Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No, H48
staande grondwettige voorschriften waren
verkozen en dus alle bevoegdheid tot
onderhandelen misten. De czar gaf daarop
toe »dat een algemeene Landdag zou wor
den bijeengeroepen, zoodra de omstandig
heden dit toelieten." In Maart 1809 werd
de Landdag door hem in persoon geopend,
en daarbij de volgende verklaring afgelegd:
»Daar de Voorzienigheid ons in het
bezit heeft gesteld van het Groother
togdom Finland, verlangen wij, door
deze acte, de godsdienst en de grondwet
van het land te bekrachtigen, evenals de
privilegiën en rechten, welke elke klasse
,in het voornoemde groothertogdom in het
bijzonder, en al de inwoners in het alge
meen, van hoogeren of lageren stand, tot
dusver volgens de grondwettige bepalingen
hebben genoten. Wij beloven, al deze
voorrechten en wetten vast en onaange
tast in hun vollen omvang te handhaven."
Daarop volgde de huldiging door de
Stenden, en een nieuwe tqMpraak van
den czar, waarin de »acte vafl^unie" werd
bekrachtigd. In hetzelfde jaar kwam
Alexander I nogmaals over om den Land
dag te sluiten. Hij zeide toen onder meer:
»Toen ik de Stenden van Finland tot
een algemeenen Landdag bijeenriep, ver
langde ik de wenschen en de gevoelens
van de natie ten opzichte van hare ware
belangen te leeren kennen. Brengt tot de
verst verwijderde deelen uwer provinciën,
bevestigt in de harten uwer landgenooten,
hetzelfde vertrouwen, dat uwe beraad
slagingen alhier heeft gekenmerkt. Bezielt
hen met dezelfde verzekerdheid betreffende
de belangrijkste punten van uw politiek
bestaan, van de handhaving uwer wetten,
van uwe persoonlijke veiligheid en van de
onschendbaarheid uwer eigendomsrechten.
»Dit wakkere en getrouwe volk zal der
Voorzienigheid dankbaar zijn, die dezen
stand van zaken heeft bewerkt. Van nu
af geplaatst in de rij der natiën, beheerscht
door zijn eigen wetten, zal het zich zijne
vorige beheerschers slechts herinneren om
met hen vriendschappelijke betrekkingen
aan te houden, wanneer deze door den
vrede zullen zijn hersteld."
»En ik zal den besten dank voor mijn
zorgen hebben geoogst, wanneer ik zie,
dat deze natie, tegenover het bui
tenland gerustgesteld, in haar
binnenlandsche aangelegenheden vrij, zich
wijdt aan landbouw en nijverheid, onder
bescherming van hare wetten en van hare
goede zeden en gewoonten, en op die wijze,
reeds door het feit van haren voorspoed,
recht doet wedervaren aan mijne bedoe
lingen en haar lot zegent."
De czar achtte door deze pertinente
verklaringen niet slechts zichzelf, maar
ook zijn opvolgers gebonden. Dit blijkt
uit een edict van 1816, waarin o. a. te
lezen staat: ^
»Het is aldus Jat wij gewenscht hebben
de grondbeginselen te ontvouwen, die ons
geleid hebben en ons zullen leiden in onze
betrekkingen met onze Finsche onder
danen, en tevens voor alle toekomende
tijden de verzekering te bevestigen, die
wij hun hebben gegeven wat de handha
ving betreft van hunne afzonderlijke con
stitutie, gedurende onze regeering en de
regeeringen van onze opvolgers."
Spoedig echter kwam er een kink in
de kabel. De Finsche Grondwet kende
aan den souverein het recht toe, den
Landdag bijeen te roepen, en de Russische
autocraten achtten het blijkbaar veiliger
meer in overeenstemming met hun eigen
nationale traditiën, van dit recht geen
gebruik te maken. Eerst in 1863 liet
Alexander II zich bewegen, den Landdag
te convoceeren. In 1869 werd bepaald,
dat die bijeenroeping om de vijf jaar zou
plaats hebben, en in 1882 werd die pe
riode tot drie jaren teruggebracht. De
Finnen waren dankbaar en tevreden, en
hun land nam snel toe in bloei en in
welvaart.
De persoonlijke Unie was, zooals men
uit het bovenstaande ziet, van denzelfden
aard als die, welke jaren lang tusschen
het koninkrijk Nederland en het groot
hertogdom Luxemburg heeft bestaan.
(Slot volgt).
?miHiiiiiiiitiMiiiimiiHii iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiu
nnnmiiiiiiniiiimiiniiiiniiiiiiiniiitiniiiiinillilii
HET KIND.
Vrij naar het Engelsch.
Zes verloopen praktizijnsklerken stonden zich
in een nauwe straat in Londen te koesteren in
't zonnetje, vijf tegen den muur van een her
berg leunead, de zesde apart, de oudste en
meest havelooze van het conclave, een lange
magere man, met eeu vaalbrume overjas aan,
halfsleten laarzen, een wijde broek, die hem
fladderde om de dunne beeuen.
??Ja," zei een van de vijf, die het dichtst bij
hem stond, tot hem, »toea 'k hoorde dat je
longontsteking hadt, dacht ik dat 't mis met
je was. 'k Zei al tegen Kees . . ."
»'t v7as geen longontsteking," wierp Fant er
knorrig tegen ia, 't was eea. lichte pievms."
cNou, we hadden 't toch g hoord," aldus de
eerste spreker. »Bn 'k zei al tegen Kees: we
zien hem niet terug. Als je op die jaren bent,
ga je 'r mee heen. Eu ..."
,We zeiden al tegen mekaar," viel Kees hem
in de rede, of we niet 'n krans moesten heb
ben voor de begrafenis, zoo zeker dachten
we 't."
Op Fant scheen hun belangstelling geen
indruk te maken, althans hij nam niet, meer
het woord; hij bleef loom voor ziel) uit kijken.
Na eenige ooirenblikken werd de doffe stilte
op nieuw verbroken door een fluitje dat van
den overkant tot hen kwam. Zes paa-1 oogen
werden terstond geopend, tuurden in dezelfde
Sociaia
iiimiifiMiiHiiiiiimiiiiiiiMiiiiiii
Bene utgsMe Redactie.
Een "nieuw" denkbeeld van hel
iveekblad »Maatschappelijk Werk".
«Coöperatie op maatschappelijk terrein'1
luidt de titel van het hoofdartikel, dat de
redactie van het nog jeugdige weekblad
Maatschappelijk Werk haren lezers in haar
laatste nummer aanbood en dat reeds om
zijn merkwaardigen titel allén den aan
dacht trekt.
Coöperatie op maatschappelijk terrein
is dat iets nieuws ? Wij hadden steeds ge
meend dat de heden ten dage bekende
toepassingen der coöperatie zoo niet alle,
dan toch voor het meerendeel »op maat
schappelijk terrein" plaats vonden en zetten
ons daarom in gespannen verwachting aan
de lectuur van het belangwekkende hoofd
artikel.
Maar wreede teleurstelling!
"?Coöperatie op het terrein van »^Maat
schappelijk Werk" " ware een veel juistere
titel voor het bedoelde stukje geweest, dat
waarlijk wel wat al te naïef' van inhoud is.
Wat toch wil de redactie van Maat
schappelijk Werk ?
Toen, thans ongeveer een half jaar ge
leden, dit weekblad werd opgericht, onmid
dellijk na het verdwijnen van »Sociale
Stemmen", orgaan van den Oranjebond van
Orde, en «weekblad gewijd aan de bestrij
ding der sociaal-democratie", sprak de
redactie in haar eerste nummer, waarin zij
het program harer werkzaamheden uiteen
zette, de hoop uit, dat M. W., hetwelk een bij
uitstek ^neutraal" karakter zou dragen, door
vele «neutrale" vereenigingen in den lande
als haar »orgaan" zou worden uitverkoren.
Zij bood dezen vereenigingen >kosteloos de
gelegenheid in de kolommen van het blad,
hare offlcieele en officieuse berichten te
doen plaatsen, terwijl dan hare leden, zoo
deze zich ten minste ten getale van 50
abonneerden, nog het voordeel zouden ge
nieten, het blad tegen een lageren prijs
te kunnen lezen.
Deze aanbiedingen achtte de redactie
van M. W. voor de vereenigingen alleszins
aannemelijk en stellig had zij verwacht,
»dat groot het aantal zou zijn, dat zich
bij haar zou willen aansluiten." In die
verwachting heeft zij zich echter bedrogen
gezien, daar slechts een vijftal vereenigin
gen aan hare oproeping gevolg hebben
gegeven.
Door dit uitblijven van succes is de
hoofdredacteur, mr. dr. H. S- Veldman,
echter nog niet geheel terneergeslagen,
aangezien hij veronderstelt dat, «hetgeen
hij toen heeft neergeschreven, niet juist
is opgevat." Thans heeft hij zijne ge
dachten nog eens over deze zaak laten gaan,
»en ziet", schrijft hij, »een nieuw denkbeeld
rees op in onzen brein, een denkbeeld,dat
gewis ernstige overweging verdient, en naar
wij vertrouwen, bij menig bestuurslid sym
pathie zal verwekken."
Wij vreezen echter maar al te* zeer, dat
des hoofdredacteurs vertrouwen wederom
door menig bestuurslid zal worden be
schaamd.
Mr. Veldman toch gaat uit van de
feiten, lo. dat er tallooze bladen be
staan, zoodat men thans, »wil men
eenigermate op de hoogte komen van het
geen er op dit (maatschappelijk) terrein
voorvalt, men gedwongen is een aanzien
lijk aantal groote en kleine bladen te
lezen." Dit acht hij »voor een gewoon
menschenkind meestal een onmogelijkheid."
2. dat er bovendien een groot aantal
groote en kleine vereenigingen zijn, die in
het bezit van een eigen orgaan wenschen
te komen. Mr. V. noemt als voorbeelden:
het »Nut", het»Centraal Bureau voor Sociale
Adviezen", den »Nederlandschen Bond tot
Kinderbescherming" en de «Centrale com
missie van advies in zake het Woning
vraagstuk" terwijl hij daarnaast stelt de
vele andere vereenigingen, die reeds een
eigen orgaan bezitten.
«Wanneer in het industrieele leven zich
een dergelijke toestand voordoet," schrijft
hij vervolgens, »dan duurt het niet lang of
de coöperatie brengt de gewenschte
betering. Welnu kan er ook op maat
schappelijk terrein geen samen werking plaats
hebben ? Zou het niet veel verstandiger
en doeltreffender zijn, indien al die kleine
bladen werden opgelost tot n groot blad,
dat, in zoovele verschillende afdeelingen
verdeeld als zich vereenigingen aansluiten,
veel beter en zeker voor de vereenigingen,
veel goedkooper het doel zal bereiken
,11 i minimi iiniiii ui innillliï»
richting, waar aan de deur van een boekwinkel
een man hen wenkte.
//'n Karweitje," prevelde een uit, het zestal.
//Ga jij maar, Kees. 't Is jou beurt."
De lange beenen van Kees waren eensklaps
als geëlectriseerd. Hij rende weg, naar den
overkant.
Van de achterblij venden gingen er twee de
herberg in om zich te vertroosten, de drie
anderen namen hun vorige lui loome bonding
weer aan, de handen in de broekzakken, een
kort pijpje bengelend uit dm mond.
Het geraas van karren en rijtuigen uit de
breede straat in de verte vermeerderde nog het
slaapwekkende van den warmen middag. Een
enkele maal reed er een kar door hun smalle
zijstraat, doch het drukke leven, met het
gedwarrel van menachen, bet g joel van kooplieden,
het schreeuwen, en krijscheu, en scharrelen, en
sjouwen bepaalde zich tot de hoof'straat.
Toch scheen er een draaiorgel af te zakken
naar deze onaanzienlijker buurt; de, jengelende
muziek kwam althans hoe lauster hoe nader en
hield, zoowaar! op, vlak bij de herberg waar
ons vijftal had post gevat.
't Sohee,a leven iu h«a te brengen. Vooral
Fant rekte het hoofd, en keek achter de vrouw
die draaide, om, als verwachtte hij een bekend
gezicht te vinden onder de jongens en mt-i.-jes
die plotseling als uit de straatsteenen schellen
op te komen.
Hé, daar heb je 't kind ook !" riep een der
kerels voor de herberg, en men za» een aller
liefst blondharig meisje, met, een rood kleurtje
en kuiltjes in de wangen, een kii'd, een engeltje
gelijk, schamel gekleed, maar al leven eu be
valligheid, op de maat van de muziek over de
puntige keien dansen.
,,'k Had haar al dadelijk gezien! Wat dat
kleine ding netjes danst!"
Er woont iemand in 't zelfde huis, die in
waarnaar nu tal van bladen, los van
elkander en niet samenwerkend, streven?
Eén groot blad is in staat een groote
kracht te ontwikkelen en brengt de zoo
noodige samenwerking tusschen hen, die
op sociaal-economisch gebied werkzaam
zijn. Dan kan het geheele gebied worden
overzien en kan er, beter dan nu, steun
worden verleend, daar, waar deze noodig
zal blijken."
Eindelijk noodigt de redactie allen, »die
djt denkbeeld met sympathie begroeten,
uit, haar van hunne instemming en begeerte
tot samenwerking te doen blijken, opdat
er dan nader over de uitvoering van ge
dachten kan worden gewisseld", om ten
slotte ook «andere bladen, die met haar
denkbeeld instemmen, te verzoeken, het
bovenstaande geheel of gedeeltelijk over
te nemen".
Kortheidshalve willen wij afgezien nu
voorloopig van den mi&plaatsten titel «Coöpe
ratie op Maatschappelijk Terrein", en afge
zien ook van het feit, dat wij in het «nieuwe"
denkbeeld, hetwelk in »den" (het ?) brein van
den hoofdredacteur is opgekomen, volstrekt
niets nieuws, in vergelijking met het in het
eerste nummer van zijn weekblad
uiteeufezette plan, kunnen ontdekken slechts
et volgende op haar denkbeeld aanstippen.
Eene utopie noemen wij het, te gelooven,
dat indien het denkbeeld van ^Maat
schappelijk Werk" inderdaad eens verwezen
lijkt werd het aantal groote en kleine
bladen zou verminderen. Tijdelijk moge
het wellicht een weinig afnemen, doch het
aantal ondernemingslustige uitgevers is in
ons vaderland te groot, om de opengevallen
plaatsen niet alras door andere bladen te
vervullen.
Eene utopie achten wij het ook, aan te
nemen, dat Ȑn groot blad'' in staat zou
zijn, aan de leeslust van het in maatschappe
lijke vraagstukken belangstellende publiek
te voldoen. Niet de berichten der diverse
vereenigingen toch boezemtin de lezers bij
voorkeur belang in, doch de goedgeschre
ven artikelen van bekende specialiteiten
op het een of ander gebied.
Eene utopie noemen wij het verder, te
meenen, dat op den duur de gewenschte
samenwerking eene blijvende zou zijn, dat
alle leden van aangesloten vereenigingen op
den duur zouden instemmen met de denk
beelden in het »algemeene" gedeelte van het
gemeenschappelijk orgaan ontwikkeld, ook
al noemt dit orgaan zich volstrekt neutraal.
»Ntutrale" journalistiek achten wij niet te
handhaven, tenzij men zich bepaalt tot het
blootweergeven van feiten en het leveren van
objectieve beschrijvingen, welke echter op
den duur geen belangstelling zullen kunnen
vinden. Doch zelfs zulke objectieve beschrij
vingen zullen slechts uiterst zelden «neutraal"
kunnen zijn: de schrijver zal onwillekeurig
zijne ingenomenheid met of zijn af keur van
het door hem beschrevene laten doorsche
meren en zoodoende een zeker deel van
zijne lezers ontstemmen, die alsdan niet
zullen nalaten, er op aan te dringen, dat
hunne vereeniging althans de verdere samen
werking met het blad opzegt.
Eene utopie noemen wij het ten slotte
ook, zooveel onbaatzuchtigheid te veron
derstellen bij de uitgevers van andere
bestaande bladen en blaadjes, dat zij erin
zouden toestemmen, ten tóe van het week
blad Maatschappelijk Werk de door hen uit
gegeven periodieken op te heff«n. Want
dat het plan der redactie van M. W. inder
daad ook moet strekken om het bestaan
van haar eigen blad te helpen verzekeren,
blijkt genoegzaam uit de volgende zinsnede,
welke eveneens in bovengenoemd hoofd
artikel voorkomt en doelt op den
financieelen toestand van het blad: »A1 hebben
wij behoefte gevoeld in tot vreugde stem
mende woorden aan ons gemoed lucht te
geven en al doet de huidige toestand ons
hart goed, omdat deze ons hoop geeft voor
de toekomst, toch durven wij nog niet met
mathematische zekerheid verklaren, dat ons
blad voor goed gevestigd is."
Maar bovendien zal toch ook de heer
Veldman moeten toestemmen, dat eene ver
eeniging in den regel nog om andere rede
nen een eigen orgaan wenscht te bezitten,
dan alleen om hare «berichten" en «kennis
gevingen" daarin te publiceeren. De be
staande vereen igingsorganen dragen voor het
meerendeel ook een propagandistisch karak
ter, en in deze behoefte, aan eene gelegen
heid tot het maken van propaganda voor de
beginselen der diverse vereenigingen zal
«én groot blad" toch nimmer kunnen
voorzien, zonder telkenmale met zijne voor
geschreven «neutraliteit" in botsing te
komen.
Om kort te gaan dus wij kunnen
aan het denkbeeld van den hoofdredacteur
iiilifiiitiiilimiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiitiiHiiim
IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIU
't ballet danst; van hem heeft ze 't geleerd;
zei een tweede.
Fant, zweeg, doch zijn ooïen spraken, en met
ingehouden adem volgde hij al haar bewegingen.
Inmiddels repten zich de teere voetjrs, als
kouden zij nimmer moe worden, wendde en
wiegde zich het ranke figuurtje zoo vlug en
lenig, en zoo licht, dat een windvlaag, zou men
zeggen, het zou kunnen opnemen en meevoeren
gelijk een bloem.
Maar midden onder haar fantastisch draaien
en zweven, viel haar oog eensklaps op den
man, Faut, en met een kreet van vreugde rende
ze naar hem toe, met haar hoog kinderstem
metje uitroepend :
,/üom Faut! Oom Fant! Waar is u toch ge
weest? Ze zeiden dat, u nooit terug zou komen."
,/Z.oo! . . . ant glimlachte en kneep haar
vriendelijk, in de blozende wangetjes. Hemel,
hoe was het gezicht van dien man veranderd,
die glimlach ontnam aan zijn gezicht den stem
pel door armoede en verveling, door jaren van
tegenspoed en verdriet, er op gedrukt, en gaf
er een zonderlinge aantrekkelijkheid aan. Nu,
je ziet, ik ben toch teruggekomen!"
,/Is u ziek geweest?"
//Ja, kleintje."
Oom Faut,!"... Ze had zijn lange magere
vingers met haar fijne handjes omstrengeld en
fluisterde, al om hem heen dartelend: //Waarom
krijg ik geen kus?"
Hij bukte zich onmiddellijk en kuste haar,
maar richtte zich dadelijk weer met een kleur
overeind.
Zij echter keuvelde voort:
Ze zeiden allemaal dat u niet terug kwam,
oom Faut! Jk heb er om geschreid!
//Er om geschreid -- Hos zoo':'"
//Wel, ik vond het zoo akelig. Ik verlangde
zoo naar u... O, dat is die prettige weer!"
Het orgel liet eea auder «ijsje hooren, en
van «Maatschappelijk Werk", tot het
scheppen van n centraal orgaan voor
verschillende vereenigingen met sociale
doeleinden geen adhaesie schenken en al
lerminst aan het verheffen van het week
blad «Maatschappelijk Werk"?dat nog al
te sterk naar den »Oranjebpnd van Orde"
riekt eenvoudig wijl wij de verwezen
lijking daarvan niet mogelijk en bovendien
voor de meeste der bestaande en in wording
zijnde vereenigingen niet wenschelijk ach
ten. Aan «Maatschappelijk Werk" zelf
waarin wij van menig artikel met oprecht
genoegen hebben kennis genomen wen
schen wij gaarne een lang leven toe, doch het
zpeke dan zijn levenskracht niet in de door
zijne redactie gewilde coöperatie en even
min in het met geweld doen verdwijnen
van andere bladen, doch uitsluitend in de
reeds blijkbaar met goed gevolg toe
gepaste samenwerking tusschen uitgever,
redacteuren en medewerkers zelve.
Delft.
Dr. J. C. E.
iiliililllilirniiiiiiiiilllllll
IIIIIIIIIMIIIMIMIHIIIMIIllllll
Een directeur van net ManritsMs,
Nog altijd is het gerucht niet bevestigd, dat
Bredius voor het Mauritshuis behouden zal
blyven, bij een schikking, die hem volkomen
onafhankelijkheid van den Referendaris zou
waarborgen.
Het moeilijke van de zaak zal wel hierin
gelegen zijn, dat men, den directeur van het
Mauritshuis aan het dictatoriaal gezag van den
Referendaris onttrekkende, en alzoo erken
nende, dat de toestand onthoudbaar is, ook
de overige directeuren aan kunst-musea ver
bonden, gelyke vrijheid heeft te verleenen,
m. a. w. dat het referendarisschap voor Kunst
en en Wetenschappen in zyn wezen gewijzigd
moet worden.
Bredius te behouden zal onmogelijk: zijn,
zoolang men de zoo dikwijls door ons aan
bevolen regeling wil blijven ontgaan, om het
Referendarisschap van een gouverneerend tot
een zuiver administratief ambt te maken.
Laat ons hopen, dat nu er van zoo vele
zijden stemmen in dien geest zyn vernomen,
en Borgesius bij ervaring weet hoe
gemakkelyk een minister onder dezen referendaris zich
tot verkeerde handelingen laat verleiden,
toonen zal hiertoe den moed te bezitten.
Men zou dit kunnen betwijfelen als men
ziet, hoe de Xutphensche Ct., om meer dan
ne rede het lijforgaan van den Minister van
Binnen). Zaken geacht, nog dezer dagen
den heer Bredius in een kwaad daglicht tracht
te te plaatsen ; iets wat haar een afstraf
fing van den heer Hofstede de Groot heeft
bezorgd, die haar lang zal heugen.
Dat schrijven luidde als 'volgt:
Niet zonder verbazing las ik ,1e beweringen dei1
Zutfeiififhe Courant over Bredius en opkomende jongt:
krachten, liet was mij moeielijk mijn oog-en te
geJouven toen ik zoo iels las over iemand, die alge
meen bekend Maat als de unbaat/.wMiü'heid in eigen
persoon. Aelit jaren geleden srhreet ik reeds in mijne
dissertatie: Neben muiueti IJniversitüUlehrern l'iihle
ich mich dein Heivn (ieh. Hat. Dr. \V. Jiodo mul
Direetur Dr. A. lireditus /.u \\armslen Dauke
verpflichtet. Beide haben . . . . auf nieine Studiën der
nirderKindisehrn Malrrei eiiien bestiminendeu Eintlnss
ausgenbt nnd dieselben wesrutlieh gefördrrt, \\iilireml
letzierer mir ansserdem in luieigennüt/igster \\cise
seinr reiebeti unveröllentlichti'ii arebival srheu Kunde
/iir Verlügniig gcstellt, bat. Toen bij mij. toen
w-issensebaiilielier llüll'sarbeiter aan lid
l'renleiikabinet te Dresdell, a den dood van Mr. O. Telders
als onderdir, e!,enr voor bet Mauritshuis wensehte te
winnen en hij begreep dat bel lagere traktement
een beletsel \<mr mij zoude kunnen /ijn. hef ft bij
gedurende vrrseheidene jaren het \ersehil in bezol
diging uit eigen middelen aangevuld.
rju zouals Bredius jrgeus mij gebaudeld beeft, beeft
bij gedaan jegens ieder bij wien bij \\aaraehtiire be
langstelling aantrof. '/, ij u e vondsten wareu k n n
eigendom. Ontdekte bij iets in de arehieven, vond
bij ergen^ eeu sehilderij, een portret of een ander
kunstwerk, dan ging ir tluks eene mededeelinu1 naar
hem \\ien dit kon iuteres.-eeren. Menig artikel in
Oud-I lolland, menig boek zon on^esebl'e\ en zijn ge
bleven indien de auteur niet van de kennis van
Bi-'dius bad mogen protiteeivn. lloevele artikelen
beeft bij niet [examen mei de Vries, de Roever,
Moes, llaverkorn van Rijseuijk, liode en anderen
gesebreveu. lluevdc an-luvavisscn en andere belang
stellenden in lorale gesebiedenis danken aan hem
niet gewielitige inededeeliiii/eu! Kn ook onze \
erzaïuelingen te .\in>terdani, Haarlem. Leiden,
Kotlerdam, Ulreebl en Dordreebt, benevens bet
(iemeentetimifiiiiiiiMiiiiiiiMiniitii
tlllltlllMIIIIIIMIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIV
weg vloog ze er heen, en danste weer als een
vlindertje midden op de straat.
Terwijl de vermoeide vrouw draaide, deed
haar man de ronde met, liet bakje. Ieder gaf
een kleinigheid, ook Fant, niet, omdat hem de
muziek iets kon schelen, niaar omdat//Kleintje"
er zooveel plezier in had. Ook de andere
mannen offerden hun koperstukje, grootendeels
om dezelfde reden.
Want het kind patroniseerde hen allen,
ofschoon het een aangenomen feit was, dat
Fant de eerste plaats innam in iiaar hartje.
Van 't begin hunner kennismaking had ze voor
hem zulk een voorliefde getoond, dat de anderen
hem schertsend oom" hadden genoemd, wat
zij terstond met den grootsten ernst had over
genomen.
In den regel was Fant niet spraakzaam, en
hij had op het oog niets aantrekkelijks, maar
vreemd! het zien van dat kleine ding reeds
deed zijn hart ontdooien, zoodat hij met haar
schertste en speelde en babbelde als werd hij
zelf weer een kind, en altijd had hij, die 't
bitter arm scheen te hebbeu, iets te missen
voor //Kleintje" om ulevelletjes te koopeu.
Er was een tijd gekomen toen men het kind
in dagen niet op st.raa!, zag, tot men toevallig
hoorde door een bezoeker van de Ster, dat zijn
klein buurvrouwt.je longontsteking bad en haar
toestand gevaarlijk was. En kort, daarna ging
er een gerucht, dat, hoe ongeloofelijk ook, hier
kortelings worde vermeld.
Het kind woonde aan het eind van Suthlers
Court, een soort van hofje, uitkomend m de
Curitor Straat, bijna vlak tegenover de herberg,
De Ster. Faut's woning was uiet in dat, liofje,
en nooit had rnen hem er in zien gaan. Toch
beweerden een paar halve kennissen, dat, ze er
hem om heen hadden zien draaien", omstreeks
den tijd dat, de dokter er kwam, wieu hij dan
stiekem iets vroeg. Ook had men er hem zien
museum in den Haag, hoe vaak hebben zij niet van
Brediua' adviezen gebruik gemaakt bij aaakoopen.
Desgelijks particuliere verzamelaars hier te lande en
in het buitenland, die door Bredius werden bijgestaan
in hunne aankoopen. Wist Bredius dat een ot' ander
lid onzer oude geslachten zich voor zijn familiepor
tretten interesseerde, die in vroeger dagen verstrooid
waren geraakt, dan bleef zijn oog in het buitenland
daarop gevestigd. Wensehte iemand, 't zij directeur
van een museum, 't zij particulier verzamelaar zijne
voorlichting over de restauratie zijner schilderijen
of over het samenstellen van een catalogus, nooit
klopte hij tevergeefs aan bij Jïredius.
Om kort te gaan ik geloof uiet, dat iemand ooit
op schitterender en vcelvuldiger wijze blijken ge
geven beeft van onbaatzuchtigheid eu hulpvaardigheid
op wetenschappelijk en artistiek gebied, niemand
met meer vreugde het optreden van bekwame jonge
medewerkers heeft begroet en ondersteund dan juist
Bredius."
Zeker is het jammer, dat juist de Zutf. Ct.
op zulk een ..... zonderlinge wijs zich
in het debat mengt; immers nu Borgesius zelf
party is in dezen strijd, moet dit wel voedsel
geven aan het vermoeden, dat de Minister dat
optreden van het met hem bevriend blad goed
keurt. Een vermoeden, dat wvj niet koesteren,
aangezien op dit oogenblik niemand beter
dan de minister zelf er van overtuigd zal zijn,
hoe hy de dupe is geworden van zijn blind
geloof in de voortreffelijkheid van zjjn Refe
rendaris. Het is menschelyk, dat het hem eenige
moeite kost dit in het openbaar te erkennen.
Toch, dit neemt niet weg, dat die erkente
nis de eenige uitweg is voor een Excellentie,
die zich dermate gecompromitteerd heeft.
* »
*
Het Centrum geeft, zonder haar lezers ook
maar met een enkel woord den zakeljjken in
houd van ons artikeltje over te brengen, te
iiiniiiiiiiiiiii.iiiilMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiliimiHHMgtt
40 cents per r eg»!.
lllllllllllllllllflIIllMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII
TRADE
MARK.
NlARTELL's COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle soliede
Wijnhandelaars en bij de representanten
KOOPMANS & BRUINIE»,
te Amsterdam.
Prijzen van af ? 2.50 p1 Fles!
HootVl-Oepót
VAN
rfr. JAEGER'S ORIG.
Miaal-Wolartttii.
K. F. DEÜSCIILE-BENGEB,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
TEf\T<IO\STELLIM TE 1*4 R IJS [N 1900.
Verblijf voor ne of meerdere weken in de
Grands Hotels du Trocadero"
welke voor die gelegenheid speciaal nabij de
Tentoonstelling gebouwd zijn.
Bewijzen voor verblijf van af 67.50 guldens
per wek. betaalbaar in maandelijkf-che of
driemaandelijksche termijnen. In dezen prijs is
begrepen:
Vervoer van reizitjprs en baffifte in Parijs bij
aanl;ninKt en vertrek; Liiif-ies en 3 mtiaüijden ]ier dag
U toecirnxisht'iuijzen i-iior 'Ie Teittuunslellinr/;
Oricntecrin<iHt><elit fieilifreiule e>-n dtty f>er rijluiij: Bons
voor vei'*«iuder<iein'ij-en m verse.ttideu'lL'grovlemaga
zijnen; Verzekerin/ispülis lef/en uï/f/elnl;ken.
Het uitsluitend recht van verkoop dezer
bewijzen is toegestaan geworden aan de
Cie IXTEKSiï'ale DE3 WAKONS-LITS
Voor it.teekening wend«s men zich tot, en het
uitvoerige, geïllustr. prospectus vrage men aan bg
LISSONE en ZOON, Singel 155, Amsterdam.
z
OMERVERBLIJF Hastières/M ,bij Dinant
(België). Hotel d'Hastière, E. BROUET.
Pr. ligging. Mooi Park. Rytoigen. Garage
v. fietsen.Warmeen Maasb.Visehv. Bootjes.
IIIIIHIMlmlIIIIIIIIIHIIIIMIII
IIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIMMIIMH
insluipen, met een zak druiven in de hand, en
zijn jaszak dik van de chinaasappelen. Erger
nog, men beweerde dat hij zicli bij de moe
der van het kind voordeed als een bode van
de schoolcommissie welk bedrog eerst was uit
gekomen, toen de kleine beter werd en hem
herkende.
II.
Na heel den dag over zijn lessenaar gebogen
te zijn seweest, in een klein, donipig kantoortje,
sloeg Mr. Fant zijn boeken dicht,, veegde zijn
pen aan den binnenkai.t van zijn jas af, stak
zijn geld in den zak, en slenterde in 't half
donker de straat op naar de Ster.
//Fant!" riep een collega, die bij de herberg
reeds naar hem uitkeek, heb je 't, al gehoord?
De moeder van 't kind is dood'"
Faut schrikte blijkbaar, stond een oogenblik
weifelend stil en vroeg:
Wie heeft dat gezegd?"
«.Een meisje, die hier 'n flesch bier kwam
halen. Ze zei flat, 't kind er al 'n paar maal
geweest is om naar je te kijken."
Fant stak bedaard zijn pvjpje aan, als wilde
hij te kennen geven dat het geval hem niet
aanging en hem volkomen koud liet.
Maar in plaats van de Ster binnen te gaan,
begroef hij (ijn handen in zijn broekzakken,
liep langzaam slenterend door, met het
onversclulligste gezicht van de wereld, en sloeg de
urnivalstraat in, als ging hij naar huis.
i Na koa mee. op tweeërlei mauiec in het
Buihler's Hofje komen: tegenover de Ster het
straatje inslaand, of door een smal steegje in
de urnivalstraat; na een schumschen blik
achterwaarts sloeg Faut deze in.
(Slot volgt.)