De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 18 juni pagina 2

18 juni 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1147 krachtig lichaam, zal in den regel slechts kunnen voeren tot het schipbreuk Igden van alle. *,« Er ie nog een derde pennevrucht, waaraan wjj eene bespreking hebben toegezegd en dat ons reeds menig zelfverwijt over de steeds door noodzaak uitgestelde aankon diging heeft doen uiten. Het is het «Verslag over den toestand der woningvereeniging «Openbaar Belang" te Arnhem en hare verrichtingen in het jaar 1898," welks verschijnen reeds eenige weken geleden kon worden aangekondigd. Uit den aard der zaak mag een dusdanig ver slag niet op de algeme-em belangstelling hopen. Voor hen echter, die in het woningvraagstuk belang stellen en hun aantal in den lande is groot mogen de volgende bijzonderheden, uit meergenoemd jaarrap port geput, niet van belang ontbloot zijn. Niet minder dan 62 nieuwe woningen werden in het afgeloopen jaar op last der vereeniging gebouwd en bijna alle waren reeds weinige dagen na hare oplevering door de huurders betrokken, nadat zij vooraf door de leden der vereeniging en andere genoodigden waren bezichtigd. »Deze bezoekers zullen", zegt het verslag, »zonder twijfel van den nieuwen bouw aan de breede met drie rijen boomen beplante straat, zacht oploopende naar de oude be graafplaats, een gunstigen indruk hebben medegenomen; 'de gevels met banden van gele baksteen afgezet en de deuren met paneelen van ongeverfd amerikaansch greenenhout, geven eenige kleur en afwis seling aan het geheel. Wie zich den toe stand te binnen brengt van voor eenige jaren, toen de 23 Meter breede ruimte, welke nu de straat uitmaakt, werd inge nomen door twee met de Wiggersgang zelfs drie verregaand vervuilde sloppen, elk niet meer dan een Meter of 4 breed, n daarvan in het midden met een riool, gedekt door openslaande en dikwijls open staande luiken, en deze sloppen begrensd en van elkander gescheiden door rijen, voor een deel nog met den rug tegen elkaar gebouwde, zoogenaamde woningen be woond, vooral aan het laaggelegen doodloopende uiteinde, door alles wat elders werd uitgestooten wie zich dit heerlijke voortbrengsel der vroegere vrijheid van bouwen herinnert, die juicht over de ver andering, welke hier heeft plaats gehad, en dankt het gemeentebestuur dat daartoe het besluit nam," Meerdere malen deed zich in den loop van het afgeloopen jaar de vraag voor, of het doel der vereeniging niet te eng om schreven is, of, wanneer zich eens de gele genheid voordoet, dat de vereeniging nuttig werkzaam zou kunnen zijn in het belang de bewoners harer wijken, zij deze van moet laten voorbijgaan, omdat in art. der statuten alleen sprake is van »verbetering der huisvesting." In het bijzonder hebben de bestuurders het oog gehad op de oprichting van bewaarscholen, waartoe het tot dusver ingevolge dat artikel niet kon overgaan, en daarom hebben zij het voornemen opgevat, deze vraag in de eerst volgende ledenvergadering te behandelen. De hier opgeworpen kwestie dunkt ook ons inderdaad van voldoende belang, om ook door andere woningvereenigingen onder de oogen te worden gezien. Ten aanzien van het opruimen van slechte woningen, vermeldt het verslag het vol gende: »Nadat in de jaren 1896 en 1897 de achtste paragraaf der Bouwverordening had gerust en het Gemeentebestuur er zich toe had bepaald in de Langstraat eenige slechte woningen aan te koopen en te sloopen, werd in het jaar 1898 van 65 woningen over verschillende punten van de stad verspreid, de bewoning voor de itiltilimtttiiitiittiituiiiiiiiiiiiniiiiiiiiMiniiiiiniliitiiiiiiiiliiiilli nmtffi M H i imm imrnim mi tin mumn i itn uu i De Mstomst yan Ji Willes. DOOK BRET HARTE. II. (Slot). De jeugdige uitgever ontstelde min of meer. Wel zag de man, dien hij zooeven verlaten had, er niet bloeddorstig uit, maar toch, na alles wat de zoon hem had gezegd, was de kans op doodslag niet uitgesloten. Kijk", sprak hij haastig, hij is nu niet thuis. Waarom zoudt ge deze gelegenheid niet aangrijpen om binnen te sluipen, en je met je moeder en zusters te verzoenen, ea hare tusschenkomst in te roepen om 't met den ouwe bij te leggen als hij terugkomt?" Er is geen moeder; ze was dood voor dat ik wegliep. Mijne zuster Almire is een klein meisje hoewel die kan in die vijf jaar wel gegroeid zijn. Mijne broeders en ik konden niet best met elkaar overweg. Maar ik dacht dat als u misschien, vóór mij, naar binnen ging, om het land te verkennen; u zou hen op uwe innemende, leuke manier van mij kunnen ver tellen, hen in een goed humeur brengen, en als de stemming gunstig is ik zal zoolang hier buiten wachten zou u mij binnen kunnen roepen. Ziet u?" De redacteur zag 't. Dwaas als 't voorstel hem een uur geleden zou hebben toegeschenen, leek 't hem nu zeer uitvoerbaar toe, en viel 't zelfs in zijn smaak. Zijn naam stond goed aan geschreven in het Graafschap, en 't kon zijn dat zijne bemiddeling met goeden uitslag werd bekroond. Misschien voelde bij zijne ijdelheid gestreeld door 't vertrouwen dat zijn makker in hem stelde: misschien ook was hij niet geheel vrij te pleiten van zekere menschelijke nieuwsgierigheid om 't overige te weten ; ook is het mogelijk dat hij meer begaan was dan hij zich zelf wilde bekennen met den hulpeloozen jongen zwerver aan zijne zijde. Maar dan dien je me iets meer te vertellen omtrent je zelf, je wedervaren en je vooruit zichten. Ze zullen me zeker uithooren." ??Waarschijnlijk niet. Maar u kan zeggen dat 't me goed is gegaan dat ik een kous in Australiëheb gemaakt, en niet kom klaploopen. Denk er om zeg dat ik niet kom klaploopen." De uitgever knikte; en toen als vreesde hij berouw te zullen krijgen over zijn besluit zette hij 't op een loopen in de richting van het huis. Het was groot en had een deftig voorkomen, blijkbaar waren de Wilkessen in goeden doen, openbare gezondheid verklaard nadeelig te zijn. In de Raadszittingen van 26 Febr., 9 April, 21 Mei en 15 Oct. werd achter eenvolgens van 22, 16, 19 en 8 woningen de onbewoonbaarverklaring uitgesproken. Onder de talrjjke aanvragen van huurders voor de 62 tegen l Mei in gebruik genomen woningen der vereeniging, was er geen enkele van gezinnen uit de afgekeurde woningen afkomstig. De verbetering der volkshuisvesting te Arnhem heeft ongetwijfeld door deze maat regelen een flinke stap voorwaarts gedaan, maar het is toch de moeite waard nauw keurig na te gaan, wat daarmede is be reikt; en daarom volgt hier eene opgaaf van hetgeen op 31 December 1898 van deze 65 woningen was geworden: 2 waren ge sloopt en herbouwd; 3 waren tot stal in gericht; 16 werden gebruikt voor berg- of werkplaats; 44 hadden nog geene bestem ming." Op 31 December 1898 waren alle wo ningen der vereeniging verhuurd. Den laatsten Maandag van het jaar kon de vrije weekhuur geschonken worden aan 144 huurders, die het volle jaar geregeld hun huur hadden betaald. De huurprijs bedraagt f 1.65 voor de benedenwoning en ? 1.85 voor de bovenwoning. De bevolking bedroeg op 31 December 1898 151 gezin nen, d. i. totaal 1249 personen. Ten bewijze van den goeden invloed dezer woningen op de gezondheid wordt het feit aangevoerd, dat in de wijken der ver eeniging tegenover 32 geboorten slechts l sterfgeval beneden het jaar plaats had, eene verhouding welke in eene andere arbeiders wijk (de Langstraat enzv.) bijna tienmalen grooter was. Het is voor hen, die met het woning vraagstuk reeds meermalen praktisch kennis maakten, geen geheim, dat het behangen der woningen een der vele aangelegenheden is, welke vaak tot moeilijke kwestiën aanleiding geven. Met het oog daarop halen wij ten slotte nog de volgende regelen uit het ver slag aan: »Het al dan niet behangen der kamers heeft van het begin af een vraagpunt uit gemaakt; in de goedkoope woningen deed het Bestuur het niet, om toch maar goedkoop te blijven, maar wetende hoezeer de bewoners gesteld zijn op een behangen kamer, werd in de huurvoorwaarden niet opgenomen een verbod om het zelf te doen. Zoo gingen dan alle huurders aan het plakken en deden het slecht, zoodat weldra geen woning ver laten werd of het papier bleek met vellen van den muur te hangen. Reeds bij het betrekken van blok III en IV in Klarendal werd een voorloopig verbod tegen het zelf behangen uitgevaardigd, maar in het begin van 1898 werd het voor goed in de huur voorwaarden opgenomen, en daarbij werd door het bestuur besloten, dat in tweekamerswoningen de kamer, die niet voor keuken gebruikt wordt, behangen zal zijn. Dit is nu dit jaar gebeurd voor de voor kamers van blok III en IV terwijl de andere blokken zullen volgen". Ten aanzien van den financieelen toestand der vereeniging, verneemt men ten slotte, dat de in 1898 behaalde winst ? 640,02 heeft bedragen. Het verslag noemt dit bedrag gering, onder toevoeging, dat de_ bedoeling altijd geweest is, geen groote winsten te maken. De toon, waarin dit geheele verslag is gesteld, is dan ook geenszins een ontmoe digde. Integendeel. De toestand der ver eeniging laat blijkbaar weinig te wenschen over, en het moet derhalve voor hare bestuurders, onder wie de heer H. J. Cordes als voorzitter en de heer F. H. van Verschuer als secretaris fungeeren, eene hoogst aangename taak zijn, de leiding van «Open baar Belang" in handen te mogen hebben. Delft. Dr. J. C. E. tlllMHIIIIHHIItimnniUHIIIIIIIIIIMIIHIIMIIIHIIIIItlllllllltUUUIMII &TTCILN Eenige zakelijke opmerkingen van de N. Rott. Ct." over het Referendarisschap van Jhr. Mr. Victor deStuers. »WiJ hebben van »tot bedilzucbt vervoerende heerschzucht" gesproken. En hetCentrum vraagt bewijs l Het Centrum kan nogtans «niet ont kennen, dat jhr. De Stuers zich vijanden heeft gemaakt" maar dan was dat door zijne wel eens onnoodige scherpte tegen menschen, die met hem van meening verschilden." Hél veel blijft ons dus niet te bewijzen! Nochtans, we erkennen het gaarne, wel iets. Een ?on noodige scherpte'1 by elk meening8verscb.il is vooral voor een adviseerend functionnaris, als deze ministerieele ambtenaar in de betrekkin gen tot museumdirecteuren e. d. dikwijls is, ongetwijfeld bedenkelijk. Wil men het zuiver officieel gezegd hebben, dan blijkt uit die »onnoodige scherpte" toch zeker al gemis van tact. En waar de geschiedenis van 's heeren De Stuers' leven door zijne vijanden genoemd is de geschiedenis van zy'n ruzies, daar kan het niet beheerschen van dien karaktertrek zeker reeds veel verklaren. «Verklaren, dat de heer De Stuers in de Commissie van Rjjksadviseurs het vrij wel met allen aan den stok heeft gehad. Verklaren, door welke dingen het leven verbitterd is van jhr. mr. J. K. J. de Jonge, den voorlaatsten voorganger van Bredins. Verklaren de hevige standjes met Vosmaer, de onaangenaamheden met wijlen Amsterdam's edelaardigen archivaris De Roever, de ruzies met den directeur der kunstnijverheidschool De Kruyff, met den ouddirecteur van 's Kijks Ethnogr. Museum, dr. Serrurier, en met wie nog niet meer ! »Iemand, van wiens waarheidsliefde w\j over tuigd zijn, deelde ons vroeger mede, dat een der voorgangers van mr. Borgesius eens aan hem, onzen zegsman, zou hebben verklaard: Als er een vacature is, dan heeft De Stuers altijd zijn mannetje, die het per se worden moet, geen andere is goed, die alleen deugt Wordt die het dan, en komt er later eens iets voor, waarby de minister vraagt: kan men dat nu niet zelfstandig aan hem overlaten, dan is het alty'd : o neen, daar moet ik bij wezen, da' kan hij niet alleen. «Ziedaar, uit ministerieel en mond, geken schetst, wat vele ambtenaren hebben ervaren, wat menigeen al heeft verdroten, wat dr. Bredius en vóór dezen dr. Hofstede de Groot niet hebben geduld. «Het Centrum recuseert die beiden ! 't Beroept zich op de bekende vijf, die onlangs in een soort manifest hun erkentelijkheid aan den Referendaris hebben uitgesproken betuiging, waarvan wy de beteekenis geenszins ontkennen, waarbij we enkel zouden willen vragen: heeft b.v. de heer J. Ph. van der Keilen a 11 ij d zoo geoordeeld? (1) «Met het wraken van Bredius en De Groot echter wordt het Centrum zwak. Want de verdiensten dier beiden worden zeker door dit kunstzinnige blad niet geloochend. Het wenschelyke van hun behoud ontkent im mers niemand. Waarom nu is de een gegaan? Waarom dreigt het de ander te doen? »Men heeft gemeend schrijft het Centrum dat z\j reden hadden tot beklag over de houding van den referendaris. Wat dr. De Groot aan gaat, kan men toch voldoende weten, dat de schuld van zijn heengaan niet hij den heer ?IIIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIinillllllllllllllllllllllH De jonge man had besloten de citadel van d? zwakke vrouwelijke zijde aan te vallen en vroeg, toen de voordeur op zijn kloppen geopend werd, Miss Almira Wilkes te mogen spreken. De lersche dienstbode liet hem in een gezellige ontvangkamer, er volgde een haastig geritsel van vrouwenrokken in de gang, en een heel mooi meisje trad met vluggen stap over den drempel. Reeds de eerste flikkering harer heldere blauwe kijkers overtuigde den uitgever een goed opmerker der sekse dat ze iemand anders had verwacht; de tweede blik zeide hem dat ze een volleerde coquette was, gewoon te zegepralen. Dit nu was in zijn voordeel. Aangespoord door hare uitdagende blikken, en het eigenaardige van den toestand, deed hij zijn verhaal met een luchthartigheid en een humor, die volkomen het vertrouwen recht vaardigden door zijn metgezel in hem gesteld. Maar zelfs in zijn cynische gemoedsstemming was hij onvoorbereid voor de wijze waarop 't jonge meisje zijn nieuws opnam. Hij had ver ontwaardiging, harde woorden zelfs, verwacht tegen den man, dien hij begonnen was te be schouwen als een soort verworpeling of verloren zoon; maar hij stond versteld over de volslagen onverschilligheid 't kalme vertoon van hartelooze ongevoeligheid waarmee ze het bericht zijner terughomst ontving. Nadat ze hem met meer belangstelling in den spreker dan in zijn verhaal ten einde toe had aangehoord, riep ze met de grootste bedaardheid hare broeders uit de naaste kamer. »Deze heer, mr. Grey, van de Arc/us, heeft Jim ontmoet en Jim denkt er aan hier te komen om vader te zien." Beide broeders staarden Grey aan, haalden even de schenders op met even weinig broeder lijke sympathie als 't meisje getoond had, en zwegen. //Een oogenblik," zei Grey met warmte, «ik verlang niet door te dringen in familie-geheimen, maar zoudt u me willen zeggen of er ook een ernstige reden bestaat, die hem beletten zou hier te komen? Heeft er een of ander schandaal plaats gehad, heeft hij iets onvergeeflijks ge daan laten we zelfs aannemen is er iets misdadigs gebeurd, dat zijn terugkeer onder dit dak onmogelijk maakt?" Alle drie staarden elkaar in de grootste ver bazing aan. Toen, met een verwonderden glim lach, antwoordden ze eenstemmig: Neen maar..." //Maar wat?" vroeg Grey ongeduldig. Yader haat hem!" «Als de pest," lachte Almira. De jonge uitgever stond ietwat geraakt op van zijn stoel. //Luister," sprak 't jonge meisje, wier kuiltjes zich scherper teekenden, terwijl ze hem diep in de oogen zag, als had ze verliefde bedoelingen ontdekt onder deze voorgewende belangsteiiing voor haar broeder, //vader is nu naar de schaaps kooi en zal niet binnen liet uur terug zijn. U zou mn 'Tiend hier kunnen brengen." «Hij heeft toch geen hulp noodig? Komt niet 5e Stuera, doch in zyn eigen, ietwat buitenissige, opvatting zjjner ambtelijke positie valt te zoeken". ?Buitenissige opvatting? >In de Instructie van den heer De Groot stond: de directeur behoeft voor aankoopen van kunstvoorwerpen de machtiging van den minister. Hy heeft zich daartegen niet verzet. Maar de regeering heeft daaraan de verplichting toegevoegd: hy' pleegt omtrent de door hem aan den minister te richten voorstellen tot aankoop overleg met den referendaris, chef der afdeeling K. en W., en bezoekt in diens gevolg kykdagen van kunstveilingen, zoo dik wijls deze daartoe den wensen kenbaar maakt. «Zelfs wie nooit gehoord hadden van de »bedilzucht" die wy, van de «onnoodige scherpte" meeningsverschil, die het Centrum den heer De Stuers dorsten te verwijten, zullen dadelijk gevoelen, dat hier, na de aanstelling, boven den directeur opeens een leidsman in den meest volstrekten en letterlijken zin des woords is gesteld, die de directoriale functie in een schijnbewind verandert. «Buitenissig'' den moed te hebben, jong en niet gefortuneerd, eene betrekking op te geven, omdat het artistiek, het geestelijk ge wicht plotseling dermate daaraan werd ont nomen ? Iets meer dan gewoon van zedely'ken moed en van werkelijke liefde voor het vak, zeer zeker; maar buitenissing ? «Neen, het Centrum is hier niet gelukkig. Want het gaat hierna nog voort: Trouwens, hijzelf (De Groot) heeft, waar hij in het door ons aangehaalde werk «Een halve Eeuw" er alle gelegenheid toe had, wel nagelaten, den heer De Stuers zulk een gebrek aan waardeeringsvermogen te verwijten, als waarvan de Nieuwe Rott. Crt. den referendaris thans beticht." Het Centrum, dat aldus hoofdartikelt in zy'n nummer van den 9en, sla even zy'n nummer van den Gen na, waar het inderdaad de ap preciatie van den heer De Stuers uit het HalveEeuw-hoofdstuk heeft geciteerd, en eerlijk genoeg geweest is om niet weg te laten deze toch bedenk'lyke woorden van dr. De Groot over jhr. De Stuers: «Men kan niet anders dan betreuren, dat dezelfde man, die vyf en twintig jaren geleden zoo baanbrekend ten goede werkte, in latere tijden ondanks zijne invloedrijke positie het middel niet heeft weten te vinden om de verschillende krachten, die zich in ons vaderland op kunstgebied bewegen te vereenigen." De eenige grief, welke allen hem maken, die, zyne verdiensten ten volle waardeerend, niet, om zy'n behoud alleen mannen als De Groot en Bredius wenschen te zien opgeofferd, voor den lande verloren geraakt »En nu de verhouding tot dr. Bredius. «Wie schrijft het Centrum ooit van ingewy'den heeft vernomen, wat eigenlyk de eerste oorzaak is geweest der verwijdering tusschen de heeren Bredius en de Stuers ns goede vrienden zal ook niet gaarne volhouden, dat daarbi zulk een fout van den laatste zou hebbei meegewerkt." Wij zouden hier niet graag vee over zeggen. Het oogenblik is te precair. Maar ieder die de geschiedenis kent van den Antonio Moro, welke nu al sedert zoovele jaren hangt, niet in het Rijksmuseum doch in een huis in de Parkstraat te 's Gravenhage; '2) wie in ver scheidene nummers van de N. li. C. van Juli "J5 de pynlijke ingezonden stukken heeft ge lezen over den particulieren Mauritshuiscatalogus van jhr. de Stuers 3) en diens insinu aties toen er een officieele catalogus kwam, begrypt al weer het Centrum niet, dat hetrddkt aan die eerste verwijdering. »Wy' bly'ven by' den huidigen toestand. Zy die den minister hebben verdedigd, hebben dat o. a. gedaan met het «advies" van den «hoog ste in rang". Welnu, indien die hoogste in rang, van wien de Instructie voor het Mauritshuis niet gewaagt, niet de gave miste, de ministers te wijzen op anderer talenten, zoo danig Hunne Excellenties te adviseeren dat deze talenten aan den lande ten goede kwaman, die ambtenaren te behoeden tegen een bedelen, wel?" vroegen de broeders bezorgd. Grey haastte zich hen te verzekeren, dat Jim volkomen solvent was, eu weidde zelfs breed voerig uit over zijn Australisch fortuin. Dit stelde ben gerust; maar belangstelling toonden ze niet. Ga hem halen!" zei de heks, schalks, terwijl ze hare ondeugende oogen op Grey liet rusten, //en zorg dat u ook terugkomt." Een oogenblik aarzelde Grey; toen liep hij naar buiten naar de duistere poort. Een drui pende gedaante kwam van tusschen de boomen te voorschijn, 't Was Jim. //Je zuster en broers willen je zien," zei Grey haastig, zonder in pijnlijke bijzonderheden te treden. Hij komt nog in geen uur terug. Maar ik zou je raden je tijd goed te besteden, en goede maatjes te worden met je zuster." Hij wilde achterblijven om den verloren zoon alleen binnen te laten gaan, maar de jongeling greep smeekend zijn arm, zoodat Grey verplicht was met hem terug te keeren. Het ontging hem echter niet, hoe zwaar bij ademhaalde. Het drietal keerde zich even naar deri bloed verwant toe, maar niemand die hem een hand gaf, en ook hij stak de zijne niet naar hen uit. Schrijlings zette hij zich neer op een ouaangeboden stoel. //'t Oude huis is afgebrand!" zei hij, terwijl hij zich de lippen afveegde en met zijn zakdoek over het natte haar streek. Daar de vraag tot niemand in 't bijzoader was gericht, duurde het geruimen tij l eer de oudste broeder een //ja" uitbracht. //Almira is groot geworden." Weer achtte niemand zich geroepen hierop te antwoorden en Almira wierp een schalkschen blik op den uitgever, alsof ze zeggen wilde: hij had er bij kunnen zeggen eu mooier." //'t Is je goed gegaan?" begon een der broers onderzoekend. ,/Ja 'k heb niet te klagen," zei Jim. Weer volgde een benauwend zwijgen. Zelfs de spraakzame Grey was niet bij machte de onheilspellende stilte te breken. Ik zie dat de oude put daar nog staat," zei Jim, zich opnieuw de lippen afvegende. //Waar vader je eens heeft willen insmijten, omdat je hem tegensprak," merkte de jongste broeder langs z'n neus weg op. Tot verlichting van mr. Grey, hoewel 't hem tevens verbaasde, barstte Jim in luid lachen uit, terwijl hij zich de beeneu wreef. Dat 's waar ook wat komen die oude herinneringen toch weer terug!" En," sprak met schitterende oogen Almira, ,/daar is ook die ouwe notenboom, waarin je op zekeren dag bent geklauterd, toen we de honden op je hebben aangehitst. Heere ! wat smeerde je 'm !" Weer barstte Jim in lachen uit en knikte toestemmend. //Ja, dezelfde ouwe notenboom. Wat weet je dat alles nog goed, Almira !" (Dit vol bewondering.) e veel ingrijpen in details, als dat volstrekt mwettig verbieden van den aankoop van een loek van f 10 is geweest; indien waarlijk de keer De Stuers andere krachten, ook op erreinen hem het liefst. 200 veel en zoo goed mogelijk vermocht te steunen, te laten werien, dan ware De Groot er nog, dan bleef dr. Bredius, en uit ergernis over hun verlies jehoefden beschouwingen als de bovenstaande dóór dat verlies o. i. ruimschoots gebil";ijkt nooit geschreven te worden". MMIIIIIIMIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIIlltftlimilMHIl 1) Zou het niet wenschelyk zy'n, dat de heer v. d. Keilen zelf op deze vraag eens antwoordde ? 2) De Antonio Moro werd door den Heer de Stuers gekocht, na den Heer Bredius over reed te hebben, zy'n bod in te trekken, aan gezien hu voor het Rijk het zou trachten te veroveren. De Moro, zeer goedkoop gekocht, kwam echter in de Stuers' huis terecht, en zelfs een aanbod om het stok, tegen vergoeding van den p rij s, in het Rijksmuseum te hangen werd afgeslagen! 3) Een catalogus die ten bate van de Stuers werd verkocht. RED. Weekblad. //En je herinnert je Delia Short toch noch wel ?" vervolgde Almira gevleid door 't succes, en wellicht ook door de eigenaardige aandacht door den jeugdigen uitgever aan deze vroolijke herinneringen geschonken. *Jij waart bepaald gek op haar, zooals je weet, en we waren 't er allen over eens, dat ze je 't hoofd op hol had gebracht vóórdat je wegliep l Wel, en terwijl jij haar 't bof maakte, was ze reeds heimelijk getrouwd met Jo je vriend Jo Stacy. Hemel! wat is daarover gepraat! vooral omdat jij je verbeeldde, dat je kansen zoo goed ston den ! Je vriend " met een schalkschen blik op Grey »die altijd van allerlei in zijn krant zet, moest ditar eens over schrijven !" Weer lachte Jim luider dan de anderen, ter wijl hij zich de lippen wreef. Maar deze vroolijkheid perste Grey slechts een eigenaardigen glimlach af, en hij begaf zich naar 't venster. U zegt, dat uw vader in een uur terug zal komen ?" vroeg hij, zich tot den oudsten broeder wendend. //Ja, tenzij hij doorloopt naar W^atson." //Waarheen?" vroeg Jim plotseling. Het trof Grey, dat zijne stem veranderd was, of liever, dat hij nu voor 't eerst natuurlijk sprak. ,/Watson, die woont vlak tegenover de brug," verklaarde zijn broeder. «Als hij daarheen is gegaan, komt hij niet voor tien uur terug," Jim greep zijn regenjas en muts, en met de woorden : ik ga nog een loopje doen buiten, tot hij terugkomt," snelde hij naar de deur. Geen zijner bloedverwanten verroerde zich, of hield hem terug. Grey volgde hem op den voet. »Ifc ga met je mee," zei hij. Neen," antwoordde Jim ernstig, en met bijzonderen nadruk: Blijf hier en houd hen aangenaam beiig. Ze doen dit alles ter wille van u, ziet u. Almira is alleen maar zoo aardig om uwentwil." Ziende hoe onverzettelijk de jongeling op dit punt was, keerde Grey eenigszins gemelijk naar de kamer terug, evenwel niet dan nadat hij met zekere verwondering had opgemerkt, hoe Jim, zoodra hij buiten was gekomen, door regen en duisternis 't op een loopen had gezet. Hierdoor afgetrokken, eu wellicht ook nog onder den indruk der voorafgegane gesprekken, schonk hij niet de noodige aandacht aan Almira's vroolijk gesnap, zoodat hij weldra alleen werd gelaten bij het vuur. Na verloop van tien minuten had hij er be rouw van gekomen te zijn; na een half uur overlegde hij of 't niet beter ware te trachten de Summit alleen te bereiken. Toen een vol uur was verstreken, begon hij zich ongerust te maken over Jim's wegblijven, niettegenstaande de koele onverschilligheid van 't gezin. Plotseling werd er hevig gestampt bij de poort: een gesmoorde uitroep, en de stemmen der beide broeders in 't portaal. Wel, vader! wat is er gebeurd ? u ziet er half-verdronken uit!" Open ging de deur, eu op deu drempel verscheen mm ......... ii.ini .............. iiiiiiniii ......... iiiiiiniiiiii 40 cents per regaL minimum ............ IIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Damast-Zijde 75 cent tot f 14.65 per Meter alsmede zwarte, witte en gekleurde Hemieberg-ZJJde van 45 et. tot f 14.65 per Meter effen, gestreept, geruit, gewerkt, rtamast enz. (c&. 240 versch. qual. en 2000 versch. kleuren, dessins enz.). Franco en vrij van invoer rechten In huis. Stalen ommegaand. Dubbel brietporto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever.), Zürich. TENTOONSTELLING TE PARIJS H 1900. Verblijf voor ne of meerdere weken in de Grands Hotels dn Trocadero" welke voor die gelegenheid speciaal naby de Tentoonstelling gebouwd zijn. Bewijzen voor verblijt van af 67.50 guldens per week, betaalbaar in maandelijksche of driemaandelyksche termijnen. In dezen prys is begrepen : Vervoer van reizigers en bagage in Parijs bij aan komst en vertrek; Logies en 3 maaltijden per dag 14 toegangsbewijzen voor de Tentoonstelling', OrientecringstocM gedurende een dag per rijtuig; Bons voor ver minderde prijzen in verschillende groote maga zijnen; Verzekerinnsnolis tegen ongelukken. Het uitsluitend* recht van verkoop dezer bewijzen is toegestaan geworden aan de Cle UfTERSTale DES WAGONS-UTS Voor inteekening wende men zich tot, en het uitvoerige, ge'ülustr. prospectus vrage men aan bij LISSONE en ZOON, Singel 155, Amsterdam. z OMERVERBLIJF Hastières/M ,by'Dinant (België). Hotel d'Hastière, E. BROUET. Pr. ligging. Mooi Park. Rijtuigen. Garage v. fletsen.WarmeenMaasb.Vischv.Bootjes. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiHHii de druipnatte gestalte van den ouden man, dien hij te voren op den dag had ontmoet, gevolgd door zijn beide zoons. Maar blijkbaar was 't meer de eene of andere hartstochtelijke gemoedsaan doening die hem beheerschte, dan het lichamelijk ongeval dat hem overkomen was. Sterk en gebiedend evenwel, gewoon te bevelen, wierp hij jas en vest van zich bij 't binnenkomen, en stapte regelrecht naar 't vuur. Zonder de min ste notitie te nemen van den vreemdeling, keerde hij zich eenklaps om, en stond van aangezicht tot aangezicht met de zijnen: Half-verdronken Ja ! en ik had, wat dat betreft, heelemaal kunnen verdrinken. Het water van de Pork heeft Watson overstroomd en de brug meegesleept. In de duisternis liep ik er van deze zijde op, en verdween, den kop voor uit, in twintig voet water. Ik worstelde om er uit te komen, maar de stroom was me te mach tig. Tweemaal was ik kopje onder geweest, en ik zou juist voor de derde maal gaan, toen iemand me bij rn'n nek en onder de armen greep, zóó ! en met me naar den oever zwom l Toen ik er op geklauterd was, zeg ik: ik kan je gezicht niet zien, en ik weet niet wie je bent," zeg ik, maar ik houd je voor een kranigen kerel, een van de echte soort, zeg ik, en daar heb je mijn hand er op!" En hij pakt die, en zegt: we zijn quitte," en gaat er van door. »En," vervolgde de ouwe, terwijl bij hen strak aankeek, en 't schier uitbulderde //en wie denk je dat 't was? Wel, die kruiperige hond van een broer van je, Jim.' Jim' de schavuit dien ik van de hoeve heb w ggeschopt, vijf jaar geleden, en die nu gluiperig terugkomt na al die jaren, om de grijze haren van zijn vader te beschimpen! En sommigen van jelui bij God! meenden nog wel indertijd, dat ik te hard voor hem was geweest!" Vroolijk scheen de zon den volgenden morgen, toen de jonge dagbladman de diligence deed stilstaan in den thans opgedroogden hollen weg. Onder 't naar boven klimmen om eene plaats op den bok in te nemen, naast den voerman, werd hij door iemand bij 't raampje aan den arm getrokken. Toen hij naar omlaag keek zag hij 't gelaat van Jim. «Wat was 't een gezellig praatje, gisteren avond, over oude tijden niet waar ?" zei de verloren zoon opgewekt. Ja maar waar ga je nu heen ?" Terug naar Australië, denk ik! Toch was 't verduiveld gezellig weer eens t'huis te zijn!" Zeker," zei de ander, terwijl hij een oogen blik halfweg bleef hangen, tot groote ontevre denheid van Yuba Bill; maar zeg eens?was je wel volkomen voldaan?" Een oogenblik klemden zich Jim's vingers iets vaster om de hand van den redakteur, en opgeruimd klonk zijn antwoord: Ja!" maar zijn gelaat was van 't venster afgekeerd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl