Historisch Archief 1877-1940
No. 1142
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?wereld kon doen gapen van politieke
verrakTakking. Jawel: de vrrrryheid van godsdienst!
Zonder de economische vryheid wel te verstaan,
wat menigeen dwingt tot behoud van zijn be
trekking of clientèle tóch naar de kerk te gaan.
Hy' bespreekt Kiesrecht en onderwijs en ver
klaart zich daarin vóór leerplicht mits ge
paard met voeding en kleeding der kinderen
van behoeftige ouders. Dat klinkt beter voor
onzen tyd. Dr. R. C. Boer zoekt in een studie
van Het Lied van Geraert van Velsen ver
band tusschen deze volkszang en een Deensche
sage van Marsk Stig. Charlotte van Herwerden
debuteert met wat Verzen, gelukkig niet van
dat zwakkelingen-, dat water- en melk-werk,
waar zooeelen te vroeg mee beginnen. De
rhytme is werkelijk verdienstelijk als directe
reflex van haar gevoel, en zich wyzigend
al naar de gemoedsbeweging het eischt, niet
streng gekristalliseerd als in het sonnet. In
de Letterkundige Kroniek wordt Les Ames
perdues van J. N. Rosny geprezen als een
verbinding van kunst en moraal, en in het
Muzikaal Ooerzicht Wagners Meistersinger
door H. Viotta.
* «
*
Nederland.
"Wie ditmaal van Nederland alleen het proza
leest, eindigt met een gevoel, of hij uit een
ziekenhuis komt. Gelukkig maakt het werk
van Henry Borel daar eene uitzondering op.
't Is een beschrijving van de Kroningsfeeeten
?op Java gevierd met gamelan-spel en dansen
van ronggengs. Borel heeft gepoogd in woorden
een begrip te geven van dit soort muziek.
Wie au nooit in Indiëdergelyke kunst heeft
genoten, kan moeielijk door het woord zich daar
een begrip van vormen, maar toch wist hij
door de kracht van klanken en beelden er
den Hollandscben leier een begrip van te
.gev«n en muziekgenot goed in woorden te
vertalen men vindt er o. m. een meet-terlijken
model van in Gorters Mei behoort tot het
moeielykste wat een literator doen kan. Leente
eond twee schetsen in: De Drie en Begrafenis,
zwak van styl maar erg treurig van inhoud,
?ook Fiore della Neve schreef de geschie
denis van een zieke weesjongen, die trouwen
moet met een dame nit de hoogere standen.
Er schemert door, dat zeeën «ongelukje" heeft
gehad met een officier, die veel op den wees
jongen lykt. Tot bedrog van de wereld huwt
ze den jongen, die toch spoedig sterft, om
latei in haar stand te hertrouwen. Op een
enkele plaats vergat de auteur, dat hier een
vrouw uit het volk de historie vertelt en wordt
het verhaal te veel beschrijving, niet door die
vrouw, maar door hem zelf.
Er staat: Wat zag hy er nu, in het witte
morgenlicht, akelig uit. Zoo iemand zegt dan:
't Was verschrikkelijk zooals by er uitzag,
toen het morgen begon te icorden. Jan ten
Brink prijst een nieuwe roman aan van Anatole
France: l'Atineau d'Améthyste, waarin de
Dreyfus-zaak besproken wordt.
Ook van andere zyde vernam ik, dat het
een goed boek moet wezen. Marius verzon de
vry onzinnige geschiedenis: Een Einde, de
ontmoeting van twee menschen, die een vrij
triestig leven hebben, maar nou nog niet zóó om
zich pardoes van kant te maken, een
onderwyzer en een huishoudster, die elkaar op reis
ontmoeten, verliefd worden, samen gaan leven
en zich dan maar in de gauwigheid vergifti
gen. Dat loopt allicht minder tragisch af. Hier
en daar gebruikt hij in-versleten wendingen
en ten slotte zingt een vogel, die goed katholiek
schy'nt van geloof, op hun graf kerklatijn.
Zeer aandoenlijk. Branding van Jan te Kiefte,
vry' sterk. Jug heeft in Maartse Sneeuw meer
?willen zeggen dan hy kon. Het gedicht was
misschien sprekender geweest, als hy het
langer had ingehouden. Bede van Jeanne
Reyneke Van Stuwe, leelyk van rum, als lyriek
Tïi«t slecht, ook haar Geluk kan er mee door,
maar beide lyken zoo op vele sonnetten
van andere dichters. Daarom voldoen ze niet
bijzonder.
J. K. REXSBURU.
Uit Sardou's jonge jaren.
Adolphe Brisson, de chroniqueur van den
Temps, doet in zyn blad eenige interessante
mededeelingen uit de jeugd van Victoria Sardou,
hem door den schry'ver zelf verhaald, waar
aan wij het volgende ontleenen:
»In 1848 woonde ik op den *Qaai Napoléon"
te Parijs. Eiken morgen ging ik na.ir een
kraampje om een paar gekookte aardappelen
te koopen, die mijn middagmaal uitmaakten,
en terwijl ik die opat keek ik naar de visschers,
die bezig waren in de rivier te.hengelen. Ik
nam my' voor, mij ook op dat beroep toe te
leggen, maar ten slotte gaf ik er toch de voor
keur aan, een andere kunst te cultiveeren, en
besloot ik, het theater tot terrein mijner werk
zaamheden te kiezen. Ik begon dadelijk flink
te werken, Op mijn tafel tusschen een bord
met aardappelen on een bloempot met violieren
in, schreef ik melodrama's, blij- en treurspelen
door elkaar, zooals bijv.: Les amis imaginaire»,
een tooneelspel in twee bedrijven in het
genre van Picard; La lle.ine U/fra, een waar
lijk Shakespeariaansch stuk, waarin de vor
sten in Alexandrynen en de lieden uit het
volk in acbtvoetige verzen spraken. Doch om mij
de onmisbare fatsoenlijke kieeren te verschaffen,
waarin ik my' zou moeten voorstellen aan den
directeur van het Odeontheater, die mij natuur
lijk binnen korter of langer tijd bij zich zou ont
bieden, daarvan was ik vast overtuigd nam
ik alle mogelijke baantjes op mij. Ik leverde
copiëerwerk. ik speelde voor bediende in een
boekhandel en gaf zelfs taallessen. Ik onderwees
alles wat ik had geleerd, en desnoods ook dat
gene, wat ik niet had geleerd. Eens op een
keer werd mij voorgesteld, de opvoeding van een
joi:gen Turk op mij te nemen, drie uur
per week S, vijf francs per uur. Dat was een
ongehoord buitenkansje. De jonge man heette
Skander-Bey en is mij van al mijn leerlin
gen het liefst geweest. Eigenlijk was hij slechts
half een Turk. Zijn vader, een voormalig
officier van het Keizerrijk, overste Selve, wes
naar Egypte gegaan, om de kavalerie van
Ibrahim te organiseeren, en was op diens raad
tot den Islam overgegaan. Toen Skander-Bey
later door zijn vader, die als mohamedaan den
naam van Soliman had gekregen, naar Egypte
werd teruggeroepen, viel de scheiding ons beiden
even zwaar, en zwoeren wij elkaar onder tranen
eeuwige vriendschap. Twintig jaar daarna,
toen dmond About en Najac zich ter gelegen
heid van de opening van het Suez-kanaal naar
daïro begaven, verzocht ik hun, myn groeten
te gaan overbrengen aan Skander-Bey, die
hen zeker met vorstelyke gastvrijheid zou
ontvangen. Bij hun terugkomst vroeg ik
natuurlyk dadelijk naar den afloop van hun
bezoek aan my'n voormaligen leerling, waarop
About my' antwoordde:
»Nu, op dien ex-leerling mag je wel trotsch
De nieuwe Fransche Minister van Oorlog.
Minister KKAXTZ : »Wat een benauwde lucht! De ramen open!"
zijn, dat is. me een ruwe klant, hoor! Hij
gooide ons, zoodra wij ons vertoonden, de
deur uit, terwijl hy schreenwde, dat hij niets
met Christenhonden wilde te doen hebben.
Wij mochten van geluk spreken, dat hij ons
geen bastonnade liet toedienen" Skander
Bey had de liberale principes, die ik hem
meende te hebben bijgebracht, totaal vergeten.
Hij was nog meer Muzelman geworden dan
zy'n vader, «n van zijn Pary'sche opvoeding
was geen spoor meer overgebleven."
HlinHIIIIIIIIIItllllMllllillllllHIIIIIIIIIIIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
MllllllllltlllllllltllltllPlIIIIIIIIIIIIIUMIIIIIIIIIHinillllll
Mijnheer de Redacteur!
Evenals eenigen tijd geleden, ontving ik weder
een nieuw uitgekomen nummer van uw
Weekblad, mij opzettelijk door u toegezonden,
ofschoon ik gewoonlijk toch uw weekblad niet
ongelezen laat. Heb ik mij vergist, toen ik bij
de ontvangst vermoedde, dat er wel iets in zou
staan, waarop door u verwacht kon worden,
dat ik zou reageeren ? Zoo ja, werp dan mijn
geschrijf ia de prulieumaud ; zoo neen, deel het
dan ook uwen lezers mee, want juist in het mij
door u gezonden nummer staat heel wat, dat
ik met groote belangstelling las, en waarmee ik
stilzwijgend instemde of waarop ik ouder liet
lezen mijne kantteekefling maakte. Maar juist
ook omdat er zooveel voor mij belangrijks in
staatj ben ik iu Let onzekere, wat nu wel het
stuk is, waaraan ik uwe toezending dauk.
Jammer zou ik het vinden, als mijn ambt u
in deu waan gebraciit had, dat het stukje over
de spelling" mij bijzonder belang zou
iuboezenieti. 't Is waar, miju ambt brengt mee, eenige
aandacht aan spelliugsquaesties te wijden, en
vreemdeling in spelhugszakeu ben ik dus wel
niet; maar geloof mij, geachte Redacteur, er is
op het gebied mijner eigene wetenschap eri daar
buiten, ook in de maatschappij, zooveel wat op
mijne belangstelling aanspraak maakt, dat daarbij
vergeleken de spelling mij volkomen koud laat.
Er was veel kans op, dat ik zonder uwe toe
zending vaii dit miimnur bij de lezing van uw
weekblad dit stukje maar zou hebbeu overge
slagen. JCu echter heb ik het gelezen, en het
maakte op mij den indruk van ecu vriendelijk
verzoek tot de lezers : Vergeet toch asjeblieft
niet, dat er ook een spelbeweging is". Wenscht
ge nu, dat ik daarop, desnoods uit naam van
andere lezers, antwoord, dan heb ik niets anders
te zeggen, dan: dank voor de herinnering, maar
met de quaestie, wat de beste spelling is, kan
ik na mijn hoofd niet breken, daar er zooveel
andere werkelijk belangrijke zakeu aan de orde
zijn. Wat het voornaamste is, moet voorgaan.
De dubbele of enkele e en o zal een school
jongen nog wel te boven komen ; om een
geslaclitsfoutje zullen wij elkaar niet knorrig aan
zien, en eeae spelling te ontwerpen, die
inderdaad de tegenwoordige afdoende verbetert....
dat is juist een goed werkje voor den komkom
mertijd, als we niets beters te doen hebben.
Aan de orde is n-u ook in dit nummer van
uw weekblad de Transvaal en de
Vredeseonferentie. In haar onderling verband is dat
natuurlijk eene voorbijgaande quaestie, waaruit
voor de politiek reeds die muut geslagen is,
die er uit viel te slaan. Met wereldvrede dweep
ik ... natuurlijk ! Wie zou daar niet mee dwe
pen ! Zelfs de gedeeltelijke ontwapening als
middel om groote geldsommen uit te sparen,
die veel beter te besteden zijn, schijut mij (en
wien niet') een schoone droom. Het houden
der conferentie en de juichtoaen, die van vele
kanten zijn opgerezen, ziju verblijdende teeke
nen, dat het menschdom den vrede wil; en die
algemeene wensch kan door den uitslag der
conferentie hoe die ook moge wezen
slechts versterkt wordeu. Maar zal die confe
rentie nu ook practi-che gevolgen hebben 'r ai
niet al te wreed teleurgesteld te worden, zullen
wij moeten beginnen, onze verwachting niet al
te hoog te spannen, en verder eerlijk bekennen,
dat de quaesties te ingewikkeld zijn, om door
iMiiiiHimiiiiiiniMiniiimmiinliHuiimumiMniiiiiimmiiiiiiMiiiiiii
leeken op diplomatiek gebied ook maar bij be
nadering te worden opgelost.
Dat reeds de toelating van de Trausvaal een
,/casus belli" zou hebben kunnen worden, voor
spelt niet veel goeds. Het komt, mij voor, dat
wie ernstig het welslagen der conferentie wenscht,
zich over de uitsluiting van de Trausvaal niet
in het harnas moet jagen. Van den anderen
kant weder kan men er zich iu verheugen, dat
zoovelen hier te lande voor de Zuid-Afrikaansche
republiek in de bres zijn gesprongen. Dat is
een bewijs hoe nauw in de laatste jaren de
band tusscheu ons en de Transvaal is gewor
den. Onder de idealen, die mij voor verwezen
lijking vatbaar schijnen, behoort de niet poli
tieke, maar geestelijke vereeniging der verschil
lende takken van den Nederlandschen stam; en.
uitingen van verontwaardiging over de uitslui
ting der Transvaal bevorderen de bereiking van
dat ideaal, zelfs al mochten zij niet alle in dat
gevoel van stameenheid haar grond gevonden
hebben. Ziedaar, geachte Redacteur, hoe ik op
Neerlandsch eer" en Engeland enTransvaal"
reageer.
Over Talent en Manier" van den heer Van
Nouhuys ka» ik kort ziju. Ik ben het er zoo vol
komen mee eens, dat ik het gaarne met dik
blauw krijt zou onderstrepen. De geestelooze
naaperij en muffige gekunsteldheid, waaraan
onze litteratuur op het oo.<renblik ziek lisrt,
kunnen niet krachtig genoeg worden bestreden.
Ieder, die weet, hoe grooten invloed de letter
kunde oefent op de ontwikkeling des volks, en
die wenscht, dat waarheid en zelfstandigheid de
grondslagen van iedere geestelijke outwikkcling
zullen zijn, moet den lieer Van Nouhuvs voor
zijn stukje dankbaar we-en.
Met veel instemming heb ik ook het stukje
van Dr. Betz over »E;;u privaat-docentschap m
socialistische ekonomie" gelezen. Ook dat onder
werp behoort tot de ouderwerper, die in groote
mate onze belangstelling verdienen, omdat er
ecu hoog beginsel bij betrokken is : het karak- !
ter van het wetenschappelijk onderwijs. Zelfs !
na de repliek der Redactie zal ik het betoog
van Dr. Bctz niet in andere woorden herhalen,
maar slechts op een paar punttn de aaudaclit
vestigen, die bij het geschrijf hier en elders
over deze zaak, naar ik meen, niet genoeg op
den voorgrond traden. De aankondiging der
colleges van den kerkeJijken boogleeraar in de
wijsbegeerte van den II. Thomas vau Aquiuo j
op de Series kctionum" wordt door sommigen
beschouwd als een praecedci.t, waaruit, de toe
lating van feu privaat-docent in de socialistische
oeconomie logisch zou moeten volgen. Ja, wan
neer hetgeen men uit conservativisme gehand
haafd heeft een uitgangspunt mag worden om
in dezelfde richting voort 1c gaan, dan kan
men er zich op beroepen. Bij de nieuwe wet
op het kooger onderwijs is m beginsel aan
genomen, dat de dogmaliek geeu onderwerp
van universitair onderwijs zou ziju. Daardoor
werd de theologische faculteit eene faculteit van
godsdienstwetenschap en hield zij althans in
theorie op te ziju eene faculteit van
Proi.estantsche theologie. Itadicaal echter heeft meu
toeu dat nieuwe beginsel iiog niet durven toe
passen, om niet opeens de Hervormde kerk van
al hare vroegere voorrechten te berooven en
omdat men door zekeren fuianeiëeleu baud aan
haar gebonden was. Meu heeft daarom bij
uitdrukkelijke wetsbepaling naast de faculteit
kerkelijke hoogleeraren (niet aangesteld, maar)
toegelaten en deze zelfs uit rie staatskas bezol
digd. Dat was het gevolg van eeu zeker
couservativisme, waarover ik wel niet onverbidde
lijk den staf zal breken, maar waardoor toch
een toestand werd geschapen, die niet anders
dan als een toestand van overgang mag wor
den beschouwd. De abnormale, uitdrukkelijk
in de wei geformuleerde toestand, waarin de
theologie verkeerde tegenover de andere facul
teiten, kou bij haar aanleiding geven om ook
verder van het wetenschappelijk beginsel af te
wijken en ook een vertegenwoordiger der R.
Katholieke dogmatiek naast de theologische fa
culteit toe te laten. De billijkheid scheen dat
te eischen. Om zich echter op deze toelating j
te kunnen beroepen, had de heer Van der Goes '
zyne toelating als privaat-docent bij de theolo
gische faculteit moeten aanvragen en moeten
optreden als dogmatisch verkondiger van een
iiliiiMHiiiiniMiiiiuiliiiiiiimmiiminiiiiiMiiiiMmiiiiiMiiiu
bepaald geloof. Dan zou de vraag aan de orde
hebben moeten komen, of het socialisme reeds
te beschouwen is als een wettig erkend kerk
genootschap, dat billijkheidshalve met de andere
kerkgenootschappen gelijk gesteld moet worden.
Maar is het, omdat historische toestanden ver
hinderd hebben ten opzichte van de theologie
radicaal te werk te gaau en de dogmatiek vol
ledig buiten de universiteit te houden, nu ra
tioneel ook bij de andere wetenschappen de
dogmatiek toe te laten ? Dat zou zijn een
lerugkeeren tot den tijd, die nu vér achter ons
ligt, waarin iedere wetenschap min of meer
dogmatisch was of althans mocht zijn. De
moderne wetenschap zou zich zelf een slag in
het aangezicht geven, wanneer zij een privaat
docent toeliet om de dogmatiek van Mara te
onderwijzen op grond van het conservativisme
der wetgeving van 1S76, die het toelaten van
hoogleeraren in de dogmatiek van Calvijn en
Thomas van Aquino mogelijk maakt, ja zelfs
bevordert.
ATochtans van deze geheeie zaak behoeft zoo
veel leven niet gemaakt te worden, indien de
heer Van der Goes uit zijne aanvraag een
voudig het woord socialistisch" schrapt en ver
zoekt privaat docent iu de staathuishoudkunde"
te mogen worden. Niemand zal zijne socialis
tische zienswijze dan een beletsel achten, over
tuigd, dat ieder dor^rnt, ook zonHer dnfmntipns
te wezen en wij alle streven naar onbevooroor
deeldheid en onpartijdigheid, eene eigene over
tuiging heeft, hebbeu mag, ja zelfs hebben moet.
Men vergete daarentegen niet, dat, wie als
dogmaticus optreedt, zich daarmee iiet recht
bcueemt, een ander te verwijten, dat deze hem
op grond van zijne eigene overtuiging uitsluit.
Vrees, dat meu een socialisti ch privaat-docent
om zijne overtuiging zou wereu, behoeft er wel
allerminst te bestaan, veeleer vrees voor te
groote .... laat ik maar zeggen, voorzichtigheid
of toegeeflijkheid.
Ook zou die uitsluiting practisch eenvoudig
onzin wezen. De heer Vau der Goos kan aan
alle studenten, die ziju onderwijs verlangen,
als gewoon mensen precies deuzclfden cursus
gcvcLi, aijj ;u hoedanigheid vaa privaat-docent,
en volkomen hetzelfde honorarium er voor ge
nieten ; alleen zal iiij er dan eeu lokaal voor
mocicühuren, wat hij als privaat-docent gratis
k;ijgl (behoudens eigen zory voor vuur en licht).
Ik vermoed echter, dat het hem uitt zoozeer
om dat gratis-lokaal te doen zal zijn, als wel
om den titel. Wat nu bcteckeut die titel?
Kicis audtrs, oaüdit, dat de faculteit, waarbij hij
optreedt, hem daarmee eeu brevet van weten
schappelijke bekwaamheid uitreikt, zoodal de
studenten, daarop vertrouwende, ieli gerust, aan
zijoe v/etcnsoliappalijküieijijig kunnen over
geven.
Ziehier, geachte Redacteur, het eeu eu ander
als bewijs van mijue belangstelling in hetgeen
het laatste nummer vau Dw Weekblad ons heeft
gebracht.
AiiisterJüm, 7 Mei. J. TE WIXKEL.
Wij ziju natuurlijk ten zeerste dankbaar voor
de heusehheid, waarmee de lieer te Winkel de
toezending vau eeu exemplaar beantwoordt.
Alleen op het laatste deel van ziju schrijven
meenen wij een paar opmerkingen (e moeten
laten volgen.
Het karakter van het weiens/'liap^elijk
onderti-ijs sluit z. i. het onderwijs iu kerkelijke dog
matiek uit. Edoch de hoogleeraar vergeet hierbij
dat er ook niet-kerkelijke dogma's bestaan en
dat deze nitt-kerkelijke, zoogenaamd weten
schappelijke overtuigingen, meeningen, hypothe
sen, een belangrijk deel van de leerstof aan de
Universiteiten vormen. Zoo ook niet de theologie,
naar de fdosojie van Thomas v. Aquino, gelijk
alle overige filosofie, die aan de hooge scholen
gedoceerd wordt. Het schijnt den hoogleeraar
geheel ontgaan te zijn, dat elke wetenschap, die
buiten het exacte zich beweegt »min of meer
dogmatisch is of zijn mocht," ja niet anders
dan dogmatisch ija kan. Dogmatisch in den
zin van te zijn een niet tf bewijzen overtuiging.
Ten slotte maakt de hoogleeraar het o. i. wat
al te gemakkelijk, als hij schrijft:
De hoofdzaak is dus, dat de heer Van der
Goes van de faculteit een brevet van weten
schappelijkheid heeft gevraagd, en daar zij hem dat
niet kan uitreiken op grond van voorafgegane
examens en promotie, zal zij dat moeten uit
reiken of weigeren op grond van zijne weten
schappelijke geschriften. Of zij hem zwaar ge
noeg of te licht zal bevinden, zal nu moeten
worden afgewacht. Daarover te oordeelen, gaat
geheel buiten mijne bevoegdheid, evenals buiten
de bevoegdheid van de meesten, die zich voor
deze zaak interesseeren."
Indien er een bepaalde maatstaf van weten
schappelijkheid bestond, zou dit nog practisch
een oplossing kunnen heeten. Maar, de heer
ten Winkel behoeft slechts even na te denken,
om te beseffen, dat juist bij de speculatieve
wetenschappen, die maatstaf ten eenenmale ont
breekt. De wetenschappelijkheid immers kan
niet bepaald worden op grond van een zeker aan
tal boeken min of meer bestudeerd, want er leven
niet weinig menschen, wier brein den inhoud
van. geheeie biwiotheeken in zich heeft opge
nomen, terwijl zij toch bij al hun veelweterij de
onwetenschappelijkheid zelve zijn.
Voor iemand, zoo bekend met de Universi
teitsstudie, als prof. te W., behoeft dit niet te
worden toegelicht. Behalve op de verzamelde
kennis en nog veel meer dan op deze
moet gelet worden op het intellect, dat de ver
worven keunis verwerkt, en hoe zal meu nu,
VAnrrlH «Unrvnni.fi'.! tTl^tp ppn hetr^ll wbflql* Collf?
ter beoordeel ing vinden nl. bij onderwerpen
van speculatieven aard ? Stel de wetenschappe
lijkheid van prof. Bolland kwam eens in dis
cussie, wie zou men dan moeten roepen om
een beslissing te geven ? Selmepman, Levy ea
Jelgersma of van Deventer en Betz? Of, prof.
te Winkel zou zelf eens aan het wetenschap
pelijk examen, moeten worden onderworpen.
Wie zou liij zich kiezen tot examinatoren
.Verdam, Dr. Jan ten Brink, Kloos of van Deyssel ?
Het is met de beoordeeliug van de weten
schappelijkheid precies als met het vaststellen
vau de waarde van een dichter. Deze soort van
uitspraken zijn de subjectiefste die men. zich
denken kau.
Het zou dan ook o. i. in 't algemeen, gelijk
bij deze gelegenheid, zeer wenschelijk zijn, dat
men zoo weinig mogelijk over wetenschap! en,
wetenschappelijkheid! sprak; en zich thans een
voudig afvroeg of het uuttig is, dat de studenten
van een door de socialisten geëerd mzm het
socialisme leeren kennen.
Hierom gaat het en al het overige is,
hetzij met allen eerbied voor de wetenschap ge
zegd luk.
Tolstoi oTer den Yrefle,
Zeer geachte Kedactie,
Als ik het zeggen mag: mijn artikeltje in
nummer 1141 smaakt utwel.
Maar waarom nu te hopen, dat van der Veer
het naar Tolstcïzal doorzenden, om dan van
hém een antwoordje te verwachten ?
Eerst vertalen in 't engelsch, dan in 't
russisch, dan de weerlegging in 't russisch,
dan herhaaldelijk omwerken, dan vertalen in
't engelsch en eindelyk weer in 't hollandsch.
Dat duurt mij te lang.
Bovendien, de vredelievende heeren, die gij
tegen my' in het «harnas" zoudt willen jagen,
zullen niet op durven kovnen met hun kommetje.
Gy' echter zy't het mocht herhaaldelijk
blijken van een gespierde slagvaardigheid;
waarom dus niet liever eigenhandig dit mijn
varkentje gewasschen ? En als gy afschiet
dan maar liefst dadelijk vlak in my'n oog !
Na beleefde groeten, gaarne hoogachtend
Uw
A m s t, 8 Mei
J. VRIESENDOBP,
Neen, hoe vereerend de uitnoodiging ook zij,
wy' nemen Tolstoïhet werk niet uit de handen.
RED.