Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. H44
Want de Summa van Thomas Aq. of de
marxiete economie of welk ander complex
van kennis gij wilt, aangenomen dat deze
diepzinnig en veelomvattend en in het
leven ingrijpend zij, te ontleden en te
verklaren met het oog op de eiechen der
praktijk, die in den een of anderen
uitgestrekten en kring of in zekere ver verbreide
toestanden zich voordoen; of wel leidende
beginselen van de wijze van op geestelijk
gebied werkzaam te zijn op te sporen, te
toetsen, te rechtvaardigen, alweder met het
oog op die pmkt\jk; dit een en ander te
doen van een vaststaand standpunt uit:
dat alles is natuurlijk wel iets anders dan
wetenschap om de wetenechap uit te brei
den. Maar 't is alken eene andere, geene
mindere soort van wetenschap dan deze,
en voor maatschappij en studenten eene van
geene mindere waardij. Terecht heeft De
Amst. ook deze laatsten te berde gebracht
en gewezen op de behoefte aan 't geen hen
vormt en bezielt. Nu echter de wet een
maal geen bijzonder onderwijs in dit vak van
wetenschap kent. waarom zou nu daaraan
geene plaats in de universiteit worden
gegeven ? De vrees toch voor veelzijdigheid
en verwarring schijnt mij al eene
allerzonderliogste raadsvrouw bij 't toelaten van
docenten in het openbaar hooger onderwijs
te zijn. Is dat niet erg uit den tijd?
Overal waar verschijnselen of denkbeel
den ? of groepen daarvan in verband met
een geheel worden beschouwd en daaruit
worden afgeleid, ontstaat wetenschap. Waar
uit blijkt uu, dat maixiste dogmatici en
kerkelijke (niet-klerikale of klerikale,)
hoogleeraren dit niet doen? dat hunne geleerdheid
?napraten" zou moeten zijn ? Toch niet
hieruit, dat de roomsche curie nu en dan een
geleerde als Schell muilbandt, of' dat mis
schien, wat ik niet weet, de marxiste
wijsgeeren in zekere praemissen al te zeer
bev*«gen zijn?
Ik kan niet anders zien of aan mr. Levy
heeft zijn afkeer van die curie, aan dr. t.W.
ajjn doodsangst voor »de dogmatiek" parten
gespeeld bij hun oordeel over de wetenschap
van kerkelijke hoogleeraren en van een
docent in rechtzinnig maixisme.
Amst., 16 Mei '99. CRAMER.
Sociale,
PU nit bet
Zou het te boud gesproken zijn, indien
wij veronderstellen, dat de «Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen", of, tooals zij
nu eenmaal in de wandeling kortweg wordt
genoemd >'t Nut", hoe z«er ook aan en
bijna een ieder bünaam bekend, inderdaad
toch, wat hare inwendige organisatie, haar
doel en streven, en, vooral ook, hare ge
schiedenis aangaat, heden toch nog aan
slechts betrekkelijk weinigen bekend is ?
Dat »'t Nut" bestaat, dat weet men; in
tal van gemeenten toch treft men z. g.
departementen er van aan, die van tijd tot
t$a eens eene vergadering houden, waarin
een spreker met het een of ander onderwerp
de leden op aangename wijze tracht heiig
te houden ; men kent ook wel de
»Nutsspearbank", hoorde wel eens van
»Nutsscholen", »Nutsrapporten", »Nutsbrochuree"
enz., doch niet zelden heeft men geen
begrip hoe al deze eenigszins heteroeene
zaken bij die ne instelling, »'t Nut", zijn
geconcentreerd.
Niet immer heeft die on wetendheid bestaan.
Er was een tijd, en zoo heel ver ligt die nog
niet achter ons, dat de departementen ge
regeld zorg droegen, dat zoowel leden als
niet-leden de werkzaamheid van »'t Nut"
bespeurden. Wanneer men thans echter
iets omtrent de Maatschappij verneemt,
betreft het meestentijds handelingen, stuk
ken, vergaderingen, enz., van het hoofd
bestuur uitgaande, doch vele der de
partementen oefenen thans niet meer die
kracht wit, welke vroeger door hen werd
ontwikkeld.
Werd ook onlangs niet nog, op de in
ons voorgaand artikel meermalen genoemde
vergadering van het departement »Haarlem"
diezelfde klacht geuit ? Schreef de toen ge
noemde correspondent van het Handelsblad
naar aanleiding daarvan niet, dat te dezer
vergadering gewezen werd »op de bijna
lllllllllinillinMIflIUirilllllllllllllHHtllitlllUllltllHIMIUUIMMII
imiririliHiullMlluiHiiniiiniiiiiiiiiiiiimilinii
Be toeie jflL
Naar het Engelsch
van E. M. J A M E s o N.
(Slot).
Zij waren boven aan de trap gekomen, toen
een stem uit de gang beneden Borrodaile een
vreeselijken schrik aanjaagde.
, Jongeheer Theodore, waar bent u?"
Teddy stak zijn vinger waarschuwend op en
riep : »Ik ben hier, nurse ; ik ga alleen maar
even wat uit vaders kamer halen; hij zeide,
dat ik het mocht hebben."
,Het wordt langzamerhand tijd om naar bed
te gaan ; blijf dus niet te lang boven. Ik zal
nw avondeten in de studeerkamer zetten, of wil
je het liever bij ons in de keuken hebben ?"
»Ik wil het niet in de keuken hebben, zet
het maar in de studeerkamer ; en vader zeide,
dat ik wat kip mocht hebben, als ik wilde."
De voetstappen verdwenen weer, begeleid door
allerlei opmerkingen, en nu Teddy den vijand
had afgeslagen, ging hij in triomf naar de
kamervan zijn vader.
Nurse is zoo knorrig," zeide hij, terwijl hij
een zware kist trachtte voort te sleepen ; rik.
ben nu te oud voor haar. Bob Sraith zegt, dat
het belachelijk is. Als wij naar huis gaan, ben
ik al acht, en dan zal ik vader vragen, of zij
weg mag."
»Is dit je huis niet?" vroeg Borrodaile, en
hij keek in de halfdonkere, slordige slaapkamer
rond.
» Dit ook we!," antwoordde Teddy ; «maar
het andere is veel grooter ; ik heb koorts gehad
eu ioen h«eft de dokter gezegd, dat ik voorde
algemeene afwezigheid van voorstellen der
departementen op den beschrijvingsbrief,"
hetgeen men »een bedenkelijk verschijnsel
achtte en een teekeu van gebrek aan
belangstelling V"
Inderdaad, het is een bedenkelijk ver
schijnsel, en het rechtvaardigt wel eenigs
zins de somwijlen geopperde vraag: >of
de Maatschappij nog recht van bestaan
heeft, of zij nog eene roeping voor de
toekomst heeft. nl. nog eene andere dan
in het leven te houden, wat eens werd tot
stand gebracht" 1) ?
_De geest echter, welke uit den beschrij
vingsbrief der 1.1. Woensdag gehouden
algemeene vergadering gesproken heeft,
heeft wederom ondubbelzinnig aangetoond,
dat »'t Nut" wel degelijk nog reden van
bestaan heeft, en vooral ook nog eene
andere toekomsttaak dan slechts het be
staande in stand te houden. Het »Nut" toch
bleef nret stilstaan op het standpunt,
waarop het bij zijne oprichting werd ge
plaatst; vooral in de laatste jaren heeft
het getoond mede te willen gaan met den
tijdgeest, een vriend te willen z\jn van den
vooruitgang. Schreef na afloop der jaar
vergadering: van 1898 het Sociaal Weekblad
niet ook: >Van dezen geest getuigde ditmaal
in de eerste plaats de rede van den heer
Hugenholtz, die de vergadering leidde. Met
eene variatie op een gevleugeld woord van
een duitechen rechtsgeleerde kan men de
strekking van de openingsrede van den
voorzitter hier samenvatten : »Het Nut"
moet socialer zijn of het zal niet zijn.""
Welnu, »het Nut" moet en zal ook socialer
zijn; maar dan past het ook aan ieder
geestverwant de verflauwende belangstelling
voor deze oude instelling in zich zei ven
en bij anderen op te wekken, en aan »'t Nut"
weder den steun te gunnen, dien het niet
ontberen kan.
Voor de opwekking van die belangstelling
nu, is het wellicht nkt ondoelmatig als inlei
ding tot het overzicht van de resultaten der
11. Woensdag gehouden vergadering,hetwelk
wij in ons volgend artikel hopen aan te
bieden, (het tijdsbestek, was te kort het nog in
dit nummer te geven), het geschiedboek van
de Maatschappij eens op te slaan, dat menige
hoogst belangrijke bladzijde bevat, en waar
van vóór drie jaren ongeveer door den
algemeenen secretaris, den heer Bruinwold
Riedel, eene beknopte uitgave werd in het
licht gegeven, waaruit wij zooeven nog
eenige woorden aanhaalden.
Zooals in ons laatste opstel reeds werd
medegedeeld, had de stichting van de
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
plaats deu 16ea November 1784, door
toedoen van den edamschen predikant 2)
Jan Nieuweohuyzen en van diens zoon,
den geneesheer Martinus Nieuwenhuyzen.
Aanleiding tot deze daad gaven de
wereldgebeurteoissen van dien tijd en de alge
meene staatkundige toestand in Europa,
ook in ons vaderland, welke (wij kunnen
hier niet nader daarop ingaan) middellijk
als een gevolg van de fransche revolutie
te beschouwen waren «n het zedelijk peil van
ons volk, alsmede diens algemeenen wel
stand hadden verlaagd. >Aan de eene zijde
verlokte _het opeengehoopte kapitaal tot
weelde, die alle palen te buiten ging, aan
den anderen kant werden armen en kleinen,
de kinderen des volks, zonder opvoeding,
zonder leiding, zonder voedsel voor hoofd
en gemoed, verwaarloosd en verdrukt, hier,
gelijk in Frankrijk en elders".
Aan dien toestand wilde Jan Nieuwen
huyzen een einde maken. Hij stelde daarom
eenige zijner goede vrienden voor »eene
Maatschappij van braave en waare
menschenvrienden te vormen, die door hun
arbeid en eene iaarlijksche toelage van
eene kleine som zijne pogingen zouden
helpen schragen.
JEn aldus geschiedde. DéMaatschappij
kwam tot stacd, aanvankelijk onder den
veel te weidschen naam van *Het Edamsch
Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen
tot Nut van 't Algemeen", die een jaar later
echter in de Nederlandsche, en negen jaren
later weder tot de Bataafsche Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen werd gewijzigd.
Nietchristenen waren echter langen tijd van het
lidmaatschap uitgesloten; eerst in 1864 werd
1) Zie J. Bruinwold Riedel. De
Maatschappy tot Nut van 't Algemeen, haar werken
en streven naar de behoeften des tyds. 1896.
Amsterdam, Roelofzen en Hübner.
2) In ons voorgaand artikel schreven wij
abusievelyk Monnikendam instede van Edam,
welke fout hiermede worde hersteld.
ffiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiHiiiiimiiiiiiH
verandering hier moest komen. Is mijn haar
niet gegroeid ? U ziet er uit, alsof u ook
koorts hebt gehad; het uwe is zoo kort."
Borrodf ile werd rood, en streek over zijn
kortgeknipt haar.
,Ik vind kort haar prettig, Theodore."
Teddy begon weer te lachen, maar gelukkig
bleef hij geheel in zijn rol van inbreker, en
was heel geheimzinnig en stil.
//Vader en oom Jack ook. Oom Jack heeft
bijna zulk kort haar als u. Maar iedereen noemt,
mij Teddy, behalve de meiden, en zij doen het
soms ook wel."
Hij had den koffer opengemaakt en vertoonde
nu den inhoud, een uiteenloopende verzameling
van costuums, want Teddy's vader hield veel
van komediespelen, en had in zijn jeugd ver
scheidene rollen vervuld. Er was ook een doos
met allerlei benoodigdheden voor het grimeeren,
en op het gezicht daarvan helderde Borrodaile's
gezicht op. Hij had tot nu toe buitengewoon
veel geluk gehad, het zou hem nu wel niet
meer verlaten. Teddy had op de uitdrukking
van zijn gezicht gelet, en lachte van pleizier.
U mag uitkiezen, wat u wilt," zeide hij,
terwijl hij een met kant versierden satijnen
rok, die bovenop lag, glad streek, »en als u
dan klaar bent, gaan wij spelen." Borrodaile
had reeds een keus gedaan.
»Qa naar beneden en wacht op mij, Teddy.
Ik zal je verrassen," voegde hij er bij, toen
het gezicht van den jongen betrok. «Je moet
aan niemand iets zeggen, dan kom ik dadelijk
beneden."
Teddy knikte en liep vroolijk weg, terwijl
zijn veelkleurig gewaad om hem heen wapperde,
In dat andere leven, dat nu zoo ver af scheen,
had Geoffrey Borrodaile ook dikwijls meegedaan
aan amateur-tooneelvoorstellingen. Hij verkleedde
zich nu met een snelheid, die bij vroeger nooit
had bereikt, en trok het volledig costuumvvan
een landedelman aan, dat hij op het bed vond
liggen, zooals zijn gastheer het er had gelaten,
en liet in ruil daarvoor een grijs pak, versierd
met breede pijlen, in den koffer achter. Een
geladen revolver lag op de tafel; bij keek er
ook aan Israëlieten de toetreding tot het ge
nootschap mogelijk gemaakt.
De eerste lauweren verwierf de maat
schappij op het onderwijsgebied. Verbetering
van het school wezen toch was Martin
usNieuwenhuyzens hoofddenkbeeld van den aan
vang af geweest. »Van 1786?1834 zagen 45
boekdeelen het licht, die 180 verhandelingen
bevatten, betreffende het schoolwezen, wen
ken aan onderwijzers en opvoeders. De
heerschappij van de »plak" werd geweldig
geknot, de leerwijze op de scholen werd
meer oordeelkundig ingericht.
In 1795 smaakte de Maatschappij ten
gevolge van dat alles de voldoening, dat
door de landsregeering haar gevoelen werd
gevraagd ten opzichte van de hervorming
der scholen, terwijl in 1800 de nieuwe wet
op het lager onderwijs tot stand kwam.
Zelve richtte zij hier en daar scholen op,
waarvan druk gebruik werd gemaakt.
Doch niet alleen door het eigenlijk
onderwijs werkte 't Nut opvoedend op het
volk in ; hare bibliotheken, geschriften en
voordrachten droegen het hare mede daartoe
bij en steeds namen deze scholen, boeke
rijen enz. in aantal en omvang toe. Daar
naast werden, meest direkt door de depar
tementen, spaarbanken en hulpbanken tot
stand gebracht, zieken- en begrafenis
fondsen, ondersteuningsfondsen.enz., zoodat
de Maatschappij thans volgens het laatste
jaarverslag over niet minder dan 1072
diverse instellingen het opperbestuur voert,
waaronder 325 volksbibliotheken, 157 spaar
banken, 25 hulpbanken, 74 bewaarscholen,
3 lagere scholen, 31 teekenscholen, 32 zie
kenfondsen, l echool voor zeevaartkunde
enz. enz., te veel om hier elk afzonderlijk
te worden genoemd. Dat totaal-cijfer 1072
teekent echter meer dan ellenlange
vertoogen het terrein, dat door »'t Nut" wordt
bewerkt en duidt genoegzaam aan, dat deze
vereeniging inderdaad nog wel waard is,
aller belangstelling gaande te houden en,
meer wellicht dan vele andere bonden,
vereenigingen en genootschappen, een reden
van bestaan heeft.
Dat 't Nut behalve door zijne
nietpermanente hoofdbestuurders vooral ook
door een permanenten »algemeenen secre
taris" wordt bezield, mag van voldoende be
kendheid worden geacht; en dat dit ambt
thans bij den heer J. Bruinwold Riedel in
goede handen is, eveneens. De benoeming
van dezen dignitaris toch zal velen nogin het
geheugen liggen. Immers was het in het jaar
1887, dat Mr. A. Kerdijk, die als de man
kan worden beschouwd, van wien de thans
in »'t Nut" rondwarende sociale geest is
uitgegaan, zijn ontslag als secretaris vroeg
en verkreeg, om door den heer Bruinwold
Riedel te worden opgevolgd, nadat hij aldus
gedurende 5 jaren de belangen van het
genootschap had behartigd.
Langer dan de heer Kerdijk heeft diens
onmiddellijke voorganger in het secretariaat,
Mr. G. M. P. van Hees, die post vervuld: veer
tig jaren lang, van 1841?1881 stond deze het
hoofdbestuur ter zijde, langer dus ook dan
een der drie mannen, wier plaats hij op
zijne beurt weder had vervuld: Martinus
Nieuwenhuyzen, de mede stichter bekleedde
het secretariaat van 1784?1793, G. Brender
,& Brandis van 1793-1802 en H. Ravekes
van 1802?1841.
Doch genoeg. Wij kunnen in ons klein
ruimte bestek peen volledig beeld van 't
»Nut" verschaffen. Wij meenden echter
goed te doen het bovenstaande hier nog eens
te vermeldden, teneinde bij voorbaat eenige
meerdere belangstelling te wekken voor
hetgeen wij in het volgend nummer hopen
mede te deelen naar aanleiding van de
op Woensdag 24 Mei gehouden vergade
ring, welker hoogst belangrijke agenda
in ons laatste artikel reeds in hoofdzaak
werd weergegeven.
Delft, Dr. J. C. E.
HIUHIIIIMIIIINIIIIIUHUUIHIIUIIMIIIIIMIIIIIIIlllllUlt
Dr. Breöins.
Zoo is het dan toch gebeurd: dr. Bredius
heeft aan H. M. ontslag gevraagd, als directeur
van het Mauritshuis.
MM HiiiiiiimiiHiiiiiiiiHiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiinii minimum
verlangend naar, aarzelde en stak hem toen in
zijn zak. Toen sloop hij naar de trap en luis
terde. Het huis was volkomen rustig, hij
hoorde alleen Teddy zacht neuriën. Hij ging
naar de studeerkamer en hield zijn hand in de
hoogte, juist nog op tijd, om den uitroep van
den jongen te voorkomen.
//Übent precies oom Jack," zeide hij, terwijl
hij om zijn gast heen wandelde ; *hij ziet er ook
zoo bruin uit. Maar waarom hebt u zulke
vervelende kleeren uitgekozen ? Laten wij nu
eerst wat eten, en wilt u mij dan leeren, over
mijn hoofd te buitelen ? Nurse zal niet komen,
want een van Giles' knechts is gekomen, die
eene, dien zij aardig vindt. Kom, gauw."
Er stond kip op tafel, met brood, boter en
versche melk. Teddy was te opgewonden om
te eten, en bovendien had hij nooit veel honger,
maar uu nog vertelt Nurse, hoe een kleine
jongen van zeven jaar een halve kip en ontelbare
boterhammen achter elkander heeft opgegeten.
Geoffrey Borrodaile at haastig. Hij moest
nog les in het buitelen geven, en hij had ge
noeg gevoel van eer, om het moeielijk te vinden
zijn woord 1e breken en het kind teleur te
stellen. Maar het zou krankzinnigheid zijn, te
blijven. Hij stond op, ging naar de deur en
luisterde. Een onderdrukt gelach en gepraat
kwam uit de keuken. Hij keerde naar Teddy
terug, die zijn bewegingen met belangstelling
gadesloeg.
,lk geloof, dat u zelf bang voor baarbent,"
merkte hij op, terwijl hij trachtte, een
zoutlepeltje op zijn neus te laten balanceeren; »zij
behandelt mij beestachtig, maar zij zou u niets
kunnen doen."
Borrodaile nam een kort besluit. Hij legde
den lepel op de tafel, ging zitten en trok den
jongen op zya knie. Hij was eeu ander mensch
geworden in zijn net pak en vlekkeloos linnen,
en de uitdrukking van zijn gezicht maakte
Teddy buitengewoon ernstig.
//Hoor eens, Teddy, de eene man moet den
ander immers helpen, als hij in het nauw is?"
Teddy knikte en keek naar het knappe, ma
gere gezicht, dichtbij het zijne.
Men heeft hem precies zoo lang geplaagd,
als noodig was, om hem tot dit besluit te
brengen. En daartoe was nog al iets noodig,
want geen directeur, die meer gehecht kon
zijn aan zyn museum dan Bredius. Hy, die
dat Mauritshuis hervormd had, en het verrijkt
had tevens met de kunstschatten, welke hy uit
eigen middelen mocht verwerven. Een museum
directeur, die zyn leven gewijd had aan de
studie der oud-Hollandsche schilderkunst, en
daarenboven zich bereid betoonde een goed
deel van zyn fortuin daarvoor beschikbaar te
stellen; een man dus, die men om zyn
bekwaamheid, zyn yver, zijn kunstliefde en
offervaardigheid in het buitenland elkaar
betwisten zou, werd hier door den Refe
rendaris en Minister tot heengaan gedwongen ?
juist zooals het in ons klein land behoort.
Natuurlyk stelde de Referendaris, die in
kennis van oud-hollandsche schilderkunst niet
in Bredius' schaduw kan staan, zich tot plicht,
eerst met van Houten en later met Borgesius
op zyn manier orde te Itouden
inhetMauritshuia. Bredius, die het Mauritshuis zyn Mau
ritshuis kon noemen, uit kracht van verovering,
door het woekeren met talenten, welke door
niemand werden geloochend moest, wyl
hy ambtenaar heette, gesard worden door de
benoeming van een zoogenaamden adjunct
directeur, het zoontje van Van Houten's vriend !
En dat niet alleen, maar bij »de a,llerpynlykste
verhouding" tusschen Bredius en dien hem
opgedrongen adjunct-directeur, van wiens liefde
tot of kennis van de oude schilderkunst nooit
iemand tot dusverre iets vernomen heeft, werd
de buitengewoon bekwame directeur nog in
het ongeujk gesteld, als hy zich over de hou
ding van zyn on bekwamen adjunct beklaagde !
Op welke wijze een fijngevoelig man als de
heer Bredius gedurende de jaren, dat hij onder
curateele van de Afdeeling van Kunsten en
Wetenschappen, anders gezegd: van den Refe
rendaris Victor de Stuers, h«eft gestaan, al
gekwetst en gekrenkt moge zyn, zal wel nimmer
aan bet licht komen.«Het is een publiek «geheim"
zoo schreef de N. R. »dat de heer Bredius
sedert jaren gestadig 1) onaangenaamheden
had met de afd. Kunsten en Wetenschappen.
De laatste «onaangenaamheid" betrof het aan
schaffen van eenige boekwerken voor de
bibliotheek. Jaarlijks had de heer Bredius
over vier of vyf honderd gulden daarvoor te
beschikken. Maar ook om dat sommetje goed
te besteden schoot zyn scherpzinnigheid, naar
het oordeel van referendaris of minister te
kort. Hem werd medegedeeld, dat hy te dure
en onnoodige boeken aankocht. Een uitvoerig
schrijven aan den minister, waarin werd aan
getoond, dat de bedoelde werken allerminst
in het museum overbodig waren, maar dat
men ze altyd bij de hand moest hebben om
zich door dagelijkschen omgang er vertrouwd
mee te kunnen maken, en waarin de heer
Bredius voor zich althans zooveel vertrouwen
vroeg, dat hy' kon voortgaan met het aan
schaffen van die werken, welke hy voor het
Mauritshnis wenschelyk achtte, werd in
volstrekt ontkennenden zin beantwoord; zoo
werd zelfs de aankoop gewraakt van een
werk over Velasquez, waarin gehandeld werd
over de schilderij van Velasguez in het
Mauritshuis.
Intusschen daar blijft ons n troost:
nu na Hofstede de Groot, ook Bredius aan
onze musea ontvallen is. Wij hebben nog
regeerders in den Haag! En onder deze n
regeerder, die nog geen twee jaar geleden ver
klaard heeft, dat hij ie kunatxaken zichzelf ie, en
niet op den Referendaris afgaat! Borgesius heeft
dat nu waarschijnlijk een» willen bewijzen.
Dat Bredius' rijke verzameling naar ons
Stedelijk Museum verhuist, verheugt ons zeer.
Natunrlyk niet in de laatste plaats, om de
acht Bembrandts. Waar behooren die eer
thuis dan te Amsterdam ?
De strijd over het beheer onzer Musea door den
Referendaris voor Kunsten en Wetenschappen
nog zoo kort geleden aan de oide, heeft dien
ambtenaar als chef toen een brevet van
bekwaam
1) Wij cursiveeren.
IIIIHItllllllllimillllllMHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimMIIIIIIIIIIIIHItMIIIIIIH
Dat zei vader laatst ook tegen oom Jack,
maar hij noemde het in den brai d zitten. Dat
is zeker hetzelfde?"
Precies hetzelfde! Nu, ik zit erg in den
braud, en jij bent de man, die mij kan helpen."
Teddy's grijze oogen schitterden vol trots;
hij knikte.
Nu," ging Borrodaile voort, »ik zou niet
graag willen, dat iemand wist, dat ik hier ben
geweest; als je kunt, moet je fcet zelfs niet
aan je vader vertellen in de eerste dagen. Maar
hij zal het wel merken aan de kleeren. Binnen
eenige uren hoop ik bij vrienden te zijn. Het
is niets, dat je vader kwaad kan doen, Teddy,
anders zou ik het jou niet vragen maar ik
ben in gevaar. Hoe heet je vader eigenlijk ?"
»Brooke, kapitein Brooke."
*? Ronaid Brooke, van het vierde regiment ?"
Ja, maar hij is nu niet meer in het legeir.
Kent u hem ?"
Borrodaile's gezicht was somber en koud
geworden. Hij duwde den jongen een eind van
zich af.
//Ik heb hem eens ontmoet." zeide hij op een
gedwongen harden toon, die Teddy deed beven,
//hoe heette je moeder ?"
»Theodora," zeide Teddy bijna verlegen, ris
het geen mooie naam '?"
Maar de ander luisterde niet meer. Zijn ge
dachten waren teruggegaan naar den tijd, toen
hij Theodora kende, he-t eenige meisje, dat hij
ooit had liefgehad. Zij zou wel trouw geweest
zijn aan haar jeugdigen aanbidder, niettegen
staande zijn wilde haren, maar Ronaid Brooke
was rijk en soliede, al had hij een
onverdragelijk humeur, en Theodora's standvastigheid
was overwonnen.
Hij maakte een einde aan zijn gedachten
door Teddy's gezicht tusschen z\jn Handen te
nemen en met verlangende oogen naar een ge
lijkenis te zoeken. Teddy worstelde zich vrij.
Borrodaile stond haastig op.
//Ik moet weg, Teddy. Vind je het heel naar,
het duikelen uit te stellen ? flet spijt mij, maar
ik moet van nacht ver weg gaan."
Het duikelen kan mij niets meer schelen,"
heid gebracht, onderteekend door eenige zyner
ambtenaren. Wij hebben daarover toen het
noodige gezegd. Welnu, de heeren kunnen
thans weer aan het werk komen. Maar zij
hebben onze opwekking daartoe zeker niet
noodig. Waarschynlyk ligt de tekst reeds
gereed, en wacht bet stuk nog maar op eenige
handteekeningen !
Indien zij het nu voor de variatie eens aan
den Minister richtten dan kon de heer De
Stuers zelf meêanderteekenen. 't Was op die
manier nog completer I
Het is echter de vraag of thans de tyd niet
is aangebroken voor een andere beweging, nl.
eene tot betuiging van sympathie aan Dr.
Bredius en tot fnuiking van de tyrannie, zoo
vaak door ons bestreden, die te lang reeds
in onze officiëele kunstwereld heerscht.
Wie neemt daartoe het initiatief ?
Aarflew ert yaa . C, Bronwer,
Es ist ja eines der erstcn Gesttze der
praktischen Asthetik, dasz die Konstruktioa eines
Kunstwerkes so wenig verheimlicht oder
versteekt werden sol], wie das Material.
BRUNO UCHER.
Vele zyn de aardewerkfabrieken die, sinds
Colenbrander zyn cachet drukte op de fabriek
Rozenburg, en er zyn prachtige vazen, pullen
.en schotels ontwierp, in de waan verkeeren
dat wanneer men maar min of meer gelukkig
dit werk imiteert, de beschildering zeer grillig
maaH en de verf dan cos; langs de zijden laat
afdruipen» het even als Colenbranders vazen
op de naam van kunstwerken aanspraak mag
maken.
En waarlijk in dezen tijd, waarin men geneigd
is de schy'n voor werkelijkheid aan te zien, be
speuren velen geen onderscheid hierin, en ver
heugen zich alleen in het feit dat tnen na den
Haag er fabrieken te Utrecht, Gouda, Purmerend
en andere plaatsen opgericht werden, men even
fraaie zaken, voor een geringere prijs kon mach
tig worden, en zoo is het een mode artikel ge
worden, evenals langen tyd het imitatie
Keulschaardewerk geweest is En hoeveel beter het
dan ook zyn moge, dan allerhande prullaria
die men in bazars en luxe-magazijnen ver
koopt, toch is het een treurig verscbynsel, dat
op een dergelijke wy'ze zaken die goed zijn
in beginsel, door onbegrepenheid gaan ont
aarden. Van vorm nog vao versiering geeft
men zich meer zuiver rekenschap, evenmin
als van juiste bewerking in overeenstemming
met den aard van het materiaal.
Geheel in tegenstelling hiermede was het
werk waarmede Mendes da Costa nu ruim
een jaar geleden voor den dag kwam. Over
dacht van het begin tot het einde; van het
ontstaan op de draaischijf, van de versiering
40 cents per regel
IIMIIIIIHmilllllllllMtlllHmUIMIUMUIMIIIIIIIIIUMIMUI
TRADB
MARK.
COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle soliede
Wgnhandelaars en bij de representanten
M O O FM A AS «& Itltl IMKK,
te Amsterdam.
Pijzffliaiaf/lMperM.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
Bonaal-folartMei
K. F. DEUSCHLK-BENGEB,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenjg specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
iimiiimiiiliiiiiiiii
iilitiiiiiiiiiiiiiiminiiiitnHii
zeide Teddy, vmaar ik wilde, dat u niet behoefde
weg te gaan. Wij hebben zoo'n pret gehad,
niet waar ?"
Borrodaile glimlachte gedwongen. Wat pret
was geweest voor den jongen, kon zijn dood
worden, en daarom kon hij niet geheel met hem
instemmen. Hij opende zacht het raam.
Vaarwel, Teddy," zeide hij, »ik zal het nooit
vergeten." Maar Teddy zocht iets in een hoek
vao de kast, en knikte slechts over zijn schou
der tot afscheid.
Borrodaile liep snel den weg af en had het
hek bereikt, toen hij haastige voetstappen achter
zich hoorde.
Het was Teddy, buiten adem. Hij stopte
iets in Borrodaile's hand.
Hier, ik wou, dat u dat meenam, u hebt
het misschien noodig. Als oom Jack in den
brand zit, bedoelt hij, dat hij geen geld heeft,
ea ik dacht, dat u het ook niet zou hebben.
Het is allemaal van mij om mee te doen, wat
ik wil."
Teddy werd door een paar staree armen op
genomen en omhelsd, en hij was zoo verbaasd,
iets nats op zijn wang te vinden, dat hij vergat
te wenschen, dat het gezicht van zijn bezoeker
wat minder prikte.
Hij was blij, dat hij zich had herinnerd, wat
in den brand zitten beteekeode, maar hij bleef
eea oogenblik eenigszins angstig staan, voordat
hij terugging, om door nurse te worden beknord.
Wat kon het hem schelen, beknord te worden,
als hij wist, dat hij een anderen man uit den
brand had geholpen met het geld uit zijn
spaarpot.
Geoffrey Borrodaile had gezegd, dat hij het
niet zou vergeten, en bij hield woord. Ieder
jaar krijgt Teddy op een bepaalden datum een
roodeo spaarpot met een herinnering er in, in
het begin klein, maar ieder jaar van meer waarde.
En in het heiligdom van een der rijkste
Australische schapenfokkers, staat op een plank
boven zijn leuningstoel, de oorspronkelijke roode
spaarpot, de grondlegger van zijn fortuin.