De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 18 juni pagina 1

18 juni 1899 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N'. 1147 DE AMSTERDAMMER A°. 1899. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat twee bijvoegsels. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. uitgevers: VAX HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar O.lSVa Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs, » te Londen, Librairie Cosmopolite, 56 Charlottestreet, Fitzroy Square. Zondag 18 Juni. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma KUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen, dezer firma. INHOUD. VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Telegrambestel ling, door C. J. Beelenkamp. De Javaan, land bouwer op eigen grond, door P. C. H. (Ingez.) De conferentie van Bloemfontein. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Plannen in en nit den dop, door Dr. J. C. E. KUNST EN LETTEBEN: Eenige zakelijke opmerkingen van de N. Bott. Courant over het referendarissehap van Jhr. Mr. Victor de Stuers. Declineeren. Walt Whitman, door H. P. H. Boek en tijdschrift, door J. K. Bensburg. WETENSCHAP : Professor Chantepie de la Saussaye van Amsterdam naar Leiden, door J. H Helper Sesbrugger. FEUIL LETON : De thuiskomst van Jim Wilkes, door Bret Harte. (Slot.) BECLAMES. VOOB DAMES: Iets uit de geschiedenis der vrouwen beweging. Olympe de Gonges, door Saze S. (Slot.) Gesluierde schetsen, door P. J. van Uildriks. Allerlei, door E-e. SCHAAKSPEL. EINANCIEELE EN OECONOMISCHE KEONIEK, door D. Stigter. INGEZONDEN PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADTEBTENTIEN. iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiti Telegrainbestelling. Verleden jaar zomer werd door den staatssecretaris van posterijen, v. Podbielski, te Berlijn een technische commissie bijeen geroepen ter beraadslaging over eenige wenschelijk gebleken verbeteringen bij het post-, telegraaf- en telefoon wezen. Onder andere werd D beginsel besloten voor de bestelling der telegrammen niet meer volwassen personen te bezigen, doch in plaats daarvan knapen in dienst te nemen. Thans heeft dit plan een begin van uitvoering gekregen, doordat nu bij wijze van proef aan de telegraaf kantoren Ie kl., knapen in dienst gesteld zijn voor de telegrambestelling. Dergelijke wijze van telegrambestelling, welke denkelijk wel definitief in het Duitsche rijkstelegraafgebied ingevoerd zal worden, bestaat reeds sinds jaren o. a. in Groot-Brittannie en Ierland, Frankrijk, België, Luxemburg, Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Zuid-Afrikaansche Republiek enz. Reeds een paar jaar geleden, werd door mij de wenschelijkheid bepleit de in zoo vele landen gevolgde wijze van telegrambestelling ook hier te lande in te voeren als leidende tot bespoediging in de bestel ling en aanzienlijke besparing voor 'sRijksschatkist. Thans nu dit ontwerp door Duitschland's volgen van het voorbeeld van zoo vele andere landen, weer meer actualiteit heeft verkregen, meen ik hierop nogmaals te mogen terugkomen. De spoed, waarmede een telegram be hoort behandeld te worden, moet toch be houden blijven vanaf het oogenblik, dat het aangeboden wordt tot aan het tijdstip van aievering aan den geadresseerde. Het is niet meer dan natuurlijk, dat personen, die den middelbaren leeftijd heb ben bereikt (hier te lande worden de tele grambestellers tot hun 55e jaar in dienst gehouden) niet meer zoo vlug ter been zijn en nu is dit verschijnsel wel zeer verklaarbaar, doch voor de spoedigste be stelling der telegrammen het minst gewenscht. Ook voor het meer en meer in gebruik komende rijwiel voor de bestelling der telegrammen zijn jeugdigere krachten wel te verkiezen. Er wordt wel eens be weerd, dat knapen voor de bestelling van telegrammen niet te verkiezen zijn, omdat zij nog te speelsch zijn, te weinig besef hebben van hunne verantwoordelijkheid, niet genoeg doordrongen zijn van het ge wicht, dat aan een snelle bezorging der telegrammen te hechten is. Deze bedenking moet vervallen, waar blijkt, lo. dat in die landen, waar knapen voor de bestelling van telegrammen ge bezigd worden, herhaaldelijk, zoowel door hunne superieuren als door het publiek de loftrompet over hen wordt gestoken en verklaard wordt, dat zij boven vol wassen personen zijn te verkiezen, 2o. heeft de telegraafadministratie en met haar het publiek steeds de controle over hen, door het door de geadresseerden te teeke nen ontvangbewijs. De administratie teekent daarop immers aan, het tijdstip der terhandstelling van het telegram aan den bode, de geadresseerde heeft daarmede slechts het tijdstip van aflevering te vergelijken, om te kunnen constateeren of wellicht onnoodige vertraging ontstond door de schuld van den bode. De volgende regeling ware wellicht bij een eventueele indienststelling van knapen als telegrambestellers, aan te bevelen. Jongelingen, die den leeftijd van 16 jaar hebben bereikt en die van 17 nog niet hebben overschreden kunnen bij den telegraafdienst als besteller in dienst treden. Zij genieten als aanvangstractement een belooning van 250 gulden per jaar, be nevens vrije dienstkleeding. Jaarlijks worde deze belooning, na betoonden ijver, met 25 gulden verhoogd. Bij de intrede van hun 20e jaar ver laten zij den telegraafdienst, om hun dienst plicht te gaan vervullen. Zij, die aan die verplichting nietbehoeven te voldoen, gaan alsdan over bij de posterijen als postbode of brievenbesteller. Zij, die na vervulling van hun dienstplicht terug wenschen te keeren, zouden dan in den eersten plaats in aanmerking dienen te komen bij va catures in bovengenoemde betrekkingen. Door dergelijke regeling behoudt men voor den telegram-besteldienst steeds jonge, frissche krachten. In Belgiëen thans in Duitschland worden de knapen beloond pei besteld telegram, ontvangen dus geen vast salaris. Men meent daardoor hun ijver te prikke len, hetgeen de snelle bezorging der tele grammen ten goede komt. Wat nu de besparing voor de schatkist betreft, deze zou werkelijk niet gering zijn. Volgens de loopende begroeting is voor kantoorknechten en telegrambestellers ten getale van 279 uitgetrokken een som van 187,900 gulden (de hoofdtelegrambestellers niet medegerekend, als zijnde onmogelijk door knapen te vervangen). Volgens boven genoemde regeling zou men een gemiddelde uitgave per besteller krijgen van 300 gul den per jaar of voor 279 dus een som van 83,700 gulden, zoodat indien deze hervorming geheel ware ingevoerd, de aan zienlijke besparing zou worden verkregen van 104,200 gulden per jaar, afgezien nog van de besparing op de uniformkleedingstukken. Het tekort op het telegraaf-budget zou daardoor wel niet verdwijnen, doch toch aanzienlijk verminderen. (Tekort in 1897 fl. 1,144,762.87^, waaronder aan buitengewone uitgaven fl. 546,824.36.) Nijmegen, Juni '99. C. J. BEELENKAMP. Be Javaan, lanfcnw op eifen pul. (Ingezonden). In zijn stuk »de Javaan en het kapitaal" releveert de schrijver het ideaal »de Javaan, landbouwer op eigen grond." Hij ziet in de toenemende macht van het kapitaal op Java den ondergang van den Javaan. Het kapitaal empareert zich van de beste gron den voor de suiker- en indigo-cultuur, en de Javaansche grondbezitter trekt van die gronden maar een schrale huur. Laten wij er bijvoegen, dat de Javaan op zijne eigene, door hem verhuurde gronden als daglooner werkt bij de cultuur van het suikerriet, tegen een, naar Europeesche begrippen, gering loon. Dit is alles be halve een ideale toestand. Doch men moet hiervan noch der Regeering, noch den suikerfabrikanten, een grief maken. De Regeering houdt een wakend en belang stellend oog op de suiker-industrie, omdat, zonder deze, groote verwarring zoude ont staan in het koloniale budget; en de suikerfabrikanten zijn, uit levensbehoud, genoodzaakt, de uitgaven voor grondhuur en loonen te beperken, door de onedele concurrentie, hun aangedaan door de Europeesche suikerfabrikanten, bevoordeeld met premie's uit de Rijks-schatkisten. Het Europeesch suikergeknoei is de oorzaak van de mindere welvaart van den Javaan in de suikerdistricten. De welvaart van den Javaan in de koffiedistricten is sterk achteruit gegaan; eensdeels door roofbouw, anderdeels door de doodende concurrentie van Brazilië. Sedert tientallen van jaren dwingt de Regeering den Javaan om koffie te planten, en de vruchten aan Haar te leveren tegen een, tot de massa van den gepraesteerden arbeid, onevenredigen prijs. De gouvernements-koffiecultuur is dan ook zieltogende; departicuIjerekoffiecultuur beleeft eveneens moeielijke tijden, maar zal het er wel weer ophalen. De rijstcultuur, de Javasche volkscultuur bij uitnemendheid, verkeert in gezonden toestand, dank zij het vaderlijk gezag, dat van de dessa-besturen, met steun van de Regeering, uitgaat. De rijstcultuur op Java is het cultuurstelsel bij uitnemendheid. De Javaan ver bouwt zijne rijst op communaal bezeten gronden, onder gezag en toezicht van zijne hoofden, doch heeft geheel de vrije be schikking over zijn rijstproduct, om op te schuren, dan wel te verkoopen aan wien hij wil; mits hij eene matige landrente aan den Staat opbrengt, welke belasting zoowat uitkomt op 10 pCt. van het product. De Staat heft 10 pCt. van het product in feld; de particuliere rijstlanden in Westava, heffen 20 pCt. in natura, krachtens koopcontracten uit vroegere tijden. Om nu compleet voor alle cultures het ideaal te bereiken »de Javaan, landbouwer op eigen grond", zoo heeft men slechts het rijstcultuurstelsel te volgen. Hetdessabestuur laat b.v. op gezag koffie planten op communaal bezeten grond, doch de planters houden vrije beschikking over het product; zij mogen hunne koffie verkoopen aan wien zij willen, tot den hoogst te bedingen prijs. De Staat heft matige landrente van de koffiegronden, even als van de rijstvelden. Als dan de koffie prijzen weer eens wat hooger mogen worden, dan zullen de Javanen zoo'n schik in de koffiecultuur krijgen, dat zij eene volks cultuur wordt. Onder het tegenwooordig monopolie, dat den Javaan verplicht zijne koffie voor den risibelen prijs van 12 centen per pond aan den lande te leveren, wordt ae koffiecultuur nooit eene volkscultuur; integendeel, zij zal aan armoede van levens kracht bezwijken. Nog is het niet te laat, om dit onéreus systeem ten goede te wijzigen, doch men wachte er niet lang meer mede. Dwing den Javaan, zoo noodig, om koffie te planten, eveneens als er voortdurend zacnten dwang bij hem noodig is voor het tijdig en degelijk bewerken zijner rijstvelden en voor het planten van klapper- en vruchtboomen; maar laat hem de vrije beschik king over alle vruchten van zijn arbeid. Dit is niets meer dan eenvoudig eerlijk. Van eerlijkheid behoort ieder Gouverne ment aan zijne onderdanen het voorbeeld te geven; al _ zijn die onderdanen ook o ver wonnen bruinkleurigen. Zoo ook zouden de Dessa-besturen suikerriet op communaaal bezeten gronden en in communalen arbeid kunnen laten planten, om dat riet aan de fabrikanten te verkoopen. Maar de vrees is gewettigd, dat de Dessa-besturen niet die resultaten zouden verkrijgen, die verkregen worden door den fabrikant planter op gehuurde gronden. Want de suikerriet-cultuur wordt nu wetenschappe lijk gedreven, en van landbouw-wetenschap heeft de Javaan nog geen begrip. Dat zal later wel komen, als de Regee ring, in gevolge den wensch van professor Kern, er toe kan besluiten, om den domper van het Javaansche volk weg te nemen, en scholen voor den kleinen man op te richten, vooral landbouwscholen. De bewering, dat de Europeesche planters den Javaan zijn grond afhandig maken, en hem van landbouwer tot daglooner maken, is erg overdreven. Op Java zijn vier millioen bouws door de Javanen in gebruik voor de rijstcultuur; daarvan verhuren zij 100.000 bouws aan de suikerfabrikanten, dus slechts 2K pCt. De koffiecultuur wordt gedreven op woeste gronden. Maar 2>i pCt. of meer, het te bereiken ideaal moet blij ven, dat de Javaan het riet plant op eigen grond, en aan den fabrikant verkoopt. Hiervoor is echter de Javaan nog bij lange na niet genoeg land bouwkundige; aan de Regeering de zorg en de taak, om hem zoover te brengen. s-H. 5/6 '99. P. C. H. Be conferentie van Bloemfontein. De laatste berichten uit de Transvaal klinken niet zeer geruststellend. President Krüger heeft, volgens een telegram van 14 Juni, in de zitting van den Volksraad verklaard, dat men troebele tijden be leefde, en dat hij niet wist wat zou ge beuren. »Mocht de oorlog onvermijdelijk worden, dan zou God met zijn volk zijn, gelijk tot dusver." Ziedaar woorden, die gewoonlijk slechts aan den vooravond van een oorlogsver klaring worden uitgesproken. En toch gelooven wij niet, dat de zaken zulk een bedenkelijken keer zullen nemen. Het is waar, dat de conferentie tusschen pre sident Krüger en Sir Alfred Milner niet het gewenschte resultaat heeft opgeleverd, maar wie kon dit verwachten? De onder handelingen dit staat vast zijn op vriendschappelijken toon gevoerd; de Engelsche regeeringscommissaris heeft van den Transvaalschen president niet met een vormelijk beleefde buiging, maar met een hartelijk shake hands afscheid geno men, en zelfs Oom Paul moet met het verkregen resultaat niet ontevreden zijn geweest, al zette hij bij zijn terugkomst te Pretoria een erg somber gezicht. Wij hebben er vroeger reeds op gewezen, dat het stelsel, door de Zuid-Afrikaansche Republiek tegenover de »Uitlanders" toe gepast, op zich zelf niet verdedigbaar is en alleen als een daad van tegenweer begrijpelijk wordt. Aan de andere zijde zijn de eischen van Engeland volkomen onbillijk; zij kunnen onmogelijk worden ingewilligd door een staat, die zijne zelf standigheid ongeschonden wil bewaren, vooral niet, wanneer zij gesteld worden op dien onhebbelijken, aanmatigenden, en tegelijk PecksnifF-achtigen toon, waarvan de heer Chamberlain het geheim schijnt te hebben. Van beide zijden wordt over vraagd, omdat elk der partijen weet, dat zij van hare eischen heel wat zal moeten laten vallen. Het deed ons genoegen, die zelfde mee ning van goed ingelichte zijde uitgesproken te zien in een Duitsch blad. De Londensche correspondent van het Perliner Tageblatt schrijft: »Wij kunnen aan de confe rentie geen andere beteekenis toeschrijven, dan dat de beide heeren elkander het maximum hunner eischen hebben voorge legd, en dat de goede raad nu wel spoedig (uber Nacht) komen zal. Hoe minder men de Boeren reeds nu officieel bruskeert, des te verstandiger zal die raad uitvallen. Wat de door de mijn-hertogen geïnspireerde pers zegt, laat, naar mijne ondervinding, de regeering der Zuid-Afrikaansche Repu bliek tamelijk koud. De aandeelhouders zelven zullen trouwens niet wenschen, dat het door hen in de mijn-ondernemingen van den Rand belegde kapitaal door oor logsverwikkelingen in gevaar wordt ge bracht. Zoolang zij konden hopen, door spektakel maken den ouden Krüger iets ai te persen, zongen zij in het koor mede; voor mér echter zullen zij terugdeinzen en eer sussend en vergoelijkend dan op ruiend optreden." Zelfs in Engeland vindt het chauvinisme van den heer Chamberlain lang geen on verdeelde instemming. Men weet daar zér wel, hoe niet slechts de Oranje-Vrijstaat, maar ook een goed deel der Kaapkolonie met de Boeren-Republiek sympathiseert en hoe gevaarlijk het zou zijn, thans de vonk in het kruit te werpen. De liberalen zijn natuurlijk evenmin als de heer Chamber lain ingenomen met het reactionaire ele ment in de Transvaalsche politiek, maar zij zijn eerlijk genoeg om te erkennen, dat de Londensche conventie van 1884 aan Engeland geen recht geeft om zich met de binnenlandsche aangelegenheden der Republiek te bemoeien. De Chronicle verklaart zelfs, dat een oorlog, op zulke gronden begonnen, »infaam" zou wezen. En dat zulk een oorlog bij andere natiën, die in de Transvaal groote belangen heb ben, allesbehalve sympathie zou vinden, is vrij duidelijk. Met het oog op die natiën schreven wij in ons artikel «Engeland en Transvaal" van 21 Mei: »Zij stellen zich op het standpunt: onze goede vrienden van de overzijde van het Kanaal over vragen schromelijk, en hebben alleen hun eigen belangen op het oog. Doch Oom Paul zal wel het noodige afdingen, en wat hij toestaat, komt ons allen ten goede." En nu lezen wij in de bovengenoemde correspondentie van het Berliner Tageblatt: »De natiën, die financieele en industrieele belangen in de Transvaal hebben, en die met Engeland, zoolang er slechts sprake waa van protesten bij de Boerenregeering en van bedreigingen (?) zijn samengegaan, zullen er hartelijk voor bedanken, die be langen door een oorlog in de waagschaal te zien gesteld. Voor haar is het hier niet te doen om »alles" of »niets", want in het gelukkigste (?) geval, als de Engelschen de baas blijven, zijn deze heer en meester in het land, zijn zij het, die »alles" win nen, en van dergelijke omstandigheden weten Albion's zonen uitstekend op kosten van anderen te profiteeren." Volgens het bovenaangehaalde telegram uit Pretoria zou president Krüger óók hebben verklaard, dat hij »geen tittel" had toegegeven. Wij weten niet, in welk ver band die uitlating is geschied, maar zoo, zonder meer, is zij bepaald onjuist. Oom Paul heeft heel wat toegegeven. Om te beginnen heeft hij toegestaan, dat voort aan voor het verwerven der nationaliteit de ook in den Oranje-Vrijstaat gebruikekelijke formule zou worden toegepast, waarbij het afzweren der vroegere nationali teit niet als voorwaarde wordt gesteld. Dan heeft hij toegegeven aan een tweeden eisch, dat nl. de »Rand" door een grooter aantal zetels in het Parlement der Repu bliek zou worden vertegenwoordigd. Verder werd men het eens over het beginsel, dat slechts onbesproken personen, in het be zit van een zeker vermogen, tot de natu ralisatie zouden worden toegelaten; alleen over het bedrag van dit vermogen bleef nog verschil van meening bestaan. De groote punten van verschil echter waren vooreerst de termijn, binnen welke de naturalisatie aan »Uitlanders" zou kun nen worden toegestaan, en in de tweede plaats, de invoering van een scheidsgerecht ter beslissing van internationale quaestiün. Het eerste is een quaestie van geven en nemen, niet van beginsel. Immers in verscheidene andere landen bijv. in Italiëen Zwitserland wonen talrijke Engelschen, die daar schot en lot betalen, zonder genaturaliseerd te zijn, en nooit heeft de Engelsche regeering daartegen geprotesteerd. Dat de Boeren niet het hoogste woord willen geven aan de vlottende elementen der bevolking, is volkomen begrijpelijk. De door hen ge stelde termijn is echter wel wat al te lang, en hier schijnen ons concessiën hunner zijds zeer wel mogelijk. Die zullen ook ongetwijfeld worden gedaan, wanneer En geland toegeeft in de quaestie der arbi trage, en daarmede voorgoed het onhoud bare standpunt prijsgeeft, dat de conventie van 1884 aan Engeland het suzereiniteitsrecht over de Transvaal zou hebben ver zekerd. Engeland toont zich op de Haagsche Vredes-conferentie een voorstander van een internationaal scheidsgerecht; het kan nu practisch bewijzen, dat het 'bereid is, deze schoone woorden door daden te bekrachtigen. Plannen in en uit den dop, *Nederkmdsche Bond M Kinder bescherming". Woningvereeniging Algemeen Belang" te Arnhem. Nadat wij in ons laatste artikel aan »0ni Huis" recht hebben doen wedervaren, zij ditmaal allereerst de aandacht gevestigd op eene reeds van April 1.1. dateerendè, ons ook reeds_ vóór geruimeri tijd toege zonden circulaire, welke met de navolgende namen is onderteekend: mr. G. A. vam Hamel, Amsterdam; F. Kortlang J.Ezn, Ermeloo, dr. W. H. Nolens, Kolduc; H. Pierson, Zetten ; jhr. mr. A. J. Rethaan Macaré, Haarlem; dr. N. P. van Spanje, mr. A. H. Wertheim, Amsterdam en Th. Nolen, Rotterdam. De hier genoemde heeren geven in be doelde circulaire te kennen, dat zij het plan hebben opgevat tot stichting van eenea »Nederlandschen Bond tot Kinderbescher ming", voor de uitvoering waarvan zij den steun van het nederlandsche volk inroepen. »Zelden heeft eene overtuiging zoo spoedig in de openbare meening veld gewonnen," schrijven zij, »als die, dat er in Nederland dringend behoefte bestaat aan meer en betere bescherming van het verwaarloosde kind." In die behoefte te voorzien zal het doel zijn van den bond, dien zij wenschen op te richten. De bovengenoemde onderteekenaars stellen zich nl. voor >een krach tig, geheel zelfstandig Centraal-Bureau in het leven te roepen, dat zoowel der regee ring als zijnen leden en anderen belang stellenden van groot nut zal kunnen zijn als wegbereider, adviseur en tusschenpersoon. »Het zal niet zelf de verzorging van kinderen op zich nemen, maar, omdat het beschikt over een overzicht over alle vereenigingen en instellingen, die zich het lot van verwaarloosde kinderen aantrekken, als tusschenpersoon optreden tusschen regeering en regeerings-organen eenerzijda en particuliere of plaatselijke instellingen of bijzondere pei|onen andererziids, of tus schen deze onderling. Het zal zich buitendien ten doel stellen, over alle vragen, die zich op het omschreven gebied voordoen, advie zen van deskundigen uit te lokken en daaromtrent door openbare bespreking het vormen eener publieke meening voor te bereiden. Slagen de oprichters in hun opzet, dan zal aan den Bond een bezoldigde secretaris worden verbonden, tot wiens taak het mede zal behooren zich voortdurend en onafge broken op de hoogte te houden van al wat in het buitenland op het gebied der kin derbescherming belangrijks voorvalt en daarvan door middel van een of ander orgaan in beknopten vorm aan alle leden van den Bond verslag doen. Een weivoorziene bibliotheek zal gevormd en ten dienste van den secretaris en van de leden van den Bond gesteld moeten worden. Om de kosten op dit alles vallende ta dekken zullen allen, die sympathie voor het streven van den Bond gevoelen, zich eenige opoffering moeten getroosten, liefst in verhouding tot ieders financieele kracht. Bestaande vereenigingen of stichtingen, die als leden tot den Bond wenschen toe te treden, moeten zich verbinden tot het storten eener jaarlijksche bijdrage, waarvan het minimum is bepaald op f5.?. Bijzondere personen, die lid van den Bond wenschen te worden, dragen minstens ?2.50 per jaar bij. Donateurs schenken zooveel als zij goedvinden en zijn daarbij aan geene grens gebonden. Het stemrecht wordt door de leden van den Bond uitgeoefend in dier voege, dat het getal stemmen, dat elke vereeniging of stichting uitbrengt, bij een minimum van twee, overigens m eene vaste nader te bepalen verhouding staat tot het aantal verwaarloosde kinderen, dat feitelijk door de vereeniging of stichting wordt verzorgd". Ziedaar de hoofdtrekken van den Bond, dien de initiatiefnemers in het leven wen schen te roepen en voor welk plan bij den heer Th. Nolens (Witte de Withstraat 55, Rotterdam) gaarne adhaesiebetuigingen worden ingewacht. Natuurlijk juichen wij dit loffelijk streven van ganscher harte toe, maar noch tans kunnen wij niet nalaten de vraag te opperen, of het niet wenschelijk zou zijn, indien reeds van den aanvang de oprichters zich in verbinding stelden met het voorloppig bestuur van het eveneens in wording zijnde »Centraal Bureau voor Sociale Adviezen", voor welk laatste de kans van welslagen aanzienlijk grooter geworden is, sinds 3e leden van het voorloopig bestuur zoo gelukkig geweest zijn, een man van erkende bekwaamheid en zelden geëve naarde werkkracht, met name prof. mr. M. W. F. Treub te Amsterdam, op hun verzoek bereid te vinden, de taak van directeur van het Bureau op zich te nemen. Verzameling, concentratie der krachten dit is bij de pogingen tot oprichting van dit Bureau weder ondubbelzinnig gebleken is voor het welslagen van plannen als dit en het hierboven uiteengezette, een onver biddelijk vereischte. Krachtenversniperping, verdeeling in een verwarring-weknend groot aantal kleinere bonden en vereenigingen, in stede van samensmelting tot n groot,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl