De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 2 juli pagina 4

2 juli 1899 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 1149 porselein; groote drinkbekers en groene roemers; te veel echter om een juist overzicht van te kannen krijgen. Aan de wanden vindt men tal van schilderijen en triptieken, fraaie schotels en klokken, terwijl de koperen kroonen aan den zolder er toe bijdragen, het geheel een eenigszins 16e eeuwsch karakter te geven. In een andere zaal zien we een geheel ameu blement uit de tijden vau Lodewijk XV en een keur van zeldzaam porselein. Het is in deze zaal dat zich ook bevindt de marmeren huste vau den stichter dezer verzamelingen. Twee oude draagkoetsjes trekken eveneens onze aandacht. Een trap voert naar de bovenverdiepingen, waar de muren behangen zijn met aarden kruiken, kannen, vaasjes en een aantal, met koper gemonteerde, paardentuigen. Zeer inte ressant is hier een kamer met een overvloed van Japansch lakwerk, kastjes met ingelegde paneelen, en een menigte van dergelijke fraaie zaken, die aan ?deze eetzaal een Japanscbeu indruk geven. Op deze bovenverdieping treffen we weereen groote collectie fraai glaswerk, Japanse!), C.iineesch, en Delftsch porcelein aan, terwijl hier eveneens een aantal oude muziekinstrumenten, harpen en guitaren, vedels en hoorns, de aan dacht ten volle waard zijn. Het zou ondoenlijk zijn, alles te vermelden wat achtereenvolgens aan onze oogen voorbijgaat, en te veel op een dorre opsomming gelijken; we moeten dus vol staan met enkel hier en daar te vermelden, wat in het bijzonder belang kan inboezemen. Zoo een klein vertrekje, dat geheel met gobe lins behangen is en m kasten tal van kleeder drachten verbergt, waaronder rijkgeborduurde misgewaden en kasuifels en een zeer groote verzameling kostbare kant. Een andere kamer bevat een collectie goud en zilverwerk, waarbij vele fraaie gedreven vazen en kannen, gildebekers en kandelaars, gouden en zilveren snuildoozen en vele V03rwerpen met email en edelgesteenten versierd. Niet onvermeld mag nog blijven het groote aan tal speksteenen voorwerpen, en andere antiqui teiten van Oostersciien oorsprong. Het spreekt vau zelf, dat dit slechts zeer vluchtig weergeeft, wat zich in het kasteel Heeswijk bevindt, en waarvan helaas geen be schrijvende katalogus bestond. Veel is hier dat wijst op tijdperken van bloeiende kunstindustrie, en dat hedei' ten dage menig nijverheidsman tot voorbeeld kan strek ken, om te doen zien in hoeverre het handwerk gedaald is, tot op eea peil van kunsteloosheid. Hoewel den 3cn Juli reeds een begin gemaakt wordt met den verkoop van de schatten uit de wapenzaal en men bezig is andere voorwerpen te catalogiseeren, blijft het kasteel, kraetitens den wil van den overledene, voor het publiek toegankelijk, en een tocht hierheen zij dan ook een ieder aanbevolen, die belang stelt, iu kunst van vroeger dagen. R. W. P. Jr. Kunstzaal Pictura". In de kunstzaal van Pictura is geëxposeerd , eeae verzameling aquarellen van moderne Hollandsche meesters. NnmiiiiiliiiuiitiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimmiiiiiin Fatum door STEFANOTIS. Uitg. te Utrecht bij H. Honig. Wie er zich onder den pseudoniem van Stefanotis verbergt laat zicb moeilijk gissen, in elk geval is het een man en niet eene vrouw, al is het aantal schrijvende vrouwen heden ten dage grooter dan het ooit is geweest. Deze auteur is niet Jan en alleman. Zonder een talent van den eersten rang te zijn, heeft hij een scherpe gave van opmerking in het noteereu van gesprekken. Zijn stijl is sober, kort tot het gebrokkelde toe somtijds. Hij beschrijft niet, zoo weihig ten minste, als ik tot heden geen modernen auteur heb aangetroffen. Dat doet eene hooge distinctie vermoeden bij den man, die begrepen heeft dat het tijd werd den stijl te veranderen. Leest men door in dit boek zoo wordt men gewaar, dat men meer van den auteur verwacht ad dan hij eigenlijk is. Want van iemand die had begrepen zich van de beschrijving te moeten onthouden zou men gedacht hebben dat bij andere rijkdommen zou tentoonstellen, dat hij bet levensmecanisme zijner personen met meer intensiteit zou doen spelen. De auteur tracht ons hier een schilderij op te hangen van een stuk samenleving in Indië. Hij heeft stellig die toestanden doorleefd, want hij kent ze uitmuntend. Hij raadt de gedachten welke door de heete zon van Java in hersens van de Hollanders worden uitgebroeid. Hij weet hunne intieme neigingen en hoe zij eten en hoe ze rooken, maar vooral kent bij hunne woorden, hun taal, den gang van hunne ge sprekken. Hij toont ons het indisch gezelschap, waar al die menschen, al die heeren en dames in opgaan, waarvoor ze leven en ademen. Hij noteert al die bitse antwoorden van aanstellerige jonge meisjes, de hatelijkheden van teleurge stelde huisvrouwen, waardoor ze zich trachten te wreken over de teleurgestelde liefde en de voor altijd verloren illusie. Hij laat zien de banaliteit van die wellevende heeren. Hij weet precies wat een man in gezelschap te vragen heeft en wat een dame te antwoorden heeft. Die menschen spreken voortdurend in dezen roman. Nora Altorf is de hoofdpersoon van het boek. Zij bemint vurig, maar is voor baar man te toegeeflijk geweest. Hij behandelt baar slecht. Waarom deze man haar zoo gemeen behandelt is niet verklaard. Zij is een vrouw van smettelooze schoonheid en van een karakter waarop geen aanmerkingen zijn te maken, toegeeflijk in alles en onderdanig als een goedaardig dier. Een kwade man vindt licht aanleiding om eene vrouw slecht te behandelen maar er moet toch iets zijn waarop bij zijn haat grondt en dat iets is door Stetanotis niet aangeduid. Kitty, haar jongere zuster, is een van die meisjes zooals men ze in Holland vaak vindt onder de hoogere standen. Zij missen de bemin nelijkheid der Franpiise en de hoogheid der sentimenten hen ontbrekend, leven ze en geniet en ze van scherp gevoerde conversatie, genietende vooral wanneer ze den een of ander uit het gezelschap een vinnig woordje kunnen toewerpen. Dit alles om hun gegeneerdheid en blooüeid niet te laten merken. Daarbij komt dat deze Kitty door baar groot fortuin zich onafhankelijk voelende, er trotsch op is niemand noodig te hebben. Zij haakt naar een hoog en rein leven en meent dat elke man die haar zijn hart aan biedt, haar wil om haar geld en wordt daardoor verliefd op een getrouwd man. Maar het blijft bij eene platonische etherische liefde. Zij bekent het aan hem en aan zijue vrouw en aan het einde van het boek reikt zij hare hand aan een man, die wel een fl.nke kerel is, maar dien zij niet liefheeft. De intriguant Annet, een oflL'iersweduwtje, is graag gezien in de dames- en heerengezel schappen te Batavia. Zij maakt eenige huisge zinnen ongelukkig, door de mannen te verleiden, maar zij verliest nooit haar smakelijken glimlach en den candiden opslag van hare mooie oogen. Zoo scharrelen deze heeren en dames door net Indische Je een; elkaar veel bezoekend, baböelend, aanhoudend babbelend, kwaadsprekend, vooral kwaadsprekend, fluisterend de verboden relaties van den dezen en dien: oppervlakkig zeer cor rect, maar onder de tafel met de voeten elkaar teekenen van verstandhouding gevend met kmestootjes en voetjestrappen. De stijl van Stefauotis is doorgaans zuiver, meestal nuchtereu en koel in zijne sensaties, dreunt hij zijn ziunen op in geüjüinatig tempo. Twijfelachtig mag het hteten of de volgende zin juist is: vGeheel onkundig van zijn voornemen geniet »Kitty van 't stilzitten na al 'c loopen en de afgeloopen drukte; ziet ze met bewonderende »oogen nair de zinkende zon die vóór haar n wegsterven haar gloeiend rood werpt over de naastbijzijnde woken, met reuzenpenseel." Wolken kunnen wel de gedaaute van een penseel aannemen, maar men kan inue.lijk zeggen dat de zon een reuzenpenseel hauteeri. Eerder kan ik zeggen »de zon zingt aan den hemel" maar een penseel is nu eenmaal gebonden aan een vorm. Desnoods zou ik kunnen zeggen de zon penseelt de wolken" alhoewel dit ook gewaagd en onzuiver is, maar zoo als hier Sjefanotis het woord reuzeupenseel" gebruikt, lijkt, mij dat verkeerd. De titel zelf Fatum" komt me niet gepro portioneerd voor. Fatum is te grootsch, te al omvattend, te geweldig voor al die Indische heertjes en dameijes. Fatum is een Koninklijke titel, die past bij den val van vorsten en wereldbedwingers. Louis Couperus, alhoewel een hooger mensc'ieusoort behandelend, gaf zijn wei k den meer bescheiden naam van Noodlot". Overigens is Fatum of Noodlot geen eigenlijk begrip en verlangen wij voor een titel eerder iets preciesers en minder afgezaagds. Doch bet is maar een zwevende idee; maar eene, die ik niet wil opdringen. E. Boet en Tijflscürifi De Indische Gids. Een van de ernstigste artikelen van de afgeloopen maand, lezenswaard voor allen, die hart hebben voor de toekomst van ons volk, is: Indische militaire belangen, over onze militaire positie in Azië, door * * * *. Na gewezen te hebben op het groote gevaar, dat onze Oost, eer dan men wellicht denkt, doodleuk of door n Groote Mogend heid ingepakt of door een paar »verpacht" wordt, raadt bij aan onze kostbare archipel zelf te verheffen tot een duchtig weerbare Groote Mogendheid, door haar een iolandsche marine te verzekeren, welke tegen de anderen is opgewassen. Hij meent, dat de kolonie zelf de kosten daarvoor wel dragen kan, zonder te lijden onder vermeerdering der uitgaven. Een nadere verklaring van dit laatste punt voegt hij er aan toe. Mocht dit plan uitvoer baar wezen, dan is het te hopen, dat er zeer spoedig werk van wordt gemaakt, want bij onze haast cbineesc ie weerloosheid en de brutale Expansie, zou het best mogelijk zijn, dat op een goeden dag koloniale troepen heel netjes onder de Zonnevlag van Japan of de Stars and stripes der U. 8. Batavia zouden binnen marcheeren. R. A. v. P. geeft verslag van Frankrijks inboorlingen-politiek in zijn koloniën door een boek te bespreken van L. de Saussure over de Fransche wijze van koloniseeren. De rede waarom de Franschen zoo slecht koloniën beheeren kunnen, zit eenvoudig volgens hem in hun latijnsche egalisatie-zucht. De inboor lingen moeten per se Franschen worden. Toen Paul Bert in Tonkin kwam, was zijn eerste werk om de Annamieten in Gallo-Latijnen te veranderen en »la Déclaration des Droits de l'Homme" te doen aanplakken te Hanoï! Zoo iets komt zelfs niet op in het hoofd van een Engelschman of Hollander die, omdat ze de overwonnen volken niet in hun zeden en gewoonten storen, de kunst van regeeren in verre bezittingen veel beter verstaan. De auteur toont het bovendien met eenige cijfers WetenscnaielijK teetenen, een toen voor de onw. Uit die Frau, van HELENE KKÜGEH. De laatste jaren zijn telkens vragen tot mij gericht betreffende het wetenschappelijk teeke nen, vragen, die grootendeels van vrouwen uit gingen en op enkele uitzonderingen van per soonlijken aard, steeds gelijkluidend waren: de meeste brieven begonnen met de opmerking: jEerst kort geleden heb ik het een en ander vernomen over wetenschappelijk teekenen, vóór dien tijd wist ik niets van dit beroep, nog veel minder, dat het ook door vrouwen werd uitge oefend. De vragen waren de volgende: 1. Welke opleiding is er noodig, wanneer men het bepaald tot beroep kiest, en waar kan men die opleiding erlangen? 2. Welke vooruitzichten heeft eene vrouw in de toekomst, die dit beroep gekozen heeft? ?5. Hoe moet de geaardheid van de persoon zijn, die zicb wijden wil aan wetenschappelijk teekenen? De laatste vraag werd niet rechtstreeks aan mij gericht, die heb ik er zelf bijgevoegd, en zij geeft in 't algemeen antwoord op de zoo vaak aan mij gerichte vragen: //Denkt u dat mijn nicht, mijn dochter, mijn vriendin geschikt is voor dat beroep?" Aangezien het weten schappelijk teekenen zelfs in Berlijn en in andere akadémiesteden, waar bet in praktijk wordt gebracht weinig bekend is, en wij in een tijd leven, die ons dwingt, de vrouwen nieuwe, geschikte bronnen van verdienste te openen, zoo zullen waarschijnlijk eenige algemeene mededeelingen over het beroep van wetenschap pelijk teekenen, in zooverre bet zich eigent tot vrouwenberoep, niet van belang ontbloot zijn. Het is niet gemakkelijk in weinig woorden duidelijk uiteen te zetten wat eigenlijk weten schappelijk teekenen en schilderen is. Er zijn verschillende takken van dat beroep. Ik zal het eerst splitsen in twee hoofddeelen afdoende aan. Het opdwingen van staatkun dige gelijkmakerij is de oorzaak geweest, dat Spanje zijn koloniën heeft verloren en als de Franschen niet door de Dreyfuszaak geleerd hebben hun overdreven zucht naar tymmetrie, ook in de staatsinrichting te laten varen, het cesaristisch gecommandeer van een punt uit op dezelfde wijze in alle rich tingen hetzij naar Siam of naar Algiers, op te geven, dan gaan ze dezelfde weg op. J. J. Meijer meldt wat over Panembaban Moeda, sultan van Koening en Goesti Kassan, figuren uit den Barjermasinschen opstand van 1859, in: Voor veertig j iren te Banjermasin. In de Varia heeft v. S. het over de tegen valler van den spoorweg Bitavia-Bantam. Dan Maandelvjksche Revue van brochures etc. Wat een Nederlandsch jaarboek over Indie zegt, in Koloniale litteratuur door v. S. In Weten schap en industrie worden o. a. Duitsch Nieuw- Guinea, en de reizen van Marco Polo behandeld. C. Spat zegt een en ander over een Twistpunt in de Maleische grammatica. Dr. F. W. van Haeften, officier van gez. Ie kl. somt middelen op ter bestrijding van de Malaria in het Indische leger door goede kazerneering, het dragen van contrarespiratoren, enz. J. Hora Adema vertelt nu een en ander over de verbreiding van het protestan tisme en katholicisme op Madagascar en hoe ten slofte de Jezuitenorde er alle die zich tegen haar heerschappij verzetten met ondergang wist te bedreigen. Haar invloed op dat eiland moet treurige gevolgen hebben Daarna Financieel overziclit. De Arbeid. Dit blad bevat ditmaal haast niets dan verzen, de besten daarvan, twee uit Mdodiën van Scharten, VI een stille, spontaan rbytmisch geuitte avondstemming, helaas met een nkele onzuiverheid in de maat en een ietwat stootende rbytme-storing in de laatste regel op een na, maar bepaald evenals het kristal reine subtiele : Levende Stilte (VIII) van blijvende waarde. Ook VII heeft kracht, maar niet di intensiteit. We begroeten de nieuwe naam van Joh. S. Brandts Buys, want al acht ik zijn Droom gezicht eigenlyk nog zwak, men voelt er toch een talent in, dat wellicht slechts tijd noodig heeft om spoedig mér te presteeren. S. Lérac lijkt wel wat te veel onder invloed van Kloos te hebben geschreven: Ik ben de Groote Zondaar van deez' aarde. Het herinnert aan : Kind en God en andere verzen van hem, III hiervan vooral treft door zijn clair-obscur. Tegen deze dichter staat er weer een niet heel malsche kritiek van Ssharten. Hij zegt wel, geen parodie te willen leveren, maar reeds het imiteeren van Kloos' rijmen in een soort Adoratie-sonnetten, ditmaal van Scharten, ook de opgaaf van het aantal minuten, waarin ze gefabriceerd werden, is karikatuur kunst. Hij zelf' verklaart zijn gedichten voor geheel waardeloos, waaruit nog niet volgt, wat door die spot het publiek allicht zou denken, dat de Adoratie van Kloos zelf louter fabriekswerk is. Het kan zijn, dat hy Kloos niet belachelijk won maken, maar hij doet het toch en hij gaat dus met deze beoordeeling het door hem gestelde doel voorbij en bewyst nidt voldoende, wat er mee bewezen moet worden. Want het doet er niet toe, of een artist lang of kort over een gedicht werkt, wel hoe hy er aan arbeidt en wat het resultaat is. Ook de laatste sonnetten van Kloos van Mei en Juni worden door hem beoordeeld, niet al te gunstig, vooral de laatsten riet. Leven van Bob Bowles, frisch van klank-effect door nieuwe woordvormen, Aan Mijn Schoon: n duister n met leelijke wendingen, te veel »oV' Wat beteekent: Ik, doemling, deed u, schoon.(het schoone) in "kreun verkèrven, (?) Slecht bepaald klinkt: en tracht g'in Tr&;ln te baden (levertraan ?) Herfst van Albert van Twazel met enkele sterke regels, doch men moet maar raden tegen wie hij het heeft, bepaald niet tegen een vrouw, want die vergelijkt men niet met een faun en valsch is het idee, dat een dichter om de schoonheid van de Herfst, als man gepersonifieerd, te aanschouwen, wegduikt in het eikenhout. J. K. vertaalde Nevel van Marion Elliston, symbolische voorstelling,van twee echtgenooten, die elkaar niet begrijpen ; dit symbolisme wordt evenwel onmogelijk, waar door den mist de man en vrouw bij het graf van hun kind zelfs elkaar niet »vinden" (lees begrijpen) kunnen. Dut niet-vinden gaat, voor zoover men het zicb verbeelden moet als werkelijkheid, niet op, overigens staat de inhoud niet zoo heel lioog. Verzen van W. Estor. De eerste strofe van II niet helder, de laatste van VI zeer slordig van rythme, het rijm van smarteZzj/.; op gelijk een slot van VII zoo leelijk als de nacht en de lyriek laat over het geheel te weinig indruk na Japanse Verzen van ondergeteekende, Nacht van Willem Kalma, met een goed rijmcrescendo, en stille beelden, een enkel wat oud. C. S. beoordeelt bet nieuwe | maandblad : de Tuin, prijst de reproducties van schilder- werk, die er in voorkomen, maar noemt de tekst niet meer dan middelmatig-goed. De Vlaamse School. Om Eembrandts Hetekenis te doen beseffen, krijgt J. Winkler Prins eventjes een onmogelijk visioen. De kritische waarde van de beschou wing over Nederlandsche Gutieicen, door A. W. Sanders van Loo kon ik niet beoordeelen, de litteraire is nul. Pol de Mont bespreekt Drie Tentoonstellingen van schilderijen. Met een In Memoriam wordt mevr. Jacob Smits door de redactie herdacht. Er staat een portret in van Willem Kloos, dat wel een reëel beeld van hem geeft, hoewel ik wel eens een mooier conterfeitsel van hem zag. Daarnevens wydt Victor de Mey'ere aan hem twee verzen, waarvan bet eerste niet zonder gloed, maar met een onverstaanbaar slot en een beeld: gestold tot vlammen, dat ondenkbaar is, II niet kwaad. Van Edmond van Offel Herfstzon, I minder maar II zeer forsch gevoeld. Behalve het portret van Kloos komt er nog een, zacht geteekend, in voor van Virginie Loveling en van Etnile Claus geeft het blad reproducties van verschil lende schetsen, die de moeite van het bekijken wel loonen. J. K. RENSBUKU. BOEKAANKONDIGING. Het lager oudenüs in Engelanö. Een werkje dat zich bescheiden komt aan melden als een, die een dienst vraagt en tot wederdienst bereid is. Het vraagt... koopers natuurlijk, maar ter ondersteuning van *minder gegoede" onderwyzers ; het geefc... een vrij goed overzicht aan wie iets over 't onder wijs en 't vereenigingsleven der onderwijzers in Engeland en Wales wil weten, en den blik voor onderwijs in 't algemeen wil verruimen.' De heer Meyer behandeld op zaakrijke wijze het lager onderwijs in Engeland, en al roepen de schryt-ers in 't voorbericht de welwillend heid in voor mogelijke onnauwkeurigheden en mindere volledigheid, den beer Meijer komt een woord van lof toe voor de wyze, waarop hij er in geslaagd is een schets te geven van de inrichting van het onderwijs in Engeland. Na een geschiedkundig overzicht te hebben gegeven van de tegenwoordige voluntary schools en de boardschools, wordt meer in bijzonder den aard dier beide scholen geschetst. Bij 't schooltoezicht merken we o. m. op dat in Engeland de betrekking van subinspector (bij ons de districts-schoolopziener) uitsluitend door gewezen onderwijzers wordt waargenomen. Zeer lezenswaardig is 't hoofdstuk over Opleiding van Onderwijzers. De practische opleiding tot onderwijzer steekt gunstig af by die van ons. De toelating tot een kweekschool (na een afgelegd admissieexamen) op een leeftijd waarop Nederland zijn jonge onderwijzers de school inzendt, waarborgt beter onderlegde onderwijskrachten. De geldquaestie is echter in Engeland weer oorzaak van misstanden, waaronder voorzeker 't stelsel van additional teachers (bijgevoegde onderwyzers) een der voornaamste is. Waar we lezen dat zulke additional teachers, vrouwen zijn, boven de 18 jaar, die zonder examen in gemengde of voorbereidende klassen worden toegelaten, daar kunnen we begrijpen, dat men en in de onderwijzers-vereenigingen vooral naar streeft dit art. uit de wet te bannen. De hoofdstukken schoolbezoek en leerplicht verdienen, vooral met 't oog op de aanhangige voorstellen ten onzent, ten zeerste de aandacht. En heel duidelyk is uiteengezet dat het school verzuim in Engeland met leerplicht veel grooter is dan bij ons zonder leerplicht, door de slechte wy'ze waarop de hand aan de wet gehouden wordt. We raden ieder, die belang in deze quaestie met het oog op ons land stelt, de lezing van dit werkje ten zeerste aan. Met een overzicht over de andere soorten van scholen, en 't half-time system, besluit de heer Meijer zijn zeer lezenswaardige schets om den heer Stokvis 't vereenigingsltren der onderwijzers te laten beschrijven. Het tweede gedeelte der brochure'is samen gesteld door den heer Stokvis, en geeft een overzicht van het vereenigingsleven der Engelsche onderwijzers. Het »vereenigt u" is voor de vrouwely'ke collega's geen holle klank meer; treft men in ons land op de huis houdelijke vergaderingen slechts een klein groepje damesleden aan, in Engeland leven zij het vereenigingsleven ten volle mede. Dit blijkt o. a. uit het feit dat vier onder wijzeressen deel uitmaken van het hoofdbestuur der N. U. T. en niet minder uit het verschijnsel dat de afdeelingen een vrij groot aantal af gevaardigden voor de algemeene vergadering kiezen uit de dames-leden. Ook wat de waardeering betreft van hetgeen de hoofdbestuursleden doen voor het onderwijs en den onderwijzersstand, moeten we bescha mend opmerken, dat de Engelscbe autoriteiten dit meer waardeeren, dan de Hollandsche. De senaat der Universiteit van Cambridge besloot op 16 Februari den tegenwoordigen vicevoorzitter en den secretaris te benoemen tot Master of Arts honoris causa. Onder de vele instellingen, die de vereeniging gesticht heeft, behoort in de eerste plaats genoemd te worden het «Legal assistance and sustentation Fund". Hiervoor con tribueert ieder lid jaarlijks twee shillings. Deze bijdragen stellen het bestuur in staat krachtig op te treden zoodra de onder*, in zijn rechten verkort wordt. Een teekenend staaltje ter illustratie. Een hoofd van een school werd ontslagen, omdat de geestelijke geen willig dienaar in dien ambtenaar vond. De N U. T. heeft daarna in overleg met de ouders zelf een school gebouwd, en de onderwijzer bleef voor de gemeente behouden. Bovendien D A M E £. *l nl. het teekenen op den scbildersezel of op liet teekenbord (leekenen over het algemeen) en teekenen met den mikroskoop; laten wij kort heidshalve zeggen: »;ckroskopisch en »«'kroskopisch teekenen. Het makroskopiscb teekenen bevat een rijk programma, waarin vau den teekenaar of teekej naarster zoowel zeer gemakkelijk als buitengewoon moeielijk werk wordt vereiscbt. Wij zullen l eenige dier werkzaamheden bespreken. Er moe ten nieuw uitgevonden instrumenten voor heel kundige klinieken of laboratoria geteekeud worden, in penteekeningen of plastisch uitge voerd worden. Dieren, steenen en planten moe ten voor zoölogische, inineralogische en bota nische Instituten naar de natuur of naar af beeldsels worden voorgesteld, voor collegezalen moeten wandteekeningen vervaardigd worden, schetsen van afbeeldsels zuiver en korrekt wor den ontworpen. IQ kunsthistorische musea of Industrie instellingen moet de teekenaarster geleid worden door den natuur?orscher of ge leerde op het gebied van antieke bouwkunst of ceramiek. Verder moet zij anatomische tcekeuingen leveren kunnen, dikwijls moet zij patho logische verschijnselen opnemen, zij moet er dus niet tegen op zien klinieken en ziekenhuizen te bezoeken, zelfs de anatomiezaal om daar op lijken, embryo's en misgeboorten hare kunst te oefenen. De teekeningen waarvan de meesten bestemd zijn om gedrukt te worden moeten dan eens vluchtig geschetst, dan weer zeer nauwkeurig en goed afgewerkt worden ge leverd. Aan de teekenaarster wordt het meestal overgelaten welk materiaal zij daarvoor gebrui ken wil. Zij kan ze uitvoeren in boutskool, krijt of potlood. Voor bepaalde soort teekeniugen beb ik penteekeningen met oost-indische inkt zeer geschikt bevonden. Het schilderen met olieverf komt het wetenschappelijk teeke nen minder ten nutte, daar bet hier vooral aan komt op bet doen uitkomen der omtrekken, meer moet gelet worden op de vorm, dt»n op de kleur, die dikwijls slechts werktuigelijk gebezigd wordt, om bet verschil of een bijzonder ken merk te doen uitkomen. heeft de N. U T. verschillende fondsen, waaruit de verkiezings-kosten bestreden worden en de leden of hunne nagelaten betrekkingen in moeiely'ke gevallen gesteund worden. Opgemerkt zy echter dat dezelfde instel lingen by' het Nederlandsch Onderwijzers-Ge nootschap en den Bond van N. O. een milder geest ademen. Het ondersteuning-fonds en de ondersteuningskas vragen slechts : is er hulp noodig, en laten de kwestie of de hulpbehoevende lid is, niet wegen. Wie belang stelt in de onder wijzers-beweging, wie er prys op stelt iets van het onderwy's in Engeland te weten, hij schafl'e zich de brochure aan. De heeren Meijer-Stokvis zullen hunne moeite ruimschoots beloond zien, indien een milde bijdrage de kas van het O. F. moge sty ven. A. =_=====!!!=5== S Bloemstukjes, Madonna, enz., twee bun dels, door mevr. FABIÜS, CREMEBEINDHOVEN. Uitgave van P. N. van Kampen, Amsterdam. De opgewekte, huiseJyke mevrouw Fabius, die reeds verschillende prettige en boeiende kinderboeken schreef, eenvoudig, zonder pre tentie, frisch en gezond van toon en taal, heeft nu ook voor groote menschen twee bundels schetsen en novellen gegeven. Oppervlakkig gelezen en bekeken zou men ze modern kunnen noemen, maar wanneer men zelfs van moderne schetsen verlangt dat ze niet als «gemaakt" maar als «geleefd" werk worden gegeven, vallen beide boekjes niet mede. Enkele uitzonderingen, zooals b. v. Ericas uit Bloemstukjes, bewijzen dat de schrijfster ook voor volwassenen, sober en wadr schrijven kan, maar toch heeft zij zich laten meeslepen, door een zucht naar nieuwheid misschien, om haar schetsen, die geen karakterstudiën of ziels ontledingen zijn en meer ^verhalen" dan doen «beleven", te behangen met nieuwerwetsch klatergoud en loovertjes, die ze niet mooier maken. Mevrouw Fabius schrijft nog niet vaag en modern genoeg voor de echte liefhebbers dier richting, terwijl zij de meer gewone lezers door al die onnoodige versierselen ontstemt. Zij gebruikt een aantal als »nieuw" aangenomen uitdrukkingen, veel citaten, een menigte vreemde woorden, waarvoor wy zeer goede Hollandsche hebben en legt haar personen tegelijk nu en dan echt ouderwetsche boekentaal in den mond. Haar schetsen krijgen door het bonte kleed, waarin zij ze aan de wereld vertoont, het voorkomen van iemand, die zich met allerlei geurtjes, lintjes en strikjes op fleurt om meer te schijnen dan hij in werke lijkheid is. Door die eenigezins pretentieuse wy'ze van schrijven missen deze boekjes het frissche en eenvoudige dat aan schrijfsters kinderboeken bekoorlykheid gaf. Parfum, is hinderlyk op den duur, maar natuurly'ke bosch- en bloemengeur verveelt nooit. Zonder twy'fel heeft het schryven van deze twee kleine mooi-gemaakte bundels mevr. Fabius meer werk en inspanning gekost dan al haar onopgesmukte kinderboeken. Haar voorliefde voor citaten kennend zou men haar mogen herinneren, dat Goethe heeft gezegd: »In der Beschrankung zeigt sich der Meister kennen." De Uitgevers hebben de boekjes ook een modern kleed gegeven door ze in een bijzonder smal formaat de wereld in te zenden. J. v. M. iiiiiuiifint[ti.mitniintiiniin»ii4"imiiiiHt»niïiiiHiiiniiiiiÏHHi 40 cents per regel. Henneberg-Zijde alleen echt, indien direct van mij i ftbrieken betrokken, zwart, wit en gefleurd van 45 et. tot f 14,65 per Meter tSin, gestreept, geruit, gewerkt, damast em. (ca. 24) versch. qual. en 2000 versch. kleuren dessins, enz.). Franco en vrij van invoerrechten in lm is. Stalen ommegaand Dubbel bnefporto naar Zwitserland. G. Henneberg'a Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever.), Zürich. TËNTCKIVSTEuMWl'ARIJS f\ 1900. Verblijf voor ne of meerdere weken in de Grands Hotels du Trocadero" welke voor die gelegenheid speciaal nabij de Tentoonstelling gebouwd zijn. Bewijzen voor verblijf van af' G7.50 guldens per w* ek, betaalbaar in maandelijkscbe of driemaandelijk che termijnen. Iu dezen prjjs is begrepen : Vervoer van reizigers en bafffir/c in Parijs bij ann/i'cm.sY en vertrek; Loyies en .'/ maaütj'lcn per dag 14 tucynniisbeivijzen rvut' de TenloonKtellinr/ ; Or fc/itecrirt'iHt'K'/it yeiinrentle een dmj jier riji«itj\ Bons vuor veftuiiKh'nle prijzen in verschillende yroute maga zijnen; Verzekefliitjsinjlis leyen ongelukken. Het uitsluitend recht van verkoop dezer bewijzen is toegestaan geworden aan rte Cie INTEKSTale DES WAfiONS-LITS Voor inteekening wende men zich tot, en het uitvoerige, ge llustr. prospectus vrage men aan bij LISSONE en ZOON, Singel 155, Amsterdam. OMERVERBLIJF Hastières/M ,bij Dinant (België). Hotel d'Hastière, E. BROUET. Pr. li/ging Mooi Park. Rijtuigen. Garage v. fietsen. Warme en Maasb.Viscbv. Bootjes. z Uit bet bovenstaande valt licht op te ma ken, dat de voorbereiding voor het makroskopische deel van het wetenschappelijk teekenen voor teekenares of schilderes in den grond niet verschillend is. Hoe uitgebreider kennis de tee kenares bezit des te meer kans van slagen heeft zij, dat spreekt van zelf. Een akademiscbe opleiding kan baar van groot nut zijn n.l. op het gebied van anato mische studies. Voor een jeugdige beginneling is evenwel het grondige teekenonderricht op een goed teeken- of industrieschool in de meeste gevallen voldoende ; ten minste daar, waar talent, de noodige schranderheid en bedrevenheid voor zelfstandig werken aanwezig zijn. Verder is practische oefening het beste, ook in dit beroep. Laten wij nu de werkzaamheid der mikroskoopteekenares beschouwen. De vraag omtrent den aard en het wezen van het mikroskopiseh teekenen is in elk geval gemakkelijker gedaan dan het den leek is, daarop te antwoorden. De eisch van het mikroskopiseh leekenen bestaat daarin, om de kleinste voor het ongewapend l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl