Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEE E BLAD V O O R. N E D E R L A- N D.
No. 1144
bestaat. De voorzitter allereerst (firmant van
het bankiershuig Lodenburg, Thalman & Co.),
voorts George Coppell (van Maitland Coppel
& Co.), die als Chairman of the Board van
deu Denver & Rio Grands bekwaamheid en
talent getoond heeft. Zou het nu niet wen
schelyk zijn af te wachten welk resultaat het
onderzoek naar den financiëelen en materiëelen
toestand waarin de Gulf-My. verkeert, geven
zal? My dunkt, dan zal de tijd voor de be
slissing tot inlevering gekomen zy'n nadat
uitgewerkte plannen zullen zy'n voorgesteld.
De Europeesche Staatsfondgen, weinig of niets
veranderd, geven geen reden tot bespreking.
Omtrent Portugal'* plannen tot schuldregeling
is nog niets definitiefs bekend, ook niet van
Alva's geboorteland.
Mexicanen z\jn wat zwakker geprijsd. Om
trent de conversie van de «zessen* is veel
gepraat maar nog niets officieels meegedeeld.
Ik vind de berichten in de laatste weken wel
wat al te mooi.
De Brazilianen zyn, met uitzondering van
de Funding Loan, wat hooger. Minos-Geraes
steeg tot 71. Al gelooft men in al het goede
wat verteld wordt waarvoor echter eenige
reserve toch alty'd wenschelyk is men
vergete toch niet, dat de werkelyke verbetering
in de financiën slechts betrekkelijk langzaam
gaat. Daarom vind ik een zeer langzame
verbetering in verband met de feiten die
bekend zullen worden alleen gegrond. Ik wil
maar zeggen, men verlieze toch niet uit het
oog dat de betaalkracht van Braziliëdoor
ukstel is verkregen.
Onder de kol. cred. instellingen en
cultuurondernemingen tref ik hooger aan de aand.
Ned. Indische Handelsbank,
Liquidatie-aandeelen Barge c. s., de Kalibog mpy suikerfakriek
en de N. Guinea Hand. mpy'; het meest stegen
de aand. Javasche cultuur-mpij door rijzing
van 84 tot. 90 a 92. Zou hiervan de reden
zijn dat een dividend van 5 percent verwacht
wordt? Omtrent het dividend der Ned. Ind.
Handelsbank liepen geruchten van 4 percent.
De tabakswaarden zijn over het algemeen
wat zwakker. Op de wenschelijkheid daarvan
wees ik reeds een paar malen. Alle overdrijving
schaadt. De laatste inschrijving was minder
gunstig dan de vorige. Mindere qualiteit en
minder goede gelegenheid lot onderzoek heb
ben de koopers wellicht voorzichtig doen zyn.
Onder de petroleum-stukken behielden de
Elzaesers hun verhoogde koersen der vorige
week. De Nederl. Rum. Petr. mpy' avanceerde
van 38 a 40J4 tot 40 a 42 Koninklijke en ]
Samatra?Palembang bleven op dezelfde no
teering van den vorigen keer. Ik vrees met
groote vreeze dat de r.oteering nog steeds te
hoog is. De productie bleef toch immers nog
gering. De tyd voor het verschynen van het
nieuwe jaarverslag nadert. Dan zullen we zien.
* * *
Brieven en stukken voor deze rubriek te
adresseeren aan
D. STIGTEB.
Amst, 25,26 Mei '99. Alexanderkade 4.
MiHiiiimimiiiiiimiiiniiiimiiiiimiiiiiiinniiiiiiiiiiimnimiiiiiiiiiiiiii
M PD Tiiikphr'ift
Cil HJlilMjlllllli
De Indische Gids,
In de Indische Gids vestigt R. A. v. S. t r
verzekering van: »De toekomst van den
getahpertjah-handel in verband met de bereiding uit
versche bladeren volgens de uitvinding van
Dr. P. H. Ledeboer" de aandacht op die ont
dekking, waardoor het mogelyk wordt in plaats
uit de stam mechanisch die stof uit de bladeren
te bereiden. Want bij de vroegere methode
dreigden de getah-boomen geheel te worden
uitgeroeid. Dat moet ook van groot nut zijn
voor de transatlantische telegraaf-maatschap
pijen. W. C. Nieuwenhuyzen doet belang
wekkende mededeelingen over »het Kegerele
ment hij het Indische leger", ook bij het
Engelsche o. a. .over de geschiktheid der ver
schillende soorten van zwarten zoowe)
Amerikaanschen als Afrikaanschen voor den dienst
en houdt zich bezig met de qtiaestie, waar
we voor ons leger het best dit ras van soldaten
kunnen blijven aanwerven. J. A. v. Dorsser ver
klaart in »de Boekhouding bij de landskassen in
Ned.-Indië", dat hy het beter acht daarbij de
bestaande methode te volgen dan er verande
ringen in te brengen, vroeger daarin voorge
steld door Van der Kemp in de Economist.
Daarna: Varia en ttevue van de Brochures,
Dagbladartikelen enz. In 12 punten vervat
W. J. van Gorkom een kritiek op den «Stand
der Bari-beri-quaestie" waarover eerst door
A. G. Vorderman, inspecteur van den genees
kundige dienst een rapport werd uitgebracht,
wat menigeen zou kunnen doen gelooven, dat
men al een heel eind op weg is om die ziekte
te genezen. Dat valt tegen, als men deze opinie
er over leest.
G. F. K. van Huls, controleur op Java, geeft
den raad, nu de Staat vermeerdering der in
komsten in Indiëvergt, naast de particuliere
en de dwang-cultuur van de koffie, gronden tot
aankweeking daarvan onder staatsbeheer in
gebruik te stellen. Hy wenscht, dat het gou
vernement eerst een proef neemt en verwy'st,
om hoop te geven op een gunstige uitslag, naar
het succes der kina-ondernemingen van staats
wege. Als men niet alleen op Java, maar ook
op het reusachtige Sumatra den bodem daartoe
gaat ontginnen, kan de bevolking van het
eerste eiland, in den loop van deze eeuw ver
viervoudigd, daar een uitweg vinden. J. Hora
Adema gaat voort met de «Losse Schetsen uit
Madagaskar"; hij stemt in met Piolet, dat de
Hova's en andere Malgachen daar geen tempels
noch heilige wouden hebben, maar wel een
godsdienst. Tout comme chez nous menig
modern mensch. Heel gunstig denkt bij anders
niet over die eilanders. Hy noemt ze »laffe
ellendelingen". Hij deelt allerlei bijzonderheden
mede over hun religieuse voorstellingen en
gebruiken. Amor Vtncit Omnia, naar het
Engelsch-Indisch van Flora Annie Steel, een
tragische zedenschets van een hindoe-hnisgezin,
waarvan de man, vijftien jaar oud, gely'k in
de tropen meer gebeurt, al gehuwd is en onder
de zorgen te gronde gaat.
* *
*
De Jonge Gids
Emanuel Diaz zet de roman School voort;
op een erkele plaats slaat een hoofdfiguur er
van, Betty, een voor dat soort meisjes onmo
gelijk taal uit.
»Ze is zoo jong-open in de kleine
geslotenheidjes van 'r hevig levend zieltje" en:
«Luister, stil . , . . je kleine treurigheidjes
Cor, vluchten heel gemakkelijk langs je zware
melankolie-stemmingtjes naar buiten ; je
vroolijke gelukjes doen het langs je aanhalige
schaterlacbjes." . . .
Het best er in vind ik het
scherp-vrouwelijk voorgevoel van Betty, dat Oor in de school
van Van Detteie een ongeluk dreigt en de
kennismaking van Cor met de armelui's kin
deren aan het slot J. Steenhof vertaalde
Engels' beschouwing van Feuerbach. Vrij
scherp wordt hier o. a. in aangegeven het ver
De gouden eew.
(Le Eire.)
schil tnsschen het achttien- en
negentieneenwsche materialisme. Als men geloof hecht op<
gezag aan de Meditaties over Litteratuur en
Leven van Quérido, ditmaal weer over Voltaire,
dan komt men tot de onderstelling, dat deze
alleen groot werd gevonden door de nietig
heid tan zijn tijdgenooten. Evenzoo houden
we b. v. Bïsmarek voor heel wat minder, dan
de generatie van '60 of '70.
Hy laschte hier een beschouwing in over
de tragedie, en de toekomst daarvan, waar
over ik nu nog geen beslist oordeel kan uit
spreken, tenmtaste niet over het geheel. Vol
komen juist acht ik zyn meening, dat er van
een permanent gevoels- en denkleven in al
de wisselingen van de wereldgeschiedenis by
ons menschen geen sprake is, en dus de aan
doeningen der antieken hemelsbreed van de
onzen verschilden. Daarom kunnen we van
de tragedies van Sophokles of Aeschyllus alleen
genieten met moeite, met studie er bij. Quérido
moet oppassen bij de opbruisching van zy'n
gevoel, het opstoeten van de vele gestalten
in zyn ruime verbeelding, niet te vervallen
tot gezwollenheid. Het heroïich gebulder van
zwaardhakkingen is ondenkbaar, niet gekletter.
Daarentegen kan het schitteren van
helmenpunting in figuurlyken zin niet uitkletteren.
Bjven bulder-oceanen ziet men onweer of
storm-licht niet het teerste licht van weedom.
De introductie hier met bijzinnen, die te
samen zoowat twintig regels druk vormen, en
die iaën twee, drie keer moet overlezen, voor
men den loop volgen kan, had wel korter of
meer gesplitst kunnen wezen. Met zy'n kritiek
op Psyche van Couperus hy breekt hem
duchtig af kan ik het maar niet eens
worden. De indruk, die het ook na lezing
van deze beoordeeling nalaat, is nog zoo gunstig,
dat my'n gevoel weigert die te beamen, in ieder
geval thans nog weigert, en van angst of zoo,
omdat een zeer bevoegd litterator dit nu zegt,
verbergen, dat ik Psyche zeer mooi vinden
bly'f, dat verdraai ik.
Barbertje Snik IV, een heel leuk,
satirieksocialistisch fragment van Pieter Peers. Het
huis in de »Pijp", de beschrijving van een
ruzie, met goede realistische trekken van
L. H A. Drabbe. Herman Heyermans betoogt
in Tooneel en Maatschappij, dat het tooneel
niet een product is van de kerk alleen, maar
dat het een zelfstandige groei had uit het
leven der gemeenschappen en dat toen het
gemoedsleven in evenwicht was met een bepaald
kerkelyk leven het tooneel óók met dit laatste
harmonieerde, niet er uit voortkwam. Als
sociaal-democraat moest hij allicht steunend
op de marxistische denkwijze hier toe komen.
Hy beschrijft dan verder het tooneel in onze
maatschappij en den toestand dertooneelspelers;
er zijn een paar theater-reglementen, om dit
laatste nader toe te lichten, bijgevoegd.
Van de Krasjes van Jan Mary'n heeft Caf
Riche te veel enkel klank ; met mooi-simpele
pennetrekken sluiten Dooie Hond en Dorps
station. Scipio beschreef als Silhouetten uit de
arbeidersbeweging nu Helsdingen, Vliegen en
Schaper. Litteraire waarde hebben deze drie
niet, het is eer korte biografie dan artistieke
schets. Avond geeft wel een bewijs dat Van
der Meer sterke fantasie bezit, maar de maat
is onzuiver. Aan Frederik van Eden door
J. Stibbe, nu : niet veel, noch van inhoud noch
in vorm. Herfststemming, ook niet sterk. De
zoog. Liedjes van J. L. G. Verhoeven zy'n
geen liedjes. I nou ja, nou ja en II slecht
op wat mooie klank na aan het slot.
Elseviers Maandschrift.
Een onbeteekenend gedicht van H. L. F. S.
opent het nummer, wat muziek van B
Feikema. Van Niftrick zond Schetsen uit Finland,
als reisbpschrijving an und für sich interessant.
Cyriel Buysse ontleendt verdienstelijk de
ijzingwekkende toestand van een echte
plutokratiiche fabrikant, Monsieur Hardamour, een
aarts-egoist, die by ongeluk zich zelf in zijn
brandkast, een heele kamer van metaal, op
sluit en er in dreigt om te komen, maar ge
red wordt. Daarna een en ander over het
Friesch Museum van Oudheden door Waling
Dykstra en een miserabele fantaisie door
Norberth van Reuth over Hooft. Ook nog een
ballade door Helene Lapidoth-Swarth, te veel
routine-werk en onzuiver van smaak.
« *
#
De Hollandsche Revue.
In de rubriek «Belangrijke onderwerpen"
dient verwezen te worden naar het fragment
over vloeibare lucht In de Karakterschets staat
ditmaal de economische strijd van Bernardus
Tans, hoofd van den schippersbond met zyn
varensgezellen, uitgevochten tegen de bevrach
ters, beschreven. Als Boek van de Maand be
handelde de redactie: Balland en Petrus door
Sühaepman.
J. K. RENSBUBG.
BOEKAANKONDIGING.
Het laatste boek van Gerard Keiler is: Haar
Buurman, oorspronkelijke roman, uitgegeven
te Amsterdam bij Cohen Zonen. Prijs / 3.25
gebonden / 3.75.
Hst doet deu goeden naam van den
hooggewaardeerden auteur zeer zeker eer aan en
zal wel in den smaak vallen van ons lezend
publiek. Haar Buurman is een eerzaam burger,
die met appelbollen bakken en wat verder tot
het vak behoort fortuin maakt; zy zelf, Mevrouw
Hellerhuis, is de vrouw van een Haagsch ambte
naar bij een der Ministeries, die al heel gauw
merkt, dat hy een bijbaantje zal noodig hebben
om zijn inkomen gelijk te maken aan het bedrag
van zijn uitgaven.
Gerard Keiler heeft zijn modellen gekozen in
een kring van menschen, die bij door en door
kende. De personen die hij opvoert, zijn geen
roovers en geen ridders, geen boeren uit een
achterhoek van 't land, noch haveloozen die hy
hier of daar ontdekt heeft, maar zeer gewone
lieden uit den zoogenaamd beschaafden midden
stand, die men eiken dag kan zien. Zij lijden
niet aan neurasthenie, noch aan kleptomanie
of' een pyromanie; zij zyn niet erfelijk belast
met het een of ander kwaad; velen hunner
zijn haast te ordinair, zij denken spreken en
doen zooals iedereen in hun kring. Jfiet te
min zy'n ze interessant, als men ze ziet in het
licht waarin Keiler hen plaatst. Hij is geen
satiricus noch een boetprediker, maar een zeer
goedhartig artist die de menschen schildert
zooals hij ze ziet, en wel weef, dat niet allen
helden kunnen zijn. Mevrouw Hellerhuis is
zeer gesteld op haar fatsoen en dat van de
familie, onberispelijk en onbesproken, maar
ziet er niet tegenop, als zij geld noodig heeft,
met voorkennis van haar man en geheel in
eer en deugd, een klein beetje te coquetturen
met den banketbakker om /10 000 van hem ter
leen te kry'gen.
Van een eigen overtuiging op het gebied van
god-dienst en moraliteit zijn bij de familie
Hellerhuis en hun vrienden zeer weinig sporen.
Menschen die op hun fatsoen gesteld zijn
moeten niet al te zeifitandig wezen; het is
veiliger, dat zij zich houden aan de traditie.
Mijnheer Hellerhuis is dan ook zeer verdraag
zaam en volstrekt niet kerkelijk' maar vindt
het toch zeer ongepast dat zijn docbter zou
trouwen met een Roomschen man. Als even
wel de bestaande meeningen langzamerhand
gewyzigd worden, dan gaat de familie onge
merkt met den stroom mee.
Dat Helena een poos op reis geweest is
met haar aanbidder zonder dat het tot een
huwelijk kwam, vindt Antoinette zoo verschrik
kelijk niet van wege de omstandigheden, en
Louise die eigenlijk pas komt kyken, zegt:
»ik ook niet, 't is alleen maar: je krygt zoo
gauw geen ander.''
Als men jaren lang toestanden bijwoont, die
verkeerd zy'n merkt de schrijver op dan
zal men ze wel niet verschoonen, maar men
raakt er aan gewend en vindt ze eindelijk zoo
verschrikkelijk niet meer.
Niettemin zijn en 'blyven de Hellerhuizen
beste menschen. Zeer aantrekkelijk is An
toinette, die haar man met het lot helpt uit
maken, of hij al dan niet naar de Transvaal
zal gaan. Als ik mij ni«t vergis is haar beeld
met de meeste zorg en voorliefde door den
andere get-ekend. Haar kibbelen met haar
man over de kwestie waar zy zullen gaan
wonen, als zy schatrijk zijn, en zy'n terugkeer
uit het goudland met de zakken vol edel metaal
worden meegedeeld op een manier die zeer
voortreffelijk is.
Ik zou gaarne de beide scènes afschrijven}
maar het is niet noodig, want geen lezer zal
ze onopgemerkt laten, evenmin als het vrij
groot getal uitstekend gestelde dialogen, die
het laatste boek van Keiler tot sieraad en
den schrijver tot eer verstrekken.
v. H.
Zaait aan alle icateren. Een verhaal
uit deu tijd van Monica door E. LESLIE.
Uit het Engelsen. Geïllustreerd door
WILLEM STEELIXK. Amsterd.-Pretoria,
boekhandel v/h. Höveker en Wormser.
Deze kleine historische roman is geschreven
met het doel om de lezers te stichten en hun
tevens wat te leeren van de oude geschiedenis
der christelijke kerk. Het boek zal vooral in
orlhodoxa kringen welkom zyn, want de
schrijver is een ijveraar voor de ware leer.
Kenmerkend is de manier waarop hy' meedeelt,
dat ter bijwoning van het concilie te Nicea
zeer vertrouwbare mannen waren opgekomen,
pag. 36.
»Paphnutius en zijn vriend waren niet de
eenigen di« de litteekenen des Heeren Jezus
in hun lichaam droegen. Paulus van Nieuw
Ciesarea miste alle vingers, welke hem met
een heet ijzer waren afgebrand en van de
driehonderd achttien die eindelijk by elkaar
waren waren er nauwlijks vijftig, die niet voor
de zaak huns Meesters eenige verminking
hadden ondergaan.
Het was dus niet waarschijnlijk, dat in een
vergadering als deze eenige leer zou geduld
worden, die de eer des Heeren aantastte, hoe
begeerig Constantyn ook mocht zijn, de rust
te bewaren." v. H.
Aquarellen door TRUIDA KOK, Amers
foort, Valkhofïen Van der Dries.
Dit boek van 234 bladzijden bevat 12 goed
gestelde verhaaltjes, die van kieschen smaak
en diep gevoel getuigen.
Men leest ze met groot genoegen en neemt
ze later gaarne nog eens ter hand.
Het Vredescongres,
(Le JUre.)
?'t Is alles pais en vies.
Pallas ontwapenl in de ar.nen van Nkolaas.
Wereltode.
De EtreYoorzitter,
(Uk.)
Die leert nooit allén loopen .'
Zie zoo ! nu kan elui beg nnen