De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 28 mei pagina 6

28 mei 1899 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEE E BLAD V O O R. N E D E R L A- N D. No. 1144 bestaat. De voorzitter allereerst (firmant van het bankiershuig Lodenburg, Thalman & Co.), voorts George Coppell (van Maitland Coppel & Co.), die als Chairman of the Board van deu Denver & Rio Grands bekwaamheid en talent getoond heeft. Zou het nu niet wen schelyk zijn af te wachten welk resultaat het onderzoek naar den financiëelen en materiëelen toestand waarin de Gulf-My. verkeert, geven zal? My dunkt, dan zal de tijd voor de be slissing tot inlevering gekomen zy'n nadat uitgewerkte plannen zullen zy'n voorgesteld. De Europeesche Staatsfondgen, weinig of niets veranderd, geven geen reden tot bespreking. Omtrent Portugal'* plannen tot schuldregeling is nog niets definitiefs bekend, ook niet van Alva's geboorteland. Mexicanen z\jn wat zwakker geprijsd. Om trent de conversie van de «zessen* is veel gepraat maar nog niets officieels meegedeeld. Ik vind de berichten in de laatste weken wel wat al te mooi. De Brazilianen zyn, met uitzondering van de Funding Loan, wat hooger. Minos-Geraes steeg tot 71. Al gelooft men in al het goede wat verteld wordt waarvoor echter eenige reserve toch alty'd wenschelyk is men vergete toch niet, dat de werkelyke verbetering in de financiën slechts betrekkelijk langzaam gaat. Daarom vind ik een zeer langzame verbetering in verband met de feiten die bekend zullen worden alleen gegrond. Ik wil maar zeggen, men verlieze toch niet uit het oog dat de betaalkracht van Braziliëdoor ukstel is verkregen. Onder de kol. cred. instellingen en cultuurondernemingen tref ik hooger aan de aand. Ned. Indische Handelsbank, Liquidatie-aandeelen Barge c. s., de Kalibog mpy suikerfakriek en de N. Guinea Hand. mpy'; het meest stegen de aand. Javasche cultuur-mpij door rijzing van 84 tot. 90 a 92. Zou hiervan de reden zijn dat een dividend van 5 percent verwacht wordt? Omtrent het dividend der Ned. Ind. Handelsbank liepen geruchten van 4 percent. De tabakswaarden zijn over het algemeen wat zwakker. Op de wenschelijkheid daarvan wees ik reeds een paar malen. Alle overdrijving schaadt. De laatste inschrijving was minder gunstig dan de vorige. Mindere qualiteit en minder goede gelegenheid lot onderzoek heb ben de koopers wellicht voorzichtig doen zyn. Onder de petroleum-stukken behielden de Elzaesers hun verhoogde koersen der vorige week. De Nederl. Rum. Petr. mpy' avanceerde van 38 a 40J4 tot 40 a 42 Koninklijke en ] Samatra?Palembang bleven op dezelfde no teering van den vorigen keer. Ik vrees met groote vreeze dat de r.oteering nog steeds te hoog is. De productie bleef toch immers nog gering. De tyd voor het verschynen van het nieuwe jaarverslag nadert. Dan zullen we zien. * * * Brieven en stukken voor deze rubriek te adresseeren aan D. STIGTEB. Amst, 25,26 Mei '99. Alexanderkade 4. MiHiiiimimiiiiiimiiiniiiimiiiiimiiiiiiinniiiiiiiiiiimnimiiiiiiiiiiiiii M PD Tiiikphr'ift Cil HJlilMjlllllli De Indische Gids, In de Indische Gids vestigt R. A. v. S. t r verzekering van: »De toekomst van den getahpertjah-handel in verband met de bereiding uit versche bladeren volgens de uitvinding van Dr. P. H. Ledeboer" de aandacht op die ont dekking, waardoor het mogelyk wordt in plaats uit de stam mechanisch die stof uit de bladeren te bereiden. Want bij de vroegere methode dreigden de getah-boomen geheel te worden uitgeroeid. Dat moet ook van groot nut zijn voor de transatlantische telegraaf-maatschap pijen. W. C. Nieuwenhuyzen doet belang wekkende mededeelingen over »het Kegerele ment hij het Indische leger", ook bij het Engelsche o. a. .over de geschiktheid der ver schillende soorten van zwarten zoowe) Amerikaanschen als Afrikaanschen voor den dienst en houdt zich bezig met de qtiaestie, waar we voor ons leger het best dit ras van soldaten kunnen blijven aanwerven. J. A. v. Dorsser ver klaart in »de Boekhouding bij de landskassen in Ned.-Indië", dat hy het beter acht daarbij de bestaande methode te volgen dan er verande ringen in te brengen, vroeger daarin voorge steld door Van der Kemp in de Economist. Daarna: Varia en ttevue van de Brochures, Dagbladartikelen enz. In 12 punten vervat W. J. van Gorkom een kritiek op den «Stand der Bari-beri-quaestie" waarover eerst door A. G. Vorderman, inspecteur van den genees kundige dienst een rapport werd uitgebracht, wat menigeen zou kunnen doen gelooven, dat men al een heel eind op weg is om die ziekte te genezen. Dat valt tegen, als men deze opinie er over leest. G. F. K. van Huls, controleur op Java, geeft den raad, nu de Staat vermeerdering der in komsten in Indiëvergt, naast de particuliere en de dwang-cultuur van de koffie, gronden tot aankweeking daarvan onder staatsbeheer in gebruik te stellen. Hy wenscht, dat het gou vernement eerst een proef neemt en verwy'st, om hoop te geven op een gunstige uitslag, naar het succes der kina-ondernemingen van staats wege. Als men niet alleen op Java, maar ook op het reusachtige Sumatra den bodem daartoe gaat ontginnen, kan de bevolking van het eerste eiland, in den loop van deze eeuw ver viervoudigd, daar een uitweg vinden. J. Hora Adema gaat voort met de «Losse Schetsen uit Madagaskar"; hij stemt in met Piolet, dat de Hova's en andere Malgachen daar geen tempels noch heilige wouden hebben, maar wel een godsdienst. Tout comme chez nous menig modern mensch. Heel gunstig denkt bij anders niet over die eilanders. Hy noemt ze »laffe ellendelingen". Hij deelt allerlei bijzonderheden mede over hun religieuse voorstellingen en gebruiken. Amor Vtncit Omnia, naar het Engelsch-Indisch van Flora Annie Steel, een tragische zedenschets van een hindoe-hnisgezin, waarvan de man, vijftien jaar oud, gely'k in de tropen meer gebeurt, al gehuwd is en onder de zorgen te gronde gaat. * * * De Jonge Gids Emanuel Diaz zet de roman School voort; op een erkele plaats slaat een hoofdfiguur er van, Betty, een voor dat soort meisjes onmo gelijk taal uit. »Ze is zoo jong-open in de kleine geslotenheidjes van 'r hevig levend zieltje" en: «Luister, stil . , . . je kleine treurigheidjes Cor, vluchten heel gemakkelijk langs je zware melankolie-stemmingtjes naar buiten ; je vroolijke gelukjes doen het langs je aanhalige schaterlacbjes." . . . Het best er in vind ik het scherp-vrouwelijk voorgevoel van Betty, dat Oor in de school van Van Detteie een ongeluk dreigt en de kennismaking van Cor met de armelui's kin deren aan het slot J. Steenhof vertaalde Engels' beschouwing van Feuerbach. Vrij scherp wordt hier o. a. in aangegeven het ver De gouden eew. (Le Eire.) schil tnsschen het achttien- en negentieneenwsche materialisme. Als men geloof hecht op< gezag aan de Meditaties over Litteratuur en Leven van Quérido, ditmaal weer over Voltaire, dan komt men tot de onderstelling, dat deze alleen groot werd gevonden door de nietig heid tan zijn tijdgenooten. Evenzoo houden we b. v. Bïsmarek voor heel wat minder, dan de generatie van '60 of '70. Hy laschte hier een beschouwing in over de tragedie, en de toekomst daarvan, waar over ik nu nog geen beslist oordeel kan uit spreken, tenmtaste niet over het geheel. Vol komen juist acht ik zyn meening, dat er van een permanent gevoels- en denkleven in al de wisselingen van de wereldgeschiedenis by ons menschen geen sprake is, en dus de aan doeningen der antieken hemelsbreed van de onzen verschilden. Daarom kunnen we van de tragedies van Sophokles of Aeschyllus alleen genieten met moeite, met studie er bij. Quérido moet oppassen bij de opbruisching van zy'n gevoel, het opstoeten van de vele gestalten in zyn ruime verbeelding, niet te vervallen tot gezwollenheid. Het heroïich gebulder van zwaardhakkingen is ondenkbaar, niet gekletter. Daarentegen kan het schitteren van helmenpunting in figuurlyken zin niet uitkletteren. Bjven bulder-oceanen ziet men onweer of storm-licht niet het teerste licht van weedom. De introductie hier met bijzinnen, die te samen zoowat twintig regels druk vormen, en die iaën twee, drie keer moet overlezen, voor men den loop volgen kan, had wel korter of meer gesplitst kunnen wezen. Met zy'n kritiek op Psyche van Couperus hy breekt hem duchtig af kan ik het maar niet eens worden. De indruk, die het ook na lezing van deze beoordeeling nalaat, is nog zoo gunstig, dat my'n gevoel weigert die te beamen, in ieder geval thans nog weigert, en van angst of zoo, omdat een zeer bevoegd litterator dit nu zegt, verbergen, dat ik Psyche zeer mooi vinden bly'f, dat verdraai ik. Barbertje Snik IV, een heel leuk, satirieksocialistisch fragment van Pieter Peers. Het huis in de »Pijp", de beschrijving van een ruzie, met goede realistische trekken van L. H A. Drabbe. Herman Heyermans betoogt in Tooneel en Maatschappij, dat het tooneel niet een product is van de kerk alleen, maar dat het een zelfstandige groei had uit het leven der gemeenschappen en dat toen het gemoedsleven in evenwicht was met een bepaald kerkelyk leven het tooneel óók met dit laatste harmonieerde, niet er uit voortkwam. Als sociaal-democraat moest hij allicht steunend op de marxistische denkwijze hier toe komen. Hy beschrijft dan verder het tooneel in onze maatschappij en den toestand dertooneelspelers; er zijn een paar theater-reglementen, om dit laatste nader toe te lichten, bijgevoegd. Van de Krasjes van Jan Mary'n heeft Caf Riche te veel enkel klank ; met mooi-simpele pennetrekken sluiten Dooie Hond en Dorps station. Scipio beschreef als Silhouetten uit de arbeidersbeweging nu Helsdingen, Vliegen en Schaper. Litteraire waarde hebben deze drie niet, het is eer korte biografie dan artistieke schets. Avond geeft wel een bewijs dat Van der Meer sterke fantasie bezit, maar de maat is onzuiver. Aan Frederik van Eden door J. Stibbe, nu : niet veel, noch van inhoud noch in vorm. Herfststemming, ook niet sterk. De zoog. Liedjes van J. L. G. Verhoeven zy'n geen liedjes. I nou ja, nou ja en II slecht op wat mooie klank na aan het slot. Elseviers Maandschrift. Een onbeteekenend gedicht van H. L. F. S. opent het nummer, wat muziek van B Feikema. Van Niftrick zond Schetsen uit Finland, als reisbpschrijving an und für sich interessant. Cyriel Buysse ontleendt verdienstelijk de ijzingwekkende toestand van een echte plutokratiiche fabrikant, Monsieur Hardamour, een aarts-egoist, die by ongeluk zich zelf in zijn brandkast, een heele kamer van metaal, op sluit en er in dreigt om te komen, maar ge red wordt. Daarna een en ander over het Friesch Museum van Oudheden door Waling Dykstra en een miserabele fantaisie door Norberth van Reuth over Hooft. Ook nog een ballade door Helene Lapidoth-Swarth, te veel routine-werk en onzuiver van smaak. « * # De Hollandsche Revue. In de rubriek «Belangrijke onderwerpen" dient verwezen te worden naar het fragment over vloeibare lucht In de Karakterschets staat ditmaal de economische strijd van Bernardus Tans, hoofd van den schippersbond met zyn varensgezellen, uitgevochten tegen de bevrach ters, beschreven. Als Boek van de Maand be handelde de redactie: Balland en Petrus door Sühaepman. J. K. RENSBUBG. BOEKAANKONDIGING. Het laatste boek van Gerard Keiler is: Haar Buurman, oorspronkelijke roman, uitgegeven te Amsterdam bij Cohen Zonen. Prijs / 3.25 gebonden / 3.75. Hst doet deu goeden naam van den hooggewaardeerden auteur zeer zeker eer aan en zal wel in den smaak vallen van ons lezend publiek. Haar Buurman is een eerzaam burger, die met appelbollen bakken en wat verder tot het vak behoort fortuin maakt; zy zelf, Mevrouw Hellerhuis, is de vrouw van een Haagsch ambte naar bij een der Ministeries, die al heel gauw merkt, dat hy een bijbaantje zal noodig hebben om zijn inkomen gelijk te maken aan het bedrag van zijn uitgaven. Gerard Keiler heeft zijn modellen gekozen in een kring van menschen, die bij door en door kende. De personen die hij opvoert, zijn geen roovers en geen ridders, geen boeren uit een achterhoek van 't land, noch haveloozen die hy hier of daar ontdekt heeft, maar zeer gewone lieden uit den zoogenaamd beschaafden midden stand, die men eiken dag kan zien. Zij lijden niet aan neurasthenie, noch aan kleptomanie of' een pyromanie; zij zyn niet erfelijk belast met het een of ander kwaad; velen hunner zijn haast te ordinair, zij denken spreken en doen zooals iedereen in hun kring. Jfiet te min zy'n ze interessant, als men ze ziet in het licht waarin Keiler hen plaatst. Hij is geen satiricus noch een boetprediker, maar een zeer goedhartig artist die de menschen schildert zooals hij ze ziet, en wel weef, dat niet allen helden kunnen zijn. Mevrouw Hellerhuis is zeer gesteld op haar fatsoen en dat van de familie, onberispelijk en onbesproken, maar ziet er niet tegenop, als zij geld noodig heeft, met voorkennis van haar man en geheel in eer en deugd, een klein beetje te coquetturen met den banketbakker om /10 000 van hem ter leen te kry'gen. Van een eigen overtuiging op het gebied van god-dienst en moraliteit zijn bij de familie Hellerhuis en hun vrienden zeer weinig sporen. Menschen die op hun fatsoen gesteld zijn moeten niet al te zeifitandig wezen; het is veiliger, dat zij zich houden aan de traditie. Mijnheer Hellerhuis is dan ook zeer verdraag zaam en volstrekt niet kerkelijk' maar vindt het toch zeer ongepast dat zijn docbter zou trouwen met een Roomschen man. Als even wel de bestaande meeningen langzamerhand gewyzigd worden, dan gaat de familie onge merkt met den stroom mee. Dat Helena een poos op reis geweest is met haar aanbidder zonder dat het tot een huwelijk kwam, vindt Antoinette zoo verschrik kelijk niet van wege de omstandigheden, en Louise die eigenlijk pas komt kyken, zegt: »ik ook niet, 't is alleen maar: je krygt zoo gauw geen ander.'' Als men jaren lang toestanden bijwoont, die verkeerd zy'n merkt de schrijver op dan zal men ze wel niet verschoonen, maar men raakt er aan gewend en vindt ze eindelijk zoo verschrikkelijk niet meer. Niettemin zijn en 'blyven de Hellerhuizen beste menschen. Zeer aantrekkelijk is An toinette, die haar man met het lot helpt uit maken, of hij al dan niet naar de Transvaal zal gaan. Als ik mij ni«t vergis is haar beeld met de meeste zorg en voorliefde door den andere get-ekend. Haar kibbelen met haar man over de kwestie waar zy zullen gaan wonen, als zy schatrijk zijn, en zy'n terugkeer uit het goudland met de zakken vol edel metaal worden meegedeeld op een manier die zeer voortreffelijk is. Ik zou gaarne de beide scènes afschrijven} maar het is niet noodig, want geen lezer zal ze onopgemerkt laten, evenmin als het vrij groot getal uitstekend gestelde dialogen, die het laatste boek van Keiler tot sieraad en den schrijver tot eer verstrekken. v. H. Zaait aan alle icateren. Een verhaal uit deu tijd van Monica door E. LESLIE. Uit het Engelsen. Geïllustreerd door WILLEM STEELIXK. Amsterd.-Pretoria, boekhandel v/h. Höveker en Wormser. Deze kleine historische roman is geschreven met het doel om de lezers te stichten en hun tevens wat te leeren van de oude geschiedenis der christelijke kerk. Het boek zal vooral in orlhodoxa kringen welkom zyn, want de schrijver is een ijveraar voor de ware leer. Kenmerkend is de manier waarop hy' meedeelt, dat ter bijwoning van het concilie te Nicea zeer vertrouwbare mannen waren opgekomen, pag. 36. »Paphnutius en zijn vriend waren niet de eenigen di« de litteekenen des Heeren Jezus in hun lichaam droegen. Paulus van Nieuw Ciesarea miste alle vingers, welke hem met een heet ijzer waren afgebrand en van de driehonderd achttien die eindelijk by elkaar waren waren er nauwlijks vijftig, die niet voor de zaak huns Meesters eenige verminking hadden ondergaan. Het was dus niet waarschijnlijk, dat in een vergadering als deze eenige leer zou geduld worden, die de eer des Heeren aantastte, hoe begeerig Constantyn ook mocht zijn, de rust te bewaren." v. H. Aquarellen door TRUIDA KOK, Amers foort, Valkhofïen Van der Dries. Dit boek van 234 bladzijden bevat 12 goed gestelde verhaaltjes, die van kieschen smaak en diep gevoel getuigen. Men leest ze met groot genoegen en neemt ze later gaarne nog eens ter hand. Het Vredescongres, (Le JUre.) ?'t Is alles pais en vies. Pallas ontwapenl in de ar.nen van Nkolaas. Wereltode. De EtreYoorzitter, (Uk.) Die leert nooit allén loopen .' Zie zoo ! nu kan elui beg nnen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl