De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 25 juni pagina 2

25 juni 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No, H48 staande grondwettige voorschriften waren verkozen en dus alle bevoegdheid tot onderhandelen misten. De czar gaf daarop toe »dat een algemeene Landdag zou wor den bijeengeroepen, zoodra de omstandig heden dit toelieten." In Maart 1809 werd de Landdag door hem in persoon geopend, en daarbij de volgende verklaring afgelegd: »Daar de Voorzienigheid ons in het bezit heeft gesteld van het Groother togdom Finland, verlangen wij, door deze acte, de godsdienst en de grondwet van het land te bekrachtigen, evenals de privilegiën en rechten, welke elke klasse ,in het voornoemde groothertogdom in het bijzonder, en al de inwoners in het alge meen, van hoogeren of lageren stand, tot dusver volgens de grondwettige bepalingen hebben genoten. Wij beloven, al deze voorrechten en wetten vast en onaange tast in hun vollen omvang te handhaven." Daarop volgde de huldiging door de Stenden, en een nieuwe tqMpraak van den czar, waarin de »acte vafl^unie" werd bekrachtigd. In hetzelfde jaar kwam Alexander I nogmaals over om den Land dag te sluiten. Hij zeide toen onder meer: »Toen ik de Stenden van Finland tot een algemeenen Landdag bijeenriep, ver langde ik de wenschen en de gevoelens van de natie ten opzichte van hare ware belangen te leeren kennen. Brengt tot de verst verwijderde deelen uwer provinciën, bevestigt in de harten uwer landgenooten, hetzelfde vertrouwen, dat uwe beraad slagingen alhier heeft gekenmerkt. Bezielt hen met dezelfde verzekerdheid betreffende de belangrijkste punten van uw politiek bestaan, van de handhaving uwer wetten, van uwe persoonlijke veiligheid en van de onschendbaarheid uwer eigendomsrechten. »Dit wakkere en getrouwe volk zal der Voorzienigheid dankbaar zijn, die dezen stand van zaken heeft bewerkt. Van nu af geplaatst in de rij der natiën, beheerscht door zijn eigen wetten, zal het zich zijne vorige beheerschers slechts herinneren om met hen vriendschappelijke betrekkingen aan te houden, wanneer deze door den vrede zullen zijn hersteld." »En ik zal den besten dank voor mijn zorgen hebben geoogst, wanneer ik zie, dat deze natie, tegenover het bui tenland gerustgesteld, in haar binnenlandsche aangelegenheden vrij, zich wijdt aan landbouw en nijverheid, onder bescherming van hare wetten en van hare goede zeden en gewoonten, en op die wijze, reeds door het feit van haren voorspoed, recht doet wedervaren aan mijne bedoe lingen en haar lot zegent." De czar achtte door deze pertinente verklaringen niet slechts zichzelf, maar ook zijn opvolgers gebonden. Dit blijkt uit een edict van 1816, waarin o. a. te lezen staat: ^ »Het is aldus Jat wij gewenscht hebben de grondbeginselen te ontvouwen, die ons geleid hebben en ons zullen leiden in onze betrekkingen met onze Finsche onder danen, en tevens voor alle toekomende tijden de verzekering te bevestigen, die wij hun hebben gegeven wat de handha ving betreft van hunne afzonderlijke con stitutie, gedurende onze regeering en de regeeringen van onze opvolgers." Spoedig echter kwam er een kink in de kabel. De Finsche Grondwet kende aan den souverein het recht toe, den Landdag bijeen te roepen, en de Russische autocraten achtten het blijkbaar veiliger meer in overeenstemming met hun eigen nationale traditiën, van dit recht geen gebruik te maken. Eerst in 1863 liet Alexander II zich bewegen, den Landdag te convoceeren. In 1869 werd bepaald, dat die bijeenroeping om de vijf jaar zou plaats hebben, en in 1882 werd die pe riode tot drie jaren teruggebracht. De Finnen waren dankbaar en tevreden, en hun land nam snel toe in bloei en in welvaart. De persoonlijke Unie was, zooals men uit het bovenstaande ziet, van denzelfden aard als die, welke jaren lang tusschen het koninkrijk Nederland en het groot hertogdom Luxemburg heeft bestaan. (Slot volgt). ?miHiiiiiiiitiMiiiimiiHii iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiu nnnmiiiiiiniiiimiiniiiiniiiiiiiniiitiniiiiinillilii HET KIND. Vrij naar het Engelsch. Zes verloopen praktizijnsklerken stonden zich in een nauwe straat in Londen te koesteren in 't zonnetje, vijf tegen den muur van een her berg leunead, de zesde apart, de oudste en meest havelooze van het conclave, een lange magere man, met eeu vaalbrume overjas aan, halfsleten laarzen, een wijde broek, die hem fladderde om de dunne beeuen. ??Ja," zei een van de vijf, die het dichtst bij hem stond, tot hem, »toea 'k hoorde dat je longontsteking hadt, dacht ik dat 't mis met je was. 'k Zei al tegen Kees . . ." »'t v7as geen longontsteking," wierp Fant er knorrig tegen ia, 't was eea. lichte pievms." cNou, we hadden 't toch g hoord," aldus de eerste spreker. »Bn 'k zei al tegen Kees: we zien hem niet terug. Als je op die jaren bent, ga je 'r mee heen. Eu ..." ,We zeiden al tegen mekaar," viel Kees hem in de rede, of we niet 'n krans moesten heb ben voor de begrafenis, zoo zeker dachten we 't." Op Fant scheen hun belangstelling geen indruk te maken, althans hij nam niet, meer het woord; hij bleef loom voor ziel) uit kijken. Na eenige ooirenblikken werd de doffe stilte op nieuw verbroken door een fluitje dat van den overkant tot hen kwam. Zes paa-1 oogen werden terstond geopend, tuurden in dezelfde Sociaia iiimiifiMiiHiiiiiimiiiiiiiMiiiiiii Bene utgsMe Redactie. Een "nieuw" denkbeeld van hel iveekblad »Maatschappelijk Werk". «Coöperatie op maatschappelijk terrein'1 luidt de titel van het hoofdartikel, dat de redactie van het nog jeugdige weekblad Maatschappelijk Werk haren lezers in haar laatste nummer aanbood en dat reeds om zijn merkwaardigen titel allén den aan dacht trekt. Coöperatie op maatschappelijk terrein is dat iets nieuws ? Wij hadden steeds ge meend dat de heden ten dage bekende toepassingen der coöperatie zoo niet alle, dan toch voor het meerendeel »op maat schappelijk terrein" plaats vonden en zetten ons daarom in gespannen verwachting aan de lectuur van het belangwekkende hoofd artikel. Maar wreede teleurstelling! "?Coöperatie op het terrein van »^Maat schappelijk Werk" " ware een veel juistere titel voor het bedoelde stukje geweest, dat waarlijk wel wat al te naïef' van inhoud is. Wat toch wil de redactie van Maat schappelijk Werk ? Toen, thans ongeveer een half jaar ge leden, dit weekblad werd opgericht, onmid dellijk na het verdwijnen van »Sociale Stemmen", orgaan van den Oranjebond van Orde, en «weekblad gewijd aan de bestrij ding der sociaal-democratie", sprak de redactie in haar eerste nummer, waarin zij het program harer werkzaamheden uiteen zette, de hoop uit, dat M. W., hetwelk een bij uitstek ^neutraal" karakter zou dragen, door vele «neutrale" vereenigingen in den lande als haar »orgaan" zou worden uitverkoren. Zij bood dezen vereenigingen >kosteloos de gelegenheid in de kolommen van het blad, hare offlcieele en officieuse berichten te doen plaatsen, terwijl dan hare leden, zoo deze zich ten minste ten getale van 50 abonneerden, nog het voordeel zouden ge nieten, het blad tegen een lageren prijs te kunnen lezen. Deze aanbiedingen achtte de redactie van M. W. voor de vereenigingen alleszins aannemelijk en stellig had zij verwacht, »dat groot het aantal zou zijn, dat zich bij haar zou willen aansluiten." In die verwachting heeft zij zich echter bedrogen gezien, daar slechts een vijftal vereenigin gen aan hare oproeping gevolg hebben gegeven. Door dit uitblijven van succes is de hoofdredacteur, mr. dr. H. S- Veldman, echter nog niet geheel terneergeslagen, aangezien hij veronderstelt dat, «hetgeen hij toen heeft neergeschreven, niet juist is opgevat." Thans heeft hij zijne ge dachten nog eens over deze zaak laten gaan, »en ziet", schrijft hij, »een nieuw denkbeeld rees op in onzen brein, een denkbeeld,dat gewis ernstige overweging verdient, en naar wij vertrouwen, bij menig bestuurslid sym pathie zal verwekken." Wij vreezen echter maar al te* zeer, dat des hoofdredacteurs vertrouwen wederom door menig bestuurslid zal worden be schaamd. Mr. Veldman toch gaat uit van de feiten, lo. dat er tallooze bladen be staan, zoodat men thans, »wil men eenigermate op de hoogte komen van het geen er op dit (maatschappelijk) terrein voorvalt, men gedwongen is een aanzien lijk aantal groote en kleine bladen te lezen." Dit acht hij »voor een gewoon menschenkind meestal een onmogelijkheid." 2. dat er bovendien een groot aantal groote en kleine vereenigingen zijn, die in het bezit van een eigen orgaan wenschen te komen. Mr. V. noemt als voorbeelden: het »Nut", het»Centraal Bureau voor Sociale Adviezen", den »Nederlandschen Bond tot Kinderbescherming" en de «Centrale com missie van advies in zake het Woning vraagstuk" terwijl hij daarnaast stelt de vele andere vereenigingen, die reeds een eigen orgaan bezitten. «Wanneer in het industrieele leven zich een dergelijke toestand voordoet," schrijft hij vervolgens, »dan duurt het niet lang of de coöperatie brengt de gewenschte betering. Welnu kan er ook op maat schappelijk terrein geen samen werking plaats hebben ? Zou het niet veel verstandiger en doeltreffender zijn, indien al die kleine bladen werden opgelost tot n groot blad, dat, in zoovele verschillende afdeelingen verdeeld als zich vereenigingen aansluiten, veel beter en zeker voor de vereenigingen, veel goedkooper het doel zal bereiken ,11 i minimi iiniiii ui innillliï» richting, waar aan de deur van een boekwinkel een man hen wenkte. //'n Karweitje," prevelde een uit, het zestal. //Ga jij maar, Kees. 't Is jou beurt." De lange beenen van Kees waren eensklaps als geëlectriseerd. Hij rende weg, naar den overkant. Van de achterblij venden gingen er twee de herberg in om zich te vertroosten, de drie anderen namen hun vorige lui loome bonding weer aan, de handen in de broekzakken, een kort pijpje bengelend uit dm mond. Het geraas van karren en rijtuigen uit de breede straat in de verte vermeerderde nog het slaapwekkende van den warmen middag. Een enkele maal reed er een kar door hun smalle zijstraat, doch het drukke leven, met het gedwarrel van menachen, bet g joel van kooplieden, het schreeuwen, en krijscheu, en scharrelen, en sjouwen bepaalde zich tot de hoof'straat. Toch scheen er een draaiorgel af te zakken naar deze onaanzienlijker buurt; de, jengelende muziek kwam althans hoe lauster hoe nader en hield, zoowaar! op, vlak bij de herberg waar ons vijftal had post gevat. 't Sohee,a leven iu h«a te brengen. Vooral Fant rekte het hoofd, en keek achter de vrouw die draaide, om, als verwachtte hij een bekend gezicht te vinden onder de jongens en mt-i.-jes die plotseling als uit de straatsteenen schellen op te komen. Hé, daar heb je 't kind ook !" riep een der kerels voor de herberg, en men za» een aller liefst blondharig meisje, met, een rood kleurtje en kuiltjes in de wangen, een kii'd, een engeltje gelijk, schamel gekleed, maar al leven eu be valligheid, op de maat van de muziek over de puntige keien dansen. ,,'k Had haar al dadelijk gezien! Wat dat kleine ding netjes danst!" Er woont iemand in 't zelfde huis, die in waarnaar nu tal van bladen, los van elkander en niet samenwerkend, streven? Eén groot blad is in staat een groote kracht te ontwikkelen en brengt de zoo noodige samenwerking tusschen hen, die op sociaal-economisch gebied werkzaam zijn. Dan kan het geheele gebied worden overzien en kan er, beter dan nu, steun worden verleend, daar, waar deze noodig zal blijken." Eindelijk noodigt de redactie allen, »die djt denkbeeld met sympathie begroeten, uit, haar van hunne instemming en begeerte tot samenwerking te doen blijken, opdat er dan nader over de uitvoering van ge dachten kan worden gewisseld", om ten slotte ook «andere bladen, die met haar denkbeeld instemmen, te verzoeken, het bovenstaande geheel of gedeeltelijk over te nemen". Kortheidshalve willen wij afgezien nu voorloopig van den mi&plaatsten titel «Coöpe ratie op Maatschappelijk Terrein", en afge zien ook van het feit, dat wij in het «nieuwe" denkbeeld, hetwelk in »den" (het ?) brein van den hoofdredacteur is opgekomen, volstrekt niets nieuws, in vergelijking met het in het eerste nummer van zijn weekblad uiteeufezette plan, kunnen ontdekken slechts et volgende op haar denkbeeld aanstippen. Eene utopie noemen wij het, te gelooven, dat indien het denkbeeld van ^Maat schappelijk Werk" inderdaad eens verwezen lijkt werd het aantal groote en kleine bladen zou verminderen. Tijdelijk moge het wellicht een weinig afnemen, doch het aantal ondernemingslustige uitgevers is in ons vaderland te groot, om de opengevallen plaatsen niet alras door andere bladen te vervullen. Eene utopie achten wij het ook, aan te nemen, dat »ên groot blad'' in staat zou zijn, aan de leeslust van het in maatschappe lijke vraagstukken belangstellende publiek te voldoen. Niet de berichten der diverse vereenigingen toch boezemtin de lezers bij voorkeur belang in, doch de goedgeschre ven artikelen van bekende specialiteiten op het een of ander gebied. Eene utopie noemen wij het verder, te meenen, dat op den duur de gewenschte samenwerking eene blijvende zou zijn, dat alle leden van aangesloten vereenigingen op den duur zouden instemmen met de denk beelden in het »algemeene" gedeelte van het gemeenschappelijk orgaan ontwikkeld, ook al noemt dit orgaan zich volstrekt neutraal. »Ntutrale" journalistiek achten wij niet te handhaven, tenzij men zich bepaalt tot het blootweergeven van feiten en het leveren van objectieve beschrijvingen, welke echter op den duur geen belangstelling zullen kunnen vinden. Doch zelfs zulke objectieve beschrij vingen zullen slechts uiterst zelden «neutraal" kunnen zijn: de schrijver zal onwillekeurig zijne ingenomenheid met of zijn af keur van het door hem beschrevene laten doorsche meren en zoodoende een zeker deel van zijne lezers ontstemmen, die alsdan niet zullen nalaten, er op aan te dringen, dat hunne vereeniging althans de verdere samen werking met het blad opzegt. Eene utopie noemen wij het ten slotte ook, zooveel onbaatzuchtigheid te veron derstellen bij de uitgevers van andere bestaande bladen en blaadjes, dat zij erin zouden toestemmen, ten tóe van het week blad Maatschappelijk Werk de door hen uit gegeven periodieken op te heff«n. Want dat het plan der redactie van M. W. inder daad ook moet strekken om het bestaan van haar eigen blad te helpen verzekeren, blijkt genoegzaam uit de volgende zinsnede, welke eveneens in bovengenoemd hoofd artikel voorkomt en doelt op den financieelen toestand van het blad: »A1 hebben wij behoefte gevoeld in tot vreugde stem mende woorden aan ons gemoed lucht te geven en al doet de huidige toestand ons hart goed, omdat deze ons hoop geeft voor de toekomst, toch durven wij nog niet met mathematische zekerheid verklaren, dat ons blad voor goed gevestigd is." Maar bovendien zal toch ook de heer Veldman moeten toestemmen, dat eene ver eeniging in den regel nog om andere rede nen een eigen orgaan wenscht te bezitten, dan alleen om hare «berichten" en «kennis gevingen" daarin te publiceeren. De be staande vereen igingsorganen dragen voor het meerendeel ook een propagandistisch karak ter, en in deze behoefte, aan eene gelegen heid tot het maken van propaganda voor de beginselen der diverse vereenigingen zal «én groot blad" toch nimmer kunnen voorzien, zonder telkenmale met zijne voor geschreven «neutraliteit" in botsing te komen. Om kort te gaan dus wij kunnen aan het denkbeeld van den hoofdredacteur iiilifiiitiiilimiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiitiiHiiim IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIU 't ballet danst; van hem heeft ze 't geleerd; zei een tweede. Fant, zweeg, doch zijn ooïen spraken, en met ingehouden adem volgde hij al haar bewegingen. Inmiddels repten zich de teere voetjrs, als kouden zij nimmer moe worden, wendde en wiegde zich het ranke figuurtje zoo vlug en lenig, en zoo licht, dat een windvlaag, zou men zeggen, het zou kunnen opnemen en meevoeren gelijk een bloem. Maar midden onder haar fantastisch draaien en zweven, viel haar oog eensklaps op den man, Faut, en met een kreet van vreugde rende ze naar hem toe, met haar hoog kinderstem metje uitroepend : ,/üom Faut! Oom Fant! Waar is u toch ge weest? Ze zeiden dat, u nooit terug zou komen." ,/Z.oo! . . . ant glimlachte en kneep haar vriendelijk, in de blozende wangetjes. Hemel, hoe was het gezicht van dien man veranderd, die glimlach ontnam aan zijn gezicht den stem pel door armoede en verveling, door jaren van tegenspoed en verdriet, er op gedrukt, en gaf er een zonderlinge aantrekkelijkheid aan. Nu, je ziet, ik ben toch teruggekomen!" ,/Is u ziek geweest?" //Ja, kleintje." Oom Faut,!"... Ze had zijn lange magere vingers met haar fijne handjes omstrengeld en fluisterde, al om hem heen dartelend: //Waarom krijg ik geen kus?" Hij bukte zich onmiddellijk en kuste haar, maar richtte zich dadelijk weer met een kleur overeind. Zij echter keuvelde voort: Ze zeiden allemaal dat u niet terug kwam, oom Faut! Jk heb er om geschreid! //Er om geschreid -- Hos zoo':'" //Wel, ik vond het zoo akelig. Ik verlangde zoo naar u... O, dat is die prettige weer!" Het orgel liet eea auder «ijsje hooren, en van «Maatschappelijk Werk", tot het scheppen van n centraal orgaan voor verschillende vereenigingen met sociale doeleinden geen adhaesie schenken en al lerminst aan het verheffen van het week blad «Maatschappelijk Werk"?dat nog al te sterk naar den »Oranjebpnd van Orde" riekt eenvoudig wijl wij de verwezen lijking daarvan niet mogelijk en bovendien voor de meeste der bestaande en in wording zijnde vereenigingen niet wenschelijk ach ten. Aan «Maatschappelijk Werk" zelf waarin wij van menig artikel met oprecht genoegen hebben kennis genomen wen schen wij gaarne een lang leven toe, doch het zpeke dan zijn levenskracht niet in de door zijne redactie gewilde coöperatie en even min in het met geweld doen verdwijnen van andere bladen, doch uitsluitend in de reeds blijkbaar met goed gevolg toe gepaste samenwerking tusschen uitgever, redacteuren en medewerkers zelve. Delft. Dr. J. C. E. iiliililllilirniiiiiiiiilllllll IIIIIIIIIMIIIMIMIHIIIMIIllllll Een directeur van net ManritsMs, Nog altijd is het gerucht niet bevestigd, dat Bredius voor het Mauritshuis behouden zal blyven, bij een schikking, die hem volkomen onafhankelijkheid van den Referendaris zou waarborgen. Het moeilijke van de zaak zal wel hierin gelegen zijn, dat men, den directeur van het Mauritshuis aan het dictatoriaal gezag van den Referendaris onttrekkende, en alzoo erken nende, dat de toestand onthoudbaar is, ook de overige directeuren aan kunst-musea ver bonden, gelyke vrijheid heeft te verleenen, m. a. w. dat het referendarisschap voor Kunst en en Wetenschappen in zyn wezen gewijzigd moet worden. Bredius te behouden zal onmogelijk: zijn, zoolang men de zoo dikwijls door ons aan bevolen regeling wil blijven ontgaan, om het Referendarisschap van een gouverneerend tot een zuiver administratief ambt te maken. Laat ons hopen, dat nu er van zoo vele zijden stemmen in dien geest zyn vernomen, en Borgesius bij ervaring weet hoe gemakkelyk een minister onder dezen referendaris zich tot verkeerde handelingen laat verleiden, toonen zal hiertoe den moed te bezitten. Men zou dit kunnen betwijfelen als men ziet, hoe de Xutphensche Ct., om meer dan ne rede het lijforgaan van den Minister van Binnen). Zaken geacht, nog dezer dagen den heer Bredius in een kwaad daglicht tracht te te plaatsen ; iets wat haar een afstraf fing van den heer Hofstede de Groot heeft bezorgd, die haar lang zal heugen. Dat schrijven luidde als 'volgt: Niet zonder verbazing las ik ,1e beweringen dei1 Zutfeiififhe Courant over Bredius en opkomende jongt: krachten, liet was mij moeielijk mijn oog-en te geJouven toen ik zoo iels las over iemand, die alge meen bekend Maat als de unbaat/.wMiü'heid in eigen persoon. Aelit jaren geleden srhreet ik reeds in mijne dissertatie: Neben muiueti IJniversitüUlehrern l'iihle ich mich dein Heivn (ieh. Hat. Dr. \V. Jiodo mul Direetur Dr. A. lireditus /.u \\armslen Dauke verpflichtet. Beide haben . . . . auf nieine Studiën der nirderKindisehrn Malrrei eiiien bestiminendeu Eintlnss ausgenbt nnd dieselben wesrutlieh gefördrrt, \\iilireml letzierer mir ansserdem in luieigennüt/igster \\cise seinr reiebeti unveröllentlichti'ii arebival srheu Kunde /iir Verlügniig gcstellt, bat. Toen bij mij. toen w-issensebaiilielier llüll'sarbeiter aan lid l'renleiikabinet te Dresdell, a den dood van Mr. O. Telders als onderdir, e!,enr voor bet Mauritshuis wensehte te winnen en hij begreep dat bel lagere traktement een beletsel \<mr mij zoude kunnen /ijn. hef ft bij gedurende vrrseheidene jaren het \ersehil in bezol diging uit eigen middelen aangevuld. rju zouals Bredius jrgeus mij gebaudeld beeft, beeft bij gedaan jegens ieder bij wien bij \\aaraehtiire be langstelling aantrof. '/, ij u e vondsten wareu k n n eigendom. Ontdekte bij iets in de arehieven, vond bij ergen^ eeu sehilderij, een portret of een ander kunstwerk, dan ging ir tluks eene mededeelinu1 naar hem \\ien dit kon iuteres.-eeren. Menig artikel in Oud-I lolland, menig boek zon on^esebl'e\ en zijn ge bleven indien de auteur niet van de kennis van Bi-'dius bad mogen protiteeivn. lloevele artikelen beeft bij niet [examen mei de Vries, de Roever, Moes, llaverkorn van Rijseuijk, liode en anderen gesebreveu. lluevdc an-luvavisscn en andere belang stellenden in lorale gesebiedenis danken aan hem niet gewielitige inededeeliiii/eu! Kn ook onze \ erzaïuelingen te .\in>terdani, Haarlem. Leiden, Kotlerdam, Ulreebl en Dordreebt, benevens bet (iemeentetimifiiiiiiiMiiiiiiiMiniitii tlllltlllMIIIIIIMIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIV weg vloog ze er heen, en danste weer als een vlindertje midden op de straat. Terwijl de vermoeide vrouw draaide, deed haar man de ronde met, liet bakje. Ieder gaf een kleinigheid, ook Fant, niet, omdat hem de muziek iets kon schelen, niaar omdat//Kleintje" er zooveel plezier in had. Ook de andere mannen offerden hun koperstukje, grootendeels om dezelfde reden. Want het kind patroniseerde hen allen, ofschoon het een aangenomen feit was, dat Fant de eerste plaats innam in iiaar hartje. Van 't begin hunner kennismaking had ze voor hem zulk een voorliefde getoond, dat de anderen hem schertsend oom" hadden genoemd, wat zij terstond met den grootsten ernst had over genomen. In den regel was Fant niet spraakzaam, en hij had op het oog niets aantrekkelijks, maar vreemd! het zien van dat kleine ding reeds deed zijn hart ontdooien, zoodat hij met haar schertste en speelde en babbelde als werd hij zelf weer een kind, en altijd had hij, die 't bitter arm scheen te hebbeu, iets te missen voor //Kleintje" om ulevelletjes te koopeu. Er was een tijd gekomen toen men het kind in dagen niet op st.raa!, zag, tot men toevallig hoorde door een bezoeker van de Ster, dat zijn klein buurvrouwt.je longontsteking bad en haar toestand gevaarlijk was. En kort, daarna ging er een gerucht, dat, hoe ongeloofelijk ook, hier kortelings worde vermeld. Het kind woonde aan het eind van Suthlers Court, een soort van hofje, uitkomend m de Curitor Straat, bijna vlak tegenover de herberg, De Ster. Faut's woning was uiet in dat, liofje, en nooit had rnen hem er in zien gaan. Toch beweerden een paar halve kennissen, dat, ze er hem om heen hadden zien draaien", omstreeks den tijd dat, de dokter er kwam, wieu hij dan stiekem iets vroeg. Ook had men er hem zien museum in den Haag, hoe vaak hebben zij niet van Brediua' adviezen gebruik gemaakt bij aaakoopen. Desgelijks particuliere verzamelaars hier te lande en in het buitenland, die door Bredius werden bijgestaan in hunne aankoopen. Wist Bredius dat een ot' ander lid onzer oude geslachten zich voor zijn familiepor tretten interesseerde, die in vroeger dagen verstrooid waren geraakt, dan bleef zijn oog in het buitenland daarop gevestigd. Wensehte iemand, 't zij directeur van een museum, 't zij particulier verzamelaar zijne voorlichting over de restauratie zijner schilderijen of over het samenstellen van een catalogus, nooit klopte hij tevergeefs aan bij Jïredius. Om kort te gaan ik geloof uiet, dat iemand ooit op schitterender en vcelvuldiger wijze blijken ge geven beeft van onbaatzuchtigheid eu hulpvaardigheid op wetenschappelijk en artistiek gebied, niemand met meer vreugde het optreden van bekwame jonge medewerkers heeft begroet en ondersteund dan juist Bredius." Zeker is het jammer, dat juist de Zutf. Ct. op zulk een ..... zonderlinge wijs zich in het debat mengt; immers nu Borgesius zelf party is in dezen strijd, moet dit wel voedsel geven aan het vermoeden, dat de Minister dat optreden van het met hem bevriend blad goed keurt. Een vermoeden, dat wvj niet koesteren, aangezien op dit oogenblik niemand beter dan de minister zelf er van overtuigd zal zijn, hoe hy de dupe is geworden van zijn blind geloof in de voortreffelijkheid van zjjn Refe rendaris. Het is menschelyk, dat het hem eenige moeite kost dit in het openbaar te erkennen. Toch, dit neemt niet weg, dat die erkente nis de eenige uitweg is voor een Excellentie, die zich dermate gecompromitteerd heeft. * » * Het Centrum geeft, zonder haar lezers ook maar met een enkel woord den zakeljjken in houd van ons artikeltje over te brengen, te iiiniiiiiiiiiiii.iiiilMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiliimiHHMgtt 40 cents per r eg»!. lllllllllllllllllflIIllMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIII TRADE MARK. NlARTELL's COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle soliede Wijnhandelaars en bij de representanten KOOPMANS & BRUINIE», te Amsterdam. Prijzen van af ? 2.50 p1 Fles! HootVl-Oepót VAN rfr. JAEGER'S ORIG. Miaal-Wolartttii. K. F. DEÜSCIILE-BENGEB, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. TEf\T<IO\STELLIM TE 1*4 R IJS [N 1900. Verblijf voor ne of meerdere weken in de Grands Hotels du Trocadero" welke voor die gelegenheid speciaal nabij de Tentoonstelling gebouwd zijn. Bewijzen voor verblijf van af 67.50 guldens per wek. betaalbaar in maandelijkf-che of driemaandelijksche termijnen. In dezen prijs is begrepen: Vervoer van reizitjprs en baffifte in Parijs bij aanl;ninKt en vertrek; Liiif-ies en 3 mtiaüijden ]ier dag U toecirnxisht'iuijzen i-iior 'Ie Teittuunslellinr/; Oricntecrin<iHt><elit fieilifreiule e>-n dtty f>er rijluiij: Bons voor vei'*«iuder<iein'ij-en m verse.ttideu'lL'grovlemaga zijnen; Verzekerin/ispülis lef/en uï/f/elnl;ken. Het uitsluitend recht van verkoop dezer bewijzen is toegestaan geworden aan de Cie IXTEKSiï'ale DE3 WAKONS-LITS Voor it.teekening wend«s men zich tot, en het uitvoerige, geïllustr. prospectus vrage men aan bg LISSONE en ZOON, Singel 155, Amsterdam. z OMERVERBLIJF Hastières/M ,bij Dinant (België). Hotel d'Hastière, E. BROUET. Pr. ligging. Mooi Park. Rytoigen. Garage v. fietsen.Warmeen Maasb.Visehv. Bootjes. IIIIIHIMlmlIIIIIIIIIHIIIIMIII IIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIMMIIMH insluipen, met een zak druiven in de hand, en zijn jaszak dik van de chinaasappelen. Erger nog, men beweerde dat hij zicli bij de moe der van het kind voordeed als een bode van de schoolcommissie welk bedrog eerst was uit gekomen, toen de kleine beter werd en hem herkende. II. Na heel den dag over zijn lessenaar gebogen te zijn seweest, in een klein, donipig kantoortje, sloeg Mr. Fant zijn boeken dicht,, veegde zijn pen aan den binnenkai.t van zijn jas af, stak zijn geld in den zak, en slenterde in 't half donker de straat op naar de Ster. //Fant!" riep een collega, die bij de herberg reeds naar hem uitkeek, heb je 't, al gehoord? De moeder van 't kind is dood'" Faut schrikte blijkbaar, stond een oogenblik weifelend stil en vroeg: Wie heeft dat gezegd?" «.Een meisje, die hier 'n flesch bier kwam halen. Ze zei flat, 't kind er al 'n paar maal geweest is om naar je te kijken." Fant stak bedaard zijn pvjpje aan, als wilde hij te kennen geven dat het geval hem niet aanging en hem volkomen koud liet. Maar in plaats van de Ster binnen te gaan, begroef hij (ijn handen in zijn broekzakken, liep langzaam slenterend door, met het onversclulligste gezicht van de wereld, en sloeg de urnivalstraat in, als ging hij naar huis. i Na koa mee. op tweeërlei mauiec in het Buihler's Hofje komen: tegenover de Ster het straatje inslaand, of door een smal steegje in de urnivalstraat; na een schumschen blik achterwaarts sloeg Faut deze in. (Slot volgt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl