Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1145
Een rafiht tier nieuwe afliantie
of
Wanneer komt de nienwe leening.
(Lustige Blüttir.)
Russische minister van finantiën Witte: »Uit de Fransche
citroen kan ik geen drupjrsi meer krijgen; maar uit de Engelsche
sinaasappel knjjp ik zeker nog heel wat sap."
Goede Vrienden.
(Moonshine.)
CHINA : »Ik hou toch niet van jelui..."
Cfiina?
Een van de verstrooide orergchlevenen'' (een ptar honderd
jaren later) : »Hoe vreemd ! de historie zegt dat de ('hineezen
eenmaal een volk waren die een eigen land hadden."
Overpiziui
(fiscliietio Turijn.)
stukken tegenwoordig niet wat ve«l reclame
gemaakt ? Zou dat in verband staan met de
overname door de Banc/ue de P. et d«n P. B.
van h«t nog ongeplaatste gedeelte 'i Ontkend
mag evenwel niet worden, dat koergvergelyking
nog eenige verbetering tot-laat'
De afdeeling, Ba/Je- en credietinstelltugen
vraagt allengs meer de aandacht.
Niet ten onrechte. Goed beheerde Banken
die solide zaken doen, verdienen de attentie
der geldbeleggTTg. De koersverlaging der
aand. Arnsterd Bink is slechts schijnbaar daar
de noteering nu beheerscht is door het dividend
van 9 pc. Deze uitkeering kan gedaan word«n
nadat f 100.000 in het re ervefonds is gestort.
Het gemiddelde dividend in de j *ren 1872 1898
bedraagt 6,86 pc. Het statutaire en h-et extra
reservefonds bedrage j nu te zamen een mtllioen
815 duizend gulden bij een kapitaal van G
millioen. Voor het pensioen- en ondersteuning»
fonds voor de beambten is nu ongeveer 143
duizend gulden beschikbaar.
De vermindering der aandeelen
Rotterdamsche Bank vau 170 tot 168 staU onder
den invloed van de uitgifte van 4292 aandeelea
van ? 200 aan toonder, waarvan de houder
recht verkryet op de helft van het dividend
i voor 1899. De inschrijving is tegen 152 pc.
uitsluitend voor de aandeelhouders opengesteld
in dier voege dat zes aandeelen recht op een
nieuw aandeel geven. De storting ad / 304
per toegewezen aandeel, moet op 3, 4 of 5
Juli a,s. gedaan word»n.
Het verslag over 1898 van de Surinaamsche
Bank noemt dat dienstiydvak, over het geheel,
niet gunstig.. De felle droogte veroorzaakte
geringere cacao-productie en belemmerde ook
de geregelde werkzaamheden op de
gondondercemingen. Aangaande de goudindustrie
vermeldt het verslag teleurstelling. De netto
winst laat niettemin een uitkeering van 9/£
pot. toe.
Tabakken wat zwakker na de vroegere tB
hooge opdrjjving. Da veiling van Zaterdag 27
Mei te Rotterdam gaf een gemiddelde opbrengst
die de taxatie-bedragen niet onbeduidend
overschreden. Vrijdag 2 Juni heeft weder
om alhier een groote veiling plaats van
14814 pal ken Sumatra-en 485 pakken
Borneotabak. Onder de Petroleum waarden tref ik
hooger aan Moeara-Enim, Ned. Kumeensche en
gew. aand. Schibayeff. Koninklyke daalden
van 212 a 221 tot 191 a 199 en haar zuster
Sumatra Palembang van 93 tot 8'JM. Dd
Dordtsche petroleum It dustrie mpij zal ver
moedelijk over '98 7 percent op de pref. aan
deelen uitkeeren.
Mijnen niet in vroolyken doen. Het bestuur
der mijnbron myn Soemalita ontving evenwel
het bemoedigend telegram: «Workirigs and
developments lookirg well." De in April naar
Europa vertrokken ingenieur Richards zal 20
ton erts meenemen.
De mpij Suriname is al wat bekoeld over
het voorstel tot een overeenkomst met een
belgische financieele mpij. die de zaak zou
overnemen voor f 50.).00üin contanten, f 700.000
aandeelen ad pari in een nieuwe naaml. ven
nootschap en voorts 10000 .stuks winstbewij
zen die geligk opdeelen met de aandeelen, na
dat aan deze 5 pet. winst is toegekend.
Onder de npoorweyleenwgen ontmoet ik op
hooger noteering o.a. aan
N.-Zuid.-AfricBpoorwegmpij. Waarschijnlijk zal over 1898
een super-dividend van 5% pet. worden be
taald. Het jaarverslag der
Noord-BrabatitDuitsche sp. mpij. is zeer gunstig. Aan certifi
caathouders ko,, 125000 meer dan het vorigejaar
uitgekeerd worden zoodat nu 3?i pet. van het
nominaal bedrag der hypotheek voldaan wordt.
De verwachting wordt nu opgewekt dat een
rentevermindering der hypothecaire leening,
door de aflosbaarheid op l Mei 1900, zal ver
kregen kunnen worden.
Mocht dit gelukken, dan kunnen de houders
van stukken van lageren rang op gebruik van
de schaar gaan hopen.
Cultuur-Maatschappijen weinig gewijzigd.
In de algetn. verg. der Nederl.-Ind.
Landbouw-Maatschappij, den 8 Juni te houden, zal
vermoedelijk een uitkeering over '98 van 2' '.-,
worden voorgesteld. Het vorige jaar was het
dividend slechts l3,.-, pc.
** *
Brieven en stukken voar dsze rubriek te
adretseeren aan
D. STIGÏER.
Amst., l 2 Juni '99. Alexanderkade 4.
illfiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiintin
ESTEKUA^Y: »En op den dag van my'n proces hebben my'n
kameraden me omarmd en in triomf willen wegdragen....
ondankbare wereld! !"
Wijsheid en Levenslot,
MAUKICE MAEÏEKLINCJK., Wijsheid <:n
Lecenslot, Vertaling van mevr. Li. lYI.
VAN ]>J-:LI WISSEL-llEiioiiKsfiii.:-:, niet
inleidend woord van dr. J. D. JMiiJtESs
DE U\AX. Amsterdam, C. L. G. Veldt.
189!).
Deze vertaling moet wel zijn een werk van
liefde. Ik zou me niet kumieu voorstellen flat
iemand dezen arbeid volbraclit die geen sym
pathie, geen zeer groote belangstelling voelde vuur
de denkbeelden en gevoelens, in dit boek uitge
sproken of aangeduid. Want het is onmogelijk
iets van zulk een vertaling terecht te brengen,
als men zich niet thuis voelt iii de sfeer waaruit
dit boek is voortgekomen, en zeker zou de
betrekkelijke waarde vau woorden" niet duide
lijker blijken kunnen, dan indien men dit, werk
liet vertalen door iemand die in die sfeer ge
heel vreemdel ug was.
Er wordt wel eens getwijfeld aan liet nut eener
vertaling als deze. Belangstelling in Mueterlinck
veronderstelt een ontwikkeling die genoegzame
kennis van het i'ransch insluit om eeu ver
taling overbodig te doen achten. liet klinkt
goed, en toch .... Juist waar het een werk als
Lu 'Stigesse et la Ikstinle geldt, gaat liet m. i.
niet op. Om dezelfde reden, waarom er van den
vertaler zooveel liefde gtëisclit wordt. Het is
een werk van innigheid, van intieme gedachten
en gevoelens. En zoolang die in een vreemde
taal worden uitgesproken, behouden ze iets of
ze vau verre komen. Eeu goede, zorgvolle ver
taling zegt ze dichtbij, maakt ze ons tot iets
bekenders, vertrouwelijker». Daarbij leven we
ooit zóó in de ziel van een ander volk, dat
zijn 'aal voor ons dezelfde expressie geeft aan
het innigste, die we in ons eigen taal daarvoor
vinden ? Zullen voor een Nederlander de woorden
als r/moeder", //liefde" ooit geè'quivaleerd worden
door de vertalingen ervan in welke andere taal.
Het komt mij voor dat mevr. van der
VVisselHerderschu1 met veel zorg, met veel eerbied
gewerkt heeft, bijna altijd zich zoo dicht moge
lijk houdend aau liet oorspronkelijke. Ean enkele
maal maar stuitte ik in de vertaling op iets, dat
mij naar het oorspronkelijke deed grijpen.
Zoo vond ik op blz. K> onverstoorbaarheid van,
ziel waar Aiaeterlinck et/alitéil'iiaie heeft, wat
even pozitief in ons gelijkmoedigheid" te vin
den is.
blz. 31 de lichtende, de beschuldigende barrière.
Onjuist voor: eclatante et accusatrice.
Op Mz. 46 en 47 is verwarring gesticht door
conscience en inconscietire, beurtelings met, kennis,
bewustheid en het onbekende of de onbewustheid
te vertalen.
De volgende zin wordt hierdoor geheel ver
minkt :
Als ik liefheb en van mijn liefde de meest
volmaakte kennis heb verworven, die een mensen
verkrijgen kan, dan zil deze mijne liefde worden
verlicht door dat onbekende, maar dit zal van
gansch anderen aard zijn dan dat wat een ge
wone liefde benevelt."
Dit is iets anders dan:
Si j'aime, et que j'aie acquis de mon amour
la conscience la plus eomp'c'e que l'liomme puisse
acquérir, eet amonr sera clairépar une
inconscience d'une tout autre nature que
Vinronseience qui assombrit les atnours ordicaires."
Niet juist lijkt me op blz. 48:
//Het verstand zet de dtur open van de wijs
heid, maar die levende wijshtid ligt niet besloten
in 't verstand."
La raison ouvre la porte a la sasesse, mais
la sagesse la plus vivanle ne se tronve pas dans
la raison."
Is op dezelfde blz. voorliefde wel het rechte
aequivalen* voor appétil?
.blz. 117 is signe ten onrechte met bewijs
vertaald
Blz. 151 zou ik het tusschenvoegsel als het
eenig ware" willen missen.
p bU. 152 deed mij de volgende zin het
oorspronkelijke zoeken:
.Alles wel beschouwd, bestaat er lusschen
den grootsten denker en den kleinsten burger
uit de provincie vaak geen ander onderscheid,
dan dat van «ene waarheid, die nu en dan k<tn
geformuleerd, worden, en eene die dat nooit be
hoorlijk doen kun," Maeterlinck zegt: A tout
prendre, entre Ie plus grard des penseurs et
Ie petit bourgeois de prov^ice, il n'y a bien
souvent la difl'érence d'une véritéqui trouve
par moment sa formule, a uue véruéqui ne
se formule jamais d'une maniere apprcciable."
Op de volgende bladzij is rustig niet voldoende
voor fidèlemenl, weinig yeruchtiiakend niet voor
sileneieux, en noodzakelijk niet voor nécessaire.
Hij blz. 174 moest ik ook naar het gele
Charpen'ier deellja grijpen.
Daar las ik:
Iemand sprak eens tot een vrouw, die hem
't bewonderenswaardigst scbep-el ter wereld
toescheen, het ruimst btdeeld met de
verschillendste gaven, jeugd en physieke schoonheid
incluis; Wat staat u te doen? Wien zult gij
kunnen liefhebben? Ik zie geen uitweg; er
bestaat geen ander leven, dat op gelijke hoogte
staat niet een ziel als de uwe.'' Wat wist hij
er van? Niet liet keen, maar de ziel moext lot
die lionrjte xlljgen"
Hier is de vertaalster niet gelukkig geweest.
Er is itts slordigs in dut verschillendste",
incluis", bestaat" en staat", maar het komt
me daarbij voor dat ze geheel mistast naar den
zin ran htt oorspronkelijke.
Maeierlinck zegt: Je ne vois pas d' issue;
il n'y a pas de destinée a la hauteur d'une aine
telle que la vótre."
Du»; Ik zie geen uitweg; er is geen levenslot
hoog genoeg voor een ziel ais de uwe."
En daar laat hij op volgen: Q'i'en savait-il?
Ce n'est pas la destinée, mais 1'iV.ne qui doit
at:oir de la Ituuteur."'
Dus: ,,Wat wist hij ervan? Niet het levenslot,
maar de ziel moet hoog zijn."
Blijkbaar heeft het zinnetje: //Qui
pourrezvouz aimer?" de vertaalster in de war gebracht.
Op de volgende blz. fopt haar eeu fransche
constructie.
Ze (de poorten) zijn misschien minder monu
mentaal, maar IJUH aaatal isgrooter en zij ereven
toegang tot stiller puden, omdat ze verder leiden?'
Volledige opheldering geeft het
oorsproukelijke: Elles (les portes) sorit peut-être moins
monumentale.", maïs leur nombre est plus grand
et, ellcs s'ouvreut sur de's SKntiersplits sileneieux,
puree qa'ils mixef/t plas loins,'"
Tot deze bedenkingen kwam ik van zelf, al
lezend. Ik heb de beide teksten natuurlijk niet
regel voor regel vergeleken. Wat ik vergeleek,
behalve neveustaande plaatsen, deed mij een
gunstige opinie uitspreken, en ik hoop dat de
vertaalster door een tweeden druk in staat zal
worden gesteld haar werk nog eens op enkele
punten te herzien.
Over het boek zelf, dat ons ook liet portret
van den dichter brengt, zou veel te zeggen zijn. 1)
Dr. Bierens de Haan omschrijft het met recht
als een werk van L^vensleer.
De schrijver wil ons door de ware Wijsheid
brengen tot het ware Geluk.
Wat die Wijsheid is, we vinden er de aan
duidingen van door het, heele boek, en ze woidt
zeker uitt het minst duidelijk gekarakterizeerd
in haar verschilpunten met het Verstand.
Er is een groot verschil tussclieu de woorden:
«Dit is verstandig" en dit is wijs". Wat verstan
dig is, is nog niet noodzakelijk wijs, en wat heel
wijs is, is bij) a nooit verstandig in de oogen van
het al te koude verstand. Het verstand bv. baart
de gerechtigheid (rechtvaardigheid) en de wijs
heid biart de goedheid .... Hangt heldenmoed
af van 't verstand of van de wijsüeid'r Men zou
kunnen zeggen, dat wij heid niets anders is dan
't gevoel van de oneindigheid, toegepast op ons
zedelijk leven.... In het verstand ligt geen
liefde en in de wijsheid veel; de hoogste wijsheid
is eigenlijk moeielijk te onderscheiden van het
geen in de liefde het zuiverste is. Nu is liefde
de meest goddelijke vorm van het oneindige en
tegelijkertijd, zeker omdat, ze de goddelijkste is,
ook de zuiverst nienschelijke. Zou men niet
kunnen zeggen, dat wijsheid de overwinning van
de goddelijke rede over de menschelijke is?" ....
//Aanvankelijk voeren verstand en befte een
heftigen strijd in eeu ziel, die zicli wil verheffen,
maar uit den vrede, die ten slot.te tussc'.ien
deze beide tot stand komt, wordt de W'jsheid
geboren."
Ik hoef niet meer te citeeren om alle
aandachtigen te overtuigen, dat men met den schrijver
mee moet willen gaan om mee te kunnen gaan,
eu dat ook bij zijn zacht-ernstig bet oogen het
onzekere, het relatieve vau alle abstracties tel
kens dreigt verwarring te brengen.
De intentie moet zulk een boek goed maken,
zoowel voor den schrijver als voor den lezer.
Ter wille van de wederzijdsche intentie tot
saamgevoelen moet voor lief genomen worden
menige bladzij die op zichzelf als gebrekkige
uiting, min gelukkige formuleering, beiden even
hinderlijk zou moeten zijn.
Het is een boek dat hoofdzakelijk door suggestie
overtuigen zal.
Er zijn van die voor onszelven geheel onver
klaarbare associaties. Zoo wekten die bladzijden
voortdurend in mij een herinnering. Aan een
werkelijkheid of aan een droom, ik weet bet
niet, en wat doet het er toe? De herinnering
is deze:
We waren in een ruime kamer bijeen.
Hoevelen? Ik kan het niet zeggen. Voor elk der breede
ramen zat iemand, en ook zaten er in 't midden
van 't vertrek. Buiten stonden de boomen stil
en strak tegen hel-Iichten avondhemel. We
hadden dien middag iemand begraven die ons
allen zeer lit f was geweest. En nu bleven we zwij
gend stil uitzien over het donkerende landschap.
De schemering kwam uit de hoeken der kamer
stil om ons been en om onze droefhtil.
Toen begon iemand te spreken aau de tafel.
Niemand zag naar hem, ieder staarde naar den
hoog-stillen avond hemt 1.
Hij sprak zacht, langzaam, vriendelijk ernstige
woorden. Ze waren niet in logische zinnen
geschaard, ze waren geen openbaringen van
nieuwe waarheden, maar ze waren bedoeld als
vertroosting. Ze waren voorzichtig, teeder,
bedarend als zachte koele vrouwehanden langs
een gloeiend voorhoofd. Ze wisten toegang te
vinden tot onze zielen, waar het leed zooveel
pijn deed, als een scherp lichaam in week vleesch.
E'i ze omwikkelden het leed, tot we liet voelden
wel als iets zwaars, maar zander de wreede
sma-t-sehrijning. Nu .en dan rees er verzet ia
ons bij een of ander woord, bij een uitdrukking,
waarmede het verstand geen vrede kon hebben,
maar die stem sprak daar zoo stil-ernstig, zoo
innig overtuigd een goed werk aan ons te doen,
dat, niemand haar storen wilde. En toen ze
zweeg, liiU ze een goed werk aan ons gedaan.
Aan die stem doet dit boek mij denken.
Het zegt veel wat tegenspraak 2) wekken
kan, veel ook wat niet nieuw is, maar het
is een boek van bemoediging, vertroosting, van
opwekking tot waar geluk, tot een wijzere
levensbeschouwing, dan die welke alleen rekent
met noodlot, en dood. en aller, orn wie in de
groote kamer van het leven de schemering van
den weemoed rondwaart bij het l erdenken van
het vele lieve, dat zij begraven hebben, zullen
goed doen naar dit boek te luisteren.
W. G. VAN
1) Er ia ern heel andere g««st in dan dan
in Le Trésor des IlumLtes.
Belangstellenden verwijs ik naar het artikel
Der neue Maeterlinck" door Friedrich vou
Oppeln-?Bronikowski, in de 2e April-fcfievering
van Die Gesellsrhafl. MaeterliLck heeft, per
soonlijk aan dien Duitschen vntaler van zijn
werken een en ander over zijn verandering.
meegedeeld.
2) Hoofdstukken XIV tot XVII bijv.!
Een Moflzaiel vervolg.
Prof. J. te "Winkel en de nieuwe
spelling.
't Artiekel dat, met het opschrift »Hoe 't staat
met de stryd", in de Amsterdammer van 7
Mei j. 1. werd opgenomen was met een
uitgeversterm -?- op zichzelf kompleet. Maar
een ingezonden stuk in 't nummer van 15 Mei
maakt een vervolg er van noodzakelik.
De schrijver van dat ingezonden stuk, pro
fessor dr. J. te Winkel, zegt dat hu bij de
lezing van het Weekblad het bedoelde artiekel
waarscbijnlik zou hebben overgeslagen indien
het nummer hem niet door de Redaksie toe
gezonden was. Nu, voor iemand als prof. te
Winkel was het artiekel ook niet bestemd:
»(z)yn ambt brengt mee, eenige aandacht aan
spellingquaesties te wyden, en vreemdeling in
spellirigszaken (is bij) dus niet" 1). Beschrij
ver van »Hoe 't staat met de stryd" had dan
ook een andere kategorie van lezers op 't oog,
en bovendien was 't hem bekend, dat prof. te
Winkel zelf aan de strijd deelnam, en zelfs
»in principe" pariy had gekozen vóór de ver
eenvoudiging. Omdat de meeste lezers dat
waarscbyulik niet weten, terwijl het ingezon
den stuk de indruk maakt dat prof. te Winkel
weinig voor de kwestie voelt en er niets anders
in ziet dan een strijd om een e of een o,
daarom is het nodig noch even op de zaak
terug te komen.
In No. K/10 van Vereenvoudiging 2) staat
het volgende bericht:
»0p de 20ste Februarie j.l. werd door de heer
A. Schavier [Litt. et jur. cand., oud-leraar H.
B. S.] in e Amsterdamse
Studenten-debaling-elub gesproken over vereenvoudiging van
onze schrijftaal, liet bleek uit het debat dat
men tegen de regeling van onze Vereniging
verschillende (welbekende en vaak weerlegde)
bezwaren had aan te voeren.
»Maar de stelling dat vereenvoudiging in
principe tvenselik is, werd niettemin met grote
meerderheid van stemmen aangenomen. Het
trok de aandacht dat pro f. Jan te
Winkel, die op verzoek de ver
gadering leidde, ook vóór stemde".
Uit het schrijven in De Amsterdammir van
15 Mei zou wel niemand afgeleid hebben,
dat prof. te Winkel in principe vóór vereen
voudiging is. Iemand die voorstelt alleen in
de komkommertijd over spelling te spreken
lijkt geen voorstander van vereenvoudiging.
Zeker, er zijn genoeg «belangrijke zaken aan
de orde'', 3) zaken die veel gewichtiger zijn
dan de vraag: zullen we n of twéo's schrijven
in een open lettergreep. Maar prof. te Winkel>
die krachtens zijn ambt op de hoogte is van
de spelling- (of taal-) strijd en die noch iu
't laatst van Februarie een debat over de kwestie
leidde, en een motie ten gunste van vereen
voudiging hielp aannemen, weet ook dat het
om iets meer dan 't weglaten van een enkele
letter om iets waar juist in 't artikel »hoe
't staat met de strijd" op gewezen werd ??te
doen is. We kunnen van, hen die buiten 't
onderwys staan, niet veel verwachten voor
een o-kwesiies; maar wel kan 't iedereen
duidelik gemaakt, dat er veel tijd besteed wordt,
en met het oog op de eksamens moet
besteed worden aan allerlei »futiliteiten" waar
voor geen grond te vinden is in de levende
taal; dat een eenvoudiger spelling bij 't
onderwija veel tijd doet winnen voor nuttiger oefe
ning, vooral omdat veel zogenaamde spraakkunst
niet anders dan spelkunst is; dat de regeling
van de Vereniging de rechten van de legende
taal 4) herovert op de spraakkunstschrüvers.
En wie dat inziet, iedere vereenvoudiger
heeft het bij ondervinding is bereid tot
medewerking; in 't belang van 't opgroeiend
geslacht, als hij zelf zich de moeite niet meer
geven wil zijn eens aangenomen schrijfwijze
te veranderen.
Prof. te Winkel die in principe voor
vereenvoudiging is zegt: 5) »De dubbele e
en o zal een schooljongen nog wel te boven
komen; om een geslachtsfbutje zullen we elkaar
niet krorrig aankijken." Dat betekent zo on
geveer : »Laat ze maar voortgaan met op school
1) Dr. J. te Winkel, in de Amsterdammer
van 15 Mei; de tussen haakjes geplaatste woor
den hier voor 't verband gewijzigd.
2) ->Het Maandblad, orgaan van de Vereniging
tot vereenvoudiging van onze schrijftaal.
;ï) Prof. te Winkel in de Amst. 15 Mei.
4) Die naam is voor de meeste spraakkunst
schrijvers een dode vorm, of ze denken erbij
aan iets heel anders, aan een niet bestaande
genormaliezeerde taal.
) Awst. 15 Mei.
G) t. a. p.