Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1145
Te Winkel het privaat-docentschap v*
den heer v. d. Goes bestreed dat stuk te?n
my, waarop gij doelt, «heeft bij mij g"i
anderen indruk achtergelaten dan dat**
geen model ran logisch en overtuig
betoog was". Maar was het nu opzija
beurt niet v. d. G., die het betoo-van
Te Winkel zoo beneden alle kritie had
gevonden ? M. a. w. Indien naar ** e'
schrift en misschien wel naar al' hun
vroegere geschriften, de heeren Te^inkel
en v. d. Goes elkanders
wetenschPPeliJkheid moesten beoordeelen de e4 droop
zoo goed als de ander.
_ Stel nu eens, dat aan eenige a?* socialis
tische hoogleeraren, Aio onderfls 'n de
socialistische economie schade)^ voor de
maatschappij en voor de hoog<chool zelve
achten, wordt opgedragen te or>erzoeken of
de aspirant privaat docent wf wetenschap
pelijk genoeg kan heeten, om-et socialisme
te onderwijzen. Zal dat te anders zijn
dan een grap ?
* *
*
Heeft de heer Te Win M, het zich wat
al te gemakkelijk gemaft, door de be
noeming van een privat-doeent in de
socjale economie eenvouo& voor te stellen
als een quaestie, die wrdt opgelost door
een onder/wek naar wetenschappelijkheid
met het begrip dogma e'do«:matisch onder
wijs neemt hij het nogminder ernstig.
Wat de heer Te W.te dien opzichte al
zoo heeft losgelaten m<et hem zelf wel een
weinig voor de oogenschemeren.
Allereerst meent hj dat alleen de theolo
gische dogmatiek bij het Hooger- onderwijs
is geduld. Ten grfolge van historische
toestanden heeft nin de dogmatiek niet
volledig buittn d' Universiteit kunnen
houden. Ook bij Andere (dan de theolo
gische) \vetenscha»peii de dogmatiek toe
te laten zou niefradicaal zijn. t-Dat zon
zijn een terugkee^n tot den tijd, die nu t'tr
achter ons ligt, wiarin iedere wetenschap min
of meer doymatsch wan of althans mocht
xijn. De moderie ivetenschap KOU zich -"elf
een slag in het aangericht geven, wanneer
zij een privaat (Dcent toeliet o/n de dogmatiek
van Marx te cüderwij,~en, op grond van liet
consecratie isme der wetgeving van 18''G, die,
li£t toelaten v(& hoogleraren in de dogmatiek
van Calvijn ei Thomas van Aquino mogelijk
maakt, ja ze/'s bevordert."
Heeft nier nu ooit iets grappigers gezien
dan een hocgleeraar in onzen tijd, die zich
eenvoudig houdt, als had hij nog nooit
gehoord 01 ervaren, dat de speculatieve
wetengchaipen, allen leven van dogma's
in den zh van niet te bewijzen meenin
gen ; en als had hij het recht tusschen
alle die zoogenaamde speculatieve weten
schapper, en de socialistische economie een
specifiek onderscheid aan te nemen als
zouden zij van elkander verschillen gelijk
leeuw en eik!
Aardig, ook hier geeft de heer Te Winkel
zelf eöu voorbeeld, dat hem beter had
kunnen onderrichten.
Geen dogmatiek in geen enkel vak
maar wetenschap !
Er wat lazen wij in zijn schrijven van
14 Mei, waar de hoogleeraar zich een uit
spraak veroorloofde op zijn eigen gebied ?
»l)e geestelooze naaperij en
mulfigegekunate.'dheid, waaraan onze litteratuur op het
oofenblik ziek ligt, kunnen niet krachtig
genoeg worden bestreden. Ieder, die weet,
hoe grooten invloed de letterkunde oefent
op de ontwikkeling des volks,en die wenscht,
dat waarheid en zelfstandigheid de grond
slagen van iedere geestelijke ontwikkeling
zullen zijn, moet den heer Van Nouhuys
voor zijn stukje dankbaar wezen/' iJe
meening van den heer Te Winkel staat dus
vierkant tegenover die van hen, welke onze
litteratuur op dit oogenblik voor gezond
houden. Wij kiezen thans geen partij.
Maar nu zou een hoogleeraar, die verklaart
in 't belang der volksontwikkeling, en van
waarheid en zelfstandigheid, niet krachtig
genoeg tegeu de nieuwere richting te
kuiinen strijden, zich zelf nog wijs willen
maken, dat hetdogmatische buiten zijn weten
schappelijk vak ligt. Het spreekt immers
van zelf, dat de zoo heftig veroordeelde
nieuweren al even gering denken over des
professors ouderwetsche meen ing, als deze
over hun nieuwerwecsche kunst. Zal prof.
Te Winkel zelf als hoogleeraar in zijn
lessen geen aanhangers trachten te winnen
voor zijn eigen meeningen, meeningen,
waarvan z. i. niet minder dan de gezond
heid der letteren en der volksontwikkeling,
de zegepraal van waarheid en het behoud
der zelfstandigheid afhangen; en heeft hij,
die zich aldus over een geheel3, literatuur
periode uitlaat eenig recht om te verzekeren,
dat hij er voor zal helpen zorgen, dat de
wetenschap niet worde verdrongen door de
profetie" ? ! Zou nu, zoo vragen wij verder,
de socialistische economie wel een aasje
subjectiever zijn dan Te Winkels letter
kundige meeningen, al maakt hij dan zelf
deel uit van een wetenschappelijke facul
teit? Nu is dat subjectivisme op zichzelf'
geen fout; volstrekt niet, in de speculatieve
wetenschappen kan dat niet anders zijn.
Ze worden, al heeten ze wetenschap, door
subjectieve meeningen beheerscht. De fout
bestaat slechts hierin, dat men dit, gelijk
Te Winkel, vergeet en dan breedvoerig over
de wetenschap redeneert, als had men op
bovennatuurlijke wijs zich de zekerheid mo
gen verschaften dat het subjectivisme door
een professionale bef en toga in
objectivisme is veranderd.
De moderne weienschap, zoo verzekert Te
Winkel in zijn artikel van 14 Mei, zou zich
zelf een slag in 't aangezicht geven, indien
zij op grond van het bestaan van theolo
gische dogmatische professoren een
privaatdocent toeliet om de dogmatiek van Marx
te onderwijzen, en nu spreekt hij weder van
het propaganda maken voor een dogma
(i. c. het socialistische) als een gevaar voor
de onafhankelijkheid en
onbelangzuchtigheid der wetenseJtap. En als nu die moderne
wetenschap (de speculatieve) na de theolo
gische dpgmata te zijn kwijt geraakt, met
een legioen van onbewijsbare meeningen
haar armzalig leven voortzet, zou zij
zieheelf dan nog een slag in 't aange
zicht geven, wanneer zij de socialisti
sche economie gelijke eer bewees, als
het een of ander voor de praktijk des
levens, zoo veel minder belangrijk, rechts
geleerd, wijsgeerig of letterkundig dogma?
Dogma steeds in den zin van een onbe
wijsbare raeening.
Trouwens die moderne wetenschap in het
speculatieve, en een slag in haar aangezicht!
Ah, kon men dat aangezicht maar eens
zien! Wie weet of zelfs prof. Te Winkel
niet schrikken zou, als hij haar tegen
kwam! Want wat hij tot dusver voor
haar liet doorgaan, is niet veel anders dan
de Universiteitspop, tot vermaak van niet
al te frissche geesten, voor zekere gelegen
heden aangekleed en voor den dag gehaald.
* *
*
Intusschen de hoofdfout van den hoog
leeraar Te Winkel, bij zijn ongevraagd
advies omtrent de toelating van een privaat
docent in de soc. economie gemaakt, vloeit
voort uit zijn averecht^che opvatting van
het wezen en het doel der hoogefcholen.
Wij spraken over deze misvatting, zoo
algemeen, reeds in ons art. van 7 Mei.
»Want laat het ona niet vergeten, bij deze
gelegenheid mag het, meenen wij, niet
verzwegen worden, geen ins-lelling, die
minder aan hare roeping beantwoordt,
behalve op het terrein der exacte weten
schappen dan de Universiteit. Men
kan haar naam niet noemen of men hoort
het woord wetenschap. Van alles wat
aan opvoeding, aan vorming, aan ontwik
keling van zedelijkheid, van gevoel voor
het schoone en goede doet denken, waarin
dan toch het leven van het leven bestaat,
is geen sprake. De Universiteit is n met,
ja is de Wetenschap. En hoevelen van hen,
die haar bezoeken, hebben vo"f weten
schappelijke studie aanleg, hoe velen
brengen het tot haar? Geen vijf, of wil
men ruim rekenen, geen tien procent.
Negentig van de honderd komen eenvoudig
om een beroep te leeren, en zullen ook
nooit iets meer leeren van hetgeen niet
een groot woord de u'ctenxeltnp wordt ge
noemd, dan noodig is voor de richtige
vervulling van een meestal niet zeer
moeilijke betrekking. En van die 90
misschien 50 dat nog op zijn hesf- Maar
in plaats nu van de Universiteit in 't al
gemeen tot een heroepschool te maken,
naar als zoodanig te erkennen, en de
leerlingen, die weldra als dragers van de
hoogste beschaving de maatschappij zuilen
ingaan, onder den invloed te stellen van
alles wat verheft en veredelt, brengen deze
jongelui den besten tijd van hun leven door
onder de leiding van de heeren der weten
schap, officieele ambtenaren, waarvan er,
dank zij de objectiviteit? en de wetenschap,
zoo goed als bijna nooit n voor eenig
denkbeeld warm loopt.
»Men spreekt tegenwoordig veel van
Universily extension ; maar indien er
eenige extension, niet van
hetzuiver-wetenschappelijk, maar met geestdrift bevruch
tend onderwijs, noodig mag heeten, clan
is dat wel voor de Universiteit'zelve. ;'
Neemt men de zaken zooals zij inderdaad
zijn, en niet naar het spraakgebruik alge
meen in professorale kringen, dan is ele
universiteit een school, waar jongelui zich
voor hun vak willen bekwamen, en
duarenboveri eenige algemeene kennis wenschen
te verwerven, nuttig ook voor hun leven in
de maatschappij. En de hoogleeraren, zijn
wel onderlegde, min of meer belezen onder
wijzers, voldoende tehuis in hun vak, om
daarin les te geven.
Zoo is de regel. Maar nu treft men onder
de leerlingen een kleine percentage aan,
met aanleg voor iets meer dan het gewone
leeren, die dus kunnen komen tot eigen
studie; zij die zelf vorschers zullen worden
en vinders misschien. En even als onder de
leerlingen kan men ook onder de leeraren,
de professoren, wijzen opeen zekere percen
tage wij vullen het cijfer liever niet in
die meer zijn dan gewone lesgevers en door
hun hoogere begaafdheid het een of ander
onderdeeltje der wetenschap eenigen dienst
vermogen te bewijzen. En wat ziet men
nu gebeuren ? Dat alk professoren, alle
studenten, i. e. w. de heele universiteit
regelrecht in den dienst van de wetenschap
wordt gesteld, als ware de uitzondering regel.
Leest men b.v. hoe de heer Te Winkel
en de Wetenschap n zijn, dan zou men
er toe kunnen komen, om naar Amsterdam
te reizen, ten eindt; im werkelijk eens iemand
te zien, door Minerva tot haar vertrouwde
gekozen Hij denkt alleen aan het «weten
schappelijk karaktervan het «onderwijs" ; het
hoogeschool-onderwijs in de soc. economie
zou zijn een verder »af wij ken van het weten
schappelijk beginsel;" »de wetenschap
(ook de speculatieve)! mag niet min of
meer dogmatiesch zijn;" »de moderne weten
schap zou zich zelf een slag in 't aange
zicht geven;" »als de faculteit een brevet
van wetenschappelijke bekwaamheid uitreikt
kunnen de studenten zich gerust aan zijn
wetenschappelijke leiding overgeven". Zoo
14 Mei, en nu weder: »De Senaat is ver
antwoordelijk voor het wetenschappelijk
karakter van den privaat-docent;" »ik zie
gevaar voor de onafhankelijkheid
enonbelangzuchtigheid der wetenschap". »De
wetenschap zou door de profetie worden
verdrongen" enz. enz.
Het is duidelijk de heer Te W. maakt
zich slechts over n ding ongerust: de
Wetenschap is in gevaar!
Is dat nu niet op het kantje van het
belachelijke af of ging het daar reeds
over heen ?
De enkele geesten het is onze schuld
niet, dat de hemel er maar zoo weinigen
het aanzijn verleent! de enkele geesten
in ons land, die met de speculatieve weten
schap iets hebben uit testaan,?behalve dan
als lesgevers en leerlingen aan de verschil
lende inrichtingen van onderwijs zullen
toch waarlijk er geen nadeel van hebben te
duchten. Niet de Universiteitspop, maar
Minerva is veilig, ook zonder de zorg
van .... Te Winkel! Maar zijn nu de heeren
van de Wetenschap, wetende dat 95 of 90
pc. van hun leerlingen niet voor de weten
schap is geboren, verantwoord, als zij er
zich tegen verzetten, rechtstreeks of zijde
lings trachten uit te werken, dat zij, die
weldra de hoogste betrekkingen en ambten
zullen vervullen en bekleeden, gehou
den worden buiten den invloed van het
socialistisch onderwijs, te geven door een
overtuigd socialist! Brengen zij dan de
hoogeschool, die naar haar onderwijs
en naar haar geest, naar haar vorm zoowel
als naar haar wezen, veel te ver van 't
werkelijke leven verwijderd is niet nog
meer buiten verband met de maatschappij ?
Zeker, al dat geredeneer over wetenschap
en wetenschappelijkheid bij een instelling,
die voor niet-wetenschappelijken bestaat, en
slechts bij uitzondering voor
wetenschappelijken dienstdoet -? is lak. Doch hervorming
en bevruchting met nieuw'leven is noodig voor
de Hoogeschool; dat eischt, in strijd met de
universiteitstraditie, maar volkomen in over
eenstemming met het belang van de weten
schap, de maatschappij. Immers, wij herhalen
de vraag, hoe zouden onzthoogere standen
zoo koel en onverschillig ich kunnen
betoonen voor hetgeen strek tot verhooging
van het stoffelijk en zede^k peil, waarop
de natie staat, als er aan « scholen waar
de elite gevormd wordt, zi<i dozijnen van
mannen bevonden, die doo een krachtige
overtuiging gedreven, de geeten der jongere
wisten te bezielen, die zelf leeden voor denk
beelden, het voorbeeld gayerrvan de hoogste
toewijding en de edelste insiiratie gelijk
tot dusver niet elk, maar zoomenig socialist
heeft gedaan ?
Misschien zal de heer > Winkel dit
punt nog eens willen overwegen. Het be
vreemdt ons. dat hij tot heen het schijnt
verzuimd te hebben. Immer de man, die
op xijn gebied, dat der leterkunde, zoo
krachtig verklaard heeft, dat fij een roeping
heeft (e vervuilen, om de kanke maat
schappij te genezen van een iekte, >xvelke
niet krachtig genoeg bestreden ;an worden",
omdat zij invloed oefent opde volksont
wikkeling, en wijl hij wenscht (at waarheid
f n onafhankelijkheid de grondslagen van
iedere geestelijke ontwikkeling zullen zijn
moet gevoelen, dat er nogiets anders
aan de orde behoort te zijn bij het Hooger
Onderwijs, dan de "oogenaande
W'etenschap.
Nadat de heer Te Winkel de opmerking
heeft gemaakt, dat ook het oo-deel over
het nut van dit privaat-docentchap sub
jectief zou zijn, een juiste opmening, want
elk menschfelijk oordeel is subjectief, maar
daarmee wordt naiuuilijk volsrekt niet
uitgemaakt, dat men nu ook tk oordeel
even gepast en ter zake dienend' heeft te
achten, komt hij met een dotwoord,
waarbij de man der wetenschap pjheel uit
zijn rol valt. Zor der eenigen schiji van be
wijs verzekert hij, dut de sociaigten zelf
v. d. Goes geen voldoend Maixkenner
achten ; constateert hij, dat de her Treub
ongetwijfeld onpartijdig genoeg is om het
socialisme te doceeren, er zijn leirlingen
«goed van op de hoogte te stellen" en hun
de boeken aan te wijzen, «waaruit zij het
binnen veertien dagen kunnen leeen ken
nen"; maar eigenlijk behoefde Te W. lat, niet
eens te zeggen, want er bestaat >ud en
nieuw socialisme weshalve de lioodeeraar
het privaat-docentschap in de socialistische
economie volstrekt onnut acht.
Bij zulk een praaijesmakerij vai een
hoogleeraar in de letteren over het
pivaatdccenlschap in de socialistische ecoiomie
houdt alle redeneeren op. Zoolang d; beer
Te W. arm in arm met de wetenschap
wandelde leek het althans nog ergeis op,
maar nu hij heelemaal alleen op eigen
beenen gaat staan, legt hij zijn oppervlak
kigheid, zijn partijdigheid, om in zijn uni
versiteitstaai te spreken, zijn
«onwetensthappelijkheid" zoo klaar aan den dag. da zijn
collega's allicht het hoofd over hernztllen
schudden.
Zijn verwaning van kerkelijke en
theologische professoren; zijn
volstrekteonbekendheid met het karakter der
sptculatieve weienschappen in tegenstelling net
de exacte, en in onderscheiding van de
theologische.die hetbpveiinatuurlijkeinluar
dogma's begrijpt; zijn geredeneer over de
wetenschap, zonder de geringste poging ,ot
definieering van eenig begrip, of ter aan
duiding van hare verhouding tot de
Uiiversiteit als beroepschool; zijn apriorististh
geredekavel in den waan zich te gedragen
als een objectieve geest dit alles en
zooveel meer moet, dunkt ons, de vrienden
van den heer Te Winkel aansporen hen
te bewegen, zich in 't vervolg als let
terkundige schoenmaker, bij zijn leest t«
houden. Het staat zoo mal als hoog
leeraren over onderwerpen, waarover zi
niet of al te weinig hebben nagedacht"
zoo lo-jes weg aan 't praten slaan, en
tegelijkertijd de houding aannemen als
waren zij met Mirerva getrouwd. Le
ridicule tue, en de heer Te Winkel is er
toch te goed voor, om op die manier aan
zijn eind te komen.
De afschaffing der deportatie
naai' Siberië.
Rudolf Virchow, de beroemde anatoom,
die ook als vrijzinnig politicus een lang
en eervol verleden heeft, x.eide dezer dagen
in een onderhoud meteen vertegenwoordiger
van de Indépendanre Belije: «Rusland gaat
vooruit, en wel gestadig, ik heb mij in
het land zelf daarvan herhaaldelijk over
tuigd." Op welke symptomen de Berlijnsche
hoogleeraar zijne diagnose heeft gegrond,
weten wij niet, maar een der laatste
regeeringsdaden van den jongen czar is
wel geschikt, om Virchow's gunstige
meening te bevestigen.
Onder voorzitterschap van den czar
is door de Russische staatslieden en auto
riteiten een conferentie gehouden, in welke
beraadslaagd is over de afschaffing der
deportatie naar Siberië. Nikolaas II is
ongetwijfeld zeer vatbaar voor indrukken.
Men heeft beweerd, dat het denkbeeld voor
de bijeenroeping der thans in den Haag
zetelende conferentie bij hem is ontstaan
na de lezing van Bertha van Suttner's
boek »Die WafTen nieder!" Met minstens
even groote waarschijnlijkheid kan men
beweren, dat het boek van een ander
buitenlander, den Engelschen ingenieur
George Kennan, hem de oogen heeft ge
opende voor de rampzalige toestanden,
die het gevolg zijn van de deportatie naar
Siberië. Na de verschijning van dit werk,
heeft de Russische regeering zich alle
moeite gegeven, om den vreeselijken indruk,
dien Kennan's onthullingen maakten,
?weg te nemen. Zij heeft den schrijver als
ongeloofwaardig voorgesteld en getracht
diens mededeelingen te weerleggen. Dat
die moeite eene vergeefsche is geweest,
blijkt uit het initiatief thans door den
czar genomen. Trouwens reeds in Juli
1897 had de czar voor Siberiëeen groot
deel van de voor Rusland door Alexander
II tot stand gebrachte wetgeving ingevoerd
en daarmede een eersten stap gedaan op
den weg, die leiden moest tot afschaffing
van het politie-bewind in Siberië, een
régime, dat aldaar, volgens de bekentenis
van den Russischen minister van justitie
zelven, »schrik, willekeur en ongerechtig
heid" deed heersenen.
De transportatie naar Siberi
dagleekent uit het laatst der zestiende eeuw,
doch heeft eerst langzamerhand een groo
ten omvang gekregen. Van 1823 tot 1888
zijn 785.000 personen naar Siberi
getransporteerd, en in de laatste jaren wor
den jaarlijks 10,000 tot 18,000
ongelukkigen door dit lot getroffer. De
getransporteerden behoorden tot zeer
uiteenloopende kategorieën : in de eerste plaats de
politieke veroordeelden ; dan diegenen,
die verbannen werden, omdat zij tot een
verboden godsdienstige sekte behoorden ;
verder de veroordeelden wegens misdaden
tegen het gemeeue recht, die hetzij door
de J/jr.s', hetzij door de gewone rechtban
ken waren gevonnist. Doch al deze per
sonen werden verdeeld over de Siberische
bevolking, sommigen dadelijk, anderen na
afloop van hun tuchthuisstrai. Niet de
opsluiting was dus regel, maar de ver
banning onder eene vreemde bevolking.
Zoolang Siberiënog een half wild en
bijna onbekend land was, door
volksstainmen van Turkschen of Mongoolschen
oorsprong bewoond, was de invloed dezer
losgelaten veroordeelden niet zeer merk
baar. Nadat echter langs de rivieren en de
groote postwegen belangrijke steden en
dorpen waren ontstaan, bracht elk transport
daar hinderlijke storing. De autoriteiten
bekommerden zich niet om de veroordeel
den ; alleen zonden ze gewoonlijk de
Mohamedanen, die aanleg voor
struikrooverijeii hadden, ver van de groote
steden, en de Joden, die in de steden het
best konden aarden, naar het platteland.
Daarentegen moesten de uit Rusland ge
komen boeren in de steden blijven. Dit
onttrekken van lieden, die zich toch reeds
vreemd voelden, aan hun natuurlijk milieu,
moge voor de eerste der genoemde groe
pen gewettigd zijn geweest, voor de ande
ren was het een onnoodige wreedheid, die
slechts vermeerdering van ellende ten
gevolge had.
Het gevangeniskleed, dat alle banne
lingen moesten dragen, stelde hen bloot
aan dikwijls ongegronde verdenkingen ; het
gedwongen domicilie maakte hen tot een
gemakkelijke prooi voor hebzuchtige inge
zetenen, die hunne diensten met een jam
merlijk hongerloou betaalden. Er was ook
voor de beteren onder de gedeporteerden
geen kans, om door vlijtigen arbeid een
eerlijk stuk brood te verdienen, laat staan
om zich een goede positie te verschaffen.
Meestal zochten zij hun heil in de vlucht,
en de statistiek heeft uitgemaakt, dat meer
dan (Ie helft der naarSiberi
'getransporteerden spoorloos verdwenen zijn. Waar zijn zij
gebleven? Enkelen misschien in de steden,
onder een valschen naam en met een
valschen pas; anderen in de dorpen, in
de goudmijnen, in de dichte wouden ; zeer
velen ongetwijfeld ergens onder de sneeuw.
met een kogel in 't hoofd als straf voor
een beproefden diefstal.
Was het lot der veroordeelden ellendig,
niet minder treurig was de invloed, door
het verderfelijk stelsel op de betere elemen
ten der bevolking uitgeoefend. »Met welk
recht," vraagt Jules Legras in het
Journal des Dt'bats »iegde men aan de
gemeenten den last op van de misdadigers,
die, men haar toezond? Met welk recht
stelde men de vreedzame burgers bloot
aan het voortdurend gevaar van brand
stichting, diefstal en moord, aan de voort
durende bedreiging met gewelddadige aan
slagen door uitgehongerde en wanhopige
vagebonden? Eertijds zoo deelde een
boer in een klein Siberisch stadje den
Fransche schrijver mede behoefden wij
onze deuren nooit op het nachtslot te doen ;
maar sints men ons gedeporteerden
zendt, zijn wij genoodzaakt, altijd op onze
hoede te zjjn. Eri helaas! onze kinderen
bederven door de aanraking met deze
lieden." Inderdaad wordt verreweg het
grootste aantal misdaden in Siberiëdoor
gedeporteerden bedreven ; de deportatie
op zich zelve is, onder zulke omstandig
heden, eene uitnoodiging tot de misdaad.
De vreugde in Siberiëover het door
den czar genomen initiatief is groot en
algemeen. De L'IM) ()i;0 emigranten, welke
de Trans Siberische spoorweg jaarlijks over
de vlakten en in de bosschen verspreidt,
zullen als de goede plannen worden
verwezenlijkt veilig het land kunnen
behouwen en hun nijverheid kunnen uit
oefenen. En tevens wordt op die wijze
het welslagen verzekerd van de grootsche
onderneming, die het uiterste Oosten van
Rusland's onmetelijk koloniaal rijk in Azi
met het Europeesche spoorwegnet zal ver
binden. Zoo snijdt het mes van twee
kanten en zal de moreele verbetering
tevens een economische aanwinst blijken
te zijn. Daar wordt de goede zaak stellig
niet minder door.
iiimiHiiiiiiiiiiim
SooiaU
?timmmmmwimimHiiiiiuiiuinniiiiiiiiiimiiiiiiiniiiiiHuimiiiHHi
fat 't M hesioot.
Weinig hadden wij verwacht, toen wij
ons voorlaatste artikel schreven, dat de te
verbeiden oppositie van enkele der depar
tementen van 't »Nut", inzonderheid van
het departement Haarlem tegen de door
het hoofdbestuur der maatschappij in de
laatste jaren ingeslagen richting zich in
hoofdzaak, ja bijna uitsluitend, opdat, aan
gaande de voorgestelde subsidiën aan het
Centraal Bureau voor Sociale Adviezen zou
conientreeren ; en veel minder nog hebben
wij verwacht, maar klaarblijkelijk speelde
ons onze wenschen paiten dat dit voorstel
niet in zijn geheel zou worden aanvaard. Het
«Centraal Bureau voor Sociale Adviezen"
toch, is eene »neuirale" vereeniging bij uit
nemendheid, en derhalve mocht men veilig
hopen, dat van eene vereeniging als 't «Nut"
het meerendeel der afgevaardigde leden
gaarne de gelegenheid zou hebben aange
grepen om eene zóó algemeen nuttige in
stelling te helpen in stand houden, te meer,
waar gebleken is, riat krachtige hulp drin
gend wordt behoefd.
Maar behiit' d ich Gotl, es wiir zu sch.ön
gewesen, beJiül' diclt Gotl, es hat nicht sollen
sein! ^
Wat toch is geschied ? Nadat reeds een
belangrijk deel der agenda in behandeling
was geweest, \vaarop wij straks nader zullen
terugkomen, kvyarn eindelijk het bedoelde
voorslel van het, hoofdbestuur ter tafel, dat,
naar men zich herinneren zal, luidde: «de
Vereeniging «Centraal Bureau voor Sociale
Ad vielen" in haar streven te steunen : a
door ter beschikking van het hoofdbestuur
te stellen een krediet van ? 2000 en het
hoofdbe.-tuur te machtigen, dit bedrag ge
heel of gedeeltelijk en onder de bepalingen,
welke het zal noodig rekenen, als subsidie
in eens in de kas der vereeniging te storten ;
b door toetreding van de maatschappij tot
het lidmaatschap der vereeuieine tegen eene
jaailijksehe contribuie van / 100 '. Hierte
gen nu hond het departement Haarlem den
strijd aan. nadat ook door de commissie
van art. 41 *) was geadviseerd, op grond
van den niet al te rooskleurigen toestand
der financiën slechts het onder a bedoelde
voorstel te aanvaarden, voorstel b echter
Ie verwerpen. IJaarlem's verzet echter
grondde zich op nog iets anders dan
op de verzwakte financiën allten. Het zag
in dat bestuursvoorstel weder een naar
voren treden van het roode spook en »het
teekende derhalve verzet aan terren de sociale,
men zou zeggen, de sociaal democratische
richting, die door de maatschappij wordt
ingeslagen, en tot verdei f leidt van de
maatschappij '.
Ongelukkig is het opponeerende depar
tement in verzuim gebleven het is ons
althans niet gebleken, dat zij het verzuim
niet beging aan te toonen, waarin zich
dan wel die «sociaal-democratische" rich
ting van de maatschappij uitte, en men
moet derhalve veronderstellen, dat het
Sociaal-Bureau voorstel aan Haarlems vrees
iiiet geheel vreemd is, hoe onbegrijpelijk dit
voor hen, d;e beter weten, ook zijn moge.
Zou inderdaad de schrik voor het woordje
sociaal nog niet geweken zijn 'l Weet men
inderdaad nog niet, nu het Sociaal Week
blad reeds zijn dertienden jaargang beleeft,
en na al hetgeen geschreven en gezegd is
naar aanleiding van de oprichting; van het
nu weder gestaakte weekblad Sociale Stem
men, dat sociaal en soriaal-dewoeralisch
geensziens identisch zijn ? Waarlijk, het is
onverklaarbaar, hoe het dep. Haarlem in
bovenstaand voorstel een
sociaal-democratischen daad heeft kunnen zien.
De heer Fokker zette het dan ook namens
het hoofdbestuur behoorlijk op zijn nummer,
door te betoogen, dat het departement niet
met klem van redenen bewegen had, dat de
ingeslagen richting verkeerd is, en dat het
daarom voor het hoofdbestuur ondoenlijk
was, het be\%js te leveren, d«t het wél op
den goeden weg is. De heer Fokker achtte
het ten zeerste tot de taak van 't Nut
hehporende, aan het «Centraal Bureau voor
Sociale Adviezen" de helpende hand te
reiken
Gelukkig meenen wij te mogen
constateeren, dat geenszins de meerderheid der
afgevaardigden Haarlem's principieele be
strijding bijviel, al zij het ook, dat ook
andere departementen hun stem tegen het
meergenoemde voorstel verhieven om rede
nen van zuiver financieelen aard. De
uitslag der debatten was eindelijk, dat de
? 2000 subsidie in ns wél werden toe
gestaan door eene groote meerderheid, de
jaarliiksche contributie van ? 100 echter
met 898 tegen 280 stemmen werd geweigerd.
Een ander voorstel, dat veel debat ver
wekte, maar nochtans zonder kleerscheuren
*) Art. 41 van de Wet der Maatschappij
van 1885 luidt als volgt:
Kciio cominissii! v;m /.evtm leien, uit evcnzooveel
di'partimiriiten, is belast met het onderzoek van il u
jaailijkïjchc rektming en verantwoording des
lioofil'bcstunrs i-u liet vaststellen vim ui; jimHijksehe
begraolin;,'. Aan haar wuïilt mede opgedragen :
1. het uitbrengen van advies aan de algemeenc
vergadering omtrent alle voorstellen, «aarvan
de aanneming leiden kau tot uitgaven uit du
kas der Maatschappij ;
i. de benoeming iler leden van die commis^iën,
wier taak niet voor dadelijke, afdoening vat
baar is, alsmede van die bedoeld in het laatste
lid van art. 3'.) ;
3. de beoordeeling of de voorstellen, niet in de
punten ter beschrijving opgenomen, wegens lu l
spoi'dei.-eliende der /aak, toch door de algemcenc
vergadering in overweging zullen genomen
worden ;
4. de medewerking tot het opin; ken der voor
drachten voor de keuze- van leden van het
hoofdbestuur ;
5. de aanw ij/.ing der departementen, met de be
noeming der commissie voor de wetsherziening
belaal ;
6. de beslissing, of eenige zaak door het hoofd
bestuur schriftelijk met de departementen mag
worden afgedaan;
7. de goedkeuring van het huishoudelijk reglement
des hoofdbestnurs, voorzoover dit betreft de
regeling van het beheer der geldmiddelen ;
8. het verkenen van toestemming tot de schorsing
of liet ontelag van den algemeenen secretaris.
De leden hebben gedurende drie achtereenvolgende
jaren zittiug. Jaarlijks treden twee, het derde jaar
drie leden, overeenkomstig vastgeitelden rooster, nf.
De benoeming dezer commissie geschiedt als volgt.
Door het lot wordt uit de afgevaardigden ter alge
meene vergadering een kiescollege van negen leden
samengesteld. Dit kiescollege wijst tweemaal zooveel
departementen aan als er opengevallen plaatsen zijn,
en eeft daarvan vóór het einde der algemeeiie ver
gadering schriftelijk kennis aan den voorzitter. Tot
de aangewezen departementen mogen niet behooren
zij, wier afgevaardigden in het kiescollegie zitting
hebben. Met inachtneming van de volgorde, waarin
zij zijn aangewezen, noodigt het hoofdbestuur
evenzooveel departementen als er opengevallen plaatsen,
zijn uit, 0111 ieder een lid der commissie, alsmede
een plaatsvervanger, te benoemen.
De commis^c regelt haar werkzaamheden bij een
reglement, dat zij ter kennis brengt vau het hoofd
bestuur.
Zij heeft zitting ter algemeene vergadering, onver
schillig of haar leden al dan niet het recht hebben,
de vergadering als afgevaardigden van eenig depar
tement bij (e wonen.