De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 14 mei pagina 7

14 mei 1899 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1142 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?wereld kon doen gapen van politieke verrakTakking. Jawel: de vrrrryheid van godsdienst! Zonder de economische vryheid wel te verstaan, wat menigeen dwingt tot behoud van zijn be trekking of clientèle tóch naar de kerk te gaan. Hy' bespreekt Kiesrecht en onderwijs en ver klaart zich daarin vóór leerplicht mits ge paard met voeding en kleeding der kinderen van behoeftige ouders. Dat klinkt beter voor onzen tyd. Dr. R. C. Boer zoekt in een studie van Het Lied van Geraert van Velsen ver band tusschen deze volkszang en een Deensche sage van Marsk Stig. Charlotte van Herwerden debuteert met wat Verzen, gelukkig niet van dat zwakkelingen-, dat water- en melk-werk, waar zooeelen te vroeg mee beginnen. De rhytme is werkelijk verdienstelijk als directe reflex van haar gevoel, en zich wyzigend al naar de gemoedsbeweging het eischt, niet streng gekristalliseerd als in het sonnet. In de Letterkundige Kroniek wordt Les Ames perdues van J. N. Rosny geprezen als een verbinding van kunst en moraal, en in het Muzikaal Ooerzicht Wagners Meistersinger door H. Viotta. * « * Nederland. "Wie ditmaal van Nederland alleen het proza leest, eindigt met een gevoel, of hij uit een ziekenhuis komt. Gelukkig maakt het werk van Henry Borel daar eene uitzondering op. 't Is een beschrijving van de Kroningsfeeeten ?op Java gevierd met gamelan-spel en dansen van ronggengs. Borel heeft gepoogd in woorden een begrip te geven van dit soort muziek. Wie au nooit in Indiëdergelyke kunst heeft genoten, kan moeielijk door het woord zich daar een begrip van vormen, maar toch wist hij door de kracht van klanken en beelden er den Hollandscben leier een begrip van te .gev«n en muziekgenot goed in woorden te vertalen men vindt er o. m. een meet-terlijken model van in Gorters Mei behoort tot het moeielykste wat een literator doen kan. Leente eond twee schetsen in: De Drie en Begrafenis, zwak van styl maar erg treurig van inhoud, ?ook Fiore della Neve schreef de geschie denis van een zieke weesjongen, die trouwen moet met een dame nit de hoogere standen. Er schemert door, dat zeeën «ongelukje" heeft gehad met een officier, die veel op den wees jongen lykt. Tot bedrog van de wereld huwt ze den jongen, die toch spoedig sterft, om latei in haar stand te hertrouwen. Op een enkele plaats vergat de auteur, dat hier een vrouw uit het volk de historie vertelt en wordt het verhaal te veel beschrijving, niet door die vrouw, maar door hem zelf. Er staat: Wat zag hy er nu, in het witte morgenlicht, akelig uit. Zoo iemand zegt dan: 't Was verschrikkelijk zooals by er uitzag, toen het morgen begon te icorden. Jan ten Brink prijst een nieuwe roman aan van Anatole France: l'Atineau d'Améthyste, waarin de Dreyfus-zaak besproken wordt. Ook van andere zyde vernam ik, dat het een goed boek moet wezen. Marius verzon de vry onzinnige geschiedenis: Een Einde, de ontmoeting van twee menschen, die een vrij triestig leven hebben, maar nou nog niet zóó om zich pardoes van kant te maken, een onderwyzer en een huishoudster, die elkaar op reis ontmoeten, verliefd worden, samen gaan leven en zich dan maar in de gauwigheid vergifti gen. Dat loopt allicht minder tragisch af. Hier en daar gebruikt hij in-versleten wendingen en ten slotte zingt een vogel, die goed katholiek schy'nt van geloof, op hun graf kerklatijn. Zeer aandoenlijk. Branding van Jan te Kiefte, vry' sterk. Jug heeft in Maartse Sneeuw meer ?willen zeggen dan hy kon. Het gedicht was misschien sprekender geweest, als hy het langer had ingehouden. Bede van Jeanne Reyneke Van Stuwe, leelyk van rum, als lyriek Tïi«t slecht, ook haar Geluk kan er mee door, maar beide lyken zoo op vele sonnetten van andere dichters. Daarom voldoen ze niet bijzonder. J. K. REXSBURU. Uit Sardou's jonge jaren. Adolphe Brisson, de chroniqueur van den Temps, doet in zyn blad eenige interessante mededeelingen uit de jeugd van Victoria Sardou, hem door den schry'ver zelf verhaald, waar aan wij het volgende ontleenen: »In 1848 woonde ik op den *Qaai Napoléon" te Parijs. Eiken morgen ging ik na.ir een kraampje om een paar gekookte aardappelen te koopen, die mijn middagmaal uitmaakten, en terwijl ik die opat keek ik naar de visschers, die bezig waren in de rivier te.hengelen. Ik nam my' voor, mij ook op dat beroep toe te leggen, maar ten slotte gaf ik er toch de voor keur aan, een andere kunst te cultiveeren, en besloot ik, het theater tot terrein mijner werk zaamheden te kiezen. Ik begon dadelijk flink te werken, Op mijn tafel tusschen een bord met aardappelen on een bloempot met violieren in, schreef ik melodrama's, blij- en treurspelen door elkaar, zooals bijv.: Les amis imaginaire», een tooneelspel in twee bedrijven in het genre van Picard; La lle.ine U/fra, een waar lijk Shakespeariaansch stuk, waarin de vor sten in Alexandrynen en de lieden uit het volk in acbtvoetige verzen spraken. Doch om mij de onmisbare fatsoenlijke kieeren te verschaffen, waarin ik my' zou moeten voorstellen aan den directeur van het Odeontheater, die mij natuur lijk binnen korter of langer tijd bij zich zou ont bieden, daarvan was ik vast overtuigd nam ik alle mogelijke baantjes op mij. Ik leverde copiëerwerk. ik speelde voor bediende in een boekhandel en gaf zelfs taallessen. Ik onderwees alles wat ik had geleerd, en desnoods ook dat gene, wat ik niet had geleerd. Eens op een keer werd mij voorgesteld, de opvoeding van een joi:gen Turk op mij te nemen, drie uur per week S, vijf francs per uur. Dat was een ongehoord buitenkansje. De jonge man heette Skander-Bey en is mij van al mijn leerlin gen het liefst geweest. Eigenlijk was hij slechts half een Turk. Zijn vader, een voormalig officier van het Keizerrijk, overste Selve, wes naar Egypte gegaan, om de kavalerie van Ibrahim te organiseeren, en was op diens raad tot den Islam overgegaan. Toen Skander-Bey later door zijn vader, die als mohamedaan den naam van Soliman had gekregen, naar Egypte werd teruggeroepen, viel de scheiding ons beiden even zwaar, en zwoeren wij elkaar onder tranen eeuwige vriendschap. Twintig jaar daarna, toen dmond About en Najac zich ter gelegen heid van de opening van het Suez-kanaal naar daïro begaven, verzocht ik hun, myn groeten te gaan overbrengen aan Skander-Bey, die hen zeker met vorstelyke gastvrijheid zou ontvangen. Bij hun terugkomst vroeg ik natuurlyk dadelijk naar den afloop van hun bezoek aan my'n voormaligen leerling, waarop About my' antwoordde: »Nu, op dien ex-leerling mag je wel trotsch De nieuwe Fransche Minister van Oorlog. Minister KKAXTZ : »Wat een benauwde lucht! De ramen open!" zijn, dat is. me een ruwe klant, hoor! Hij gooide ons, zoodra wij ons vertoonden, de deur uit, terwijl hy schreenwde, dat hij niets met Christenhonden wilde te doen hebben. Wij mochten van geluk spreken, dat hij ons geen bastonnade liet toedienen" Skander Bey had de liberale principes, die ik hem meende te hebben bijgebracht, totaal vergeten. Hij was nog meer Muzelman geworden dan zy'n vader, «n van zijn Pary'sche opvoeding was geen spoor meer overgebleven." HlinHIIIIIIIIIItllllMllllillllllHIIIIIIIIIIIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII MllllllllltlllllllltllltllPlIIIIIIIIIIIIIUMIIIIIIIIIHinillllll Mijnheer de Redacteur! Evenals eenigen tijd geleden, ontving ik weder een nieuw uitgekomen nummer van uw Weekblad, mij opzettelijk door u toegezonden, ofschoon ik gewoonlijk toch uw weekblad niet ongelezen laat. Heb ik mij vergist, toen ik bij de ontvangst vermoedde, dat er wel iets in zou staan, waarop door u verwacht kon worden, dat ik zou reageeren ? Zoo ja, werp dan mijn geschrijf ia de prulieumaud ; zoo neen, deel het dan ook uwen lezers mee, want juist in het mij door u gezonden nummer staat heel wat, dat ik met groote belangstelling las, en waarmee ik stilzwijgend instemde of waarop ik ouder liet lezen mijne kantteekefling maakte. Maar juist ook omdat er zooveel voor mij belangrijks in staatj ben ik iu Let onzekere, wat nu wel het stuk is, waaraan ik uwe toezending dauk. Jammer zou ik het vinden, als mijn ambt u in deu waan gebraciit had, dat het stukje over de spelling" mij bijzonder belang zou iuboezenieti. 't Is waar, miju ambt brengt mee, eenige aandacht aan spelliugsquaesties te wijden, en vreemdeling in spelhugszakeu ben ik dus wel niet; maar geloof mij, geachte Redacteur, er is op het gebied mijner eigene wetenschap eri daar buiten, ook in de maatschappij, zooveel wat op mijne belangstelling aanspraak maakt, dat daarbij vergeleken de spelling mij volkomen koud laat. Er was veel kans op, dat ik zonder uwe toe zending vaii dit miimnur bij de lezing van uw weekblad dit stukje maar zou hebbeu overge slagen. JCu echter heb ik het gelezen, en het maakte op mij den indruk van ecu vriendelijk verzoek tot de lezers : Vergeet toch asjeblieft niet, dat er ook een spelbeweging is". Wenscht ge nu, dat ik daarop, desnoods uit naam van andere lezers, antwoord, dan heb ik niets anders te zeggen, dan: dank voor de herinnering, maar met de quaestie, wat de beste spelling is, kan ik na mijn hoofd niet breken, daar er zooveel andere werkelijk belangrijke zakeu aan de orde zijn. Wat het voornaamste is, moet voorgaan. De dubbele of enkele e en o zal een school jongen nog wel te boven komen ; om een geslaclitsfoutje zullen wij elkaar niet knorrig aan zien, en eeae spelling te ontwerpen, die inderdaad de tegenwoordige afdoende verbetert.... dat is juist een goed werkje voor den komkom mertijd, als we niets beters te doen hebben. Aan de orde is n-u ook in dit nummer van uw weekblad de Transvaal en de Vredeseonferentie. In haar onderling verband is dat natuurlijk eene voorbijgaande quaestie, waaruit voor de politiek reeds die muut geslagen is, die er uit viel te slaan. Met wereldvrede dweep ik ... natuurlijk ! Wie zou daar niet mee dwe pen ! Zelfs de gedeeltelijke ontwapening als middel om groote geldsommen uit te sparen, die veel beter te besteden zijn, schijut mij (en wien niet') een schoone droom. Het houden der conferentie en de juichtoaen, die van vele kanten zijn opgerezen, ziju verblijdende teeke nen, dat het menschdom den vrede wil; en die algemeene wensch kan door den uitslag der conferentie hoe die ook moge wezen slechts versterkt wordeu. Maar zal die confe rentie nu ook practi-che gevolgen hebben 'r ai niet al te wreed teleurgesteld te worden, zullen wij moeten beginnen, onze verwachting niet al te hoog te spannen, en verder eerlijk bekennen, dat de quaesties te ingewikkeld zijn, om door iMiiiiHimiiiiiiniMiniiimmiinliHuiimumiMniiiiiimmiiiiiiMiiiiiii leeken op diplomatiek gebied ook maar bij be nadering te worden opgelost. Dat reeds de toelating van de Trausvaal een ,/casus belli" zou hebben kunnen worden, voor spelt niet veel goeds. Het komt, mij voor, dat wie ernstig het welslagen der conferentie wenscht, zich over de uitsluiting van de Trausvaal niet in het harnas moet jagen. Van den anderen kant weder kan men er zich iu verheugen, dat zoovelen hier te lande voor de Zuid-Afrikaansche republiek in de bres zijn gesprongen. Dat is een bewijs hoe nauw in de laatste jaren de band tusscheu ons en de Transvaal is gewor den. Onder de idealen, die mij voor verwezen lijking vatbaar schijnen, behoort de niet poli tieke, maar geestelijke vereeniging der verschil lende takken van den Nederlandschen stam; en. uitingen van verontwaardiging over de uitslui ting der Transvaal bevorderen de bereiking van dat ideaal, zelfs al mochten zij niet alle in dat gevoel van stameenheid haar grond gevonden hebben. Ziedaar, geachte Redacteur, hoe ik op Neerlandsch eer" en Engeland enTransvaal" reageer. Over Talent en Manier" van den heer Van Nouhuys ka» ik kort ziju. Ik ben het er zoo vol komen mee eens, dat ik het gaarne met dik blauw krijt zou onderstrepen. De geestelooze naaperij en muffige gekunsteldheid, waaraan onze litteratuur op het oo.<renblik ziek lisrt, kunnen niet krachtig genoeg worden bestreden. Ieder, die weet, hoe grooten invloed de letter kunde oefent op de ontwikkeling des volks, en die wenscht, dat waarheid en zelfstandigheid de grondslagen van iedere geestelijke outwikkcling zullen zijn, moet den lieer Van Nouhuvs voor zijn stukje dankbaar we-en. Met veel instemming heb ik ook het stukje van Dr. Betz over »E;;u privaat-docentschap m socialistische ekonomie" gelezen. Ook dat onder werp behoort tot de ouderwerper, die in groote mate onze belangstelling verdienen, omdat er ecu hoog beginsel bij betrokken is : het karak- ! ter van het wetenschappelijk onderwijs. Zelfs ! na de repliek der Redactie zal ik het betoog van Dr. Bctz niet in andere woorden herhalen, maar slechts op een paar punttn de aaudaclit vestigen, die bij het geschrijf hier en elders over deze zaak, naar ik meen, niet genoeg op den voorgrond traden. De aankondiging der colleges van den kerkeJijken boogleeraar in de wijsbegeerte van den II. Thomas vau Aquiuo j op de Series kctionum" wordt door sommigen beschouwd als een praecedci.t, waaruit, de toe lating van feu privaat-docent in de socialistische oeconomie logisch zou moeten volgen. Ja, wan neer hetgeen men uit conservativisme gehand haafd heeft een uitgangspunt mag worden om in dezelfde richting voort 1c gaan, dan kan men er zich op beroepen. Bij de nieuwe wet op het kooger onderwijs is m beginsel aan genomen, dat de dogmaliek geeu onderwerp van universitair onderwijs zou ziju. Daardoor werd de theologische faculteit eene faculteit van godsdienstwetenschap en hield zij althans in theorie op te ziju eene faculteit van Proi.estantsche theologie. Itadicaal echter heeft meu toeu dat nieuwe beginsel iiog niet durven toe passen, om niet opeens de Hervormde kerk van al hare vroegere voorrechten te berooven en omdat men door zekeren fuianeiëeleu baud aan haar gebonden was. Meu heeft daarom bij uitdrukkelijke wetsbepaling naast de faculteit kerkelijke hoogleeraren (niet aangesteld, maar) toegelaten en deze zelfs uit rie staatskas bezol digd. Dat was het gevolg van eeu zeker couservativisme, waarover ik wel niet onverbidde lijk den staf zal breken, maar waardoor toch een toestand werd geschapen, die niet anders dan als een toestand van overgang mag wor den beschouwd. De abnormale, uitdrukkelijk in de wei geformuleerde toestand, waarin de theologie verkeerde tegenover de andere facul teiten, kou bij haar aanleiding geven om ook verder van het wetenschappelijk beginsel af te wijken en ook een vertegenwoordiger der R. Katholieke dogmatiek naast de theologische fa culteit toe te laten. De billijkheid scheen dat te eischen. Om zich echter op deze toelating j te kunnen beroepen, had de heer Van der Goes ' zyne toelating als privaat-docent bij de theolo gische faculteit moeten aanvragen en moeten optreden als dogmatisch verkondiger van een iiliiiMHiiiiniMiiiiuiliiiiiiimmiiminiiiiiMiiiiMmiiiiiMiiiu bepaald geloof. Dan zou de vraag aan de orde hebben moeten komen, of het socialisme reeds te beschouwen is als een wettig erkend kerk genootschap, dat billijkheidshalve met de andere kerkgenootschappen gelijk gesteld moet worden. Maar is het, omdat historische toestanden ver hinderd hebben ten opzichte van de theologie radicaal te werk te gaau en de dogmatiek vol ledig buiten de universiteit te houden, nu ra tioneel ook bij de andere wetenschappen de dogmatiek toe te laten ? Dat zou zijn een lerugkeeren tot den tijd, die nu vér achter ons ligt, waarin iedere wetenschap min of meer dogmatisch was of althans mocht zijn. De moderne wetenschap zou zich zelf een slag in het aangezicht geven, wanneer zij een privaat docent toeliet om de dogmatiek van Mara te onderwijzen op grond van het conservativisme der wetgeving van 1S76, die het toelaten van hoogleeraren in de dogmatiek van Calvijn en Thomas van Aquino mogelijk maakt, ja zelfs bevordert. ATochtans van deze geheeie zaak behoeft zoo veel leven niet gemaakt te worden, indien de heer Van der Goes uit zijne aanvraag een voudig het woord socialistisch" schrapt en ver zoekt privaat docent iu de staathuishoudkunde" te mogen worden. Niemand zal zijne socialis tische zienswijze dan een beletsel achten, over tuigd, dat ieder dor^rnt, ook zonHer dnfmntipns te wezen en wij alle streven naar onbevooroor deeldheid en onpartijdigheid, eene eigene over tuiging heeft, hebbeu mag, ja zelfs hebben moet. Men vergete daarentegen niet, dat, wie als dogmaticus optreedt, zich daarmee iiet recht bcueemt, een ander te verwijten, dat deze hem op grond van zijne eigene overtuiging uitsluit. Vrees, dat meu een socialisti ch privaat-docent om zijne overtuiging zou wereu, behoeft er wel allerminst te bestaan, veeleer vrees voor te groote .... laat ik maar zeggen, voorzichtigheid of toegeeflijkheid. Ook zou die uitsluiting practisch eenvoudig onzin wezen. De heer Vau der Goos kan aan alle studenten, die ziju onderwijs verlangen, als gewoon mensen precies deuzclfden cursus gcvcLi, aijj ;u hoedanigheid vaa privaat-docent, en volkomen hetzelfde honorarium er voor ge nieten ; alleen zal iiij er dan eeu lokaal voor mocicühuren, wat hij als privaat-docent gratis k;ijgl (behoudens eigen zory voor vuur en licht). Ik vermoed echter, dat het hem uitt zoozeer om dat gratis-lokaal te doen zal zijn, als wel om den titel. Wat nu bcteckeut die titel? Kicis audtrs, oaüdit, dat de faculteit, waarbij hij optreedt, hem daarmee eeu brevet van weten schappelijke bekwaamheid uitreikt, zoodal de studenten, daarop vertrouwende, ieli gerust, aan zijoe v/etcnsoliappalijküieijijig kunnen over geven. Ziehier, geachte Redacteur, het eeu eu ander als bewijs van mijue belangstelling in hetgeen het laatste nummer vau Dw Weekblad ons heeft gebracht. AiiisterJüm, 7 Mei. J. TE WIXKEL. Wij ziju natuurlijk ten zeerste dankbaar voor de heusehheid, waarmee de lieer te Winkel de toezending vau eeu exemplaar beantwoordt. Alleen op het laatste deel van ziju schrijven meenen wij een paar opmerkingen (e moeten laten volgen. Het karakter van het weiens/'liap^elijk onderti-ijs sluit z. i. het onderwijs iu kerkelijke dog matiek uit. Edoch de hoogleeraar vergeet hierbij dat er ook niet-kerkelijke dogma's bestaan en dat deze nitt-kerkelijke, zoogenaamd weten schappelijke overtuigingen, meeningen, hypothe sen, een belangrijk deel van de leerstof aan de Universiteiten vormen. Zoo ook niet de theologie, naar de fdosojie van Thomas v. Aquino, gelijk alle overige filosofie, die aan de hooge scholen gedoceerd wordt. Het schijnt den hoogleeraar geheel ontgaan te zijn, dat elke wetenschap, die buiten het exacte zich beweegt »min of meer dogmatisch is of zijn mocht," ja niet anders dan dogmatisch ija kan. Dogmatisch in den zin van te zijn een niet tf bewijzen overtuiging. Ten slotte maakt de hoogleeraar het o. i. wat al te gemakkelijk, als hij schrijft: De hoofdzaak is dus, dat de heer Van der Goes van de faculteit een brevet van weten schappelijkheid heeft gevraagd, en daar zij hem dat niet kan uitreiken op grond van voorafgegane examens en promotie, zal zij dat moeten uit reiken of weigeren op grond van zijne weten schappelijke geschriften. Of zij hem zwaar ge noeg of te licht zal bevinden, zal nu moeten worden afgewacht. Daarover te oordeelen, gaat geheel buiten mijne bevoegdheid, evenals buiten de bevoegdheid van de meesten, die zich voor deze zaak interesseeren." Indien er een bepaalde maatstaf van weten schappelijkheid bestond, zou dit nog practisch een oplossing kunnen heeten. Maar, de heer ten Winkel behoeft slechts even na te denken, om te beseffen, dat juist bij de speculatieve wetenschappen, die maatstaf ten eenenmale ont breekt. De wetenschappelijkheid immers kan niet bepaald worden op grond van een zeker aan tal boeken min of meer bestudeerd, want er leven niet weinig menschen, wier brein den inhoud van. geheeie biwiotheeken in zich heeft opge nomen, terwijl zij toch bij al hun veelweterij de onwetenschappelijkheid zelve zijn. Voor iemand, zoo bekend met de Universi teitsstudie, als prof. te W., behoeft dit niet te worden toegelicht. Behalve op de verzamelde kennis en nog veel meer dan op deze moet gelet worden op het intellect, dat de ver worven keunis verwerkt, en hoe zal meu nu, VAnrrlH «Unrvnni.fi'.! tTl^tp ppn hetr^ll wbflql* Collf? ter beoordeel ing vinden nl. bij onderwerpen van speculatieven aard ? Stel de wetenschappe lijkheid van prof. Bolland kwam eens in dis cussie, wie zou men dan moeten roepen om een beslissing te geven ? Selmepman, Levy ea Jelgersma of van Deventer en Betz? Of, prof. te Winkel zou zelf eens aan het wetenschap pelijk examen, moeten worden onderworpen. Wie zou liij zich kiezen tot examinatoren .Verdam, Dr. Jan ten Brink, Kloos of van Deyssel ? Het is met de beoordeeliug van de weten schappelijkheid precies als met het vaststellen vau de waarde van een dichter. Deze soort van uitspraken zijn de subjectiefste die men. zich denken kau. Het zou dan ook o. i. in 't algemeen, gelijk bij deze gelegenheid, zeer wenschelijk zijn, dat men zoo weinig mogelijk over wetenschap! en, wetenschappelijkheid! sprak; en zich thans een voudig afvroeg of het uuttig is, dat de studenten van een door de socialisten geëerd mzm het socialisme leeren kennen. Hierom gaat het en al het overige is, hetzij met allen eerbied voor de wetenschap ge zegd luk. Tolstoi oTer den Yrefle, Zeer geachte Kedactie, Als ik het zeggen mag: mijn artikeltje in nummer 1141 smaakt utwel. Maar waarom nu te hopen, dat van der Veer het naar Tolstcïzal doorzenden, om dan van hém een antwoordje te verwachten ? Eerst vertalen in 't engelsch, dan in 't russisch, dan de weerlegging in 't russisch, dan herhaaldelijk omwerken, dan vertalen in 't engelsch en eindelyk weer in 't hollandsch. Dat duurt mij te lang. Bovendien, de vredelievende heeren, die gij tegen my' in het «harnas" zoudt willen jagen, zullen niet op durven kovnen met hun kommetje. Gy' echter zy't het mocht herhaaldelijk blijken van een gespierde slagvaardigheid; waarom dus niet liever eigenhandig dit mijn varkentje gewasschen ? En als gy afschiet dan maar liefst dadelijk vlak in my'n oog ! Na beleefde groeten, gaarne hoogachtend Uw A m s t, 8 Mei J. VRIESENDOBP, Neen, hoe vereerend de uitnoodiging ook zij, wy' nemen Tolstoïhet werk niet uit de handen. RED.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl