Historisch Archief 1877-1940
Na. 1145
DE A M S T E II R A M MER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
?wat kostbare tijd te verknoeien, met bet aan
leren van wat och niemand heel goed leert:
«fouten maken is zo erg niet." Maar
eksamenkommisaies redeneren gewoonlik andera. En
al was dat niet zo; wat nut heeft het, iemand
iets te teren en hem dan te vertellen: j«
behoïft het niet presies zo toe te passen ? Daar
komen we toe als we 't ontwerpen van een
betere spelling uitstellen, tot we eens toevallig
«niets beters te doen hebben."
Was 't niet beter als wie in principe roor
vereenroudiging z\jn zich verenigden, en met
teraydestelling van alle »Uar,hthaberei"
samenweikten om hoe eer hoe beter te komen tot
een toestand, die niet meer nodig maakt, dat
leerlingen vele uren zoek brengen om de
dubbele e en o (en noch veel meer van even
veel (?) waarde) te boven te komen, en dat
gftleerde en niet-geleerde Nederlanders »voor
geslachtsfoufjes" een beroep moeten doen
op elkanders toeg felikheid ?
Wie helpt mee?
H. J. L. C. A. MEIJER.
HiiiftiiliiiilimiitiiiitmiiilMiillllHiiilllilliltliillt
(g&QHETSJES
Dat is wat aulers.
Gevaarlijke tochtdeuren!
Nuf/r /iel Franxch
van LEO N X A K R o r.
Papa (terwijl hij Paultjj, die hu 11, en jankt
als een rlo/sijn j >nge horidj-s, een flink pig slaaf;
geef'), iar, cair, daar! Ik zal je wel «floeren.
te liegen \ Jij deugniet, jij schaaintelooze bengel!
Jij nietswaardige vlegel! 'Lts, nu maar
oogenWikkelijk, dat je bet, nooit mter zult doen.
Paultje (luileiig en met een klokkend
geluid als vaneen flisel', die wordt leeggcgoten).
N...e...e...n... Pa^a-a-ria !
Papa (op plfchtigen tooi.), Ongelukkig
kiur1, weet je dan nier, dat lieden liet
leelijkste, het, veiachielijkste, liet.... hm.,..
in n woord: leugenaars kan niemand uitstaan.
en (met nadruk) niensclieu die liegen,
sterven allemaal op het scharo'. ! .. .. Wou jij
graag op het schavot sterven ?
Paultje (vol ontzetting). O neen, Papa!
Papa. Beloof j" me dan plechtig, nooit meer
te zullen liegen ? Nooit meer ?
Paultje. Ja, ljapa.
Papa (gerust gtstelrt). Gord, dan zullen we
nu maar aan het werk fjaan, en beginnen niet
een dictee. (N'adat hij ern bl k «p deu tekst
heelt, geworpen). Aha! Dit is Fransche ge
schiedenis.... iv'u, ben je klaar?
Paultje (blikt, zijn tranen op en maakt
zijn kleine toebereidselen, terwijl hij denkt aan
de vrceselijke ttraf, dia den leugenaars wacht).
Ja Papa, ik ben klaar.
Papa (dictrerend). »Frans I, die zee' goed
wist, dat zijn kanst-Ler Duprat, kardinaal-legaat
van dan paus, naar den pauselijkeu troon streefde,
dee.lde hem op ecu ke^r mede, dat de Heilige
Vader gestorven was...."
Het dienstmeisje (komt binnen). Mijn
heer, mijnheer en mevrouw Guiraze laten
vraeen, of Mijnheer....
Papa (vrevelip). Wat ? Mijnheer en mevrouw
'Gmca<e ? Ik kan mijn tijd werkelijk wel beter
gebruiken ! .. .. Zeg maar dat, ik zooeven ben
uitgegaan, en flat ik pns'tegen den avond weer
thuis kom .... van «vond keel laat....
Paultje (heft het hoofd oj> en kijkt met
£roote verwondering eerst naar ziju vader; en
dan naar het dienst meisje, dat, geen enkel blijk
van ontzetting geeft, bij het hoeren van de
grove onwaarheid, die ae moet overbrengen).
Il e t dienstmeisje. En als zij dau
mevrouw willen spreken ?
PA pa (nadenkend). Il n !.. . . Zeg dan maar,
dat iet mevrouw «rg spijt, maar dat zij zware
hoofdpijn het ff-, en onmogelijk kan ontvangen ,..
Ga nu maar gauw!
(Het dienstmeisje verlaat de kamer en Paultje's
oogen puilen bijna uit zijn hoofd).
Papa. Zie zoo, waar waren we gebleven ?
(Kijkt Paultje aan een staat vertiaasd over de
verbiuftheid van zijn spruit). Waarom kijk je
me zoo aan? Waarom zet je iuike
kikkereögen op f1
Paultje (schuchter). Maar, Papa, wat hebt
?u gedaan ? U hebt, laten zeggeu, dat u niet
thuis was, en dat Mama hooidpiju had, dat
is toch immers niet waar ?
Papa. Wel, natuurlijk is dat niet «waar.
Paultje (met nog meer schuchterheid). Dus
dan is het een leuyen.
Papa (de scnouders ophalend) : Och wel
neen, kleiae domkop! Dat heb ik alleen maar
.gedaan om mijnheer en mevrouw Guiraze niet
te zeggen, dat wij ze niet u -i/ten ontvangen ....
Dat begrijp je wel l.c ? 't is alleen maar een
beleefdheid.
Paultje (door het onderscheid getroffen).
?O, dus dat is beleefdheid! (begint weer te
schrijven).
P>a p a (dicfeerend,). . . . deelde hem op een
keer mede, dat da heilige vader was gestorven.
Dadelijk verzocht de kardinaal den koning, hem
bij het verkrijgen van den pausclijkeu tioon
?Behulpzaam te willen zijn, terwijl hij liet door
schemeren, dut hij trouw verkleefd was aan den
koning van Fraikrijk. »Gij hebt gelijk,"
zeide Frat.s I, »maar om uwe verkiezing te
verzekeren, zou ik groote sommen geldsmoeten
besteden, en gij weet, dat ik geen contanten
heb." Dadelijk liet de kardinaal den koning
twee groote tonnen met goud brengen. Eerst
eenigen tijd later ontdekte hij, dat de paus zich
imimiiMiiMMimimiiimiiiiiimHiiimiiimiiiiiiimiiiimmHHiMiiimiiiii
SNUIFJES.
De lijst der candidaten, voorliet lidmaat
schap van de Maatschappij der Nederland
sche Letterkunde is weer gereed, maar,
zooals men begrijpen kan, zij blijf t geheim,
en ik zal wel de laatste zijn, om het in mij
gestelde vertrouwen te beschamen. Van de
tachtig candidaten dus geen naam, zelfs
over mijn lievelingscandidaten geen woord.
Vooral het laatste kost mij eenige moeite,
Agent:
liuitenman: »Och, meneer, wai hehhe allienig nmer
Age.nt: »Hum ! hum! ik zal d'r locli proces-verbaal
au 't nieuwe Poslketoor 'n briefkaerlje 'kocht!
van moeten maken."
in volkomen welstand bevond. Toenbegretp hij,
dat de vorst hem een poets had gespeeld, want
Trans I was niet alleen een dapper soldaat,
maar ook een handig diplomaat."
Paultje (perp'ex). Een.... wat?
Papa. Een diplomaat. Weet je niit, wat een
diplomaat is? (uitleggend). Dat is een min, die
zich bezig bezig houdt met.. . diplomatie.
Paultje. Dus dat was diplomatie, wat
Frans I met dien kardinaal deed?
Papa. Ja, ju st.
Paultje (ua eemg nadenken.) Papa, is
Frans I niet op het schavot gestorven?
Papa. (verontwaardigd). Kleine ezel, je
bent heelernaal in de war, dat was itnmers
Lodowijk XVI.
Paultje. Maar....
Papa. Kom, je verveelt me. Ga nu je fabel
maar leeren .... ik moet de courant nog lezen.
(Paultje gaat gehoorzaam, maar verstrooid ziju
fabel ieeren.)
(Tien minuten gaan voorbij.)
Papa. (tot ziju vrouw, die juist binnen
komt). Luister ee^s even!.... Je «eet wel,
die moordenaar uit, de Rue 'Eufer? ... . LU,
die heeft bekend.
M a m a. (vol belangstelling) Werkelijk ? Hè,
vertel me daar eens alles van !
(fa ui t) e kijkt op en luistert.)
Papa. Nu, je weet, dat er, sedert hij drie
maanden geleden in hechtenis is genomen, geen
woord uit hem te krijgen is geweest. Zijn vrouw
wou ever-min iets zeggen. Gisteren wou de
rechter van instructie er een einde aan maken,
en zoodra de moordenaar voor hem werd ge
bracht, riep hij hem toe: We hebben je beken
tenissen niet meer noodig. Je vrouw heeft alles
gezegd, jij bent de eeiiige dader."
Mama. (aan nja lippen hangend) En toen?
Papa. Nu, totn zei de stommeling: /,Dat
is niet waar ! Ik heb het niet alleeu gedaan,
zij heeft mij geholpen!" En nu heeft hij
omdat zij ditmaal zoo bijzonder uitste
kend zijn.
Ik zou dan ook geen reden hebben over
dit jaarlijks wederkeerend
letterkundignatuurverschijnsel te spreken, had ik niet
met voldoening uit de lijst gezien, dat de
gelegenheid wordt aangeboden ten opzichte
van een onzer letterkundigen een onrecht
te herstellen, wat, hoop ik, met algemeene
stemmen geschieden zal. Het is mij name
lijk gebleken, dat nog altijd er iemand geen
lid van Letterkunde is, ofschoon hij aan
gaande een overleden lid der Maatschappij
een levensbericht heeft geschreven, m. a. w.
dat iemand zelf' zonder levensbericht zou
kunnen ten grave dalen, terwijl hij aan
de schim van een onsterfelijke, dat onont
beerlijk offer heeft arebracht, en waardig
was dat tejbrengen. Want vooral dit laatste
bepaalt mijn waardeering van den
candidaat. gelijk dan ook de voorstellers zijner
candidatuur, alleen van dat opus melding
hebben gemaakt.
Een ander feit, dat mij aangenaam stemde,
was de ontdekking, dat Du Kieu toch een
opvolger heeft gevonden. Bij het overlijden
van dat ijverig lid dacht ik met eeriige
bezorgdheid aan De Beor, en zei bij me
zelf', mijn vriend zal van nu af zijn werk
zaamheid dienen te verdubbelen, krijgen
wij in 't vervolg de candidatenlijsten vol
tallig en naar den eisch samengesteld.
Maar wat zie ik nu? Dat De Beer zich
alles bekend!.... Daar, lees hut maar eens?
(hij geeft, haar de courant.)
M a m a. (steeds met groote belangstelling.)
Neen maar, dat, heeft hij prachtig aangelegd !
(Zij verslindt de bijzonderheden van de zaak).
Papa. (zijn overjas aantrekkend). Ja, ja, dat
is een mooie rechtzaak. Die rechter bedt zich
schitterend onderscheiden. Je zult dan ook aan
het slot van htt, artikel lezen, dat men htm
het Legioen van Eer zal verleenen.
Pa uitje, (zich onrustig het hoofd krabbend).
W i en ?
Papa. Den rechter natuurlijk.
Paultje. Maar.... de vrouw van den
moordenaar had hem toch uiets gezegd?
Papa. Natuurlijk niet, anders stak er
geen verdienste in.
Paultje. O .... wordt, de rechter dan niet
naar het schavot gestuurd?
Papa (verbeterend). Je meent den moorde
naar? Natuurlijk, ziker.
Paultje; (uit de wolken vallend). En de
rechter krijgt niets ?
Papa (wrevelig). Hè, wat zeur je toch....
ik heb je toch gezegd, dat hij gedecoreerd
wordt .... Ei dat is warempel wel het minste
wat men doen kan ua den dienst, dien hij aan
maatschappij en justitie heeft bewenen !
(Hij kust zijn vrouwtje en Paultje goedendag
en gaat i aar zijn kantoor).
Paultje (ijverig bezig de woorden van zijn
vader in zijn geheugen te prenten). O ... dat
is een dienst, dien hij maatschappij en justitie
heeft bewezen. Dat is een dienst, dien hij....
M a m a. Kom, Paul, wat voer je uit ? Leer
je fabel.
Paul. Ja, mama. (Terwijl zijn moeder zich
weder verdiept in de griezelige bijzonderheden
vau de bekentenis van den moordenaar der line
de ii'.iifer, neemt hij ziju Lafontaiue weer op
en begmt niet halfluide stem te leemi). De
wolf en het, !am".
geheel en al onthouden heeft van voordra
gen, en ondanks dat verlies van arbeids
vermogen, door het afsterven van Du Rieu
en het rust nemen van De Beer, is de lijst
toch vol en kan zij, wat de namen der
candidaten betreft, met de beste uit vroegere
jaren wedijveren. De Maatschappij in het
algemeen, en die der Nederlandsche letteren
in het bijzonder, heeft dit te danken aan
Meys, die voor deze ne gelegenheid niet
minder dan zeven en twintig personen wist
te ontdekken, welke zich jegens de Neder
landsche letteren verdienstelijk hebben
gemaakt, waaronder er twaalf zijn, wier
bevordering tot het legioen van eer hij
geheel alleen voor zijne rekening neemt.
Wel een bewijs voor het bekende woord,
dat niemand zich onmisbaar heeft to ach
ten ; de natuur, ook in da menschenwereld,
vult dadelijk elke opening weer aan, nu is
het Meys, dien zij zendt, en, dat het nog
lang niet noodig zij! na Meys een ander ;
eeuwig zal dat zoo voortduren, langer
misschien nog dan eeuwig, in elk geval
zoo lang alb de Maatschappij voor Neder
landsche letterkunde blijft bestaan.
Intusschen n vraag kan ik
nietonde1"drukken. Wie is deze Meys? P-C.
«fMey.-i V Wat is ziju beroep, ambt of bedrijf?
Doet hij in levensverzekering of in wijnen?
Is hij boekhandelaar, drukker of uitgever?
Heeft hij misschien een zaak in papier,
pennen en inkt ? Zooals Jan van Beers
't Gebeurde etns>, dat een lam iu 't koele
fkoele water plaste,
Aan d' afloop vau een held're beek,
Toen h< m op eens een wolf verastte ....
(Zichzelf in de reden vallend) : Mama, hoe
komt het toch, dat de diereu m m ij u boek alle
maal spreken ?
M a m a (zich met moeite aau haar courant
ontrukkend). Wat ? De dieren ? , .. . cb,
die hebben i.ooit kunnen spreken .... Dat zijn
immers fabels, die in je boek staan ...
Paultje (verbluft). Fabels? ^ Verder onder
zoekend). Dus zijn fabels niet waar?
M a m a. Neen, zeker niet.
Paultje. Maar waarom zijn ze dan niet
waar ? Om de beleefdheid ?
Mama (verbaasd). Om de beleefdheid? Wat
vertel je nu ?
Paultje. Of om de .... (met moeite uit
sprekend) .... di. . . . plo .... ma .... t ie ?
M a m a. Ik weet werkelijk niet wat je meent.
Paultje (laat, zich niet van zijn stuk bren
gen ). Of omdat dat, een dienst bewijst aan
maatschappij en justitie ?
Mama (d« schouders ophalend). Je praat
nonsens. Fabels zijn niet waar, omdat het ver
halen ziju over dingen, die nooit gebeurd zijn....
Paultje (triomfantelijk). Dus dan zijn het
leugens ?
M a m a (zich weer in de bekentenis van den
moordenaar verdiepend). Och ja, als je het zoo
noemen wilt, ziju het leugens.
Paultje («iju boek dichtslaand). Dan wil
ik voortaan geen leugens meer vau buiten lee
ren en opzeggen, anders zou papa me maar weer
slaan en zou ik op het schavot, komen !
(Na deze wijsgeerige bespiegeling gaat Paultje
misschien ten onrechte op de gevolgtrekking
der logica vertrouwend spelen, zonder zich
verder om zijn fabel te bekommeren).
De heer de Grooth, directeur van den. Ne
derlandsche Hotelhoudersbond, zendt ons het
volgende: Eene waarschuwing.
In het begin van het nieuwe reisseizoen kan
het nut hebben te waarschuwen tegen een
leelijk misbruik, dat in verschillende steden
j van ons land bestaat, zooals op de laatste
| jaarvergadering van den Nederl.
Hotelhoudersj bond is gebleken.
! De in vele steden zich aan het station be
vindende kruiers (zoogenaamde losse kruiers,
maar surus ouk de vaste gpourkruiers of
witkielen) beginnen zich de gewoonte eigen te
maken, aan het reizend publiek een of ander
hotel te recommandeeren, naar mate de fooi
die de hotelhouder den »aanbrengman'' schenkt
grooter is. Het behoeft niet gezegd te worden
dat een hotel waar zij geen fooi zouden ont
vangen, in hun oog geheel niet aanbevelens
waardig is.
Het natuurlijk gevolg is een nadeel voor
den hotelhouder, maar een nog grooter nadeel
voor het publiek. Geeft de eerste geen fooi
dan ziet hij sommige logé's naar concurrenten
gebracht; geeft hij wél een fooi dan moet
deze natuurlijk op een of andere wyze door
htt publiek zelf terugbetaald worden. Ergo:
het publiek betaalt eigenlijk een dubbele fooi
en ziet zich voor belooning dan nog niet eens
altijd op goede wijze terrecht geholpen.
De Nederl. Hotelhoudersbond wendt reeds
alle pogingen aan om dit misbruik uit den weg te
ruimen. Zy richtte o. a. een schrijven aan de
betreffende spoorweg-directies, die dan ook
haar st un toezegden. Maar de groote man
die hier helpen inoet is het publiek zelf.
Men informeere eerst, alvorens op reis te gaan,
naar de hotels, bijvoorbeeld door den reisgids
van den Nederl. Hotelhoudersbond in te zien,
en men zal zich niet door een weinig ver
trouwbaren gids gebracht zien in een slecht
hotel voor veel geld.
indertijd aan aarde, hemel en zee^ heeft
gesmeekt hem te zeggen: wat is licht ?!
roep ik het sedert eenige dagen uit; O
hoogten der hemelen en diepten der zeeën,
antwoordt mij, wie is Meys ? Waar moet
ik hem zoeken ? In welken hoek heeft hij
zijn observatie-post gekozen, zoo dat hem
in ons gansche lelterriik, letterlijk, niets ont
gaat ? En hoe zijn Meys' oogen geformeerd?
Is hij verziend of bijziend ? Draagt hij soms
ook een bril? Waar is het kantoor, om
zich zoo'n instrument aan te schaffen ?
Wat eenige bevreemding bij mij wekt, is,
dat deze Meys ook nu nog niet wordt voor
gedragen tot bestuurslid. Dr. Blok en Dr.
Rogge treden af en op de beide
dubbeltallen, aangeboden aan de vergade'ing, vind
ik Dr. Kluyver, Dr. Muller, Dr. Holwerda
en Dr. Hesseling. 't Kan toch niet zijn, dat
deze eeniire Meys gepasseerd wordt, omdat
hij geen Dr. is J* Niet dat ik ook maar zeer
van verre en zijdelings mijn bedenking zou
willen inbrengen tegen het voorgestelde
Doctors.-viertal. Integendeel, aangezien ik
niet in gelijke mate als deze heeren de
bescheiheid heb te betrachten, meer nog dan zij
zelve ben ik van hun zeer buitengewone
verdiensten ten opzichte van de Neder
landsche letteren overtuigd, ik geniet dage
lijks van hun geschriften, en een
doctorschap m. a. w. een dissertatie achter den
rug, schijnt pok mij het meest overtuigend
bewijs van liefde voor de edele letterkunde,
maar ik meen toch te mogen vragen, is
Meys in deze niet hun evenknie, en zoo ja,
zou dan die evenknie met een boekje vol
canditaten er op tot instandhouding van
de Leidsche maatschappij, niet de voorkeur
boven hen verdienen ? Enfin ik wijs
slechts in die richting ik geef hoogstens
een wenk ik zal mij wel onthouden van
een regelrecht pleidooi. Ik begrip het is
een teere zaak. Er zijn gevallen, waarin
een edelaardig gevoel voor het betamelijke
ook mij moet aansporen, om een kat poes
te noemen ; want ik geloof' 't gaarne, het
lidmaatschap van het bestuur eener zoo
roemruchtige maatschappij, als de Leidsche,
geeft geen doctor, tenzij bij de hoogste
noodzakelijkheid, prijs.
Misschien loopt voor Meys de weg naar
deze onderscheiding anders dan ik mij dien
onder den indruk van zijn
zeven-en-twintigcandidaten-voordracht voorstelde. Kan 't
ook beter zijn hem eerst tot doctor te promo
veeren ? Zoo ja, waarom zou er geen faculteit
zijn, die dit, honoris causa, tot een goed
eind wilde brengen ? Zeven en twintig
Nederlandsche letterkundigen aan te wij
zen, en dat in n jaar, schijnt mij een
sterker stuk, dan het schrijven van, esn
leesbaar proefschrift, ja zelfs dan hetgeen
der wereld wel het hoogste letterkundig
genot belooft te verschaffen, het afwerken
van een heele letter van het woordenboek.