Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V OQ R NEDERLAND.
Na. 1146
Ijjk zoo weinig van zfln noodwendige bedoe
ling ten toon, dat een bespreking daarvan de
moeite niet loont.
Engeland en Holland zjjn nu wel de
toongevende landen en het is een genoegen te
mogen zeggen, dat in verschillende opzichten
Hollandsche kunstenaars en binders in hunne
wyze van versieren en binden oprechter werk
geven dan onze overburen.
In Holland toch ia de meening, die onzes
inziens wel altyd de eenige goede kan wezen,
namelyk dat zoowel in den door een teekenaar
versierden band, als in den geheel door den
binder samengestelden band het begrip «binden"
>te samen houden", zoowel door lynenspel als
bindconstructie, moet op den voorgrond staan.
En hieruit vloeit al weer van zelf voort, dat
een goede versiering, ook wanneer die er niet
mechanisch is opgebracht en de binder uit
de riemen of touwen, waarmee het boek te
samen wordt gehouden een versiering op rug
en platten tracht te componeeren, zooveel
jnogelyk van den rug als midden-sterktepunt
dient uit te gaan. Do rug van een boek is
als 't ware het zwaartepunt van den band en
hier moet de volle kracht van de bedoeling
opgelegd worden.
Ernstige toepassing van dit beginsel gaf in
dertijd o. a. de binder Joh. B. Smits in een
paar linnen bandjes op touwen genaaid, en
6. W. Dysselhof in den stempelband voor
?Kunst en Samenleving."
Ook de omslagen onderscheiden zich hier
en in Engeland door logische opvattingen.
Die met n of twee kleuren gedrukt op een
rustig fond zqn hier regel en in alle op
zichten wordt naar soberheid van kleur en
strengheid van vorm getracht. Dit zy'n
ongetwqfeld bewyzen dat bjj de kunstenaars die in
genoemde lauden zich met omslagen en banden
bezighouden, meer liefde voor het boek als
zoodanig heerscht. Bij al het goede dat in
ortg land hieromtrent wordt gevonden, is
het aan den anderen kant onverklaarbaar,
dat verreweg het meerendeel der uitgevers
gebruik maken van Duitsche Renaissance band
jes. De oorzaak hiervan is niet zoo makkelijk
op te speuren. Het groote publiek toch zal,
dunkt ons, de renaissance even ongevoelig
laten, als, om iets te noemen, de Got iek.
De groote handigheid van Duitsche handels
reizigers om een zelfde bandje voor een »prij»je"
aan tientallen van uitgevers te slijten, zal wel
een der oorzaken van de groote voorliefde voor
de rena'ssmce zijn.
De verrassing komt evenwel later, als de
Hollandsche uitgever zijn nieuwste werken het
licht doet zien, want nu is hem de onaange
name gewaarwording gegeven, zijn banden alleen
door verschil van titel en kleur te kunnen
onderscheiden van die van die van een collega
uitgever. De moeielykheid zit hem natuurlijk
voor een goed deel daarin, dat bij geringe
oplagen het te kostbaar zou worden voor elk
nieuw werk een aparten band te laten ont
werpen; maar zou deze moeieiykheid niet
overwonnen kunnen worden door een bepaald
type-band voor al z\jn uitgaven vast te stellen ?
Het monotone bij een groot aantal werken
van eenzelfden uitgever zou te vermijden zijn
a door kleurverschil a door bijvoorbeeld bij
wetenschappelijke werken van een ander type
band gebruik te maken dan bij romantische
werken etc. Dit zou. meenen wy, het
schoonheidspeil van den boekband in het algemeen
zeer verhoogen, terwijl de financieele bezwaren
niet van dien aard zijn, dat ze
onoverkomenliik mogen heeten.
J. G. V.
Het echec der nieuw FraMe munten,
De nieuwe Fransche munten, door drie der
eerste medailleurs ontworpen, hebben geen
succes. Die van Roty zelfs zoo weinig, dat
men er van spreekt zijne vyifrankstukken
niet eens te laten slaan. En hier is reden voor,
want, al vinden wy' in zyne zaaiende figuur
van de Republiek groote qualiteiten van
teekeiving en modelézooals men van hem gewend
is, wat den achterkant betreft maakt hy het
werkelijk te erg. De gouden munt door Chaplain
met ein kop van de Republiek op de eene
zijde en een haan op de andere, maakt als
geheel een beteren indruk, maar men heeft
aanmerkingen, te veel om hier te noemen.
Het brons door Daniel Dupuis, dat de echt
Fransche qualiteit heeft van groote «charme
de modelé" en hierdoor een kunstwerkje is,
dat als zoodanig aangenaam aandoet, vindt
nochthans evenmin genade in de oogen van
't publiek.
En datzelfde publiek, n.l. het deel ervan,
voor hetwelk de kunst eene zaak van werkelijke
belangstelling is, datzelfde publiek had van
de nieuwe munten zulke groote verwachtingen
om den verdienden naam van Roty en Chaplain.
Hoe komt het toch, vraagt men zich af, dat
deze terecht geroemde mannen met de
muntontwerpen niet beter slaagden?
Zouden zij toevallig alle drie tegelijk
minder gelukkig zy'n geweest? Met andere
woorden: hebben zij ditmaal werk geleverd,
dat beneden hun gemiddelde bljjft? Met
uitzondering van Roty's keerzijde, die beneden
alles bleef, gelooven wy' van niet, wij vinden
de qualiteiten van hun gemiddelde op deze
munten terug. Hoe komt het dan dat hunne
munten niet bevallen en hunne medailles ge
woonlijk wel?
Eenvoudig doordat het publiek, zij het
misschien onbewust, aan eene munt andere
eischen stelt dan aan eene medaille. Op eene
munt w_il men nog iets van die hoogere een
heid, die men stijl noemt en die de moderne
medailles, by' al hare qualiteiten, missen. Ten
opzichte van eene medaille is men in onzen
t^d tevreden als zy geeft wat men ook in
eene schilderij waardeert, als zy n.l. de uit
drukking is van 's kunstenaars bewondering
voor 't een of ander hoekje natuur; 't zy
portret, groep, landschap of iets anders. Van
eene medaille eischt men niet meer, dat zij
geeft eene samenvatting van hetgeen ze
mempreereu moet, volgens haren aard kras en bondig,
dit is beeldend in den waren zin. Men vergeet
bij al de qualiteiten waarin men opgaat het
eigenlijk beeldend talent in den hier bedoelden
zin en dat tegenwoordig zoo goed als geheel
ontbreekt. De stijl ontbreekt evengoed büde
decorateurs, de beeldhouwers en medailleurs
als b\j de architekten in 't algemeen en het
echec van de nieuwe Fransche munten vindt
naar myne overtuiging hierin en in niets
anders zy'n oorzaak. Ik herhaal het: in niets
anders, want al het andere is bijzaak.
Zoo wy'st men er op, dat de antieke munten
veel meer relief hebben en dat aan de moderne
den eisch wordt gesteld van vlak relief om
het stapelen mogelijk te maken en dat dit ten
nadeele komt van de laatsten.
Indien echter vlak relief het hebben van
stijl in den weg stond zouden die heerlijke
Egyptische bas-reliefs stijlloos moeten zijn
in tegenstelling van met veel talent gemaakte
moderne haut-reliefs! Iedereen erkent, dat
het omgekeerde waar is en hiermede vervalt
dit vermeende argument tegen vlak relief. Er
wordt voorts gesproken van de
reduceermachine als oorzaak der ontaarding van de
medailleerkunst. Het directe handenwerk,
heet het, gaat hiermede verloren en dus ? ?
datgene waar het op aankomt?
En de prachtige Grieksche beelden dan,
meestal oorspronkelijk in brons gegoten, is
daarbij met et directe handenwerk ook de
essens verloren gegaan? Ieder weet beter.
Ea toch ontbreekt daar evengoed het directe
van de kunstenaarshand. Evengoed, want de
beste moderne reduceermachines leveren iets,
dat geheel overeenkomt met een exact afgietsel in
metaal van een in eene weekere stof geboet
seerd beeld. Het eenige verschil bestaat in
de afmetingen, voor het overige gaat de ver
gelijking geheel op wat het resultaat betreft,
Nu is het waar, dat er bij het ontwerpen op
grooter schaal rekening moet gehouden worden
met het effect, dat de reductie geven zal.
Maar juist hierin is de machine een hulp,
doordat zij, zonder den artist te vermoeien,
voorloopige proeven leveren kan, die hem in
staat stellen dat effect te zien en hem kunnen
nopen, zoo noodig, zijn ontwerp naar den
eisch te wijzigen. Op zijn willen en kunnen
komt het dus ten slotte weer geheel aan.
Het schijnt inderdaad kortzichtig hier de
machine als zondebok te willen wegzenden.
Het zou een veel te klein middel zijn om een
groot gebrek te verhelpen. Trouwen, welke
machine zouden wy moeten afschaffen om weer
mooie standbeelden en dito muurschilderingen
te krijgen. Er is er geen en alleen deze
overweging zou voldoende moeten zijn om de
oorzaak van 't verval veel dieper te zoeken.
Of dan de moderne eischen en nieuwe
middelen in 't geheel geen invloed zouden
hebben? Het komt niet in my op dit te
beweren. Waar ik op wilde wijzen is, dat zij
aan de kern niet kunnen raken. De vraag of
de machine in gebruik zal blijven op den
duur kan ons koud laten. Voor de kunst
komt dit er in ''t geheel niet op aan.
Deze zal blijven de stempel van haar ty'd,
stijlloos of stijlvol, al naar die tijd er zelf
uitziet en de kunstenaars zullen, als kinderen
van hunnen tijd, naar hunnen innerlyken drang
blijven werken, rekening houdend met nieuwe
eischen waar die onafwijsbaar blijken en
met of zonder nieuwe middelen.
Helbeck van Bannisdale, door mrs. H
MPHKY WARD, uit het Eagelsch, door
mevr. WILLEUMIEK.
Nu ik mij, na geëindigde lezing, neerzet om
d,t aangrijpend verhaal te bespreken, voel ik,
dat bewondering sprakeloos maken en 't zien
van vlekjes, 't aanwijzen daarvan, gemis aan eer
bied verraden kan.
,Helbeck van Bannisdale" is een merkwaar
dig boek. Een door en door Eugelscli boek.
En toch in strekking zoo algemeen menscbelijk.
't Plaatst ons, zooals Ward gewoon is men
kent haar genre midden in Engeland, waar
bet kerkelijke leven zulk een ruime plaats
inneemt in bet geestelijke leren d«a volks, waar
vragen betreffende het kerkgenootschap, de ge
loofsbelijdenis, den uitwendigen eeredieust, de
|gebeden, de Zondagsviering een belangstel!iag
wekken, een gevechtshitte doen ontstaan, waar
van wij ons ternauwernood een denkbeeld kun
nen vormen, de oudereu onder ons slechts een
verbleekende herinnering bewaren. Dien strijd
kennende, rondom zich zijn rumoer vernemend,
weet zij tot welke botsingen dat alles aanlei
ding kan geven, welke noodlottige verhoudingen
er uit kunnen voortvloeien. En met meester
lijke hand teekent zij in hare verhalen het arme
menschenhart, gepijnigd door dien strijd, mede
lijdend.
Ook in »Helbeck van Bannisdale" teekent zij
weer op dien bewegelijken achtergrond van dat
kerkelijk godsdienstig kerkgewoel met vaste
hand de beeltenis van twee menschen, wi T lot
zoo diep tragisch wordt door ,-den rampzaligen
godsdienst".
Hij en zij Helbeck en Laura welk een
persoonsverschil! En hoe innig toch krijgen zij
elkander liefl Zóó lief, dat zij zich liever der
dood in de armen werpt daa hem ongelukkig
maken.
Hij: een man van midden dertig, van voor
komen innemend voornaam, zwart ietwat grij
zend, indrukwekkend van bleekheid, droefgeestig
en toch krachtig, dragend de merkteekenen van
zwaren strijd; arme erfgenaam van een oud ge
slacht, sinds twintig geslachten katholiek,
daardoor in Westmoreland ietwat vereenzelvigd;
hij: zich door afkomst, neiging en levenservaring
geroepen wetend ernst te maken met het ,roomsch
zijn', met de gehoorzaamheid aan de Kerk;
daarom opgenomen ia de derde Orde van den
H. Francisus, daarin geholpen door Jezuiten,
geestelijken en nonnen van allerlei aard, die
zich aan hem vasthechten; vastend, biddend
zichzelf kastijdend, mediteerend, zijn goederen
offerende aan de weeshuizen enz., naar de streng
ste voorschriften met een ijver en gehoorzaam
heid, die zijn dagen geheel vulden op het een
zame kasteel; en dat alles om zijn ziel te
behouden in het eeuwige oordeel, zijn ziel, die
in groote gevaren heeft gebeefd". »Wat de
Kerk jtuchtiging' noemt, het lichaam-er-onder
houden, zooals Paulus zegt, dat doet hij. Zoo
ontstaan de heiligen... Natuurlijk doet hij
zulke dingen niet op eigen hand. Zijn overste
beveelt het".
Zij: »Zeer klein, zeer tenger, met vol blond
haar als gesponnen goud, fraai gevormde fijne
handjes, een mooie blanke hals, dunne po b j es,
fijne vingertjes, heldere blauwe oogen, vlug,
levendig in gebaar en beweging. Doorgaans
vroolijk en in een goed humeur, doch hare
vriendinnen wisten zeer wel, dat niemand zoo
gesloten was als zij, en dat haar innerlijk leven,
indien er iets van dien aard bestond, ver buiten
hen omging. Dikwijls was ze, geheel tegen haar
gewone onverschilligheid in, boos en driftig,
maar het was niet gemakkelijk achter de oorzaak
te komen. Over 't geheel een ontwikkeld meisje,
met geringe feitenkennis. Haar vader had,
indirect, op haar vorming grooten invloed gehad
haar moeder was vroeg overleden. »Van
kindsbeen af leerde zij bigotte meuscheu haten,
die in allerlei zotternijen geloofden en hen
tegenwerkten." ,Ik ben er in grootgebracht,"
zegt ze tegen Helbeck, »nu ja om de uwen te
haten als u 't weten wilt." De wetenschap
leerden zij (in Cambridge) hooghouden. Maar
haar schoonheidszia werd sterk door 't lezen
van dichters en door goede muziek ontwikkeld.
Ze beefde van verrukking bij iets schoons. . . .
Dat zij een persoonlijkheid was, bleek genoeg,
maar een vast degelijk karakter zou men haar
niet licht toeschrijven. Ze was een mengel
moes van liefhebben en haten; een kracht, geen
organismes; stoutmoedig, onbezorgd, lichtzinnig
in haar doen en in baar spreken, handig en
bij de hand, steeds slagvaardig, gaande liefst, in
eigenlijken en overdrachtelijken zin, tot de
steilste hoogten en langs de scherpste
afgrondsranden.
De eerste ontmoeting tusschen die twee was
natuurlijk een botsing. Zij kwam na den
dood baars vaders tegen den zin van Helbeck
met diens zuster gehuwd met baar stief
moeder, een angstige roomsche ziel, bij Helbeck
in huis. Helbeck merkte op -. «ze heeft gezegd,
dat zij nooit binnen wil zijn als er gebeden
wordt. Zeker vindt zij dat zij haar vader repre
senteeren moet in een nest van Papen!
Augustine (haar stiefmoeder) zal op haar
wel geen vat hebben ze is altijd gewend ge
weest den baas te spelen' Eufin ze kan wat
mij betreft haar ging gaan."
Zoo stonden die twee tegenover elkaar. Laura
had dadelijk opgemerkt, dat hij geestelijk over
haar heen wou zien, ofschoon hij als gastheer
en gentleman haar alle beleefdheid bewijzen wou,
en zette dadelijk hare stekels op.
Maar er waren in weerwil van dien gewapenden
vrede aanknoopingspunten die elkander zochten,
trots hun ijver om ver van elkaader te blijven.
Men leefde zeer eenzaam en eentonig, ontmoette
elkander dagelijks, had te weinig afbiding om
niet aan elkanders bestaan aandacht te schenken.
Zijn roomsche nauwgezetheid, zijn omringd zijn
door en onderdanig zijn aan hem te vriend
houdende geestelijken, ergerde haar, maar 't wekte
toch haar bevreemding, haar achting, dat een
man van zijn gehalte zoo diep zich buigen kon
voor vreemden invloed. Zij ging vragen wat er
toch in dat katholiek zijn zat, dat niet een
zieltje als haar stiefmoeder maar een man
als hij zich daarvoor zoo liet tyrauniseeren.
Daarentegen moest Helbeck geen man geweest
zijn, indieu het dagelijksch verkeer met zulk
een bekoorlijk schepseltje hem onverschillig
gelaten had. Laat een eenzaam droefgeestig man
in een oud kasteel dagelijks in zijn stil gepeins
en gedoe worden omfUdderd en omgonsd en
gehinderd en gekweld door de luimen van een
goudvlinder, hij zal eindigen met behoefte te
gevoelen aan genegenheid voor dat insect.
Welnu zij vinden elkaar; zij naderen elkaar
over de diepe kloof, en zij weten, dat die kloof
bestaat en geen van beide is van plan die over
te springen. Hun liefde, innig en oprecht, bouwt
enkel een brug er over, en op het midden van
die brug, boven dien afgrond sluiten ze hun
verbond. Hij belovende, dat hij haar nooit zal
hinderen of dwingen met een stille hoop
dat hij eindelijk wel de schoonheid van het
Katholiek-zijn voor haar ontsluieren zal zij
met het besef van die kloof onder haar voeten,
met de vrees in 't gemoed dat zij er eenmaal
in zullen storten. Want 't was haar als moest
ze iets op een afstand houden een
tijrannieke macht, die dreigde met vernedering en
valsch gehuichel, en tegelijkertijd zocht door
te dringen in geheime dingen dingen die ze
nooit weten zou en nooit regeeren! In 't innigste
van Halbeck's leven zou zij nooit dringen.
Nooit zou zij de eerste plaats innemen in zijn
hart.
Hij had zichzelven gezegd: «duizendmaal
neen! Ik mag mij aan zulke droomen niet
overgeven. Zulk een huwelijk zou de vernieti
ging wezen van tal van plannen voor het heil
der Kerk, voor de volmaking van mijn eigen
leven ... Zij zou in de eerste plaats komen
de Kerk in de tweede Proselieten maken
ja de Kerk rekent op mij maar 't is haar
ontembaar heiiensch persoontje dat ik lief
heb . . {"
Ea zij? Voor haar was het Kattolieke stelsel
een jacht met netten en strikken waartegen de
arme menschelijke geest zich moest verdedigen.
EQ naarmate zij hem meer lief had, besefte ze
dat meer. »'t Is het zonderlingste dat er ooit
in de wereld gebeurd is, dat wij elkander lief
hebben, Man. Ik kan nooit, nooit Kattoliek
worden". ,Als ik kon, o als ik kon! Dan zou
het zijn, wij tweeën samen tegen de rest.
Anders hoe zal ik ooit zijn vrouw wezen?!"
En na gelezen te hebben de voorwaarden waarop
de protestant Katholiek kan worden: //ik kan
niet ik kan niet. Ik zou het doen als ik
kon maar ik kan niet! Ik kan niet. Er is
iets in mij dat nergens voor terugdeinst,
zelfs niet om ons eigen hart te breken." Zij
kan de gedachte niet verdragen, dat zij nooit
in hem de eerste zal wezen. Vind jij die hei
ligen die hun ouders, hun kinderen overlaten
aan eeu ellendig lot om huu eigen ziel te redden,
mensehen om hoo^ bij op te zien? Stel dat ik
ziek werd, dat ik sterven ging en er kwam
eene stem: laat haar gaan, zij is je in den weg,
het zou beter voor je zijn als ze stierf zou
je mij rustig laten sterven mij zien heengaan
weg, weg, door alle eeuwigheid heen, om je
ziel te redden?" Het i' dat afschuwelijk
egoisme van den godsdienst, dat alles vergiftigt!
Als men er buiten staat, en lijnrecht er tegenover,
wat kan men anders dan het haten, - - haten
haten!?"
Zoo uitgedaagd door een schreeuwende ziel
ontsluit hij haar de verborgen diepte zijns levens
en gemoeds, laat haar zien wat de kerk voor
hem is en dan zegt zij in zichzelve ziende
dat zij nooit de meerdere kan zijn, en wetende
dat zij niets daartegenover kon stellen, dat zij
geen inhoud had hoe slagvaardig ze mocht
wezen: het zou een misdaad zijn een mis
daad als ik met hem trouwde." In een en
hetzelfde oogenblik was haar geopenbaard het
noodlot, waaraan zij zich nimmer onderwerpen
zou, en dat hij langzamerhand, onvermijdelijk
haar vervolger en haar tyran worden moest.
Snel als in een bliksemstraal had ze gezien de
ellende in de toekomst de dagelijksche strijd,
zijn hameren op haar wilskracht haar on
vrouwelijk worden. Hij moest van haar bevrijd
worden. En zij moest ruimte hebben om adem
te halen. En zij ging . ..
De kerk troostte hem met de woorden: het
kruis, dat door zulk een huwelijk u zou zijn
opgelegd, ware inderdaad zwaar geweest om te
dragen."
Maar daarmee was 't nog niet gedaan. Haar
liefde, haar smachtend verlangen naar hem doet
baar vragen: ,/of het dan zoo verschrikkelijk is
roomsch te worden P" Een nieuwe worsteling
begint. Teruggeroepen bij haar stervende stief
moeder. Daar /.iet zij bij de stervende weer
allerlei wat haar met walging vervult. Daar
verneemt zij: men moet alleen blindelings die
stap doen gehoorzamen zich in de armen
der kerk werpen ; men moet niet vragen wat
men denkt en gelooft niet naar zich zelf zien
alleen gehoorzamen, dan komt de rest van
zelf, en de kerk is niet streng voor be
keerden." Zij huivert. En toch overwint haar
liefde. Zij kan niet zien, dat de man naar wien
zij smacht, haar koel-hoog bejegent. »Ik zou
graag leeren onderwezen worden" is de kreet
der overgave. En dan: het beteekent het
beteekent dat je nooit nooit weer zoo tegen
mij spreken zult, dat je mij of moet liefhebben
of ja, of ik moet sterven. Ik heb alles ge
probeerd en ik kan ik kan het niet ver
dragen. En wanneer je mij niet lief hebben kunt
of ik moet roomsch worden en ik weet, je
zou het niet! welnu, dan moet ik het maar
worden, als er in de wereld iemand is die
mij roomsch kan maken. Vader Leadham kan
mij overtuigen goed dan moet hij maar
maar je moet geduld met mij hebben niet
veel vragen, niet te sterk dringen." Zdd sn'kt
zij 't uit.
Zoo geeft de weerspannige zich over. Maar
daar sterft nog geheel onverwacht de stief
moeder, uit liefde vooi wie ze zijn huis weer
had betreden, die ze door 't verrassend bericht
een gelukking heengaan bereiden wou. «-0, ik
kan het niet verdragen," klinkt het diep ont
roerd en droefgeestig tegen Helbeck, «als ik er
maar geweest was om het haar te kunnen ver
tellen ! O, hoe vreemd is het hoe vreemd!"
En altijd door herbaalt zij met het oog op bet
bleeke gezichtje der doode: hoe vreemd! O,
hoe vreemd!" Zij verzocht alleen gelaten te
worden en in de stilte der overpeinzing komt
«haar ziel" weer tot bewustzijn van zich zelve.
En in haar eigen ziel hoorde zij de stem van
haar geliefden vader: »Laura, je kunt bet niet
doen, je kunt het niet." 't Was de stem van
mijn eigen leven .... De priesters verlangen al
wat mijn ik maakt, en dat kan ik niet geven.
En als een logen naast hem te leven, kan ik
ook niet." En zij verdwijnt om bloemen
te plukken voor de doode, op de steile rots
helling boven de bruisende rivier.
Dat alles is aangrijpend schoon beschreven,
in een vorm, die niet veel aaudacht vraagt voor
zichzelven, die niet zoo druk doet, dat men
den inhoud er door uit 't oog en de belang
stelling verliest o, gij kunstige woorden
vormeis en zinnensmeders maar den inhoud
vergunt in 't volle licht te treden en den lezer
te pakken met onweerstaanbare macht.
En die inhoud is niet maar eeu der
eindelooze liefdehistories; er ligt een vraagstuk aan
ter grondslag van algemeene, ook niet engel
se hèstrekking.... Zeker doen die woorden
«vraagstuk en strekking" een koude rilling gaan
door veler zenuwbanen, daar huu kunst strekking
haat met hartstochtelijken haat en
daardoor juist bedoelende-kuust wordt, evenals
die lieden die er op Zondag niet Zondags willen
uitzien en door hun gewild sans gêne ieder in
't oog vallen.
Onder Wards handen i; haar liefderoman een
boek van verre strekking geworden schoon
misschien onopzettelijk. Een hoog ernstige
pasdagogische vraag rijst er uit op, die zich beschul
digend, waarschuwend, ontroerend plaatst voor
de oogen der beschaafden.
,Wtl een noodlot, dat die twee te samen
bracht ! Dat hem niets gelaten heeft dan de
herinnering, en haar stap voor stap gebracht
heeft tot dit laatsts rampzalige redmiddel
tot dit als waardeloos wegwerpen van haar
mooi jong leven ...."
Er is hier geen eigenlijk noodlot. Er is schuld.
Menschen-schuld. Haar vader zei: ik behoor
tot hen, die zich niet bekommeren om de zaken
van een andere wereld." Hij was wat men een
wetenschappelijke Jan Rap zou kunnen noemen.
Iemand, die dadelijk op 't gezicht of gehoor
van iets godsdienstigs ging steken en hakken.
Er komt in het boek een zekere dr.
Friedland voor, een vaderlijk vriend van Laura, een
vroegere collega van prof. Fountain, die aan
gaande hem getuigt: hij vormde Laura tot een
kind van de Kennis, een kind van de Vrijheid,
een kind van de Revolutie zonder dat hij
haar een onsje leiding meegaf, om haar te
pantseren tegen den strijd, die haar wackt. Het
is zoo goed als een rijke erfgename, die men
aan de heidenen overlevert,... 't Is enkel een
blind instinct dat haar drijft. Men had haar
een uitrusting moeten geven, iets tot verster
king ... Fountain heeft Laura gerukt uit haar
sfeer en haar er niets voor in de plaats gege
ven ... En dan, waarachtig ! moet zij natuur
lijk verliefd worden op dien Helbeck, dien
Katholiek ! Het katholicisme zoowaar ! in
zijn edelste opvatting! Geen laf, onbeteekenend
type, niet fetisdienst en zulke zotternijen
neen toegerust met al wat degelijk is. .. Zij
gevoelt zich een ongeloovige, een verschoppeling
op zedelijk gebied. Zij beeft voor de eischen
van dit groote zichtbare systeem. Haar ver
stand zegt »neen" maar waarom? Zij kon
het niet zeggen. Zij heeft niets standhoudends
te zeggen tegenover dat sluitende betoog, geen
sterkte te verdedigen tegenover dien
opdringenden aanval. Waarom om 's hemelsch
wil, laten we toch den geest van onze kinderen
braak liggen? Als je gelooft, goeie vrind : voed
op. En als je twijfelt, dan nog meer. Voed
op, voed op ! Had Laura een degelijke opvoe
ding gehad, ze had met Helbeck gelukkig kun
nen wezen. Hij bood schikkingen aan zij
had die met gerust geweten kunnen aannemen.
Er ware dan seen aanleiding geweest tot dien
moreelen twijfel ..." Zij had dan inhoud
gehad.
'k Ben zeker, dat dit boek ernstig gepeins
zal wekken in breeden kring, ernstige
zelfbeschuldiging. Ik geloof vast, dat het veler oog
zal doen opengaan voor de zekerheid, dat een
protestantisme zonder eigen opvatting van ge
looven en weten zelfmoord pleegt.
En daarom mogen wij de vertaalster dank
baar wezen voor haar arbeid, die velen in staat
stelt het kostelijke verhaal te genieten. Dat
zij als vertaalster nu en dan zichtbaar moeite
had om de schrijfster in 't Hollandsen verstaan
baar te maken, worde haar niet te zwaar toe
gerekend. Dat zij nu en dan woorden smeedt of
zet op een manier, die beel vreemd is, worde
geschoven op die persoonlijken stijl-hartstocht,
die tegenwoordig heerg-ïht, en waarmede men
alle taaizonden en zwakheden goedmaakt. Wie
't boek ten einde las is gekomen onder de be
koring van een hoogen geest en hooge levens
opvatting en voelt zich beweldadigd. En wie
kinderen heeft en in gedachten ben volgt op
's levenswegen en zich voorstelt de botsingen,
waaraan ze niet kunnen ontkomen, en de smart
die over hen komen moet als zij voelen te
zwak te zijn, zal niet licht't geklank dier woor
den uit het oor verliezen: als je gelooft:
voed op. En als je twijfelt: voed op, voed op !"
W. ZAALBERG.
Boei en TIscMft,J)
De Gids.
Dr. W. G. C. Byvanck zet zyn herdenking
van K. Fruin voort. »Een Droom" uit Tosari
door H. Borel, met grootsche, breed geconci
pieerde beschrijvingen van de bergstreken op
Java. De auteur geeft die in den vorm van
een reeks impressies uit het dagboek van een
ziek vriend, dat verder de ongelukkige liefde
van dien patiënt voor een gehuwde vrouw
1) In bet Weekblad van 28 Mei werd in
deze rubriek een gedicht van Helene Swarth
onzuiver van smaak genoemd; bedoeld was
onzuiver van maat.
bevat; dit is een geheel valsche opzet, want
er komt geen regel in voor, of Henri Borel
spreekt er uit, en heelemaal geen gefingeerd
personage. Hy' had beter gedaan zonder ge
fantaseerde intrige, eenvoudig de dingen weer
te geven zpoalg h\j ze zelf zag. Men moet
dit stuk niet achter elkaar lezen; de indruk
van dergelijke tropische bergparty'en is te sterk,
te hemel wydsch om er veel op eens van
te kunnen opnemen. Dat werk doet me innig
plezier. Want tegenover de bf domme of on
rechtvaardige benaming van «letterkundige
consul" en «journalist'1 hem door Van Deyssel
in dit blad gegeven, is dit, al zou er nog
zooveel op zyn af te dingen n op vroegere
arbeid, een heerlijk démenti. Als dan dat
>godgezalfd artiest-zy'n" in dolzinnig-pedante
waan door Van Deyssel boven alles gesteld wordt,
hemelhoog boven coisulaatschap en
journalisme, dan behoort dus toch Borel ook al tot
de ongenaakbaar-majestueuze creaturen, die
gelooven, dat de- Kunst het hoogste is, wat
er bestaat, omdat zij daarbuiten niets anders,
niets beters kennen, omdat zij er door
beheerscht worden. Die overdreven
kunst-vergoding mocht in '80 in het toen zoo onlitteraire
Nederland zy'n nut hebben gehad, maar de
jongere generatie lacht er om, ook om de pre
tenties, waarmee deze redacteur van het Tweem.
Tydschrift neerziet o. a. op de o zoo
gemakkelyke maar nou lieg ik zoo nietige jour
nalistiek. De coöperatieve gemeente *Amsterdam"
zeer lezenswaard voor onze stadgenpoten.
L. Simons zegt, dat er een groot onderscheid be
staat tusschen het beheer van bepaalde bedrijven
van Gem entewege als in Engeland gebeurt en van
Overheidswege, zooals men dat hier ter stede
wenscht. In Engeland, in Leeds bv. is de gemeente
n groote Coöperatieve naamlooze vennootschap
aandeelhouder en verbruiker; elk lid der
gemeente en het gemeentebestuur in zyn
wydsten zin is raad van Commissarissen.
Directeuren zy'n de hoofden der ondernemingen.
Het werk wordt er gedaan, niet als by ons
door een klein college, maar door den gemeen
teraad zelf, daartoe in commissies gesplitst, in
Leeds alles meegerekend verdeeld in 63 com
missies. Elk dier commissies heeft haar eigen
rekening, vermeldend haar inkomsten en uit
gaven en haar aandeel in de algemeene schuld.
Die rekeningen worden vervolgens, met trouwe
verwyzing naar de pagina van elk onderdeel,
op de algemeene rekening der stad overge
bracht en diezelfde totale tabellen nog eens
voor de schuld, en voor den interest gegeven.
Zoo wordt het mogelyk, met n, twee opslagen,
na te gaan, wat elk onderdeel van
gemeentebeheer, met balanceering van inkomsten en uit
gaven dus in de netto bedragen, inbrengt of
kost. HO licht met voorbeelden toe, hoe moei
lijk dit door onpraktische wijze van gemeente
boekhouding hier ter stede na te zien is.
Verder wyst hy' er op, dat de zg.
individueele krachtsontwikkeling by particulier beheer
alleen in naamlooze vennootschappen kon plaats
hebben by den directeur, terwyl dan de aan
deelhouders gleeping partners zy'n, by beheer
van gemeentewege echter de geheele tmrgery'.
In het laatste geval arbeidt dus zulk een
directeur niet voor een groep particulieren
maar voor de geheele stad, wat zeker niet
minder ecergie en werklust geeft. Ten slotte
spoort hy aan tot stichten van gemeentelyke
zweminrichtingen en volks-boekerijen.
Evert J. Van Gorkom betoogt hoe de
Nederlandsche belangen in Zuid-Afrika gediend
worden door de boogescholen hier te lande,
als de regeering haar lakschheid tegenover de
alles behalve langzame Engelschen laat varen
en zoo snel mogelyk, door spoedig onze
uniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiii
40 cents per reg«L
IIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIItlMIHIIIIIIHIIItllllllllllMIIIIIIIIIIIII
TRADE
MARK.
NlARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is
yerkrflgbaar bij alle soliede
Wijnhandelaars en by de representanten
KOOPMANS «fc BRUINIER,
te Amsterdam.
Prpivanf ?2.50 per Henk.
Hoofd-Depöt
VAK
Dr. JAEGER'S ORIG.
Sormaal- WolartMen.
K. F. DEÜSCHLE-BENGEH,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
TENTOOSSTELLING TE PARIJS I\ 1900.
Verblijf voor ne of meerdere weken in de
Grands Hotels du Troeadero"
welke voor die gelegenheid speciaal naby' de
Tentoonstelling gebouwd zy'n.
Bewijzen voor verblyt van af 67.50 guldens
per week, betaalbaar in maandelyksche of
driemaandelyk-che termijnen. In dezen prys is
begrepen:
Vervoer van reizigers en bagage in Parijs bij aan
komst en vertrek; Logies en 3 maaltijden per dag
U toegangsbewijzen voor de Tentoonstelling;
Orientecrinffstocht gedurende een dag per rijtuig; Bons
voor verminderde prijzen in verschillende groote maga
zijnen; Verzekeringspolis tegen ongelukken.
Het uitsluitend recht van verkoop dezer
bewijzen is toegestaan geworden aan de
Cie INTER STale DES WAGONS-LITS
Voor inteekening wende men zich tot, en het
uitvoerige, geïllustr. prospectus vrage men aan bij
LISSONE en ZOON, Singel 155, Amsterdam
Z
OMERVERBLIJF Hastières/M ,by Dinant
(België). Hotel d'Hastière, E. BROUET.
Pr. ligging. Mooi Park. Rytuigen. Garage
v. fietsen.Warme en Maasb.Yischv. Bootjes.