Historisch Archief 1877-1940
r
N". 1148
DE AMSTERDAMMER
A°. 1899.
WEEKBLAD VOOE NEDEELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MATJRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-121/»
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs,
en te Londen, Librairie Cosmopolite, S 6 Charlottestreet, Fitzroy Square.
Zondag 25 Juni,
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma KÜDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I N H O U D.
VAN TEBEE EN VAN NABIJ:
InterpellatieStaalman. Telegrambestelling door Jongens,
door O. Eamerlingh Onnes, (Ingez.) De
Nederlandsohe kolonie te St.-Petersbnrg, door E. E.
Smelt. Finland. SOCIALE AANGELEGENHE
DEN : Eene j utopistische Redactie, door dr. J. O. E.
KUNST EN LETTEBEN: Een directeur van het
Manritshnis. Het volk van Nederland schat zy'ne
groote mannen niet, door J. H. Schorer. Keuze
tentoonstelling in Pnlehri Studio, door Ph. Z.
Boek en tijdschrift, door J. K. Bensburg.
FEUILLETON : Het Kind. Vrij naar het Engelsen.
BECLAME8. VOOB DAMES: Vrouwen ziet toe,
door Elise A. Haighton. De athletische vrouw.
Mathilde 'Serao. Allerlei, door E-e. SCHAAK
SPEL FINANCIEELE EN OECONOMISCHE
KBONIEK, door D. Stigter. PEN- EN
POTLOODKBA8SEN. ADVEETENTIEN.
MmillllllllllflIUIIIIIHIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMlinlHUMi
Interpellatie-Staalman.
De heer Staalman heeft bij zijn inter
pellatie over de Koe als predikant, en de
Marine als kerkgangster, gewezen op een
fout niet van de Koe, maar van den
Minister en de marine-autoriteiten. Tot
dusver protegeerden deze heeren de Ned.
Herv. Kerk in den Helder, en nu de
geprotegeerde niet naar de wenschen en
inzichten van de marine preekte, werd zij
gestraft. Eerst mochten de miliciens en sche
pelingen zelfs in het geheel niet meer bij
Ds, de Koe ter kerk gaan, en later
werd dit weer toegestaan, op verzoek, maar
zonder muziek!
Hier werd dus door den Minister en zijn
ambtenaren het beginsel der godsdienst
vrijheid geschonden in het land dat uit
hoofde van zijn liefde voor gewetensvrij
heid »klassiek" heet. Nu, wij hebben reeds
vroeger daar het noodige van gezegd.
Voorts mochten wij van den Minister
vernemen, dat hij een klacht over den
predikant bij de Synodale Commissie! heeft
ingediend ... omdat de officieren en de
schepelingen in de Heldersche kerk niet
zóó werden voorgegaan bij een godsdienst
oefening als hem, Minister, wenschelijk
voorkomt.
Deze Minister is dus ook kerkelijk voogd
van de Marine.
Welk een dwaze toestand!
Vervolgens: de Minister heeft een klacht
ingediend op grond van de verzekering
van officieren of schepelingen, die hem
deden weten, dat de Koe's leerrede «aan
leiding zou kunnen geven tot verzwakking
van den eerbied van de minderen voor
de meerderen" en ook, dat zij beleedigend
was voor den marine-man.
En op de vraag: welke uitdrukkingen
waren dit dan, antwoordde Z. Exc. dat
hij in dezen stand van de zaak zich niet
geroepen achtte de juiste woorden aan te
geven, en dat is wel het fraaiste
wat Z. Exc. verklaren kon: »de marine
autoriteiten zijn de eenigen die hier kun
nen beslissen over het beleedigend karakter
der gebezigde woorden."
Maar nu zijn die gebezigde woorden ten
volle bekend. In 't kort gezegd, bevatten
zij de opmerking, dat vele marine-mannen
morrend hun dienst verrichten tot schade
van hun karakter, en of nu deze, door
geen sterfling tegen te spreken waarheid,
beleedigend is voor de marine ... alleen
een marine-autoriteit, die dit weten kan!
Dat arme cJassikaal bestuur van Alkmaar,
waaraan nu is opgedragen, zonder zelve
marine-autoriteit te zijn. te beslissen of
de Koe's woorden beleedigend waren,
en zoo ja, of die beleedigende waarheid
gezegd mocht worden door een predikant
op den preekstoel...!
Maakt de marine zich niet al te be
spottelijk? Zou het niet tijd worden, dat
zij ophield, op haar eigen houtje, kerkbe
stuur te spelen; en dat zij aan ieder de vrij
heid liet al of niet zijn godsdienstplichten
te vervullen, zonder zulk een paskwillig
toezicht ? Want het bovengenoemde is
nog niet alles. De adelborsten worden nu
tijdelijk doopsgezind onderwezen «omdat zij
gestreng militair moeten worden opgevoed!"
Welk een parodie op Menno Simons'
stichting! Alleen de miliciens mogen
door de Koe's leer verdorven worden,
»omdat zij niet zulk een strenge opvoe
ding genieten,'' kan er bij hen nog wel
iets af.
Zouden de liberalen conservatief of
geavanceerd vijf en twintig jaar geleden
dit kerkelijk gescharrel, onder leidingvan
marine-autoriteiten! hebben geduld ?
Zeker niet. In dit opzicht gingen wij
achteruit.
il tor
Geachte Redactie !
Met eenige bevreemding las ik in uw Week
blad de aanbeveling van het stelsel, dat de heer
C. J. Beelenkamp te Nijmegen »telegrambestelling
door knapen" doopt, maar dat in werkelijkheid
vrij wat minder onschuldig is dan het er uit
ziet. Op mij althans heeft het stelsel te Londen
een zeer onaangenamen indruk gemaakt. Dat
stelsel is houdbaar misschien in de
millioenenstad, waar het op eenige menschenlevens meer
of minder zoo nauw niet aankomt, en er dage
lijks honderden bij den weg, op de planken of
in krotten vernield worden, ten gerieve van wat
ongezonden spoed, amusement of concurrentie ;
in ons Vaderland schijnt het mij allerminst
noodig of ook maar aanbevelenswaardig. Wij
allen weten hoe nuttig het is, dat jongens tot
gezonde en flinke mannen opgroeien, waartoe de
Wetgever en de meeste onzer industriëelen
krachtig de hand leenen; maar dunkt u dan
dat het telegrambestellen tegen betaling per
telegram, het noodzakelijk hollen of stilstaan
verbonden aan te veel werk of geen werk, dunkt
u dat aanbevelenswaardig om te worden aange
moedigd door den Staat? Om den geest van
knapen te prikkelen moge uw blad den Staat
betere middelen aanbevelen. Ik weet niet wat
den heer Beelenkainp, wieus arbeid op het ge
bied van ons ietwat achtergekomen Postwezen
ik destijds in Hoijman & Schuurman's Exporlblad
heb geprezen, beweegt om in dezen den Staat
te drijven tot exploitatie van knapen (lees kinderen),
waar overigens de Wetgever in Nederland waakt
tegen misbruik in dezen zin; maar het komt
mij voor dat de verlokking eener bezuiniging,
zoo gewild in ons land, waar het noodige
reorganisatie geldt, hem verleid heeft de bezwaren
over het hoofd te zien van een systeem dat onze
huishouding van Staat niet meer past, en mij
in uwe kolommen althaas zeer misplaatst schijnt.
Hoogachtend,
O. KAMEKLINGH ONUES.
Wij hebben van het bezwaar hierboven '
genoemd, weinig, of liever nog niets, gevoeld
daar de heer Beelenkamp, wel verre j
van die jeugdige telegrambestellers een
voudig als knapen (1G a 17 jarigen) te
willen exploiteeren, bedoelt tevens hun
toekomst te verzekeren.
Jongelingen, die den leeftijd van 16 jaar
hebben bereikt en die tan 17 nog niet hebben
overschreden, kunnen bij den telegraafdienst als
besteller in dienst treden. Zij genieten als
aanvangstractement een belooning van 250 gul
den per jaar, benevens vrije dienstkleedmg.
Jaarlijks worde deze belooning, na betoonden
ijver, met 25 gulden verhoogd.
Bij de intrede van hun 20e jaar verlaten zij
den telegraafdienst, om hun dienstplicht te gaan
vervullen. Zij, die aan die verplichting niet
behoeven te voldoen, gaan alsdan over bij de
posterijen als postbode of brievenbesteller. Zij,
die na vervulling van hun dienstplicht terug
wenschen te keeren, zouden dan in de eerste
plaats in aanmerking dienen te komen bij vaca
tures in bovengenoemde betrekkingen."
Alzoo heeft de Heer Beelenkamp juist
niet aanbevolen de telegrambestelling
?»tegen betaling per telegram."
Ook was het ons nog niet bekend, »dat
de wetgever en de meeste onzer industri
elen krachtig de hand leenen om (16
17 jarige jongens) jongens tot gezonde en
flinke mannen (te doen) opgroeien" wij
meenden dat hieraan, tenzij bij wijze van
uitzondering, zeer weinig werd gedacht,
en dus Beelenkamps voorstel eer een ver
betering dan een verslechtering van den
toestand zou zijn. Het eenige punt, waarop
wij het dus met den Heer Onnes eens
zouden kunnen zijn, is, dat de Heer
Beolenkamp waarschijnlijk te veel gehecht
heeft aan bezuiniging, terwijl bespoediging
reeds een voldoende beweegreden zou kun
nen zijn.
Wordt er op de Telegraaf door het Rijk
verloren, op den Postdienst wint het des
te meer, en deze winst heeft ons steeds
een zeer onredelijke toegeschenen, zoo lang
er van de post- en telegraafambtenaren
en beambten, dikwijls zulke buitensporig
zware diensten worden gevorderd, in ver
gelijking met die door andere
landsambtenaren en beambten te praesteeren. Indien
het ooit mocht komen tot een
achtuursof al ware het zelfs maar tot een
tienuurswerkdag, met dubbele belooning voor
nachturen, dan zou er zeker van de winst op
de posterijen zeer weinig overschieten. Wij
gelooven dan ook, dat de door den Heer
Beelenkamp aanbevolen maatregel, verde
digbaar uit het oogpunt van spoed, aanbe
velenswaardig ook wijl oudere bestellers
een voor hun leeftijd te zwaren dienst
hebben te verrichten, eerst recht een
verbetering zal zijn, als het aantal bestellers
wordt geregeld in verband met de bepaling
van een niet te langen werkdag, voor het
geheele personeel werkzaam bij Post en
Telegraaf.
Grooter dan de Diana der Ephezen was
de gezant zegge de buitengewone gezant
der Nederlanden te St. Petersburg.
Op 7 Mei 1899 werd de geest vaardig
over dezen tot dusver buiten den kring
der Haagsche vrindjes geheel onbekenden
model-diplomaat. De geest drong, dwong
hem te getuigen van de droomen door hem
gedroomd in de meest rustige rust, 35 jaren
lang, in 's lands dienst. En mirakel! hij
getuigde in bewoordingen gelijk vóór hem
nog nooit waren uitgegaan van eenig jonger
uit de school van Talleyrand. Als een
donderslag dreunde de openbaring van 7
Mei 1899, uit de hooge sfeeren onzer diplo
matie in de ooren va_n alle denkende, goede
Nederlanders. Nu eindelijk, werd het den
volke bekend aan welke geniale naturen
Neerlands hoogste belangen in den vreemde,
zijn toevertrouwd. Niet te vergeefs droeg
deze hooge waardigheidsbekleder den titel
van "buitengewoon" gezant. Buitengewoon
in zijn woorden, was deze titularis te allen
tijde, nog buitengewoner in zijne daden.
Benoemd tot minister-resident in Japan,
zag de Nederlandsche regeering zich weldra
genoodzaakt haar vertegenwoordiger af te
roepen van zijn post, en wel op aandrang
van de Japansche overheid, die blijkens
haar ondervinding, dien diplomaat niet in
staat achtte om Nederland op eenigszins
waardige wijze te vertegenwoordigen bij het
Hof te Tokio. Een harde les in de
Oostersche wijsheid, n voor Nederland, n voor
den quasi-diplqmaat, doch zonder eenig nut
voor beide patiënten.
In plaats van den genadeschop te ont
vangen, deed de diplomaat een stouten
sprong, in de laagte: consul generaal werd
hij te Bahia, evenwel met belwud van
zijn vroegeren rang! Voorzeker als be
wijs van zijn goed gedragen onberispelijke
houding ook in zijn omgang met de Neder
landsche Kolonie te Tokio, die mede alle
redenen had om zijn luisterrijken aftocht
te zegenen viel hem deze onderscheiding
te beurt. Rang en titels zijn immers gratis.
Eigenlijk had de betrokkene ook toen een
eereteeken verdiend.
Dank de nooit volprezen Haagsche kliek,
duurde de ballingschap van onzen diplo
maat slechts zeer korten tijd. Spoedig weer
in de hoogte gestoken, werd de ex-balling
waardig gekeurd voor een der Scandina
vische Hoven, nu in de hoedanigheid van
Buitengewoon gezant.
Van daar naar St. Petersburg was maar
een stap. Mooier carrière is wel niet denk
baar, en de overwegingen die tot zoodanige
opzienbarende promoties leiden, blijven een
diep geheim voor de profane wereld, voor
wier rekening intusschen de lasten komen,
in dezen of genen vorm. Iemand die zelfs
voor het Japansche hof van dien tijd, te
licht werd bevonden, blijkt altijd nog goed
genoeg te zijn, om Nederland te vertegen
woordigen bij een der eerste Hoven der
wereld. Arm Vaderland! Hoe werd en
wordt voor uw eer en aanzien gezorgd door
de betrokken staatsdienaren!
Den diplomaat in quaestie kendemen reeds
lang te St. Petersburg, te lang, helaas! Als
tijdelijk zaakgelastigde had hij nog vóór zijn
zegetocht naar Japan, daar reeds lauweren
geplukt van zeer twijfelachtig allooi. Onder
den invloed van zijn Nederlandschen biecht
vader, die er volstrekt geen geheim van
maakt, dat hij alles gedaan kan krijgen
van dezen diplomaat schroomde laatst
genoemde niet in 't publiek te verklaren
de Nederlanders te St. Petersburg zijn
niet bij machte op eigen voeten te
staan, zij kunnen geen eigen kerkge
nootschap blijven vormen, ergo, decreteert
hij, hebben zij den steun aan te nemen
van Duitschers! Van ongevraagde, niet
gewilde, zich op- en indringende Duit
schers N.B., wier steun de Nederlanders
geenszins behoeven, die zij wraken, omdat
de Duitschers slechts azen op de kas eener
wettig, officieel erkende, rechtens bestaande
Nederlandsche gemeenschap in Rusland,
die niets gemeen heeft, mag noch wil hebben
ingevolge de wet met de duitsche
beschermelingen van den Nederlandschen
diplomaat en zijn biechtvader. Bij diezelfde
gelegenheid beschikte hij de patroon
der kerk, de plaatsvervanger van Neerlands
Hooge Beschermvrouw boudweg over
de kerkelijke eigendommen en bezittingen
der Nederlanders, ten behoeve van
rechtelooze Duitschers, door hen en zijn biecht
vader te gebruiken voor doeleinden, niet
in het belang der Nederlandsdie kolonie.
Later, toen deze diplomaat te St. Peters
burg optrad als Buitengewoon gekant, bleek
het, dat hij niets geleerd en niets vergeten had.
In theorie, wordt een gezant geacht te
zijn de natuurlijke beschermer zijner
landgenooten. Volgens eed en plicht is hij
daartoe te allen tijde gehouden, zoowel
ambtshalve, als op verzoek der recht
hebbenden. Daarvoor wordt hij bezoldigd.
De werkelijkheid klopt echter in geenen
deele met de theorie; zij leert, dat die be
trekking, althans te St. Petersburg, niets
anders is als eene sinecure, zonder eenig
recht van bestaan, zonder eenig nut voor
den staat, noch voor den staatsburger. Dit
niet alleen, praktijk en ondervinding leveren
tallooze onornstootelijke bewijzen, dat het
verkieselijker, beter ware geen gezant te
hebben, dan een bepaald anti-Nederland
schen titularis, gelijk de nu ontslagene:
verklaard vijand der Nederlanders en van
alles wat Nederlandsch was, behalve na
tuurlijk van de Staatsruif.
Uit den eigen mond van dezen diplomaat
konden de Nederlanders mede hooren, dat
zij in geen geval, op hem hadden te reke
nen. Sinds zijn gedwongen vertrek uit
Japan, verkoos deze bezoldigdelandsdienaar
niets meer gemeen te hebben met Neder
landers. Nu, zijn hulp kon men te St.
Petersburg ontberen, ware hij maar conse
quent, strikt onzijdig gebleven. Zijne on
zijdigheid eindigde echter in den regel daar,
waar ze juist geboden was. Persoonlijke
diensten, gunstbetoon, zijn nooit van hem
gevergd; wel herstel van grieven, van door
hem geschonden rechten en wetten.
Wijlen Z. M. Willem III liet hij
ongewraakt beleedigen door een redacteur te
St. Petersburg. Het stuk had tot opschrift
»der letzte der Oraniër".
Koninginnedag 1898, bleef de Neder
landsche Kerk te St. Petersburg gesloten
voor de Nederlanders, omdat zij het
Kroningsfeest in geen andere dan hunne
moedertaal wilden vieren. Voor Duitsch
bedankten ze met zooveel nadruk, dat hun
wil eenige dagen later maar altijd te
laat geschiedde. Dergelijke niet te
qualificeeren feiten zijn zeker wel bestaanbaar
met den eerbied aan de Kroon verschuldigd,
waarvan naar zijn meening, dr. Kuyper
niet genoegzaam op de hoogte was.
In de NederlandscheKerk en de gemeente
vergaderingen zijn de Nederlanders ge
dwongen Duitsch aan te hooren; spreken
ze hun moedertaal, de Nederlandsche pre
dikant antwoordt Duitsch, ofschoon de
Duitsche taal in de Nederlandsche kerk,
verboden is bij de wet.
Een onwettig kerkelijk Reglement werd in
gevoerd en blijft gehandhaafd, ten nadeele der
Nederlanders, niettegenstaande herhaalde pro
testen.
Een enkel onderwijzer in de Nederlandsche
taal, een volstrekt vereischte voor een Neder
landsche kerk in 't buitenland, wordt geheel
willekeurig geweigerd, hoewel de middelen
daarvoor ruimschoots aanwezig zijn. lid
Nederlandsche element moet zelfs in den knop
worden gefnuikt. Qermaniseeren wilden die
heeren de Nederlandsche kerk, in spijt van
alle recht en billijkheid.
Een Keizerlijk besluit, ten gunste der
Ned. kerk uitgevaardigd, werd 50 jaar
verborgen gehouden en bleef tot heden
onuitgevoerd, mede door toedoen yan den
gezant-patroon. Bij gemeld Besluit en bij
hooge uitzondering, werd der Ned. kerk
vrij beheer toegestaan, mits zij haar Ned.
karakter zuiver wist te bewaren en getrouw
bleef' aan haar oorsprong. Aan geen duit
sche kerk in Rusland, is ooit dergelijk
gunstbetoon ten deel gevallen. Natuurlijk
speelde de onzijdige Nederlandsche taal
hierbij de hoofdrol, zij gaf den door
slag. In de plaats van den Russischen
minister van Binnenlandsche Zaken trad
toen de Ned. gezant als patroon der kerk.
Van dezen patroon nu, zijn de Nederlanders
nagenoeg geheel afhankelijk, in kerkelijk
opzicht, wel te verstaan. Wat hij goedvindt
en verstaat, al is het nog zoo dwaas, ja
lijnrecht strijdig met de wet, het wordt
gedaan, protesteere wie wil. Zoo'n Excel
lentie beweegt zich geheel vrij op
exterritoriaal gebied, in 't buitenland staat hij
dus boven de wet, en het ongeluk, hem in
Japan overkomen, kan naar het schijnt,
elders straffeloos worden gewroken. In
Nederland zelf zouden zulke practijken
niet gelukken, dat is zeker. Wel is vroeger
reeds hierover geklaagd bij de hoogste Ned.
macht, doch ?zonder eenig gevolg, de gezant
bleek toen rechter te zijn in eigen zaak.
Zonder het minste verzet van den door
Z. M. den Keizer benoemden patroon, liet
deze Nederlander nu een jaar geleden toe
dat zijn Ned. biechtvader, gesteund door
de duitsche stemmachines, een aanslag
konden wagen op de begeerlijke middelen
de kerk, op het eigendom der Nederlanders.
Hal veeren wilden zij het kapitaal der Ned.
gemeenschap, meer niet! Wel scheen het
tijdstip goed gekozen, maar de vlieger ging
niet op; de tegenpartij was op haar hoede,
wees met kracht op de onwettigheid van het
fraaie voorstel, en ... de gedroomde victorie
was verdwenen bij 't ontwaken.
Het heir van ongerechtigheden, waar
onder de Nederlanders te St. Petersburg
gebukt gaan slechts enkele staaltjes zijn
genoemd danken zij alleen en uitsluitend
der Ned. diplomatie.
De Russische regeering was en is den
Nederlander steeds welgezind; bevoorrecht
is hij zelfs boven de meeste andere vreemde
lingen in Rusland. Dankbaar mag en
moet dit worden erkend.
Van den Ned. diplomaat wordt niets
anders gevraagd dan recht, overeenkomstig
de wet. Slechts n enkel woord behoeft
het hem te kosten, om een einde te maken
aan den gewraakten, onwettigen toestand
in de St. Petersburgsche Ned. Kolonie heer
schend, door zijne schuld. Dan ook zal hij
niet meer in conflict liggen met de Rus
sische wet. Eerbied voor de landswet is
wel een der eerste plichten van eiken vreem
den diplomaat. Van controle schijnt echter
volstrekt geen sprake te zijn aan het mini
sterie van Buitenlandsche Zaken in den
Haag, de gezanten schijnen overal vrij spel
te Itebben....
Dure gezanten houdt Nederlander op na.
Waarom? is de algemeene vraag. Geen
voldoend antwoord, maar allen komen
hierin overeen, dat de staat zich deze weelde
niet kan, dus niet langer mag veroorloven.
Beroepsconsuls ontbreken nog bijna overal,
die zijn noodig, onontbeerlijk voor een
handelstaat, gelijk Nederland dit weet ieder.
Daarom moeten de gezanten wijken voor
de Consuls. De kosten aan een enkelen
gezant besteed, zijn voldoende voor drie
consuls, het eindcijfer der begrooting bleef
dus onveranderd; en al ware dit niet het
feval, die uitgaaf zou ten minste productief
unnen heeten.
Buitengewone, dat zijn tijdelijke,
gelegenheids-gezanten zouden eerst dan recht
van bestaan hebben, terecht de dragers zijn
van een titel, die nu volstrekt geen zin
heeft en slfijhts aanleiding geeft tot ver
keerde opvmnng of dubbelzinnigheid.
Der Vaderlandsche pers zij de hier be
handelde Nederlandsche zaak ten zeerste
aanbevolen, opdat het eindelijk ruchtbaar
worde in den lande, hoe een Ned. diplomaat
en zijn handlangers met Neerlands naam,
eer en eigendom durven omspringen, in het
buitenland, en de Nederlanders te St.
Petersburg, nu eindelijk eens verlost mogen,
worden van den yloeu eener 25-jarige on
dragelijke slavernij, onder medewerking niet
van vreemdelingen, maar van twee geboren
Nederlanders, dienaren van Staat en Kerk.
St. Petersburg. E. E. SMELT.
Wij meenden dezen brief van iemand, die
reeds 50 jaar te Petersburg woont, en nog
zoo goed Nederlander is gebleven, een plaats
in ons blad niet te mogen ontzeggen.
Zelf niet in staat de juistheid van het
meegedeelde in elk opzicht na te gaan,
achten wij het nuttig dat deze stem, uit de
Nederlandsche kolonie te Petersburg, hier
worde gehoord, opdat er een ernstig onder
zoek worde ingesteld naar de gegrondheid
der geuite klachten.
Vooral op dit oogenblik is dat noodig,
daar de gezantschapspost vacant is, en zulk
een onderzoek aan de benoeming van een
nieuwen titularis dient voor af te gaan.
In het bijzonder vestigen wij de aandacht
op het advies van dezen briefschrijver, om
niet weder een gezant naar Petersburg te
zenden, wiens tegenwoordigheid daar
onnoodig is, terwijl nog op zoo vele handels
plaatsen de onontbeerlijke beroeps-consuls
ontbreken.
Finland.
Dezer dagen is te Londen het eerste
nummer verschenen van een tijdschrift,
dat geredigeerd wordt door den Heer C.
Harold Perrott en gewijd is aan de be
langen van de jFinsche natie. Deze in
bezadigden toon geschreven en van groote
kennis van zaken getuigende publicatie is
wel waard, in ons blad eenigszins uitvoe
rig te worden besproken.
Finland was, als een »heidensch" land,
gedurende de 12de en de 13de eeuw het
doel van verschillende kruistochten, onder
nomen door de Zweden, die het land ver
overden en er het Christendom invoerden.
Weldra werden aan de veroverde provinciën
dezelfde rechten toegekend, die het konink
rijk Zweden bezat, en reeds in de veertiende
eeuw was Finland een integreerend, op
den voet van volkomen gelijkheid behan
deld deel van de Zweedsche monarchie.
In de talrijke conflicten tusschen Zweden
en Rusland was Finland natuurlijk her
haaldelijk het tooneel van den oorlog; hoe
nadeelig dit ook op den economischen
toestand van hel land mocht werken, het
maakte de Finnen tot goede soldaten. In
den dertigjarigen oorlog vormden deFinsche
krijgslieden twee vijfden van het leger van
Gustaaf Adolf, ofschoon de bevolking van
Finland toen slechts een vierde bedroeg
van die van Zweden.
De meerderheid der bevolking van Fin
land behoorde tot een ander ras dan dat
harer westelijke naburen. De Finnen be
hielden hun eigen taal, en de Zweedsche
gouverneurs deden geenerlei pogingen om
het gebruik van die taal te onderdrukken.
Na de Hervorming maakte de Luthersche
geestelijkheid zich zeer verdienstelijk voor
de ontwikkeling van het Finsehe volk.
Toen Peter de Groote aan de Newa
eene nieuwe hoofdstad had gesticht, werd
Finland, als het ware onder den rook van
St. Petersburg gelegen, voor Rusland een
dubbel begeerlijk bezit. Reeds in 1743
was Zweden na een ongelukkigen oorlog
genoodzaakt, de Finsehe provincie Viborg
aan Rusland af te staan. In 1808 werd
de verovering van Finland door Rusland
voltooid en werden de laatste Zweedsche
troepen over de Tornea teruggedreven.
De Russische czar Alexander I was ?
zooals uit een door hem aan zijn volk
gericht manifest en uit een communiqu
aan de vreemde mogendheden blijkt
gedurende den oorlog voornemens, Finland
eenvoudig bij Rusland in te lijven. Hij
kwam echter van dit voornemen terug,
toen hij bemerkte, met welk een taaien
onafhankelijkheidszin zijne nieuwe onder
danen bezield waren, en beloofde in zijn
manifest van Juni 1808, dat de oude
wetten van het land ongeschonden zouden
worden gehandhaafd. Tegelijkertijd werd
de bevolking uitgenoodigd, gedeputeerden
af te vaardigden om den czar te dienen van
raad over de beste middelen tot regeling van
den nieuwen toestand. De voorzitter dezer
deputatie, baron Carl Erik Mannerheim,
overhandigde den czar op 2 December 1808
een manifest, waarin werd betoogd, dat
deze gedeputeerden niet volgens de
be