Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 1149
porselein; groote drinkbekers en groene roemers;
te veel echter om een juist overzicht van te
kannen krijgen. Aan de wanden vindt men tal
van schilderijen en triptieken, fraaie schotels
en klokken, terwijl de koperen kroonen aan
den zolder er toe bijdragen, het geheel een
eenigszins 16e eeuwsch karakter te geven.
In een andere zaal zien we een geheel ameu
blement uit de tijden vau Lodewijk XV en
een keur van zeldzaam porselein. Het is in
deze zaal dat zich ook bevindt de marmeren
huste vau den stichter dezer verzamelingen.
Twee oude draagkoetsjes trekken eveneens onze
aandacht.
Een trap voert naar de bovenverdiepingen,
waar de muren behangen zijn met aarden
kruiken, kannen, vaasjes en een aantal, met
koper gemonteerde, paardentuigen. Zeer inte
ressant is hier een kamer met een overvloed
van Japansch lakwerk, kastjes met ingelegde
paneelen, en een menigte van dergelijke fraaie
zaken, die aan ?deze eetzaal een Japanscbeu
indruk geven.
Op deze bovenverdieping treffen we weereen
groote collectie fraai glaswerk, Japanse!),
C.iineesch, en Delftsch porcelein aan, terwijl hier
eveneens een aantal oude muziekinstrumenten,
harpen en guitaren, vedels en hoorns, de aan
dacht ten volle waard zijn. Het zou ondoenlijk
zijn, alles te vermelden wat achtereenvolgens
aan onze oogen voorbijgaat, en te veel op een
dorre opsomming gelijken; we moeten dus vol
staan met enkel hier en daar te vermelden, wat
in het bijzonder belang kan inboezemen.
Zoo een klein vertrekje, dat geheel met gobe
lins behangen is en m kasten tal van kleeder
drachten verbergt, waaronder rijkgeborduurde
misgewaden en kasuifels en een zeer groote
verzameling kostbare kant.
Een andere kamer bevat een collectie goud
en zilverwerk, waarbij vele fraaie gedreven
vazen en kannen, gildebekers en kandelaars,
gouden en zilveren snuildoozen en vele
V03rwerpen met email en edelgesteenten versierd.
Niet onvermeld mag nog blijven het groote aan
tal speksteenen voorwerpen, en andere antiqui
teiten van Oostersciien oorsprong.
Het spreekt vau zelf, dat dit slechts zeer
vluchtig weergeeft, wat zich in het kasteel
Heeswijk bevindt, en waarvan helaas geen be
schrijvende katalogus bestond.
Veel is hier dat wijst op tijdperken van
bloeiende kunstindustrie, en dat hedei' ten dage
menig nijverheidsman tot voorbeeld kan strek
ken, om te doen zien in hoeverre het handwerk
gedaald is, tot op eea peil van kunsteloosheid.
Hoewel den 3cn Juli reeds een begin gemaakt
wordt met den verkoop van de schatten uit de
wapenzaal en men bezig is andere voorwerpen
te catalogiseeren, blijft het kasteel, kraetitens
den wil van den overledene, voor het publiek
toegankelijk, en een tocht hierheen zij dan ook
een ieder aanbevolen, die belang stelt, iu kunst
van vroeger dagen.
R. W. P. Jr.
Kunstzaal Pictura".
In de kunstzaal van Pictura is geëxposeerd ,
eeae verzameling aquarellen van moderne
Hollandsche meesters.
NnmiiiiiliiiuiitiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimmiiiiiin
Fatum door STEFANOTIS. Uitg. te Utrecht
bij H. Honig.
Wie er zich onder den pseudoniem van
Stefanotis verbergt laat zicb moeilijk gissen, in
elk geval is het een man en niet eene vrouw,
al is het aantal schrijvende vrouwen heden ten
dage grooter dan het ooit is geweest. Deze
auteur is niet Jan en alleman. Zonder een
talent van den eersten rang te zijn, heeft hij
een scherpe gave van opmerking in het noteereu
van gesprekken. Zijn stijl is sober, kort tot het
gebrokkelde toe somtijds. Hij beschrijft niet,
zoo weihig ten minste, als ik tot heden geen
modernen auteur heb aangetroffen. Dat doet eene
hooge distinctie vermoeden bij den man, die
begrepen heeft dat het tijd werd den stijl te
veranderen.
Leest men door in dit boek zoo wordt men
gewaar, dat men meer van den auteur verwacht
ad dan hij eigenlijk is. Want van iemand die
had begrepen zich van de beschrijving te moeten
onthouden zou men gedacht hebben dat bij
andere rijkdommen zou tentoonstellen, dat hij
bet levensmecanisme zijner personen met meer
intensiteit zou doen spelen.
De auteur tracht ons hier een schilderij op
te hangen van een stuk samenleving in Indië.
Hij heeft stellig die toestanden doorleefd, want
hij kent ze uitmuntend. Hij raadt de gedachten
welke door de heete zon van Java in hersens
van de Hollanders worden uitgebroeid. Hij
weet hunne intieme neigingen en hoe zij eten
en hoe ze rooken, maar vooral kent bij hunne
woorden, hun taal, den gang van hunne ge
sprekken. Hij toont ons het indisch gezelschap,
waar al die menschen, al die heeren en dames
in opgaan, waarvoor ze leven en ademen. Hij
noteert al die bitse antwoorden van aanstellerige
jonge meisjes, de hatelijkheden van teleurge
stelde huisvrouwen, waardoor ze zich trachten
te wreken over de teleurgestelde liefde en de
voor altijd verloren illusie. Hij laat zien de
banaliteit van die wellevende heeren. Hij weet
precies wat een man in gezelschap te vragen
heeft en wat een dame te antwoorden heeft.
Die menschen spreken voortdurend in dezen
roman.
Nora Altorf is de hoofdpersoon van het boek.
Zij bemint vurig, maar is voor baar man te
toegeeflijk geweest. Hij behandelt baar slecht.
Waarom deze man haar zoo gemeen behandelt
is niet verklaard. Zij is een vrouw van
smettelooze schoonheid en van een karakter waarop
geen aanmerkingen zijn te maken, toegeeflijk
in alles en onderdanig als een goedaardig dier.
Een kwade man vindt licht aanleiding om eene
vrouw slecht te behandelen maar er moet toch
iets zijn waarop bij zijn haat grondt en dat
iets is door Stetanotis niet aangeduid.
Kitty, haar jongere zuster, is een van die
meisjes zooals men ze in Holland vaak vindt
onder de hoogere standen. Zij missen de bemin
nelijkheid der Franpiise en de hoogheid der
sentimenten hen ontbrekend, leven ze en geniet en
ze van scherp gevoerde conversatie, genietende
vooral wanneer ze den een of ander uit het
gezelschap een vinnig woordje kunnen toewerpen.
Dit alles om hun gegeneerdheid en blooüeid
niet te laten merken. Daarbij komt dat deze
Kitty door baar groot fortuin zich onafhankelijk
voelende, er trotsch op is niemand noodig te
hebben. Zij haakt naar een hoog en rein leven
en meent dat elke man die haar zijn hart aan
biedt, haar wil om haar geld en wordt daardoor
verliefd op een getrouwd man. Maar het blijft
bij eene platonische etherische liefde. Zij bekent
het aan hem en aan zijue vrouw en aan het
einde van het boek reikt zij hare hand aan een
man, die wel een fl.nke kerel is, maar dien zij
niet liefheeft.
De intriguant Annet, een oflL'iersweduwtje,
is graag gezien in de dames- en heerengezel
schappen te Batavia. Zij maakt eenige huisge
zinnen ongelukkig, door de mannen te verleiden,
maar zij verliest nooit haar smakelijken glimlach
en den candiden opslag van hare mooie oogen.
Zoo scharrelen deze heeren en dames door net
Indische Je een; elkaar veel bezoekend, baböelend,
aanhoudend babbelend, kwaadsprekend, vooral
kwaadsprekend, fluisterend de verboden relaties
van den dezen en dien: oppervlakkig zeer cor
rect, maar onder de tafel met de voeten elkaar
teekenen van verstandhouding gevend met
kmestootjes en voetjestrappen.
De stijl van Stefauotis is doorgaans zuiver,
meestal nuchtereu en koel in zijne sensaties,
dreunt hij zijn ziunen op in geüjüinatig tempo.
Twijfelachtig mag het hteten of de volgende
zin juist is:
vGeheel onkundig van zijn voornemen geniet
»Kitty van 't stilzitten na al 'c loopen en de
afgeloopen drukte; ziet ze met bewonderende
»oogen nair de zinkende zon die vóór haar
n wegsterven haar gloeiend rood werpt over de
naastbijzijnde woken, met reuzenpenseel."
Wolken kunnen wel de gedaaute van een
penseel aannemen, maar men kan inue.lijk zeggen
dat de zon een reuzenpenseel hauteeri. Eerder
kan ik zeggen »de zon zingt aan den hemel"
maar een penseel is nu eenmaal gebonden aan
een vorm. Desnoods zou ik kunnen zeggen
de zon penseelt de wolken" alhoewel dit ook
gewaagd en onzuiver is, maar zoo als hier
Sjefanotis het woord reuzeupenseel" gebruikt,
lijkt, mij dat verkeerd.
De titel zelf Fatum" komt me niet gepro
portioneerd voor. Fatum is te grootsch, te al
omvattend, te geweldig voor al die Indische
heertjes en dameijes. Fatum is een Koninklijke
titel, die past bij den val van vorsten en
wereldbedwingers. Louis Couperus, alhoewel een
hooger mensc'ieusoort behandelend, gaf zijn wei k
den meer bescheiden naam van Noodlot".
Overigens is Fatum of Noodlot geen eigenlijk
begrip en verlangen wij voor een titel eerder
iets preciesers en minder afgezaagds.
Doch bet is maar een zwevende idee; maar
eene, die ik niet wil opdringen.
E.
Boet en Tijflscürifi
De Indische Gids.
Een van de ernstigste artikelen van de
afgeloopen maand, lezenswaard voor allen, die
hart hebben voor de toekomst van ons volk,
is: Indische militaire belangen, over onze
militaire positie in Azië, door * * * *. Na
gewezen te hebben op het groote gevaar,
dat onze Oost, eer dan men wellicht denkt,
doodleuk of door n Groote Mogend
heid ingepakt of door een paar »verpacht"
wordt, raadt bij aan onze kostbare archipel
zelf te verheffen tot een duchtig weerbare
Groote Mogendheid, door haar een iolandsche
marine te verzekeren, welke tegen de anderen
is opgewassen. Hij meent, dat de kolonie zelf
de kosten daarvoor wel dragen kan, zonder
te lijden onder vermeerdering der uitgaven.
Een nadere verklaring van dit laatste punt
voegt hij er aan toe. Mocht dit plan uitvoer
baar wezen, dan is het te hopen, dat er zeer
spoedig werk van wordt gemaakt, want bij onze
haast cbineesc ie weerloosheid en de brutale
Expansie, zou het best mogelijk zijn, dat
op een goeden dag koloniale troepen heel
netjes onder de Zonnevlag van Japan of de
Stars and stripes der U. 8. Batavia zouden
binnen marcheeren. R. A. v. P. geeft verslag van
Frankrijks inboorlingen-politiek in zijn koloniën
door een boek te bespreken van L. de Saussure
over de Fransche wijze van koloniseeren. De
rede waarom de Franschen zoo slecht koloniën
beheeren kunnen, zit eenvoudig volgens hem
in hun latijnsche egalisatie-zucht. De inboor
lingen moeten per se Franschen worden. Toen
Paul Bert in Tonkin kwam, was zijn eerste
werk om de Annamieten in Gallo-Latijnen te
veranderen en »la Déclaration des Droits de
l'Homme" te doen aanplakken te Hanoï! Zoo
iets komt zelfs niet op in het hoofd van een
Engelschman of Hollander die, omdat ze de
overwonnen volken niet in hun zeden en
gewoonten storen, de kunst van regeeren in
verre bezittingen veel beter verstaan. De
auteur toont het bovendien met eenige cijfers
WetenscnaielijK teetenen, een toen voor
de onw.
Uit die Frau, van HELENE KKÜGEH.
De laatste jaren zijn telkens vragen tot mij
gericht betreffende het wetenschappelijk teeke
nen, vragen, die grootendeels van vrouwen uit
gingen en op enkele uitzonderingen van per
soonlijken aard, steeds gelijkluidend waren: de
meeste brieven begonnen met de opmerking:
jEerst kort geleden heb ik het een en ander
vernomen over wetenschappelijk teekenen, vóór
dien tijd wist ik niets van dit beroep, nog veel
minder, dat het ook door vrouwen werd uitge
oefend. De vragen waren de volgende:
1. Welke opleiding is er noodig, wanneer
men het bepaald tot beroep kiest, en waar
kan men die opleiding erlangen?
2. Welke vooruitzichten heeft eene vrouw
in de toekomst, die dit beroep gekozen heeft?
?5. Hoe moet de geaardheid van de persoon
zijn, die zicb wijden wil aan wetenschappelijk
teekenen?
De laatste vraag werd niet rechtstreeks aan
mij gericht, die heb ik er zelf bijgevoegd, en
zij geeft in 't algemeen antwoord op de zoo
vaak aan mij gerichte vragen: //Denkt u dat
mijn nicht, mijn dochter, mijn vriendin geschikt
is voor dat beroep?" Aangezien het weten
schappelijk teekenen zelfs in Berlijn en in
andere akadémiesteden, waar bet in praktijk
wordt gebracht weinig bekend is, en wij in
een tijd leven, die ons dwingt, de vrouwen
nieuwe, geschikte bronnen van verdienste te
openen, zoo zullen waarschijnlijk eenige algemeene
mededeelingen over het beroep van wetenschap
pelijk teekenen, in zooverre bet zich eigent tot
vrouwenberoep, niet van belang ontbloot zijn.
Het is niet gemakkelijk in weinig woorden
duidelijk uiteen te zetten wat eigenlijk weten
schappelijk teekenen en schilderen is.
Er zijn verschillende takken van dat beroep.
Ik zal het eerst splitsen in twee hoofddeelen
afdoende aan. Het opdwingen van staatkun
dige gelijkmakerij is de oorzaak geweest, dat
Spanje zijn koloniën heeft verloren en als
de Franschen niet door de Dreyfuszaak
geleerd hebben hun overdreven zucht naar
tymmetrie, ook in de staatsinrichting te laten
varen, het cesaristisch gecommandeer van
een punt uit op dezelfde wijze in alle rich
tingen hetzij naar Siam of naar Algiers,
op te geven, dan gaan ze dezelfde weg op.
J. J. Meijer meldt wat over Panembaban
Moeda, sultan van Koening en Goesti Kassan,
figuren uit den Barjermasinschen opstand van
1859, in: Voor veertig j iren te Banjermasin.
In de Varia heeft v. S. het over de tegen
valler van den spoorweg Bitavia-Bantam. Dan
Maandelvjksche Revue van brochures etc. Wat
een Nederlandsch jaarboek over Indie zegt,
in Koloniale litteratuur door v. S. In Weten
schap en industrie worden o. a. Duitsch
Nieuw- Guinea, en de reizen van Marco Polo
behandeld. C. Spat zegt een en ander over
een Twistpunt in de Maleische grammatica.
Dr. F. W. van Haeften, officier van gez. Ie
kl. somt middelen op ter bestrijding van de
Malaria in het Indische leger door goede
kazerneering, het dragen van
contrarespiratoren, enz. J. Hora Adema vertelt nu een en
ander over de verbreiding van het protestan
tisme en katholicisme op Madagascar en hoe
ten slofte de Jezuitenorde er alle die
zich tegen haar heerschappij verzetten met
ondergang wist te bedreigen. Haar invloed
op dat eiland moet treurige gevolgen hebben
Daarna Financieel overziclit.
De Arbeid.
Dit blad bevat ditmaal haast niets dan
verzen, de besten daarvan, twee uit Mdodiën
van Scharten, VI een stille, spontaan rbytmisch
geuitte avondstemming, helaas met een nkele
onzuiverheid in de maat en een ietwat
stootende rbytme-storing in de laatste regel op
een na, maar bepaald evenals het kristal reine
subtiele : Levende Stilte (VIII) van blijvende
waarde. Ook VII heeft kracht, maar niet di
intensiteit.
We begroeten de nieuwe naam van Joh. S.
Brandts Buys, want al acht ik zijn Droom
gezicht eigenlyk nog zwak, men voelt er toch
een talent in, dat wellicht slechts tijd noodig
heeft om spoedig mér te presteeren. S. Lérac
lijkt wel wat te veel onder invloed van Kloos
te hebben geschreven:
Ik ben de Groote Zondaar van deez' aarde.
Het herinnert aan : Kind en God en andere
verzen van hem, III hiervan vooral treft door
zijn clair-obscur. Tegen deze dichter staat er
weer een niet heel malsche kritiek van Ssharten.
Hij zegt wel, geen parodie te willen leveren,
maar reeds het imiteeren van Kloos' rijmen
in een soort Adoratie-sonnetten, ditmaal van
Scharten, ook de opgaaf van het aantal minuten,
waarin ze gefabriceerd werden, is karikatuur
kunst.
Hij zelf' verklaart zijn gedichten voor geheel
waardeloos, waaruit nog niet volgt, wat door
die spot het publiek allicht zou denken, dat
de Adoratie van Kloos zelf louter
fabriekswerk is. Het kan zijn, dat hy Kloos niet
belachelijk won maken, maar hij doet het
toch en hij gaat dus met deze beoordeeling het
door hem gestelde doel voorbij en bewyst nidt
voldoende, wat er mee bewezen moet worden.
Want het doet er niet toe, of een artist lang
of kort over een gedicht werkt, wel hoe hy
er aan arbeidt en wat het resultaat is. Ook
de laatste sonnetten van Kloos van Mei en
Juni worden door hem beoordeeld, niet al te
gunstig, vooral de laatsten riet. Leven van
Bob Bowles, frisch van klank-effect door nieuwe
woordvormen, Aan Mijn Schoon: n duister
n met leelijke wendingen, te veel »oV' Wat
beteekent:
Ik, doemling, deed u, schoon.(het schoone)
in "kreun verkèrven, (?)
Slecht bepaald klinkt:
en tracht g'in Tr&;ln te baden (levertraan ?)
Herfst van Albert van Twazel met enkele
sterke regels, doch men moet maar raden tegen
wie hij het heeft, bepaald niet tegen een
vrouw, want die vergelijkt men niet met
een faun en valsch is het idee, dat een dichter
om de schoonheid van de Herfst, als man
gepersonifieerd, te aanschouwen, wegduikt in
het eikenhout. J. K. vertaalde Nevel van
Marion Elliston, symbolische voorstelling,van
twee echtgenooten, die elkaar niet begrijpen ;
dit symbolisme wordt evenwel onmogelijk, waar
door den mist de man en vrouw bij het graf
van hun kind zelfs elkaar niet »vinden" (lees
begrijpen) kunnen. Dut niet-vinden gaat, voor
zoover men het zicb verbeelden moet als
werkelijkheid, niet op, overigens staat de inhoud
niet zoo heel lioog. Verzen van W. Estor.
De eerste strofe van II niet helder, de laatste
van VI zeer slordig van rythme, het rijm van
smarteZzj/.; op gelijk een slot van VII zoo leelijk als
de nacht en de lyriek laat over het geheel
te weinig indruk na Japanse Verzen van
ondergeteekende, Nacht van Willem Kalma,
met een goed rijmcrescendo, en stille beelden,
een enkel wat oud. C. S. beoordeelt bet nieuwe
| maandblad : de Tuin, prijst de reproducties van
schilder- werk, die er in voorkomen, maar noemt
de tekst niet meer dan middelmatig-goed.
De Vlaamse School.
Om Eembrandts Hetekenis te doen beseffen,
krijgt J. Winkler Prins eventjes een onmogelijk
visioen. De kritische waarde van de beschou
wing over Nederlandsche Gutieicen, door A. W.
Sanders van Loo kon ik niet beoordeelen, de
litteraire is nul. Pol de Mont bespreekt Drie
Tentoonstellingen van schilderijen. Met een
In Memoriam wordt mevr. Jacob Smits door
de redactie herdacht. Er staat een portret
in van Willem Kloos, dat wel een reëel beeld
van hem geeft, hoewel ik wel eens een mooier
conterfeitsel van hem zag. Daarnevens wydt
Victor de Mey'ere aan hem twee verzen,
waarvan bet eerste niet zonder gloed, maar
met een onverstaanbaar slot en een beeld:
gestold tot vlammen, dat ondenkbaar is, II
niet kwaad.
Van Edmond van Offel Herfstzon, I minder
maar II zeer forsch gevoeld. Behalve het portret
van Kloos komt er nog een, zacht geteekend,
in voor van Virginie Loveling en van Etnile
Claus geeft het blad reproducties van verschil
lende schetsen, die de moeite van het bekijken
wel loonen.
J. K. RENSBUKU.
BOEKAANKONDIGING.
Het lager oudenüs in Engelanö.
Een werkje dat zich bescheiden komt aan
melden als een, die een dienst vraagt en tot
wederdienst bereid is. Het vraagt... koopers
natuurlijk, maar ter ondersteuning van
*minder gegoede" onderwyzers ; het geefc... een
vrij goed overzicht aan wie iets over 't onder
wijs en 't vereenigingsleven der onderwijzers
in Engeland en Wales wil weten, en den blik
voor onderwijs in 't algemeen wil verruimen.'
De heer Meyer behandeld op zaakrijke wijze
het lager onderwijs in Engeland, en al roepen
de schryt-ers in 't voorbericht de welwillend
heid in voor mogelijke onnauwkeurigheden en
mindere volledigheid, den beer Meijer komt
een woord van lof toe voor de wyze, waarop
hij er in geslaagd is een schets te geven van
de inrichting van het onderwijs in Engeland.
Na een geschiedkundig overzicht te hebben
gegeven van de tegenwoordige voluntary schools
en de boardschools, wordt meer in bijzonder
den aard dier beide scholen geschetst.
Bij 't schooltoezicht merken we o. m. op
dat in Engeland de betrekking van
subinspector (bij ons de districts-schoolopziener)
uitsluitend door gewezen onderwijzers wordt
waargenomen.
Zeer lezenswaardig is 't hoofdstuk over
Opleiding van Onderwijzers.
De practische opleiding tot onderwijzer steekt
gunstig af by die van ons. De toelating tot
een kweekschool (na een afgelegd
admissieexamen) op een leeftijd waarop Nederland zijn
jonge onderwijzers de school inzendt, waarborgt
beter onderlegde onderwijskrachten. De
geldquaestie is echter in Engeland weer oorzaak
van misstanden, waaronder voorzeker 't stelsel
van additional teachers (bijgevoegde
onderwyzers) een der voornaamste is. Waar we
lezen dat zulke additional teachers, vrouwen
zijn, boven de 18 jaar, die zonder examen in
gemengde of voorbereidende klassen worden
toegelaten, daar kunnen we begrijpen, dat men
en in de onderwijzers-vereenigingen vooral naar
streeft dit art. uit de wet te bannen.
De hoofdstukken schoolbezoek en leerplicht
verdienen, vooral met 't oog op de aanhangige
voorstellen ten onzent, ten zeerste de aandacht.
En heel duidelyk is uiteengezet dat het school
verzuim in Engeland met leerplicht veel grooter
is dan bij ons zonder leerplicht, door de slechte
wy'ze waarop de hand aan de wet gehouden
wordt. We raden ieder, die belang in deze
quaestie met het oog op ons land stelt, de
lezing van dit werkje ten zeerste aan.
Met een overzicht over de andere soorten
van scholen, en 't half-time system, besluit
de heer Meijer zijn zeer lezenswaardige schets
om den heer Stokvis 't vereenigingsltren der
onderwijzers te laten beschrijven.
Het tweede gedeelte der brochure'is samen
gesteld door den heer Stokvis, en geeft een
overzicht van het vereenigingsleven der
Engelsche onderwijzers. Het »vereenigt u" is
voor de vrouwely'ke collega's geen holle klank
meer; treft men in ons land op de huis
houdelijke vergaderingen slechts een klein
groepje damesleden aan, in Engeland leven zij
het vereenigingsleven ten volle mede.
Dit blijkt o. a. uit het feit dat vier onder
wijzeressen deel uitmaken van het hoofdbestuur
der N. U. T. en niet minder uit het verschijnsel
dat de afdeelingen een vrij groot aantal af
gevaardigden voor de algemeene vergadering
kiezen uit de dames-leden.
Ook wat de waardeering betreft van hetgeen
de hoofdbestuursleden doen voor het onderwijs
en den onderwijzersstand, moeten we bescha
mend opmerken, dat de Engelscbe autoriteiten
dit meer waardeeren, dan de Hollandsche. De
senaat der Universiteit van Cambridge besloot
op 16 Februari den tegenwoordigen
vicevoorzitter en den secretaris te benoemen tot
Master of Arts honoris causa.
Onder de vele instellingen, die de
vereeniging gesticht heeft, behoort in de eerste
plaats genoemd te worden het «Legal
assistance and sustentation Fund". Hiervoor con
tribueert ieder lid jaarlijks twee shillings. Deze
bijdragen stellen het bestuur in staat krachtig
op te treden zoodra de onder*, in zijn rechten
verkort wordt. Een teekenend staaltje ter
illustratie. Een hoofd van een school werd
ontslagen, omdat de geestelijke geen willig
dienaar in dien ambtenaar vond. De N U. T.
heeft daarna in overleg met de ouders zelf
een school gebouwd, en de onderwijzer
bleef voor de gemeente behouden. Bovendien
D A M E £.
*l
nl. het teekenen op den scbildersezel of op liet
teekenbord (leekenen over het algemeen) en
teekenen met den mikroskoop; laten wij kort
heidshalve zeggen: »;ckroskopisch en
»«'kroskopisch teekenen.
Het makroskopiscb teekenen bevat een rijk
programma, waarin vau den teekenaar of
teekej naarster zoowel zeer gemakkelijk als
buitengewoon moeielijk werk wordt vereiscbt. Wij zullen
l eenige dier werkzaamheden bespreken. Er moe
ten nieuw uitgevonden instrumenten voor heel
kundige klinieken of laboratoria geteekeud
worden, in penteekeningen of plastisch uitge
voerd worden. Dieren, steenen en planten moe
ten voor zoölogische, inineralogische en bota
nische Instituten naar de natuur of naar af
beeldsels worden voorgesteld, voor collegezalen
moeten wandteekeningen vervaardigd worden,
schetsen van afbeeldsels zuiver en korrekt wor
den ontworpen. IQ kunsthistorische musea of
Industrie instellingen moet de teekenaarster
geleid worden door den natuur?orscher of ge
leerde op het gebied van antieke bouwkunst of
ceramiek. Verder moet zij anatomische
tcekeuingen leveren kunnen, dikwijls moet zij patho
logische verschijnselen opnemen, zij moet er dus
niet tegen op zien klinieken en ziekenhuizen te
bezoeken, zelfs de anatomiezaal om daar op
lijken, embryo's en misgeboorten hare kunst te
oefenen. De teekeningen waarvan de
meesten bestemd zijn om gedrukt te worden
moeten dan eens vluchtig geschetst, dan weer
zeer nauwkeurig en goed afgewerkt worden ge
leverd. Aan de teekenaarster wordt het meestal
overgelaten welk materiaal zij daarvoor gebrui
ken wil. Zij kan ze uitvoeren in boutskool,
krijt of potlood. Voor bepaalde soort
teekeniugen beb ik penteekeningen met oost-indische
inkt zeer geschikt bevonden. Het schilderen
met olieverf komt het wetenschappelijk teeke
nen minder ten nutte, daar bet hier vooral aan
komt op bet doen uitkomen der omtrekken, meer
moet gelet worden op de vorm, dt»n op de kleur,
die dikwijls slechts werktuigelijk gebezigd
wordt, om bet verschil of een bijzonder ken
merk te doen uitkomen.
heeft de N. U T. verschillende fondsen, waaruit
de verkiezings-kosten bestreden worden en de
leden of hunne nagelaten betrekkingen in
moeiely'ke gevallen gesteund worden.
Opgemerkt zy echter dat dezelfde instel
lingen by' het Nederlandsch Onderwijzers-Ge
nootschap en den Bond van N. O. een milder
geest ademen.
Het ondersteuning-fonds en de
ondersteuningskas vragen slechts : is er hulp noodig, en
laten de kwestie of de hulpbehoevende lid is,
niet wegen. Wie belang stelt in de onder
wijzers-beweging, wie er prys op stelt iets van
het onderwy's in Engeland te weten, hij schafl'e
zich de brochure aan.
De heeren Meijer-Stokvis zullen hunne
moeite ruimschoots beloond zien, indien een
milde bijdrage de kas van het O. F. moge sty ven.
A. =_=====!!!=5==
S
Bloemstukjes, Madonna, enz., twee bun
dels, door mevr. FABIÜS,
CREMEBEINDHOVEN. Uitgave van P. N. van
Kampen, Amsterdam.
De opgewekte, huiseJyke mevrouw Fabius,
die reeds verschillende prettige en boeiende
kinderboeken schreef, eenvoudig, zonder pre
tentie, frisch en gezond van toon en taal,
heeft nu ook voor groote menschen twee
bundels schetsen en novellen gegeven.
Oppervlakkig gelezen en bekeken zou men
ze modern kunnen noemen, maar wanneer men
zelfs van moderne schetsen verlangt dat ze
niet als «gemaakt" maar als «geleefd" werk
worden gegeven, vallen beide boekjes niet mede.
Enkele uitzonderingen, zooals b. v. Ericas uit
Bloemstukjes, bewijzen dat de schrijfster ook
voor volwassenen, sober en wadr schrijven kan,
maar toch heeft zij zich laten meeslepen, door
een zucht naar nieuwheid misschien, om haar
schetsen, die geen karakterstudiën of ziels
ontledingen zijn en meer ^verhalen" dan doen
«beleven", te behangen met nieuwerwetsch
klatergoud en loovertjes, die ze niet mooier
maken. Mevrouw Fabius schrijft nog niet vaag
en modern genoeg voor de echte liefhebbers
dier richting, terwijl zij de meer gewone lezers
door al die onnoodige versierselen ontstemt.
Zij gebruikt een aantal als »nieuw" aangenomen
uitdrukkingen, veel citaten, een menigte
vreemde woorden, waarvoor wy zeer goede
Hollandsche hebben en legt haar personen
tegelijk nu en dan echt ouderwetsche
boekentaal in den mond. Haar schetsen krijgen door
het bonte kleed, waarin zij ze aan de wereld
vertoont, het voorkomen van iemand, die zich
met allerlei geurtjes, lintjes en strikjes op
fleurt om meer te schijnen dan hij in werke
lijkheid is.
Door die eenigezins pretentieuse wy'ze van
schrijven missen deze boekjes het frissche en
eenvoudige dat aan schrijfsters kinderboeken
bekoorlykheid gaf.
Parfum, is hinderlyk op den duur, maar
natuurly'ke bosch- en bloemengeur verveelt
nooit. Zonder twy'fel heeft het schryven van
deze twee kleine mooi-gemaakte bundels mevr.
Fabius meer werk en inspanning gekost dan
al haar onopgesmukte kinderboeken. Haar
voorliefde voor citaten kennend zou men haar
mogen herinneren, dat Goethe heeft gezegd:
»In der Beschrankung zeigt sich der Meister
kennen."
De Uitgevers hebben de boekjes ook een
modern kleed gegeven door ze in een bijzonder
smal formaat de wereld in te zenden.
J. v. M.
iiiiiuiifint[ti.mitniintiiniin»ii4"imiiiiHt»niïiiiHiiiniiiiiÏHHi
40 cents per regel.
Henneberg-Zijde
alleen echt, indien direct van mij i ftbrieken
betrokken, zwart, wit en gefleurd van 45
et. tot f 14,65 per Meter tSin, gestreept,
geruit, gewerkt, damast em. (ca. 24) versch.
qual. en 2000 versch. kleuren dessins, enz.).
Franco en vrij van invoerrechten
in lm is. Stalen ommegaand Dubbel
bnefporto naar Zwitserland.
G. Henneberg'a Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Zürich.
TËNTCKIVSTEuMWl'ARIJS f\ 1900.
Verblijf voor ne of meerdere weken in de
Grands Hotels du Trocadero"
welke voor die gelegenheid speciaal nabij de
Tentoonstelling gebouwd zijn.
Bewijzen voor verblijf van af' G7.50 guldens
per w* ek, betaalbaar in maandelijkscbe of
driemaandelijk che termijnen. Iu dezen prjjs is
begrepen :
Vervoer van reizigers en bafffir/c in Parijs bij
ann/i'cm.sY en vertrek; Loyies en .'/ maaütj'lcn per dag
14 tucynniisbeivijzen rvut' de TenloonKtellinr/ ; Or
fc/itecrirt'iHt'K'/it yeiinrentle een dmj jier riji«itj\ Bons
vuor veftuiiKh'nle prijzen in verschillende yroute maga
zijnen; Verzekefliitjsinjlis leyen ongelukken.
Het uitsluitend recht van verkoop dezer
bewijzen is toegestaan geworden aan rte
Cie INTEKSTale DES WAfiONS-LITS
Voor inteekening wende men zich tot, en het
uitvoerige, ge llustr. prospectus vrage men aan bij
LISSONE en ZOON, Singel 155, Amsterdam.
OMERVERBLIJF Hastières/M ,bij Dinant
(België). Hotel d'Hastière, E. BROUET.
Pr. li/ging Mooi Park. Rijtuigen. Garage
v. fietsen. Warme en Maasb.Viscbv. Bootjes.
z
Uit bet bovenstaande valt licht op te ma
ken, dat de voorbereiding voor het
makroskopische deel van het wetenschappelijk teekenen
voor teekenares of schilderes in den grond niet
verschillend is. Hoe uitgebreider kennis de tee
kenares bezit des te meer kans van slagen heeft
zij, dat spreekt van zelf.
Een akademiscbe opleiding kan baar van
groot nut zijn n.l. op het gebied van anato
mische studies. Voor een jeugdige beginneling
is evenwel het grondige teekenonderricht op
een goed teeken- of industrieschool in de meeste
gevallen voldoende ; ten minste daar, waar talent,
de noodige schranderheid en bedrevenheid voor
zelfstandig werken aanwezig zijn. Verder is
practische oefening het beste, ook in dit beroep.
Laten wij nu de werkzaamheid der
mikroskoopteekenares beschouwen. De vraag omtrent
den aard en het wezen van het mikroskopiseh
teekenen is in elk geval gemakkelijker gedaan
dan het den leek is, daarop te antwoorden. De
eisch van het mikroskopiseh leekenen bestaat
daarin, om de kleinste voor het ongewapend
l