. Op dit uogenblik nog
zal ze beslissen," zei ik:?//Lola, jaren geleden
deed j:: mij een belofte, zeg dezen man dat je
die wet vergeten hebt eu laat, hem gaan!"
'Lu stond daar doodsbleek,naar mij starend.
Plotseüi.g barstte zij in tranen los cu snelde 't huis
in. //Ge ziel," zei hij, //dat, Wij beiden 't uit
motten maken wie haar hebbin zal." »Ja."
antwoordde ik eu kou een glimlach nauwelijks
onderdrukken als ik er aan dacht dat hij binnen
een paar dagen achter zou blijven. »Nu zulleu
wij niet vechten, mijnheer Biauehard, maar onze
tijd zal spoedig komen."
Het was de voor-laatste dag dat de voor
stellingen te Moutreal zouden eindigen. Ik. voelde
mij door eu door gelukkig. Aan de andere /ijdc
der rivier, in het groote paviljoen, had Lola
juist gedanst, en de menigte die haar
toegejuichd had, stroomde iiu naar buiten en
deed 't mij, Mareo. 't Was n groote opeen
volging van succes geweest; eu Lola was
iederen dag vriendelijker en teiderder tegen mij
geworden. Moedig had ik al dien tijd gewacht
eu ik geloofde dat ik nu slechts mijn vraag
van vroeger te herhalen had om haar jawoord
te krijgen. Die arme Blauciiard, ik voelde toch
tot op zekere hoogte, medelijden met hem.
//Vooruit, JimiTiy, riep ik van boven af. Ik was
reeds nmaal overgestoken en stond nu op
mijn gemak op de menigte neer te zierj, die
ademloos wachtte om mij nogmaals het koord
te zien overloopen, maar nu met den man op
mija rug, daar dit altijd 't nummer was, dat
heu 't uuest interesseerde. //Vooruit, maak wat
voort." Al klaar, monsieur, ik kom al." Een
minuut later holde hij de treden der ladder op,
klom op het bankje dat op mijn rug was be
vestigd en stak zijn beenen door de lussen.
aan, kalm aan man!" Hij had mij bijna
het hoofd geboden dan op 6 Mei uit den
hoek der linkerzijde woei. Het is duide
lijk, dat hij slechts een voorwendsel heeft
gezocht ooi zich te onttrekken aan een
last, die hem te zwaar begon te worden.
Hoeveel sclioons ook de heer Dupuy
bij iedere gelegenheid den volke moge
verkondigen over de roerende eensgezind
heid van het ministerie, waarvan hij de
voorzitter is, iedereen weet, dat die eens
gezindheid zeer ver te zoeken is. En de
heer de Freycinet beter dan iemand anders.
Toen deze in het ministerie Dupuy de
portefeuille van oorlog aannam en daar
mede de zeer ondankbare taak aanvaardde
der liquidatie van den desolaten boedel
van een Cavaignac, een Billot, een
Zurlinden en een Chanoine, heeft hij onge
twijfeld gerekend op het prestige, dat hij
door zijne eigenaardige positie meende te
bezitten. Was hij niet de eenige burger,
wiens bevoegdheid en gezag om als minister
van oorlog op te treden door niemand,
zelfs niet door het leger, kon worden
betwist? En mocht hij er daarom geen
aanspraak op maken, met de noodige
f yards te worden behandeld, allereerst
door zijn collega's, voor wie hij een onmis
bare steun was?
In deze berekening heeft de listige oude
»witte muis'' zich jammerlijk vergist. Zijn
wetsontwerp betreffende het koloniale leger
werd, nog voor het werd ingediend, heftig
bestreden door den minister van marine
Lockroy, die met goedvinden van Dupuy
zelfs een tegenontwerp opstelde. En zijn
collega voor buiteniandsche zaken, de
heer Delcas?é, ontzag zich niet om door
den heer Paléologue een getuigenis in de
zaak-Panizzardi te laten afleggen, waar
door op de knoeierijen in het ministerie
van oorlog een alleronaangenaamst licht
werd geworpen.
Maar bovenal l'affaire. De heer de
Freycinet is anti-revisionist; hij behoorde
tot den kleinen kring van intieme vrienden,
dien president Faure op het Elyeée om
zich vergaderde, en waar men de middelen
beraamde om het dreigend onheil af te
wenden. Hij is steeds in die richting
werkzaam geweest, hetgeen niet belet
heeft, dat men de publicatie in den Figaro
heeft toegeschreven aan de welwillende
tusschenkomst van freule de Freycinet,
's ministers eigen dochter! Na die publicatie
moet het den heer de Freycinet duidelijk
zijn geworden, dat de zaak van den
generalen staf reddeloos verloren was. Een
oogenblik schijnt hij nog gedacht te hebben
dat het hem mogelijk zou zijn, althars
de hoogstgeplaatsten onder de schuldigen
door het gezag van zijn naam te dekken,
maar ook die zwakke hoop is hem ontno
men. Geen wonder, dat hij nu heengaat.
Zijn opvolger, de heer Krantz, is
oudkweekeling van de Polytechnische school en
oud-artillerie officier. Deze heer heelt als
minister van openbare werken sedert vijf
maanden zitting in het Kabinet?Dupuy
en heeft dus medegewerkt aan de beruchte
wet, door welke de zaak?Dreyfus aan
de strafkamer van het Hof van Cassatie
is onttrokken (een maatregel, die naar men
beweert uit het vruchtbaar 'brein van den
heer De Freycinet is ontsproten), en toch
beweert hij, van de Dreyfus-zaak niets te
weten! De nieuwe minister van oorlog
wil waarschijnlijk door deze
allerzonderlingste verklaring, aan welke natuurlijk
geen schepsel geloof slaat, te kennen
geven, dat hij zich ten opzichte van
Y/affr/n'f door «flpn enkel
?UttlUMnilllllMIIIIIMIIIIIIIItltlllllMIII
iiiitmiiiMitnmimiiiitin
voorover doen tuimelen. Klaar ? Daar gaan we !"
E-JII electrische booglamp verlichtte beide einden
van het draad en er waren gekleurde lampen
overal in 't rond. Ik placht altijd een imimut
HU te houden, met n voet op 't koord, voor
't dramatisch tffcof, ! welk een minuut!
AppUus cu gebrul uit duizenden kelen ulsof
de wereld vergii.g. Vervolgens wuifde ik met
mijn grooten zakdoek eu met hun nationale
viag. Dit was 't signaal voor het orkest op den
tegeiioeenrestelden oever. De muziek begon te
spelen, ik plaatste mijzelf in evenwicht en daar
gingen we, met ecu goede tweehonderd vijftig
nieter draad nog vóór ons. Dikwijls heb ik
naderhand in mijn droom gehuiverd op dit
gezicht. Er was gten net, en de rivier stroomde
minstens vijftig vott onder mij. Maar iu dit
oogeul.lik kende ik absoluut, gten vrti s, slechts
(eu gevoel vau onderdrukte bedwelming, die
geboren werd uit 't weten, dat, hoewel het tot
op zekere hoogte iets grootse!) was dit
waagM.ük icdrreu iivoi.d weder te doen, ik het even
gemakkelijk kon volbrengen, als een gewoon
mehïch ecu zekeren, afstand kan fcfiYggeu op
vasten grond. Vu: waren uu halfweg en de
luassa gezichten die tot ons opzagen, beneden,
lei k reeds dicht bij te zijn. Recht onder me
kou ik de ijsschotsen zien drijven, eu hier eu
daar lagen bakei.s eveneens verliciit door
geklturde lantaarns. Ik bad even opgehouden
eensdeels omdat Jjnmiy's armen, mijn hals kramp
achtig omklemmend, me bijna diden stikken. Hij
scheen vau 't btgm af aan zich niet erg opzijn
gemak gevoeld t o litöben boven 't, breede water.
Nu weer behoedzaam verder! Nog slechts een
honderd meter tu dan was het andere einde
bereikt en duizenden kelen zouden mij weder
tor-juichen.
Als ik op dit punt gekomen was, ging ik
doorgaans in een drafje over en de muziek
placht op te houden met spelen. Bijna op 't zelfde
oogenblik boog Jimmy 't hoofd en ik hoorde
ecu schor gefluister aan mijn oor. //Houd op!"
hoorde ik, //houd stil ... Nu is het, tijd om onzen
twist uit te vechten, monsieur Marco!" Ik her
inner mij, dat ik plotseling st l stond, maar nooit
zal ik weten, waarom ik op dat, oogenblik niet
wankelde en neerviel. Jimmy !. .. Het was
Jimmy niet dien ik droeg: de man op mijn rug
was Blanchard! O ik kon 't wel uitge
schreeuwd iiebben; ik geloof dat de schrik van
dat ne oogenblik mijn zelf-beheersching voor
altijd geknakt heeft want nooit daarna heb
ik meer over 't staaldraad durven loopen zonder
een vangnet onder me te weten. O die gewaar
wording: Mijn doodsvijand, die mij omknelde
met 't doel om mij met zich mee te sleuren in
de grondelooze diepte der rivier onder ons!
Met veel moeite hield ik mijn evenwicht. , Ver
roer je in Godsnaam niet," zei ik, irwant dan zijn
acht, en dus precies de man is om uit
voering te geven aan al die besluiten en
maatregelen, \\elke de uitspraak van het
Hof van Cassatie zal noodig maken.
Een nieuw bewijs, hoezeer de heer
Dupuy overtuigd is van de volstrekte on
vermijdelijkheid der revisie, ligt in de be
noeming van den opvolger van den heer
Krantz als minister van openbare werken.
De heer Monestier is niet slechts een
bekend revisionist, maar hij heeft ook als
lid van den Senaat gesproken en gestemd
tegen het bovenbedoelde
onbevoegdheidswetje, waarmede de heeren Dupuy ea de
Freycinet zich uit de ruoeielijkheid tracht
ten te redden. Als opportunist heeft de
heer Dupuy inderdaad zijns gelijke niet.
Hij moge in allerlei opzichten een
Auvergnaat gebleven zijn, de traditioneele
koppigheid van den Auvergnaat heeft hij
al lang prijs gegeven.
Intusschen gaat de Figaro
ombarmhartig voort met zijn onthullingen. Allereerst
geeft het blad de tot dusver nog niet ge
publiceerde stukken van de enquête; dan
zullen volgen al de stukken uit het ge
heime dossier van het ministerie van oorlog
en het ministerie van buiteniandsche zaken,
die openbaar gemaakt kunnen worden
«zonder de belangen der nationale verde
diging gevaar te doen loopen"; verder
komen nog documenten die niet tot het
dossier der Strafkamer behooren, omdat
zij bij de latere instructie verkregen zijn
(bijv. de getuigenverklaringen vau de heeren
Lépine, Freystütter, Bertulus enz.), of
die begrepen waren in vroegere inatructiën
door majoor d'Ormeschéville, kapitein
Tavernier en generaal De Pellieux geleid.
Van dat alles wil het blad een duidelijk
en beredeneerd overzicht geven, zoodat de
lezers van den Figaro met volledige
ken40 cents per regil.
HiimiliiiiMtttiiiiiiiiiiiliiMiMiiliiiiiiiiiMfiiiMiiiiliiiiiiiiiiiiiimiim
TRADE
MARK.
MARTERS COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bjj alle soliede
Wijnliandelaars en bij de representanten
KOOPMANS «fc BKUIJOEK,
te Amsterdam.
lloofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
K. F. DEUSCHLE-BENGEH,
Amsterdam, Eaherstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
wij beiden reddeloos verloren. Blanchard, je . . ."
Ik ben niet bang," sprak hij hc'e.-ch ; als wij
vallen, dan vallen wij samen. En 't is mij e rust,
want anders zou ik je knecht geen twintig dol
lars gegeven hebben om mij zijn plaats te laten
innemen ditmaal. Je dacht dat je mij van de
baan geschoven had, dacht dat ik je niet weer
kon vinden. Ik heb haar vandaag gesproken en
ze wilde zelfs niet meer tegen mij spreken.
Hoor me aaa : daïir is dp oever en 'l leven
en nooit zal je hem bereiken tenzij je mij belooft
haar op te gevtn. Gtef haar op of \ve gaan beiden
naar beneden. Xiets anders kan je redden!...
liet is noodfloos Ie zeggen dat. ieder woord
z:ch in mijn herbenen brandde, lilanciiard moest
krankzinnig zijn. Eén oogenbük, terwijl we heen
en weer slingerden niet 't draad, dacht, ik er aan
om hulp te roepen en 't er op te wagin. Ik
kon zwemmen maar \k zou immers toch te
pletter zijn gevallen op de harde ijsmassa's die.
daar onder ons dreven. Alles schitterde en
warrelde voor mijn ooger». Eu toen kwam opeens
de reactie en ik va'te weer moed. Het was
veiliger, dacht ik, alles te beloven. Ik kan niet
anders, zti ik en daarom: neem haar. Ik zal
je niet langer iu den weg staan eu vanavond
nog zal ik den teiugtocht naar l'raukrijk onder
nemen!"
Ailes gebeurde iu een paar minuten, maar 't
leek uiij een eeuwigheid toe. Ik wachtte niet
op zijn antwoord, ma-ir begon weder te loopen,
mijn hart in de keel bonzend, eu 't klamme
angstzweet op 't voorhoofd. Xog vijftig meter.
Het draad kon ik niet meer zien instinct alleeu
deed mij mijne schreden juist zette». Ik begon al
harder en harder te loopen tot Blauciiard op
eens een geweldigen ruk aan mijne schouders
gaf. //Ah, ik zie waar je heen wilt," schreeuwde
hij ! Een, twee, drie .. ." Alles was voorbij.
Duisternis scheen alles te overdekken. Ik ge
loof dat ik gilde terwijl ik die laatste paar
meters hijgend voortwandelde ; en toen stortte
ik voorover. Mijn handen raakten het draad
aan en een ondeelbaar oogenblik bleef ik hangen,
nog even beseffend dat .Blanchard mij was voor
gegaan, en toen vallen, altijd sneller ...
Toen ik bijkwam, lag ik op een bed!
God dank !" hoorde ik iemand snikkend zeggen.
Toen viel ik weer in zwijm.
Dagen daarna hoorde ik eerst, dat ik nog juist
in tjjds door eea boot was opgevischt en dat
Blanchard's lichaam eerst uren daarna gevonden
was. En zelfs nu weet Montreal nog niet de
volle waarheid omtrent het treurspel dat dien
avond werd afgespeeld.
Lola is nu, zooals ge weet, mijn vrouw, maar
over dien tijd te Montreal, hebben noch zij,
noch ik ooit weer gesproken!