De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 4 juni pagina 9

4 juni 1899 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Na. 1145 DE A M S T E II R A M MER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, ?wat kostbare tijd te verknoeien, met bet aan leren van wat och niemand heel goed leert: «fouten maken is zo erg niet." Maar eksamenkommisaies redeneren gewoonlik andera. En al was dat niet zo; wat nut heeft het, iemand iets te teren en hem dan te vertellen: j« behoïft het niet presies zo toe te passen ? Daar komen we toe als we 't ontwerpen van een betere spelling uitstellen, tot we eens toevallig «niets beters te doen hebben." Was 't niet beter als wie in principe roor vereenroudiging z\jn zich verenigden, en met teraydestelling van alle »Uar,hthaberei" samenweikten om hoe eer hoe beter te komen tot een toestand, die niet meer nodig maakt, dat leerlingen vele uren zoek brengen om de dubbele e en o (en noch veel meer van even veel (?) waarde) te boven te komen, en dat gftleerde en niet-geleerde Nederlanders »voor geslachtsfoufjes" een beroep moeten doen op elkanders toeg felikheid ? Wie helpt mee? H. J. L. C. A. MEIJER. HiiiftiiliiiilimiitiiiitmiiilMiillllHiiilllilliltliillt (g&QHETSJES Dat is wat aulers. Gevaarlijke tochtdeuren! Nuf/r /iel Franxch van LEO N X A K R o r. Papa (terwijl hij Paultjj, die hu 11, en jankt als een rlo/sijn j >nge horidj-s, een flink pig slaaf; geef'), iar, cair, daar! Ik zal je wel «floeren. te liegen \ Jij deugniet, jij schaaintelooze bengel! Jij nietswaardige vlegel! 'Lts, nu maar oogenWikkelijk, dat je bet, nooit mter zult doen. Paultje (luileiig en met een klokkend geluid als vaneen flisel', die wordt leeggcgoten). N...e...e...n... Pa^a-a-ria ! Papa (op plfchtigen tooi.), Ongelukkig kiur1, weet je dan nier, dat lieden liet leelijkste, het, veiachielijkste, liet.... hm.,.. in n woord: leugenaars kan niemand uitstaan. en (met nadruk) niensclieu die liegen, sterven allemaal op het scharo'. ! .. .. Wou jij graag op het schavot sterven ? Paultje (vol ontzetting). O neen, Papa! Papa. Beloof j" me dan plechtig, nooit meer te zullen liegen ? Nooit meer ? Paultje. Ja, ljapa. Papa (gerust gtstelrt). Gord, dan zullen we nu maar aan het werk fjaan, en beginnen niet een dictee. (N'adat hij ern bl k «p deu tekst heelt, geworpen). Aha! Dit is Fransche ge schiedenis.... iv'u, ben je klaar? Paultje (blikt, zijn tranen op en maakt zijn kleine toebereidselen, terwijl hij denkt aan de vrceselijke ttraf, dia den leugenaars wacht). Ja Papa, ik ben klaar. Papa (dictrerend). »Frans I, die zee' goed wist, dat zijn kanst-Ler Duprat, kardinaal-legaat van dan paus, naar den pauselijkeu troon streefde, dee.lde hem op ecu ke^r mede, dat de Heilige Vader gestorven was...." Het dienstmeisje (komt binnen). Mijn heer, mijnheer en mevrouw Guiraze laten vraeen, of Mijnheer.... Papa (vrevelip). Wat ? Mijnheer en mevrouw 'Gmca<e ? Ik kan mijn tijd werkelijk wel beter gebruiken ! .. .. Zeg maar dat, ik zooeven ben uitgegaan, en flat ik pns'tegen den avond weer thuis kom .... van «vond keel laat.... Paultje (heft het hoofd oj> en kijkt met £roote verwondering eerst naar ziju vader; en dan naar het dienst meisje, dat, geen enkel blijk van ontzetting geeft, bij het hoeren van de grove onwaarheid, die ae moet overbrengen). Il e t dienstmeisje. En als zij dau mevrouw willen spreken ? PA pa (nadenkend). Il n !.. . . Zeg dan maar, dat iet mevrouw «rg spijt, maar dat zij zware hoofdpijn het ff-, en onmogelijk kan ontvangen ,.. Ga nu maar gauw! (Het dienstmeisje verlaat de kamer en Paultje's oogen puilen bijna uit zijn hoofd). Papa. Zie zoo, waar waren we gebleven ? (Kijkt Paultje aan een staat vertiaasd over de verbiuftheid van zijn spruit). Waarom kijk je me zoo aan? Waarom zet je iuike kikkereögen op f1 Paultje (schuchter). Maar, Papa, wat hebt ?u gedaan ? U hebt, laten zeggeu, dat u niet thuis was, en dat Mama hooidpiju had, dat is toch immers niet waar ? Papa. Wel, natuurlijk is dat niet «waar. Paultje (met nog meer schuchterheid). Dus dan is het een leuyen. Papa (de scnouders ophalend) : Och wel neen, kleiae domkop! Dat heb ik alleen maar .gedaan om mijnheer en mevrouw Guiraze niet te zeggen, dat wij ze niet u -i/ten ontvangen .... Dat begrijp je wel l.c ? 't is alleen maar een beleefdheid. Paultje (door het onderscheid getroffen). ?O, dus dat is beleefdheid! (begint weer te schrijven). P>a p a (dicfeerend,). . . . deelde hem op een keer mede, dat da heilige vader was gestorven. Dadelijk verzocht de kardinaal den koning, hem bij het verkrijgen van den pausclijkeu tioon ?Behulpzaam te willen zijn, terwijl hij liet door schemeren, dut hij trouw verkleefd was aan den koning van Fraikrijk. »Gij hebt gelijk," zeide Frat.s I, »maar om uwe verkiezing te verzekeren, zou ik groote sommen geldsmoeten besteden, en gij weet, dat ik geen contanten heb." Dadelijk liet de kardinaal den koning twee groote tonnen met goud brengen. Eerst eenigen tijd later ontdekte hij, dat de paus zich imimiiMiiMMimimiiimiiiiiimHiiimiiimiiiiiiimiiiimmHHiMiiimiiiii SNUIFJES. De lijst der candidaten, voorliet lidmaat schap van de Maatschappij der Nederland sche Letterkunde is weer gereed, maar, zooals men begrijpen kan, zij blijf t geheim, en ik zal wel de laatste zijn, om het in mij gestelde vertrouwen te beschamen. Van de tachtig candidaten dus geen naam, zelfs over mijn lievelingscandidaten geen woord. Vooral het laatste kost mij eenige moeite, Agent: liuitenman: »Och, meneer, wai hehhe allienig nmer Age.nt: »Hum ! hum! ik zal d'r locli proces-verbaal au 't nieuwe Poslketoor 'n briefkaerlje 'kocht! van moeten maken." in volkomen welstand bevond. Toenbegretp hij, dat de vorst hem een poets had gespeeld, want Trans I was niet alleen een dapper soldaat, maar ook een handig diplomaat." Paultje (perp'ex). Een.... wat? Papa. Een diplomaat. Weet je niit, wat een diplomaat is? (uitleggend). Dat is een min, die zich bezig bezig houdt met.. . diplomatie. Paultje. Dus dat was diplomatie, wat Frans I met dien kardinaal deed? Papa. Ja, ju st. Paultje (ua eemg nadenken.) Papa, is Frans I niet op het schavot gestorven? Papa. (verontwaardigd). Kleine ezel, je bent heelernaal in de war, dat was itnmers Lodowijk XVI. Paultje. Maar.... Papa. Kom, je verveelt me. Ga nu je fabel maar leeren .... ik moet de courant nog lezen. (Paultje gaat gehoorzaam, maar verstrooid ziju fabel ieeren.) (Tien minuten gaan voorbij.) Papa. (tot ziju vrouw, die juist binnen komt). Luister ee^s even!.... Je «eet wel, die moordenaar uit, de Rue 'Eufer? ... . LU, die heeft bekend. M a m a. (vol belangstelling) Werkelijk ? Hè, vertel me daar eens alles van ! (fa ui t) e kijkt op en luistert.) Papa. Nu, je weet, dat er, sedert hij drie maanden geleden in hechtenis is genomen, geen woord uit hem te krijgen is geweest. Zijn vrouw wou ever-min iets zeggen. Gisteren wou de rechter van instructie er een einde aan maken, en zoodra de moordenaar voor hem werd ge bracht, riep hij hem toe: We hebben je beken tenissen niet meer noodig. Je vrouw heeft alles gezegd, jij bent de eeiiige dader." Mama. (aan nja lippen hangend) En toen? Papa. Nu, totn zei de stommeling: /,Dat is niet waar ! Ik heb het niet alleeu gedaan, zij heeft mij geholpen!" En nu heeft hij omdat zij ditmaal zoo bijzonder uitste kend zijn. Ik zou dan ook geen reden hebben over dit jaarlijks wederkeerend letterkundignatuurverschijnsel te spreken, had ik niet met voldoening uit de lijst gezien, dat de gelegenheid wordt aangeboden ten opzichte van een onzer letterkundigen een onrecht te herstellen, wat, hoop ik, met algemeene stemmen geschieden zal. Het is mij name lijk gebleken, dat nog altijd er iemand geen lid van Letterkunde is, ofschoon hij aan gaande een overleden lid der Maatschappij een levensbericht heeft geschreven, m. a. w. dat iemand zelf' zonder levensbericht zou kunnen ten grave dalen, terwijl hij aan de schim van een onsterfelijke, dat onont beerlijk offer heeft arebracht, en waardig was dat tejbrengen. Want vooral dit laatste bepaalt mijn waardeering van den candidaat. gelijk dan ook de voorstellers zijner candidatuur, alleen van dat opus melding hebben gemaakt. Een ander feit, dat mij aangenaam stemde, was de ontdekking, dat Du Kieu toch een opvolger heeft gevonden. Bij het overlijden van dat ijverig lid dacht ik met eeriige bezorgdheid aan De Beor, en zei bij me zelf', mijn vriend zal van nu af zijn werk zaamheid dienen te verdubbelen, krijgen wij in 't vervolg de candidatenlijsten vol tallig en naar den eisch samengesteld. Maar wat zie ik nu? Dat De Beer zich alles bekend!.... Daar, lees hut maar eens? (hij geeft, haar de courant.) M a m a. (steeds met groote belangstelling.) Neen maar, dat, heeft hij prachtig aangelegd ! (Zij verslindt de bijzonderheden van de zaak). Papa. (zijn overjas aantrekkend). Ja, ja, dat is een mooie rechtzaak. Die rechter bedt zich schitterend onderscheiden. Je zult dan ook aan het slot van htt, artikel lezen, dat men htm het Legioen van Eer zal verleenen. Pa uitje, (zich onrustig het hoofd krabbend). W i en ? Papa. Den rechter natuurlijk. Paultje. Maar.... de vrouw van den moordenaar had hem toch uiets gezegd? Papa. Natuurlijk niet, anders stak er geen verdienste in. Paultje. O .... wordt, de rechter dan niet naar het schavot gestuurd? Papa (verbeterend). Je meent den moorde naar? Natuurlijk, ziker. Paultje; (uit de wolken vallend). En de rechter krijgt niets ? Papa (wrevelig). Hè, wat zeur je toch.... ik heb je toch gezegd, dat hij gedecoreerd wordt .... Ei dat is warempel wel het minste wat men doen kan ua den dienst, dien hij aan maatschappij en justitie heeft bewenen ! (Hij kust zijn vrouwtje en Paultje goedendag en gaat i aar zijn kantoor). Paultje (ijverig bezig de woorden van zijn vader in zijn geheugen te prenten). O ... dat is een dienst, dien hij maatschappij en justitie heeft bewezen. Dat is een dienst, dien hij.... M a m a. Kom, Paul, wat voer je uit ? Leer je fabel. Paul. Ja, mama. (Terwijl zijn moeder zich weder verdiept in de griezelige bijzonderheden vau de bekentenis van den moordenaar der line de ii'.iifer, neemt hij ziju Lafontaiue weer op en begmt niet halfluide stem te leemi). De wolf en het, !am". geheel en al onthouden heeft van voordra gen, en ondanks dat verlies van arbeids vermogen, door het afsterven van Du Rieu en het rust nemen van De Beer, is de lijst toch vol en kan zij, wat de namen der candidaten betreft, met de beste uit vroegere jaren wedijveren. De Maatschappij in het algemeen, en die der Nederlandsche letteren in het bijzonder, heeft dit te danken aan Meys, die voor deze ne gelegenheid niet minder dan zeven en twintig personen wist te ontdekken, welke zich jegens de Neder landsche letteren verdienstelijk hebben gemaakt, waaronder er twaalf zijn, wier bevordering tot het legioen van eer hij geheel alleen voor zijne rekening neemt. Wel een bewijs voor het bekende woord, dat niemand zich onmisbaar heeft to ach ten ; de natuur, ook in da menschenwereld, vult dadelijk elke opening weer aan, nu is het Meys, dien zij zendt, en, dat het nog lang niet noodig zij! na Meys een ander ; eeuwig zal dat zoo voortduren, langer misschien nog dan eeuwig, in elk geval zoo lang alb de Maatschappij voor Neder landsche letterkunde blijft bestaan. Intusschen n vraag kan ik nietonde1"drukken. Wie is deze Meys? P-C. «fMey.-i V Wat is ziju beroep, ambt of bedrijf? Doet hij in levensverzekering of in wijnen? Is hij boekhandelaar, drukker of uitgever? Heeft hij misschien een zaak in papier, pennen en inkt ? Zooals Jan van Beers 't Gebeurde etns>, dat een lam iu 't koele fkoele water plaste, Aan d' afloop vau een held're beek, Toen h< m op eens een wolf verastte .... (Zichzelf in de reden vallend) : Mama, hoe komt het toch, dat de diereu m m ij u boek alle maal spreken ? M a m a (zich met moeite aau haar courant ontrukkend). Wat ? De dieren ? , .. . cb, die hebben i.ooit kunnen spreken .... Dat zijn immers fabels, die in je boek staan ... Paultje (verbluft). Fabels? ^ Verder onder zoekend). Dus zijn fabels niet waar? M a m a. Neen, zeker niet. Paultje. Maar waarom zijn ze dan niet waar ? Om de beleefdheid ? Mama (verbaasd). Om de beleefdheid? Wat vertel je nu ? Paultje. Of om de .... (met moeite uit sprekend) .... di. . . . plo .... ma .... t ie ? M a m a. Ik weet werkelijk niet wat je meent. Paultje (laat, zich niet van zijn stuk bren gen ). Of omdat dat, een dienst bewijst aan maatschappij en justitie ? Mama (d« schouders ophalend). Je praat nonsens. Fabels zijn niet waar, omdat het ver halen ziju over dingen, die nooit gebeurd zijn.... Paultje (triomfantelijk). Dus dan zijn het leugens ? M a m a (zich weer in de bekentenis van den moordenaar verdiepend). Och ja, als je het zoo noemen wilt, ziju het leugens. Paultje («iju boek dichtslaand). Dan wil ik voortaan geen leugens meer vau buiten lee ren en opzeggen, anders zou papa me maar weer slaan en zou ik op het schavot, komen ! (Na deze wijsgeerige bespiegeling gaat Paultje misschien ten onrechte op de gevolgtrekking der logica vertrouwend spelen, zonder zich verder om zijn fabel te bekommeren). De heer de Grooth, directeur van den. Ne derlandsche Hotelhoudersbond, zendt ons het volgende: Eene waarschuwing. In het begin van het nieuwe reisseizoen kan het nut hebben te waarschuwen tegen een leelijk misbruik, dat in verschillende steden j van ons land bestaat, zooals op de laatste | jaarvergadering van den Nederl. Hotelhoudersj bond is gebleken. ! De in vele steden zich aan het station be vindende kruiers (zoogenaamde losse kruiers, maar surus ouk de vaste gpourkruiers of witkielen) beginnen zich de gewoonte eigen te maken, aan het reizend publiek een of ander hotel te recommandeeren, naar mate de fooi die de hotelhouder den »aanbrengman'' schenkt grooter is. Het behoeft niet gezegd te worden dat een hotel waar zij geen fooi zouden ont vangen, in hun oog geheel niet aanbevelens waardig is. Het natuurlijk gevolg is een nadeel voor den hotelhouder, maar een nog grooter nadeel voor het publiek. Geeft de eerste geen fooi dan ziet hij sommige logé's naar concurrenten gebracht; geeft hij wél een fooi dan moet deze natuurlijk op een of andere wyze door htt publiek zelf terugbetaald worden. Ergo: het publiek betaalt eigenlijk een dubbele fooi en ziet zich voor belooning dan nog niet eens altijd op goede wijze terrecht geholpen. De Nederl. Hotelhoudersbond wendt reeds alle pogingen aan om dit misbruik uit den weg te ruimen. Zy richtte o. a. een schrijven aan de betreffende spoorweg-directies, die dan ook haar st un toezegden. Maar de groote man die hier helpen inoet is het publiek zelf. Men informeere eerst, alvorens op reis te gaan, naar de hotels, bijvoorbeeld door den reisgids van den Nederl. Hotelhoudersbond in te zien, en men zal zich niet door een weinig ver trouwbaren gids gebracht zien in een slecht hotel voor veel geld. indertijd aan aarde, hemel en zee^ heeft gesmeekt hem te zeggen: wat is licht ?! roep ik het sedert eenige dagen uit; O hoogten der hemelen en diepten der zeeën, antwoordt mij, wie is Meys ? Waar moet ik hem zoeken ? In welken hoek heeft hij zijn observatie-post gekozen, zoo dat hem in ons gansche lelterriik, letterlijk, niets ont gaat ? En hoe zijn Meys' oogen geformeerd? Is hij verziend of bijziend ? Draagt hij soms ook een bril? Waar is het kantoor, om zich zoo'n instrument aan te schaffen ? Wat eenige bevreemding bij mij wekt, is, dat deze Meys ook nu nog niet wordt voor gedragen tot bestuurslid. Dr. Blok en Dr. Rogge treden af en op de beide dubbeltallen, aangeboden aan de vergade'ing, vind ik Dr. Kluyver, Dr. Muller, Dr. Holwerda en Dr. Hesseling. 't Kan toch niet zijn, dat deze eeniire Meys gepasseerd wordt, omdat hij geen Dr. is J* Niet dat ik ook maar zeer van verre en zijdelings mijn bedenking zou willen inbrengen tegen het voorgestelde Doctors.-viertal. Integendeel, aangezien ik niet in gelijke mate als deze heeren de bescheiheid heb te betrachten, meer nog dan zij zelve ben ik van hun zeer buitengewone verdiensten ten opzichte van de Neder landsche letteren overtuigd, ik geniet dage lijks van hun geschriften, en een doctorschap m. a. w. een dissertatie achter den rug, schijnt pok mij het meest overtuigend bewijs van liefde voor de edele letterkunde, maar ik meen toch te mogen vragen, is Meys in deze niet hun evenknie, en zoo ja, zou dan die evenknie met een boekje vol canditaten er op tot instandhouding van de Leidsche maatschappij, niet de voorkeur boven hen verdienen ? Enfin ik wijs slechts in die richting ik geef hoogstens een wenk ik zal mij wel onthouden van een regelrecht pleidooi. Ik begrip het is een teere zaak. Er zijn gevallen, waarin een edelaardig gevoel voor het betamelijke ook mij moet aansporen, om een kat poes te noemen ; want ik geloof' 't gaarne, het lidmaatschap van het bestuur eener zoo roemruchtige maatschappij, als de Leidsche, geeft geen doctor, tenzij bij de hoogste noodzakelijkheid, prijs. Misschien loopt voor Meys de weg naar deze onderscheiding anders dan ik mij dien onder den indruk van zijn zeven-en-twintigcandidaten-voordracht voorstelde. Kan 't ook beter zijn hem eerst tot doctor te promo veeren ? Zoo ja, waarom zou er geen faculteit zijn, die dit, honoris causa, tot een goed eind wilde brengen ? Zeven en twintig Nederlandsche letterkundigen aan te wij zen, en dat in n jaar, schijnt mij een sterker stuk, dan het schrijven van, esn leesbaar proefschrift, ja zelfs dan hetgeen der wereld wel het hoogste letterkundig genot belooft te verschaffen, het afwerken van een heele letter van het woordenboek.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl