Historisch Archief 1877-1940
No. 1151
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
aaneengesloten oppositiepartijen nog te
redden was. Daarom mocht de
kieswethervorming niets veranderen aan den toestand
ia de districten, die minder dan zes af
gevaardigden naar de Kamer zenden, het
geen zeker zeer opmerkelijk is, als men
weet, dat negen tienden van deze districten
clericaal zijn. In de districten Brussel,
Antwerpen, Gent, Luik, Charleroi, Mous
en Leuven, die zes tot achttien afgevaar
digden hebben, zouden echter twee belang
rijke veranderingen worden ingevoerd. In
de eerste plaats de op zich zelf, bij
algemeene toepassing zeker zeer aanbe
velenswaardige vertegenwoordiging der
minderheden, waardoor elke partij, die
minstens een zesde (in Brussel een tiende)
der uitgebrachte stemmen op hare lijst
zag uitgebracht, recht had op minstens
n vertegenwoordiger. In de tweede plaats
de aanwijzing van plaatsvervangende
candidaten, waardoor, bij het ontstaan eener
vacature tijdens den duur eener
legislatuurperiode, geen nieuwe verkiezing zou
plaats hebben, maar de uitgevallen ver
tegenwoordiger zou worden vervangen door
dengene, die bij de. vorige verkiezingen,
na de gekozenen, de meesten stemmen op
zich had vereenigd. Zoo zou het dus, juist
in die districten, waar het politieke leven
zich het krachtigst uit, telkens gedurende
eene reeks van jaren onmogelijk worden
gemaakt, de kiezers rechtstreeks te raad
plegen.
Een correspondent van den Figaro re
sumeerde het ontwerp-Vandenpeereboom
zeer juiat in deze woorden: »In de
platteiandsdistricten, waar de liberalen in de
minderheid zijn, wordt het recht op ver
tegenwoordiging voor die minderheden niet
toegestaan. In de groote centra daaren
tegen, waar de clericalen dreigen in de
minderheid te komen, wordt dit recht in
gevoerd."
De machiavellistische toeleg was wel
wat al te duidelijk. De heer Woeste, het
eminente hoofd der rechterzijde, weigerde
zich door de medewerking tot zulk een
grof-willekeurigen maatregel te
compromitteeren. Een der meest geachte leden der
clericale partij, graaf Visart, die sedert
meer dan dertig jaren Kamerlid is, zeide
ronduit: Als de liberalen en socialisten
dat slikken, ce soul des ramollis!"
Nu, de liberalen, doctrinairen zoowel
als radicalen, de socialisten, en de demo
cratische katholieken met hen, hebben
duidelijk bewezen, dat zij nog niet aan de
verweeking van hersenen lijden, waarop
de heer Visart doelde.
Zij hebben zich verzet, en wel zoo krach
tig, dat indien het ministerie had durven
volhouden, eene om wenteling onvermijdelijk
zou zijn geworden. J3r zijn harde woorden
gevallen in de Kamer; het ministerie is
openlijk van kwade trouw beschuldigd, en
het d bas Ie ministère, d bas la calolte,
d bas Ie roi de carton/'' klonk luide op
straat, uit de dichte rijen der duizenden
manifestanten, zelfs uit de gelederen der
burgerwacht.
De houding der regeering bewees, dat
niifiiHiniiUMitiiiiimniiiitimitiiiniiiiiiiitiiltt
BeiliaaropEBliefteft.
Verhaal van een Reporter.
Uit het Fransch.
DOOR
PAUL BOUIIGET.
(Slot).
Terwijl hij sprak schitterde zulk een geniale
geestvervoering iu de oogen van dien Meester
der Kunst, dat hij mij zelf een van die nobele
karakters toescheen, die hij me opwekte te gaan
ontleden; en ik dacht er zelfs niet aan 'ets
aanmatigends te vinden in de stelling van den
grijsaard, dat men op lederen leeftijd kau be
mind worden. Het verschil was zoo sterk tus
schen de gedachtenwereld waarin deze beroemde
schrijver leefde en de benauwende atmosfeer
waar ik de laatste maanden verstikte. Die
man, wiens heerlijk, krachtig talent, nooit op
hield te scheppen, was bet ideaal mijner
jongelingsdroomen, en zijn verouderd gelaat
bewaarheidde het schoone devies: //Puisqu' il faut, nous
user, usons-nous noblement." Ziju ernstig gelaat
sprak van onafgebioken studie; de vastberaden
trek om den mond verried een standvastig ka
rakter, zijn breed gerimpeld voorhoofd had de
kleur van het papier waarover hij gebogen zat,
maar de fraai gevormde handen, de eenvoud en
smaak zijner kleeding, die aangeboren hoffelijk
heid bewezen dat hij zich in de wereld bewogen
had. Maar die wereld had den verheven geest
vau den denker niet kunnen dooden, evenmin
als de bekroningen der Akademie, de ontelbare
herdrukken en zijn steeds toenemende rijkdom.
De groote man bleef vriendelijk eu goedhartig
en eindigde zijn lang gesprek met te zeggen:
»Nu ge te Nemours zijt hoop ik u dikwijls
te zien en vandaag laat ik u niet, gaan zonder
dat ge kennis gemaakt hebt met mijn gast
vrouwen" ...
En zoo kwam het dat een eenvoudig repor
ter van den Boulevard zich te vijf uur be
vond in de zaal van een kasteel, waar geen
enkel journalist ooit een voet gezet had. Hij
werd aan de oude markiezin De Proby, hij wie
de Eaucheray zijn intrek genomen had, voorge
steld als een jong veelbelovend dichter en
romanschrijver; en die beminnelijke grijze
douaitière deed mij enkele vragen over mija
denkbeeldig werk, waar ik leugenachtige
autwoorden op gaf, terwijl ik hevig bloosde, hetgeen
de goede dame zeker toeschreef aan jeugdige
beschroomdlieid. Het was of er een booze
geest in het spel was, die me nog dieper in
het verderf wilde storten, want op dit oogen
blik kwamen de twee jong* meisjes binnen, die
ik straks had zien uitgaan. Hoe begreep ik ter
stond het interview dat ik met den
vrouwenienner had gehad over den Tijd waarop men
liefheeft; »en hoe duidelijk werden de woorden
van den ouden schrijver mij plotseling, toen ik
hare zaak verloren was, en dat zij zelve
dit inzag. Het noodlottige ontwerp is niet
officieel ingetrokken, maar is gesteld in
handen van eene commissie van rappor
teurs uit de Kamer, o-n te worden onder
zocht tegelijk met andere voorstellen tot
wijziging van het kiesrecht (algemeen kies
recht volgens de formule ,.én man, n
stem'', proportioneele vertegenwoordiging).
Een enkel woord van de socialistische
leiders is voldoende geweest om aan de
agitatie op straat een einde te maken.
Doch de wapenstilstand kan slechts van
korten duur zijn. en het komt ons meer
dan twijfelachtig voor, of de heer Van
denpeereboom en zijn vrienden de mannen
zullen zijn, oin dien door een duurzarnen
vrsde te vervangen.
Een standbeeld in M-AMa,
II. (Slot.)
DB taal van v. Riebeeks »coloniers", meest
Zuid-Hollanders en /eeuwen, is de grondslag
geweest voor het tegenwoordig
AfrikaanschHoliandsch, voor »die regte Afrikaanse taal".
Nog in de vorige maand toonde prof. J. te Winkel
die afstamming uitvoerig aan in zijne voor
dracht iu de aula der Amsterdamsche Univer
siteit. En dit Zuid-Af'iikaansch leest de
Hollander thans met grooter gemak dan sommige
dialecten in zijn eigen land, het Friesch b.v.
of het Maastricutsch.
Het is echter een eigenaardig taalproces,
't welk daar in Zuid-Afrika in gang is. In
de anderhalve eeuw van het Hollandsche gezag
werd het Nederlandse!), zij 't ook
AfrikaanschNederlandsch, de domineerende taal waarin
de andere idiomen zich oplosten, ondanks dat
de bevolking der kolonie uit zooveel ver
schillende eleu.enten bestond: behalve uit
Hollanders, uit Denen en Zweden, uit Fransche
Hugenoten, Piemonteebche »dal-luyden",
Pfalzerboeren, Engelsehe en Schotscue
«uytwijkelingen", Maleiers uit Oost-Indiëen ue afstam
melingen der vroegere slavenbevolking. Dit
polyglottische karakter der samenleving spie
gelde zich af tot in de uithangborden der
herbergen; o.a. in dat eene, waarvan het
zonderlinge rym-opschrift wordt medegedeeld
door v. Lennep en ter Gouw in De Uithang.
teekens. Tusschen Kaapstad en Simonsstad
bevond zich eene taveerne met het opschrift:
Zum sanflcu St-hafer iler Salisbury-Ebt'ue,
^Multiun iu parvu! Pi'o buno publicu!
Entertainment for men and bcast all of a ruw,
Lekkere kost as iinu-k as you please,
Excellent bcds \\itituut any fle;:s,
Mos patriam t'iuriimis: mm- wc are lici'o,
Yivimus, let ua live by selliui;' beer,
On donne a boiru et mauser iri,
Come m and try it, wliuuver }uii be.
Op den duur echter versmolten al deze talen
tot n: de taal der Afrikaanders. De emigratie
der Franschen b. v. dagteekende van het jaar
1G88, na de ophetting van hot Edict van
Kantes, en zes jaren Jater bf-.sfomlen er een
Fransche kerk benevens drie l-Yansche scholen.
Niettemin was nog geen halve eeuw verloopen,
of de afstammelingen dezer eerste driehonderd
Hugenoten waren reeds verhollandscht. In
Yi^A werd er voor het laatst in't Fransch ge
preekt. De nakomelingen van Engelschen,
Schotten, enz. vergaten desgelijks hun-moeder
taal. De schrijver van een aitikel iu de Heette
tomltiiiiiiiiiMiiiiiiiiiifMiiiiiiiiifriiiiiimiiifiiuifiMiiifififfiiiiiiifff
hem met een van haar zag praten! Zij was
twintig jaar ongeveer en werd me voorgesteld
als freule De Russaie. Zij had eeii ovaal inne
mend gelaat eu donkere zachte oogen, waarin
een bijzondere vastberaden gloed flikkerde, /e
geleek sprekend op het, portret uit de /,Vier
kante zaal" van het Louvre dat aan Francia
toegeschreven wordt eu dat beke-.id is onder den
naam van l'Homme noir," door de sombere
kleur van de kap eu het, kleed. 0:n haar mond
en neusvleugels trilde die zelfde bedwongen
hartstocht, die het eigenaardige karakter aan
dit, portret geeft, en er was nog geen kwartier
verloopen of de wijze waarop ze Eaucheray
aankeek en naar hem luisterde, had me reeds
doen zien welk een levendig belang ze stelde
in zijn persoon. Wanneer hij sprak keek ze
slechts naar hem eu wanneer zij >prak hoorde
ik haar stem beven, en de beroemde, door het
werken vermoeide schrijver, scheen door die
kinderlijke bewondering de levendigheid en
veerkracht terug te viiijeu die het uitsluitend
eigendom is van de jeugd die lief heeft.
Nu begrijp ik dat, hij aan zich zelf dacht,"
zei ik lachend toen ik in een rijtuig zat, dat
me naar Nemours terugbracht. Hij is verliefd
op dat aardige kopie eu zij is het ook op hem.
Wie weet of hij haar niet trouwen wil. Wat zal
er over dat huwelijk gesproken en geschreven
worden eu wanneer mijnheer Pascal verneemt
dat, ik de rerloviijg htb bijgewoond'"... Maar
eerst mijn interview, \Vat, zal Eaucheray ver
baasd zijn wanneer hij zijn eigen gesprek over
morgen in de courant, leest! Maar leest hij cou
ranten?... Is het, wel eerlijk? Och,... het is
de //struggle for life!"...
Ik herinner me zeer goed dat ik de stem van
mijn geweten tot zwijgen wilde brengen die me
toeriep: Ge hebt niet het recht het publiek
te lateu lezen wat die edele schrijver tot u
gezegd heeft, die eeu dichter en geen reporter
in u zag" Maar ik hoorde ook de stem van
den hoofdredacteur: //gij zult er toch niet iu
slagen!"... En tot mijn schande moet ik
bekennen dat die tweede stem sterker was dan
de eerste, te meer d.-tar ik mijn avond zoo goed
mogelijk wilde besteden. Ik was te laat voor
den trein naar Parijs en in het oude hotel had
men mij een nette rustige kamer gegeven, waar
ik uitstekend kon schrijven eu ik stelde het
stuk op, dat mijn onderzoek zou openen. Nog
geheel ouder den indruk van mijn ontmoeting,
schreef ik al maar door en overspannen, geprik
keld misschien door eeiiig verwijt, maakte ik
een verslag van vier bladzijden dat de courant
van een Goncourt, die uitnemende handleiding
van den volmaakten reporter, niet zou ontsierd
hebben. Alles stond er, in: mijn reis eu aan
komst iu het kasteel, liet sierlijke gebouw
tusschen de sta'ige boomen en prachtige lanen
oprijzend, de werkkamer van den grooton
schrijver, zijn gesprek, de kennismaking
met de gastvrouw tot slot eu de glimlach van
den grooten man omringd vau zijn oude en
jonge vriendinnen. Enkele zinnetjes ont
braken nog slechts aa;: het eind. //Maar die zal
ik morgenochtend wel vinden," zei ik bij mezelf,
en zoo is de meuschelijke natuur ik begaf
mij ter rust met het, bewustzijn mijn plicht
volbracht te hebben. Dit interview was de beste
Coloniale, getiteld »A stepchild of England's",
legde de verklaring af:
»Nog voor weinige jaren waren er in het
district Swellendam boeren met zuiver Engelsche
of Schotsche namen, welke zij niet eens correct
konden spellen. Deze lieden konden geen
drie woorden Engelsen spreken, en waren zeer
verwonderd te vernemen hetgeen de oude
grond-registers nochtans klaar bewezen, dat
hunne grootouders zoowel van vaders- als van
moederskant van zuiver Engelsche afkomst
waren."
Heden ten dage echter schijnt de stroom
juist den anderen kant op te willen gaan.
Bij den gestadigen iiiilux van het Engelsche
element, dat zich met zooveel nadruk de
»Paramount Power'1 in Zuid-Afrika noemt, en
naar mate het land meer en meer geangliseerd
wordt, is er wel kans dat in de toekomst de
rollen nog eens verwisseld zullen worden, en
de Engelsche taal de Hollandsche verdringen
zal. Ofschoon het voortbestaan der beide
Afrikaander republieken hierop natuurlijk van
veel invloed zal wezen. Tegenover het bond
genootschap dat tusschen deze twee tot stand
kwam en het feit dat de regeeringen van
Transvaal en Orai j e-Vrijstaat zich hardnekkig
schrap zetten tegen Britsche vrijbuiterspolitiek,
staat het voortdurend drijven der Engelsche
jwgo's, thans weer op nieuw merkbaar in de
op het getouw gezette onderwijs-beweging: en
de versterking der Britsche garnizoenen in de
Kaapkolonie. Natuurlijk, men wil de schaar
bij de hand hebben tegen den tijd dat de
schapen geschoren kunnen worden.
Er zijn er genoeg, die gelooven dat op den
duur macht boven recht zal gaan, en het
laatste w ord aan Engeland blijven; zooal
niet door de wapenen, dan door de superieure
eigenschappen van he.t ras. Misschisn wel
door beide. Een bloedverwant te Kaapstad
schreef mij dezer dagen :
»The vitality of the Anglo-Saxon is here,
as pretty welt everywhere nowadays, the secret
and the cause ot their superiority in the
battle of life; the inheritanco of the earth
and all it contains has seemmgly been bestowed
upon them (notiee the expansion of that great
branch of the English tree, the Americaus)
and we, in cominon with other nations,
have to give way before them, and together
wiih the slow and .gradual disappearance of
the Dutch architecture, vanishes the Dutch
race arid language. I tliink I am not far
wrong in stating, that the Dutch as a race are
passing through the siune metainorphosis as
the French 111 Canada; our coinpatriots or
rather bloodrelations out here have the same
question put to them as the French, viz: met
u-tlke saus wil je gebrnden worden? But as
the Dutch here are somewhat tougher than
the mongrelbreed in Canada, the roastingprocess
will take more time ofcourse. With the Dutch
in the United States it was the same, and
here I dare suy we'll follow suit; we cannot
escape our doom, but havo to give way before
the ouward march of Destiny."
Heb ik daarvoor eene llollandsche
volkplantirg gesticht? moge de schim van Jan
van Riebeek zich afvragen. En wanneer de
oude koloniè'nstichter nog eens uit zijn graf
kon opstaan en, waar vroeger het kleine fort
de Goede JIooj) stond, een stad van GO.OO
inwoners aanschouwen, hij zou ijlings in zijn
groeve terugkeeren, hoorde hij er niet dan
Engelsch spreken.
Doch dit compliment moet aan de Engelschen
van Zuid Afrika gebracht worden, uat zij hun
krachtig nationaal zelfgevoel, hun zucht naar
een uitsluitend vaderlandsche heroivun/iip dit
maal op zij gezet, en met een standbeeld den
iimimiitiiiiiiiiiiiiiimMiirmiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiMitiliiMmiiiiiiiiiiiiiM
bladzijde, die ik ooit geschreven had.
III.
Wat gaat er in ons om wanneer wij slapen ?
Werken onze gedachten steeds voort, terwijl
onze zintuigen de indrukken der buitenwereld
niet opnemen? Zooveel is zeker dat toen ik
wakker werd mijn gemoedstoestand heel anders
was als den yongen avond. Terstond zag ik het
b,;eld van Pierre Eaucheray voor me en de ge
dachte dat, ik misbruik had gemaakt van zijn
vriendelijkheid was me onuitstaanbaar. Ik wilde
hem vergeving voor mijn leugen gaan vragen,
hem zeggen wie ik was en met welk doel ik
tot hem kwam. Doch een dergelijke bekentenis
was overbodig. Ik had de bladzijden slechts te
vernietigen die ik den dag te voren geschreven
had. Maar vóór ze te verscheuren las ik ze nog
eens over . .. En toen ieder die de Letteren
beoefent zal me begrijpen toen schenen ze
me zoo gotd geslaagd dat ik ze niet verscheurde.
Faucheray is verstandig en edelmoedig" dacht
ik bij mezelf. Eu waarom zou hij zich beleeriigd
voelen? Wanneer ik me vanmorgen weder bij
hem aanmeldde en hem zeide dat mijn toekomst
als journalist misschien van dit, stukje afhing?
Wanneer hij weet dat, ik vijfjaar lang gewerkt
heb zonder eenig succes en dat ik mij in de
journalistiek heb moeten begeven om mijn eigen
brood te verdienen, dan zal hij me vergeven;
hij zal medelijden met me hebben en zeggen:
Laat, uw interview drukken." Maar a's hij
het me verbiedt" Och dat, zal hij met doen" . ..
Oe ochtend ging voorbij terwijl ik dit alles
bij mezelf overwoog. Ik voelde me beschaamd.
Mijn geweten deed me verwijten, de belangen
van mijn beurs, mijn eerzucht van toekomstig
kroniekschrijver, alles woelde door elkaar. Ik
wUt dat mijnlieer Pascal een interview mooi
betaalde wanneer het stuk hem beviel. Had hij
me daarenboven nog geen extra beloonina: toe
gezegd indien ik bij Faucheray toegang verkreeg?
Ik was dus besloten het er op te wagen, en
na een haastig ontbijt, wilde ik juist in het
rijtuiïstappen dat, er mij den vorigeu das reeds
gebracht, had, toen ik een sierlijke Victoria
voorbij zag rennen, en, op de. kussens zat in
diep gepeins verzonken . . . Pierre Educheray ! . . .
Ken kleine koffer naast den koetsier toonde aan
dat bij naar hut station ging. Ik keek op mij/i
horloge. De trein naar Parijs vertrok over twaalf
minuten. Iu ee;i oogwenk had ik mijn valies
gepakt, en mijn rekening betaald; eu hetzelfde
rijtuig dat me naar het kasteel de Proby zou
gevoerd hebben bracht me nu ventre ,i terre
naar het, station, en, toen de trein zich iu be
weging stelde zat ik iu een leege coupétegen
over den beroemden schrijver, die tot me zei:
Verlaat u ook Nemours ? Gij moet misschien
evenals ik te Parijs zijn om iiik te kunnen
werken."
Nu was het oogenblik gekomen om mijne
bekentenis te doen, maar ik voelde me zoo
beschroomd tegenover mijn nieuwen vriend en
zijne wijze van handelen had mijn nieuws
gierigheid opgewekt. Dat hij het kasteel zoo
haastig verliet waar ik hem den vorigcn dag
zoo goed geïnstalleerd had gezien, kon door
allerlei redenen verklaard worden; het een
of ander telegram over zaken of over een zieken
Hollandschen stichter van Kaapstad hulde
hebben gebracht. Eene hulde wel waardig
ook in Nederland herdacht te worden. Waar
Engeland aldus voorgaat de nagedachtenis te
eeren van Jan van Riebeek, kan 'a mans vader
land kwalijk achterblijven, en mogen we ons
door zulk eene erkenning nog altijd gestreeld
gevoelen; al bl^ft het eene droevigedaadzaak
dat wij voor onze handelsgrootheid nog altijd
teeren op de voorname familie uit de zeven
tiende eeuw, en dat onze ondernemingsgeest
gebleven is: where the Dutckman lef t his anchor.
Zeist, April '99. S. KALFF.
BociaU
«nnnfnuiimiiiiiiHiiiiiiiimuiiHimimiiHimHiiiiiHi
MeleüeeMlierscliai! in ie jonrnaMet
In mijn laatste artikel in ditWeekblad heb
ik dus getracht aan te toonen: indeeerste
plaats, dat het stelsel van winstdeeling, dat
sedert eene rij van jaren zoowel in ons
vaderland als daarbuiten in tallooze ge
vallen reeds ??en voor een aanzienlijk deel
met goed gevolg wordt toegepast voor de
arbeiders in onderscheidene bedrijven, niet
alleen bij uitstek geschikt is om ook in de
journalistiek te worden ingevoerd, doch van
een billijKheids-standpunt reeds lang daar
behoorde ingevoerd te zijn, wijl er slechts
weinige «bedrijven" zijn, waarin de arbeider
d. i. hier: de journalist, een arbeider met
het hoofd zóó sterken invloed op de
kwaliteit en de kwantiteit van hetgeen hij
produciert of helpt produceeren, kan uit
oefenen. De bekwame journalist, hij zij
politiek- of'financieel redacteur, verslaggever
van vergaderingen of plaatselijk correspon
dent, kan een belangrijk dtel bijdragen tot
het renornmée van het blad, waaraan hij
medewerkt, kan dus in sterke mate ook
den nnancieeleii bloei van zijn blad helpen
verzekeren.
In de tweede plaats heb ik betoogd, dat
als n der hoofdredenen, waarom zoo
vele nieuw-opgerichte bladen al spoedig na
hunne geboorte weder sterven, en waarom
het voor vele veretnigirigen, bonden enz.
vaak zulk een waagstuk schijnt, te
trachten, een «eigen orgaan" te stichten,
moet worden beschouwd de omstandigheid,
dat in de journalistiek tot dusver nog
geenszins eraan is gedacht, het gezonde
beginsel dtr coöperatie ook duur toe te
patsen, dat men nog al te weinig den blik
gevestigd heeft gehad op de toch zoo zeer
gewenschte sameiiweiking tusschen de
verschillende elementen, welke het voort
bestaan van een dag-, week-of maandblad
moeten helpen' verzekeren.
Welnu, voegt men dus deze beide fac
toren, zijnde de eene etn
billijkheidsargument, (ie andere een nuttigheidsargument,
tezamen, zoo betwijfel ik geenszins of de
resultaten, welke men verkrijgen zal,
zullen aanzienlijk veel beter zijn (ian ronder
aanwending dier factoren, geiijk tot dusver
steeds geschiedde. .
Laat ons, om duidelijker te maken,
hoe ik mij het gebruik dier twee factoren in
werkelijkheid voorstel, eens reronderslellcn
dat eene zekere groep van personen, de
wenschelijkheid en de dringende noodzake
lijkheid gevoelende van het be/,it van een
orgaan, waarin zij en hunne
geestverwanbloedverwam, b. v. Maar dat de uitdrukking
vau zijii gelaat zulk een verandering had onder
gaan, dat hij in die enkele nren een somber,
moedeloos man scheen geworden, terwijl ik hem
verlaten had vroo'ijk pratend niet de mooie
freule de Kussaie, dat was een onoplosbaar
raadsel voor me. Maar bij zelf zou het rne
verklaren, want het verhaal dat liij me ging
doen heb ik steeds voor een vertrouwelijke
mededeeling gehouden. Hij was nog niet tot
kalmte gekomen nahetonverwachtevoorval.dat
zijn overhaast vertrek tengevolge had gehad.
E u dit voorval ging hij me vertellen, vast over
tuigt dat ik niet zou begrijpen wie de ware
held ervan was. Ik hen er zeker vau dat het
zijn geschiedenis was. want het. was geheel zijn
wij «e van voelen. Kaar aanleiding van mijn
denkbeeldige!! roman begon hij :
??Lang lieb ik nagedacht over ons gesprek en
uw boek en ik vrees dat ik me gisteren verkeerd
heb uitgedrukt... Toen ik u zei dat, men op
eiken leeftijd beminnen kan en bemind worden,
had ik er bij moeten zeggen dat, die liefde
somtijds te laat, komt. Wanneer men niet meer
het recht heeft haar te bekennen aan degene
die er het voorwerp van is en men scheiden
moet. . . Wat ik u ga vertellen is een klein
drama op zich zelf, maar beloof me er nooit
over te spreken want her, is een geheim dat op
een ander betrekking heeft. Nadat, ik hem
hieromtrent gerust gesteld had begon hij :
Ik had een vriend vau mijn leeftijd ongeveer ;
toen hij twintig jaar was werd hij verliefd op
ecu mooi jong meisje. Hij was arm. Zij was
rijk. De ouders scheidden heil. Zij trouwde
met, eenander en stierf spoedig daarna ... Mijn
vriend zocht afleiding bij andere vrouwen. Maar
eens zult gij ook overtuigd zijn van de waarheid
dat alle wonden genezen, manr dat men nergens
troost, vindt voor het bedroefde hart. Ik was
zijn vertrouwde. Ka deze groote teleurstelling
had hij allerlei avonturen. Hij knoopte andere
Hefdesbetrekkingeii ai.n en smaakte nieuw geluk
en ondervond nieuw leed. Maar wanneer we
alleen waren en elkaar in het vertrouwen namen
dan schemerde de ideale liefde van zijn twintigste
jaar steeds door zijn woorden heen. Hoe dik
wijls heeft hij me gezegd : Slechts haar
heb ik bij al die andereu gezocht, maar nooit
heb ik haar geheel teruggevonden ; zij alleen
heeft mijn liefde bezeten .. ."
,/Eu had zij hem ook liefgehad?" vroeg ik.
Hij dacht van niet," antwoordde Faucheray.
Tenminste zij heeft het hem nooit gezegd. Si,el
u nu mijn vriend voor op mijn leeftijd, grijs,
vermoeid door het leven en vast overtuigd
eindelijk berusting in zijn lot te hebben gekregen.
Maar toen hij buiten bij familie logeert, ontmoet
hij een kind van twintig jaar, het portret, het
sprekend evenbeeld vau haar, die hij dertig jaar
geleden had willen liuweii. Een van die zeld
zame gelijkenissen die de kleur der oogen, de
glimlach, het minste gebaar gemeen hebben ...
]k kan u onmogelijk de ontroering van mijn
vriend beschrijven. l)e verrukking een dierbare
afgestorvene in een levend wezen terug te vinden!
Niet te weten of hij waakte of droomde wanneer
hij de verloren liefde in een mooie jonge vrouw
terugzag... Zij lacht, loopt en zingt naast hem ;
samen doen ze verre wandelingen en veertien
dagen lang genieten ze van een heerlijk
samenten voor hunne politieke, sociaal-economi
sche, godsdienstige of andere denkbeelden
propaganda kunnen maken,
besluiten.poginfen te doen, zulk een blad op te richten.
ij weten reeds, dat verschillende uitgevers,
ontmoedigd door het geringe succes van
vroeger-bestaan-hebbende soortgelijke bla
den, niet geneigd zullen zijn het risico op
zich te nemen van zulk een nieuw blad,
dat veel onkosten en moeite veroorzaakt en
bovendien, bij niet-gelukken, hunnen naam
als uitgever zou kunnen benadeelen. Zij
besluiten dus een anderen weg in te slaan
en richten dus op eene «naamlooze ven
nootschap tot exploitatie van het weekblad
X Y Z". Het benoodigde kapitaal, welks
grootte naar de waarschijnlijke behoefte
wordt vastgesteld, wordt na eenige moeite
bijeengebracht en in grootere of kleinere
aandeelen bij verschillende aandeelhou
ders geplaatst. Dat. kapitaal dient uitslui
tend als bedrijfs- kapitaal, dus om de
eerste kosten van drukken, administratie,
reclame enz. te dekken; vaste goederen
toch zijn niet npodig, ten ware een
schrijftafel of eenige andere bureaube
hoeften voor de redactie, al hetwelk
echter van ondergeschikt belang kan wor
den geacht. Het doel, waarmede het kapitaal
wordt bijeengebracht, is vooral, den drukker
en verder allen anderen, die aan de nieuwe
onderneming arbeid of materialen zullen
leveren, de noodige garantie Ie kunnen
verschaffen, dat die door hen bewezen
diensten en geleverde goederen ook be
hoorlijk zullen worden betaald.
Hoe nu echter met de redactie en de
medewerkers ?
Laat ons, ter wille van de eenvoudigheid
aannemen, dat de, redacteuren voor hunnen
redactioneel en arbeid geen geregelde beloo
ning verlangen, zoodat vour hun salaris
geen post op de begrooting behoeft te
worden uitgetrokken. Voor hunne letter
kundige bijdragen echter zullen zij, evenals
de medewerkers gaarne worden beloond.
Het is echter onmogelijk uit het kleine
kapitaaltje ook ruime honoraria te putten,
dat daardoor in een oogwenk zou zijn
uitgeput, en dat bovendien ook slechts
geleend is op voorwaarde, dat honoraria
niet daarvan zouden worden betaald. Dank
zij nu echter het bij redactie en alle mede
werkers sterk ontwikkelde coöperatieve ge
voel, komen zij overeen, om, zoolang het
bestaan van hun blad niet verzekerd is,
zoolang dus de kosten voor drukken en
administratie nog niet door de inkomsten
worden gedekt, alle hunne beste krachten
aan de jonggeborene te wijden, ten einde
het langs dfzen weg eene goede introductie
te verschaffen, zonder dat zij zelve de
zekerheid hebuen. dat zij voor dien arbeid
zullen worden beloond. Zoodra echter
blijken zal, dat het blad voldoende be
vestigd is, dat het aantal abom.é's en
advertentiën voldoende is oni de noodzake
lijke uitgaven geheel te dekken en zelfs
nog een overschot te maken zoo zal
aldus komen die medewerkers overeen
dat overschot, d. i. dan de winst, onder
hen worden verdeeld, al naar mate van
den arbeid, dien elk hucner voor het
blad heeft verricht. Dat dat aandeel
zonder veel moeite zal zijn af te
meten, is begrijpelijk voor een ieder, die
weet op welke wijzen heden ten dage
journalistieke arbeid wordt beloond. Doch
ook den ijverige^ redacteuren zal dan ook
een extra-belooning voor de vervulling
hunner redactioneele taak niet worden
ontMIIIIII1IIIIIMIII1IIIIIIIIIIIIIHMIIMIIIIIIMII1IIIIII
IIIHIUIIIIIIIIIIIH
zijn in de vrije natuur. Op een morgen komt
mijn vriend toevallig in een der minst bewoonde
kamers vari liet huis ; waar enkele schilderijen
hingen en o. a. een pastei van hem zelf toen hij
vijf en twintig jaar was. Men had wat vuur
aangelegd zoodat een dunne waas op het glas
van het portret hing en, door die waas zag hij
duidelijk op het glas den afdruk van twee lippen,
twee fijne, zachte lippen. Zijn hart klopte
hoorbaar. Hij ondervraagt, den knecht. Slechts
het bewuste jonge meisje was in de kamer
geweest.. ."
//Eu toen," vroeg ik verder daar hij zweeg.
Toen keerde mijn vriend op nieuw terug
om den afdruk nog eens te zien van de on
schuldigste en meest hartstochtelijke liefkozing.
Eiii spiegel weerkaatste ziju beeld en hij ver
geleek den man die hij was geweest en die hij
nu was. IVat er op dat oogenblik in zijn ziel
omging heeft hij me nooit verteld en ik heb
het hem ook niet gevraagd... Vond hij zich
schuldig nu hij wist bij dit kind Lofde opge
wekt te hebben, terwijl liet haast een misdaad
zou geweest ziju haar te huwen? lïegreep hij
dat, ondanks zijn gevorderden leeftijd, zijn jeugd
dit kind liefhad. Dacht hij aan de andere, die
hem nooit die liefkozing had gegeven, toen hij
haar mocht ontvangen?... Ik weet het alleen
dat hij den volgenden dag reeds vertrokken is,
om nooit meer te zien haar, die hij niet meer
kou liefhebhen met de hoop en de reinheid
zijner twintigjarige ziel . .. zooals hij de andere
had bemind .. ."
.. . Eenige uren na dit gesprek bevond ik
me weer op het bureau van de lioulevnrd, in
de kamer van mijnheer Pascal die tot me zei:
//Kom, nu al terug? Eu Pierre Faucheray
geïnterviewd':"
//Hij heeft geweigerd me te ontvangen,"
antwoordde ik brutaal weg.
Zoo, eu wat had ik voorspeld ':'" lachte de
redacteur spottend. Maar we zullen het hem
betaald zetten. Och waarde Labarthe," voegde
hij er aan toe terwijl hij me aankeek, zoolang
als ge er zoo jong en vriendelijk uitziet, zult
ge het als journalist ncoit ver brengen."
Wat zou hij wel gezegd hebben indien hij
geweten had dat ik het intervieuw in mijn zak
had?... Ondanks de voorspelling van mijn pa
troon heb ik mijn weg als journalist gemaakt.
Miju jeugdig uiterlijk heb ik verloren en ik
verdien mijn dertig duizend frank, meer zelfs.
En toch hebben de bladzijden waarin ik mijn
bezoek te Nemours beschreef, het, beste van al
mijn artikels, nooit het licht gezien. Ik heb
de letterkunde niet gediend zooals ik vroeger
droomde, want niettegenstaande al mijn arbeid
heb ik geen enkel boek geschreven. Maar wan
neer ik denk aan het verraad dat ik op het
punt ben geweest te plegen tegenover den
gevierden schrijver, dan ben ik dankbaar door een
gevoel vau kieschheid en eerbied nog weerhouden
te zijn. En nu Eaucheray niet meer tot het
rijk der levenden behoort heb ik gemeend mijn
^eerste interview" te mogen vertellen. De
onbekende triomf in mijn jonge jaren behaald.