Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1150
Oorlogslioniien,
{Punch.)
OOM PAUL : »Mag ik eens vragen, houd je deze honden voor
een bepaald doel?"
CHAMBERLAIX : »Wel ! dat is zoo als 't loopt, ik oefen ze
maar vast een beetje."
De gelÉte operatie.
(Lustige Sliitter.)
ZOLA : »Mooi! nu hebben we eindeljjk den geheelen lintworm,
met den kop er bij!"
Voorspellingen voor Jnli,
(Piek-me- L'p.)
Depressie in den Generalen Staf. Onweer, niet vee! rechtvaardigheid-bliksem.
Op fle fipl
(Jugend.)
meld, zal vermoedelijk niet veel succes gehad
hebben. Ze verdiende dan ook het vertrouwen
dat de voorzichtige geldbelegger verlangt m. i.
niet.
Onder de buitenlandsche diversen ontmoet
ik op wat hooger koersen de 4 pc. oblig, Gulf.
en de dito Terminals. Wat de laatste betreft
is dit in overeenstemming met de opmerking
der vorige weken.
Ten slotte de mededeeling dat de bewijzen
van uitgestelde schuld der Nederl. Centraal
spoorweg-mij, van 32% tot 33 pc. verbeterden.
Toetreding tot de conversie in de 31A pet.
leening zal vermoedelijk door vele houders nog
niet gedaan worden ; ik geloof terecht.
A'dam, G/7 Juli 99. D. STIGTEK.
Boel en TüflscMft.
De Gids.
Dr. W. G. C. Bijvanck besluit nu zijn
biografie van R. Fruin en geeft van hem dit
eindoordeel:
»IIij is geen baanbreker, maar hij sluit een
rij af, hij is de laatste van de historici der
oude school. Iets dors en onvruchtbaars is
er in zijn geschiedschrijving even als in zijn
leven. Zijn werk mist ruimte zooals zijn leven ?
vreugde mist. Maar 't heeft de hooge eigen
schap van harmonie, en die eigenschap levert
het aan 't komende nieuwe werk over.1' Prof.
H. J. Polak begon een studie De drie
Electra's, vormt eerst een resumévan die drie
Grieksche drama's en wenscht dan vier pro
blemen te beantwoorden, voor welke men bij
het lezen er van wordt gesteld: de geschie
denis der stof tot op hare verwerking in de
tragedie, (met welk vraagstuk hij zich aan het
slot van dit artikel bezig houdt), de qnestie
der prioriteit hetzij van Sophocles', hetzij van
Euripides' treurspel, de ontwikkeling van het
begrip der bloedwraak in het Grieksche volks
bewustzijn en recht, en de verschillende behan
deling van Electra's figuur. Prof. Th.
Bussemaker .wenscht aan te toonen, wat de Repu
bliek der Vereenigde Nederlanden in hare staat
kundige betrekkingen gedurende de eerste
jaren na den vrede van Utrecht (1713?1721)
nog te presteeren had, omdat de meerderheid
slechts oog heeft voor de bloei-periode en voor
haar later stadium zich minder interesseert,
ook hoe haar macht toen nog door andere
staten werd overschat, 't Is diplomatieke geschie
denis en daarom, al zal die studie wel een nuttig
werk wezen, moeilijk om door te komen voor hen,
die als jongeren zich meer met de economische
tak der wereld- en vaderlandsche historie bezig
houdei-, ook met de cultuur-geschiedenis,
waarvan de economische zoo niet dédan toch
een basis is. Ongetwijfeld, nu voor iedere boek
winkel werken en brochures liggen geëtaleerd
zoowel oude als een stroom van nieuwe
over de afschaffing van de legers en de vernie
tiging der politieke anarchie door de instellling
van een permanent wereld-gerechtshof, zullen
velen De dageraad van het Wereldrecht lezen
van prof. W'. L. P. A. Molengraaff. Dat behoort
zeker tot de interessantste artikels van de
maand; het bevat een overzicht van wat er
op gebied van internationaal privaatrecht reeds
tot stand kwam, d. i. door de rechtsspraak. die
de toestand van vreemdelingen regelt in de
verschillende staten.
Mr. L. E. Visser bespreekt De alr/eheele koste
loosheid van het laffer onderwijs in Frankrijk
o. m. meldt hij bijzonderheden over de opleiding
van meisjes tot modiste, het leeren koken enz.
IIé!ène Lipidoth Swarth schreef een sproke in
sonnet-vorm, en bleef zich zelf weer gelijk.
In een volgend gedicht gevoelt men die soort
zusterliefde, welke vrouwen en meisjes eigen
is voor bloemen. In het Dramatisch Ocerzicht
wordt de voordracht: Julius Caesar van
Willem Royaerds door mr. J. N. van Hall
hoogelijk geroemd, maar hij voegt er bij, dat
zulk een kunststuk n stuk kunst toch een
ondankbaar werk is, omdat het bij een haast
bovenmenscheiijke inspanning toch nooit het
genot geeft van een behoorlijke opvoering ten
tooneele. In het 31itzikaal Ocerzicht vertelt
mr. Henri Viotta een en ander van
Tschaikowsky en diens meer.ing over andere groote
componisten, o. a. ook over Beethoven en
Wagner. Dan: Ilibliographie.
* *
*
Elseviers Maandschrift.
De woorden van Pol de M'ml's gedicht:
Mijn kind' ik iceet een aardig lied, met muziek
van Louis Schnitzler zijn zoo bijzonder aardig
niet, eer maakwerk, in een genre, waarin men
niet zoo maar direct wat goeds leveren kan,
al lijkt hfit gemakkelijk. Niet iedereen schudt
dat als Heiiïe uit zijn mouw. G. H. Marius
geeft een levensschets van Thijs M.iris met
tal van mooie afdrukken van diens werk; zij
kenschetst o. m. zijn behoefte aan vereenzaming
in deze samenleving, waarmee hij het niet recht
kan vinden. Al is ze niet vrij, vooral niet
in 't begin van versleten zegswijzen, toch toont
door de beschrijving van den indischenheldenrit
onder den titol Erll;i'im<j W. Jaeger zich een
verteller van talent.Jammer,dat hij den tocht van
het transport zieken en de natuur van Siimatra
niet meer gedetailleerd weergaf. Boven de aar
dige Ii:dische sproke: Van den Koningszoon
en i/i ». "Miuilri.dint, staat een zeer suggestieve
teekening, waar de starre spiegeling der diep
buigende tropenplanten en de rustende
vrouwer.liguren een sterke impressie geven van de
Ilindostar.s hitte en loome stil'e. Hoe het
vertaald werd (door Dr. J. Ph. Vogel) moeten
Santkriet-kenners uitmaken. A. H. Klooster
man vervolgt Tn'Kidj daijm oj> rem. De schets
is zoo banaal, dat hij van mij ten minste niet
licht permit-sie zou kiijgen tot het maken
van een uitstapje; de ingelaschte fotograiiën
zien er veel beter uit dan de drukinkt van
dezen tourist. De heer A. S. N. Booms her
denkt een onzer Atjeh-helden, den te vroeg
gevallen Ie luit. der Int', llenry Vis. Een
zeer fraai beeld van hem siert dit: In Memo
riam. C. Gijsberti llodenpijl verhaalt uit de
]li'fü1n!ic-d<i(/(n te Delft ut IT'.lj niet enkele
historische bijzonderheden over de vervolging
van toenmalige orarjernannen, overigens banaal
van stijl, maar met twee leuke ouderwetsche
plaatjes.
J. K. Ui-xsT.uiïij.
Zola en de Generale Staf.
BOEKAANKONDIGING.
Sprtopstellen m Frans Netste,
De heer Frans Netscher heeft met zijn
Sportops!ellen gedaan wat door vele publicisten
vóór hem gtdaan is. Het dag- en
vveekbladgescbrijf is dikwijls oppervlakkig gepen. De
blaadjes worden vol gezet, de kolommen strek
ken zich uit, de kranten fladderen weg. Menig
ernstig artikel ondervindt de schade van het
vluchtig lezen, dat andere, oppervlakkige van
hun vonnis redt. Wanneer men weet, hoe de
journalistieke arbeid wordt ontvangen door
het haastig publiek, kan men zich begrijpen,
dat er zijn, die hun werk te goed achten om
een sloff,; frommellectuur te worden van
nstuivers-nieuws, gaapgelees na tafel,
kaarsgetuur vóór het slapen gaan. Men kan zich
voorstellen, dat je opstellen, die je met liefde
als iets van je zelf aankijkt, te goed vindt, om,
na gelezen te zijn, door een slordigen lezer
ineengepropt te worden in een prullemand; of
weg-te-slingeren tot vetkringetjes-papier in
vliegenkasten. Ook de journalist kan de
auteurspijn voelen als de meest sensieble artiest.
Is het die kwelling geweest van onbewust
miskend te worden, die den heer Netscher
op het idee heeft gebracht, enkele van zijn
opstellen, in het wielerweekblad De Kampioen
verschenen, bijeen te brengen en ze nu niet
meer als krantgeworden kopij, maar als boek
saam te zien ? Wij gelooven het niet. De heer
Netscher zelf verklaart het niet te weten. In
de voorrede van »Uit mijn Sportportefeuille"
(Cohen & Zoon, Amsterdam) zegt hij niet te
weten, of het zaad, hier en daar door hem
neergestrooid, tot oogst is geworden. Met
andere woorden, de heer Netscher twijfelt.
Hij erkent de bovenopheid van zijn lezers.
Hij acht zijn zaden te goed, om, als een slok
in n wip te verdwijnen. Hij wil zijn zaad
zaad zien dragen. Hij wil oogst. En als boek
zal zijn arbeid moeten bereiken, wat zijn
opstellen misschien niet deden.
Dat verzamelen van lossen letterkundigen
arbeid is reeds dikwijls en door velen gedaan.
Doch die het deden hadden daar waarschijnlijk
meer reden toe dan de heer Frans Netscher.
Want wat zwaar is niet deze sportlectuur.
Hoe valt hier bij op,wat niet werk e bij
weekbladlectuur, als Kampioenartikels. De letterkundige
Frans Netscher is een ander dan de schrijver
voor de Kampioenmer.schen. Hij weet dat
bepaald zelf het best. Maar waarom maakt
hij dan een uitgaaf van zijn sporljournalistieken
arbeid! Wie zal iets hebben aan dit boek,
dat opstellen over sport heet te bevatten?
Een goed boek over sport is het niet geworden.
Dan letterkundige waarde, waarom het bij
zoovele Verzamelde Opstellen te doen is 't
Doch ook hier komen wij erg gedupeerd uit.
Want dit is schoolmeesterachtig geschrijf, een
eigenwijs, oninteressant heengepraat over
sportonderwerpen, die raak in een paar woorden
gezegd hadden kunnen zijn, juist door den
letterkundigen Netscher, doch nu met
sjusjubes-taaiheid zijn uitgerekt tot artikels door den i
kampioen-Netscher. Had er op den omslag |
gestaan Kampioen-overdruljes, dan had men
geen tegenvalgevoel gehad, maar men dacht
nu aan pootige opstellen van den anderen
Netscher. De naam van den heer Frans Net
scher is daardoor het eenige geworden wat
dit boek siert.
J. F.
De Bloem en hare Geheimen, door '?
dr. II. J. Calkoen ; uitgave van
G. A. J. van Dishoeck. prijs f l 50. ,
Gaarne voldoe ik aan het verzoek van de
Redactie, om het boek, waarvan de titel hier
boven is afgedrukt, in dit blad te bespreken ;
want het is een boek, dat inderdaad alle aan
beveling verdient. De naam van den geachten
schrijver staat ons borg, dat al wat hij in dit
schoone werk over den bouw en de functie
der bloem, over bestuiving, over de betrekking
tusschen bloemen en insekten, over de
beteekenis van de kleuren der bloemen, en over
zoovele andere wetenswaardige zaken meedeelt,
den toets der kritiek kan doorstaan. Het boek
over ->De Bloem en hare Geheimen" is geheel
op de hoogte der wetenschap, wat ongelukkig
lang niet van alle populair geschreven werken,
die onderwerpen uit het gebied der wetenschap
behandelen, kan won!en gezegd. Het boek is |
zeer goedkoop : het gebeurt niet vaak dat een ;
dergelijk werk van meer dan 180 bladzijden
druks met bijkans 100 duidelijke, flink uitge
voerde figuren, op goed papier gedrukt, door
den uitgever voor / l.fO verkrijgbaar wordt
gesteld. De schrijver zegt in zijn voorwoord, dat
hij hun van dienst wil zijn. die voor natuur
studie werkelijk de vrije natuur willen ingaan.
Daarom ook heeft hij zijn onderwerp niet uit
geput, maar zijn voorbeelden vooral gekozen
uit wat in de omgeving van den Nederlandschen
lezer kan worden waargenomen.
>0p veel, wat mooi en belangrijk is, te wijzen,
was mijn bedoeling'' gaat de schrijver
voort, »opdat daardoor de studie der plant- j
kunde vruchtbaarder en 't genot der studie |
zelve grooter zou zijn." j
»De stof, die ik behandel, ligt binnen ieders
bereik, zoodat ook zij, die nooit te voren ieta
aan botanie deden, mij 't ge-heele boekje door '
kunnen volgen.
»Als 't mij gehikt , te bewerken dat
onze schoone Natuur wat meer bewonderd en j
wat beter gewaardeerd wordt, zal dit voor mij
een aangename voldoening zijn". '
Inderdaad, ik geloof den heer Calkoen te
kunnen verzekeren, dat zijn doel volkomen
bereikt is. Wie toch zijn boek doorleest, hij
zij leek of wetenschappelijk persoon, wordt
getroffen door de duidelijke, aanschouwelijke
voorstelling, die dr. Calkoen van de door hem
behandelde zaken geeft, door zijn klemmenden
betoogtrant en niet het minst door de liefde,
die hij de Natuur toedraagt
De heer Calkoen zegt ergens, dat zijn doel
bereikt is, wanneer zijne le/ers zooveel om
zich heen hebben leeren zien en waardeeren,
dat eene aansporing om de Natuur in te gaan
overbodig is geworden. Hy spoort zijne lezers
aan, zelf waar te nemen, zelf te onderzoeken,
en wil hun aldus het reine genot, dat de
natuuronderzoeker smaakt, deelachtig doen worden.
En inderdaad, ieder die oo^en heeft om te
zien zal dat yenot kunnen smaken, als hij dr.
Calkoen tot, leidsman kiest.
Amst. 28 Juni 18'.t'.i. J. RITXKMA Bos.
CD. BUSKEST HVVT. Historische en romantische
iverken en reisherinneringen. Deel II. Het Land
van Rembrandt. Haarlem, H. D. Tjeenk Wil
link & Zoon.
Op twee Planeten. Roman door KÜRD LASS
WITZ, uit het Duitsch door F. J. VAN UILDEIKS.
7e afl. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon.
HANS MEMLING. Chapelle de Greverade de
la Cathédrale de Lübeck. Livraison 4. Haarlem,
H. Kleinman & Co.
jttimniiiiiiitiiiHiiMiiitmiiiMiitiiituiimiiiiiiiiiiiiifttHmii
NIEUWE UITGAVEN.
Uitstapje in East-Aiigli«, met teekenir.gen
van L. W. R. WKNTKKÜACII en een kaart.
Amsterdam, S. L. van Looy.
Verslagen der Congressen, gehouden bij
gelegenheid van de Nationale tentoonstelling
van vrouwenarbeid. XI Industriescholen op
T> September 18!>S Amsterdam, W. Versluys.
Klein alhnin van l'?/ oningeii, uitgegeven
vanwege de »Vereeniging tot bevordering van
het vreemdelingenverkeer in Groningen en
omstreken". Groningen, P. Noprdhoft'.
Madame RATA//I. Ure poque. Emilio
('i'stelar. Sa vie, Son oeuvre, Son. róle
historique. Notes, impre sions et souvenirs, l'aris,
ancienne librairie, Germer Baillière et Cie.,
Felix Alcan.
Goethe's Iphigenia op Taiiris. Tooneelspel.
Metrisch vertaald door C. VAN ]<EH
Koog a d Zaan, E. N. Sa.ith Ezn.
XIV.
Ja mijn jongen, dat dacht ik wel, dat je
veel bestrijders zoudt vinden, als je mijne denk
beelden over oorlog en vrede ging verkondigen.
Ik begrijp best, dat je het hard te verantwoor
den zult hebben, om de eenvoudige reden, dat
je tegenstanders in den regel op een geheel
ander standpunt staan en tevens, omdat het
geen wiskundig vraagstuk is, maar voor een
groot gedeelte geloof in de toekomst.
Ontbreekt dit bij een der partijen, dan moet
alle praten over het Vredesdenkbeeld voorloopig
ophouden en is het eenige punt, dat in debat
gebracht moet worden, dit: leert de wereld
geschiedenis ons, dat de menschheid vooruit
gaat, op alle gfbied, leert zy ons een up and
down by feitelijken stilstand, of wel, achter
uitgang. Kan men het hierover niet eens
worden, dan valt er ook niet met vrucht
tepraten over de verwezenlijking van een ideaal,
als de wereldvrede, omdat men dan toch op
een gegeven oogenblik stuit op een verschil
in geloof, waar men niet overheen kan stap
pen. Een voorbeeld. Ik heb het wel gehad,
na een uur Iwg praten, dat men zeide: EU
ja, het zou misscüien wel beter zijn, als er
geen oorlog meer kwam, maar och, daartoe
komen wij immers toch nooit; zoolang er
menschen zijn, zal er altijd gevochten worden".
Toen ik daarop antwoordde, dat het, met het
oog op den toenemenden vooruitgang der mensch
heid, toch niets vreemd is aan te nemen, dat
er eenmaal een tijd zal komen, waarin de twisten
tusschen staten, evenmin als nu de twisten
tusschen dorpen, gemeenten, gewesten of provin
ciën, door moord en doodslag beslecht zullen
worden, kreeg ik ten antwoord: ja, maar ik
geloof nu juist niet aan dien vooruitgang".
Je begrijpt, daar zat ik; al het
voorgaandewas nutteloos geweest, ik had geen tijd meer
om door te praten en om toch het laatste
woord te hebben, merkte ik op, dat hij dan
toch had toegegeven, dat het beter zou zijnr
wanneer die stelselmatige moord ophield en dat
dit al een groote stap tot den Vrede in beide
beteekenissen was, daar vroeger de oorlog
algemeen geëerd werd, als een bij uitstek
grootsch en verheven iets. Maar toch nam ik
mij voor, een volgenden keer anders te be
ginnen en tevens jou dat eens te schrijven.
Ik beloofde je echter nog wat te zullen;
praten over de vredeboodschap en toen ik dat
schreef, had ik het oog op de bedoelingen van
den Czaar. Nu is het altijd erg lastig
oordeelen, waar het geldt bedoelingen van vorste
lijke personen, omdat er zooveel achter kan
zitten, wat wij niet weten en we er nu van
zelf toe komen, steeds het meest ingewikkelde
te zoeken achter woorden of daden, waarvan
misschien 00 pCt. ontzettend eenvoudig van
oplossing zijn.
Dit is natuurlijk en algemeen wenschelijk,
waar wij niets weten, mmen we biji a nooit.
wat voor de hénd ligt. Dat de Czaar er nu
persoonlijk diepere bedoelingen mede heeft,
geloof ik niet; zijne beweegredenen zijn, denk
ik, van zuiver idealistischen aard. Maar dat
het hem niet is afgeraden door de Russische
diplomaten en leiders der politiek, zie, dat is
iets, waarmede liefelijke droomen niets te maken
hebben. Het past immers zoo goed in het
kader van die politiek, omdat een oorlog zoo
vreeselijk te onpas zou komen en alles, met
n slag, zou kunnen vernietigen, wat in jaren.
en jaren opgebouwd is l
Keeds Von Moltke heeft er op gewezen:
Rusland heeft nog lang. zeer lang vrede noodig.
om te komen, waar het wezen wil, d. i. tot
n groot, goed-samenhangend geheel. En daar
is het nog lang niet. Met de Groot-Russen
tot kern, is het eene met zwaard en knoet
samengeranselde groote massa, bestaande uit
allerlei soort volken, die niets voor elkander
gevoelen, die alleen maar samen buigen voor
een macht, waar zij niet tegenop kum.en ; die
niets liever zouden willen, dan zich ontdoen
van dat juk en elke gelegenheid daartoe zullen
aangrijpen.
Kun oorlog zou een schoone gelegenheid
wezen, denk je niet, beste jongen? Nu, dat
denkt rnen in Rusland ook en zoo moet min
wel denken, wil men niet een toestand schep
pen als in Oostenrijk, dat zijr.e verbrokkeling
tegemoet gaat.
Waarom dau een zoo kunstmatige vereeniging
van volken daargesteld ? vraag je misschien
en v. M. geeft ook hierop het antwoord: omdat
geen enkel van die volken kan bestaan zonder
de anderen; omdat de bergstreek koren noodig
heeft, het binnenland de kust en omgekeerd,
zoodat die Vereeniging niet zoo kunstmatig
is als men wel denkt; integendeel eene nood
zakelijkheid, waaraan niet te ontkomen viel.
Het zal je nu zekfr niet meer verwonderen,
als ik zeg te denken, dat het verbond met
Frankrijk, het meest in ht t voordeel van
Ruslar.d is, omdat dit land geld noodig heeft, maar
trch nooit een oorlog voor Frankrijk zal wagen.
De houding van Rusland hij het
Fashoda-ineidents is niet vreemd geweest en evenmin heeft
de laatste bc- of eigenlijk mishandeling van
Finland mijne verbazing gewekt, juist dat feit,
nu in dezen tijd, ondanks alle vredesbewegingen.
is sterk sprekend vóór hetgeen ik hierboven
schreef.
Wat nu de conferentie betreft, moet je niet
denken, dat ik dadelijk groote resultaten ver
wacht, al ijver ik nu rog zoo voor het idee
algerneer.e Vrede". Niets wat groot is en diep
ingrijpt, ontstaat dan na eeuwen en eeuwen
strijd; cok do vrede niet; ieder ontwikkeld
mensen weet en begrijpt dat en de vraag:
zou je nu denken, dat die conferentie iets
geeit 'i och kom, het is immers geld weggooien!"
kan onbeantwoord blijven, a.'s ter zake niet
dienende. Een antwoord zou even nutteloos
zijn, als een debat met onze meid, die eenige
dagen geleden de kwestie oploste met de ver
klaring : Mevrouw, hebt u het gehoord 'i ze
gaan van den zomer de soldaten afschaffen!"
Ik vroeg haar, of zij alvast niet in den rouw
zou gaan, maar dacht intusbchen, dat velen
tcch even kortzichtig zijn, als zij praten over
de afk'ha:firig of vei minde ring der leger?, als
onmiddellijk resultaat van de conferentie!
Niet dat er geen resultaat zal zijn; men
moet alleen begrijpen, dat dit nooit te zien of
te vatten is, als iets, dat men kan vertoonen
en dat de verwachting van een tastbaar