De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 16 juli pagina 9

16 juli 1899 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1151 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLANa 'Schets van J. "W^smuller; Pastorale muziek ?van George Beyerle. Haarlem, de Erven F. Bohn. Noord en Zuid, no. 4: Dr. P. Leendertz Jr., De namen der maanden; A. M. Molenaar, Bloemlezing nit het woordenboek II, 11, III, 8; Tijdschriften; P., Ongebondenheid; S., Klei nigheden uit de praktijk; D. Lameris, Het schriftelijk taalwerk voor de hoofdacte; d. B., Jan Luyken, met portret van Luyken, de titelplaat van »'g Menscken begin, midden en ?einde," een plaat uit dat werk en eene repro ductie op 2/3 der grootte van eene bladzijde uit de «Duytsche Lier", uitgave van 1783, de zoogenaamde 2e, eigenlek 4a druk; P. Visser, Jan Luykens »Duitsche Lier"; * * Studie (?) voor de acte M. O. Nederlandsen; Bekladden; Dr. G. A. Nauta, De Gard; Boekenlijst. MUUIHIIIIIIIIIItlltlUIIIIIIIIIUI HE1TSJES Naar het Duilsch van U FEU. (Sol.) Nu hoorde zij de stem van haar man: ,Doe uit het licht: »0 dienstbre vlam, indien ik uw licht doof, «Dan kan ik u uw vroeger licht hergeven, Zoo 't mij berouwt; maar doof ik eens het uwe, Gij kunstrijkst werk der scheppende natuur, //Waar vind ik de Prometheus-vonk, die u »Uw lioht hergeeft?... Een oogenblik haalde zij verruimd adem. "Wat een dwaasheid was dat geweest, zich zoo bang te maken, omdat haar man zijn laatsten Othello-monoloog nog eens reciteerde! ... Maar toen kwam de herinnering weer boven aan den blik, waarmede hij daar onder de potflère had gestaan, aan dien strakken, wilden, loerenden blik,... Eu waarom zeide hij zijn monoloog hier, inplaats van in zijn studeerkamer?... Neen, neen,... er was geen twijfel meer moge lijk, ... waaneer dit paroxysme voortduurde, dan was zij eüa kind des doods! Want hij speelde DU niet meer, hij was Othello, de ver blinde Otaello, en zij was in zija oogen slecfits Desdemona, Desdemona, die de ongelukkige Moor moest dooden ... En de kinderen?" kreet plotseling het moederhart. Neen, ik wil leven, ik moet leven!" Maar wat kou zij doen om »ich te redden? Vluchten? Hij zou haar immers hebben ingehaald, nog voordat zij de gangdeur had bereikt. Schijn baar wakker worden en kalm met hem pcaten? Misschien zou dat den dwaleudea geëist nog tot de werkelijkheid terugroepen, maar mis schien ook zou het de katastrophe nog maar verhaasten. Doch iets moest er gebeuren, zij kon dit passieve afwachten niet volhouden ... Nu zeide hij de slotregels van zijn mono loog, en nog voordat de laatste woorden over zijn lippen waren gekomen richtte de jonge vrouw zich, de oogen opslaand en zich op den eeuen arm steunend, half op. Carisberg ging een schrede achteruit en zeide toen, geheel volgens zijn rol, op een toon, waarin ue geueeie tragedie van dat oogenblik op de heerlijkste wijze werd uitgedrukt: ,/Ze ontwaakt!..." Een oogenblik snakte de arme vrouw naar adem, maar de gedachte aan baar kinderen gaf haar de kracht; om schijnbaar kalm te vragen: Heb je nog gestudeerd?" Bijna scheen het, alsof het gevloden verstand wilde terugkeerea. De acteur streek langzaam met de hand over het voorhoofd en zeide toen bijna tconloos: »Ik?... Ja... ik studeer mijn rol, want ik htb vandaag erbarmlijk gespeeld. Het publiek heeft mij uitgelachen, mij maar ik zal het hun wel bewijzen, ik wil de eerste zijn, de geheele wereld moet zich voor mij buigen, voor mij alleen, er mag gean grooter auteur zijn dan ik. Nergens en nooit meer! Ik ben nog niet zoover ... mijn Othello, er mag geen betere zijn dan de mijne niet die van Rossi niet van Salvini, niemand, nie mand ! Men mag hen niet met mij iu n adem noemen!" De krankzinnig geëxalteerde zweeg een oogen blik en staarde in geestvervoering voor zich uit, toen nam zijn gelaat eeii andere uitdrukking aan: hij was niet meer de naar groot heid strevende dweper, maar weer Othello, de onverbiddelijk zich wrekende, die slechts vroeg: ^Desdemona, Hebt gij daar straks gebeden ?" Luister toch naar mij, Frits, een oogen blik maar!" zeide de jonge vrouw op wanhopigen, smeekenden toon. Maar hij herhaalde slechts steeds dringender: //Desdemona, Hebt gij daar straks gebeden?" Frits, ik smeek je, ik bezweer je .. ." Verschrikt zweeg zij, want hij had haar met ijzeren greep beetgepakt, schudde haar heftig^ heen en weer en schreeuwde: O, jij bent ook al tegen mij, je hebt je met mijn vijanden verbonden, maar liet helpt je niets, jou niet en hun ook niet! Je zuil de scène spelen, zóó spelen, als ik haar in rnijn hoofd heb!" Bij de laatste woorden liet hij haar weer los, en toen zij btvtnd en van angst zelf half krank zinnig, weer in de kussens terugdenk, herhaalde hij zijn vraag weer, en bijna onwillekeurig gaf zij ten antwoord: Ja, mijn gade". .. Zij was verloren, geen redding was meer mogelijk, indien God niet een wonder verrichtte en buiten op den eenzamen weg, een redder voor haar liet verschijnen. Maar te vergeefs spande zij haar scherp'gehoor in tot het uiterste, alles bleef stil, en zij hoorde slechts het snelle, onregelmatige kloppen van haar hart, en de schoone, klankvolle stem van haar man: //Komt u nog een'ge zonde voor den geest, Waar van u 's hemels gunst nog niet outhief, Zoo smeek om die genfi terstond." Snel volgde nu de eene versregel op den an deren. Hij speelde met een hartstocht, die alle grenzen te buiten ging en zijn vrouw ieder oogenblik deed vreezen, dat hij den draad van het drama zou verliezen, doch zonder het eind doel, den moord, te vergeten. Daar .. . vergiste haar koortsachtig opgewonden verbeelding zich, of was het werkelijkheid ! Zacht, bijna onhoorbaar, om geen enkel ge luid van de buitenwereld te verliezen, stamelde zij: //Dan zij mij God genadig!" Ja ... het duurde voort... het naderde meer en meer. .. Zware, vaste voetstappen, die in den stillen nacht luid weeiklonken op de hob belige keien ... Gered, juicbte het in haar! Dat was de nacht wacht, die zijn ronde maakte. Nog een paar seconden, dan zou zij naar het raam vliegen en Minister-aandeelhouder. CECIL RUODKS-. »Waarde vriend Chamberlain, ge /vit een groot man, maar bovenal een groot aandeelhouder. Uit naam van onze medeparticipanlen bied ik u deze eere-couponschaar aan, versierd met Kaapscbe diamanten.'' HMIinilllMIIIIIIIIIII iiiir>itttitniiinntt>intiintt>iitiiiiiii>»iittuiinfiinnitunn den man, die intusschen vlak bij moest zijn ge komen, te hulp roepen. Zij hoorde tenauwernood meer, wat Carisberg zeide, en antwoordde geheel werktuigelijk, haar geheele leven hing aan den klank der dreunende voetstappen, die ... O God, mijn God . .. neen neen, ja toch ... toch ... de voetstappen verwijderden zich, werden al zwakker en zwakker, geen twijfel meer, de nachtwacht is het kleine straatje ingeslagen, dat den achterweg met den straatweg verbindt en op zij langs den tuin leidt. De bittere teleurstelling benam haar bijna alle wilskracht, maar zij moest immers leven, leren ... en de bleeke, bevende lippen gingen voort; woordcii te stamelen . . . ;?;: ;!« vrecseJijice tragedie gaat verder, steeds verder, en nadert het einde .. . En welk een einde ! Zij weet het nu, dat, haar slechts n uitweg meer over blijft. Zij moet trachten het venster te be reiken en den sprong naar beneden wagen ... God zal haar bijstaan ... Zij moet blijven leven voor haar kinderen. Reeds spreekt Othello over Cassio, over den zakdoek, en langzaam, slepend, als om op die wijze de oogenblikken te rekken, antwoordt de onzalige Desdemona : //Dan vond hij hem; Ik heb hem nooit gegeven. Roep hem hier, Dat hij de waarheid zegg' !" Hij heeft bekend". Onder de laatste, regels had Desdemona zich langzaam opgericht, nu gleed zij van hot bed af en trachtte snel het naastbijzijnde venster te bereiken, en terwijl bij de woorden: Mijn angst o! geeft mij licht. Spreek, is hij dood?" haar handen schijnbaar slechts den grendel omklenden, trachtten zij ongemerkt hem te openen. Het was hoog tijd, want wat was dat! Van het einde der straat klonken stemmen, zij meende zelfs, een paar maten van een veelgezougeu melodie te onderscheiden nader, steeds nader ja, Goddank! ditmaal was het werkelijk redding, Redding in den hoogsten nood. Trillend van angst en opwinding kon de arme vrouw te nauwernood blijven staan, toen zij haar volgende repliek gal'; Helaas, hij is verraden, ik verloren!" Steeds nader kwameu daar beneden de voetstappeu, reeds kon zij bekende stemmen onderscheiden. Het waren Carlsberg's collega's die een gelukkig toeval nog eens voorbij de villa voerde. Toen ontwaakte de hoop weer in haar, en gat haar vernieuwden moed, vernieuwde kracht tot tegenstand. Ln koortsachtige gejaagdheid zou zij op een middel om heu een teeken te geven... j Reeds greep haar mau haar vabt om haar naar bed terug te sleepen, daar sloeg zij met de vrijgebleven rechterhand tegen het venster, zoo dat de glasscherven rinkelend naar beneden vielen en met dit gedruisch vermengde zich haar wan hopig hulpgeroep, dat de acteurs, die op huu doode gemak aankwamen slenteren, bewoog in stofmpas op het eenzame huis toe te suelleu. Zonder op de nog in het kozijn stekende glasscherven te letten, klemde zij zich onder voortdurend, hulpgeroep eraan vast, eu bemerkte niet eens, dat haar bloed uit talrijke wouden langs haar handen en armen stroomde. Met de kracht van den waanzin trachtte de krankzinnige zija slachtoffer los te rukken, met de kracht der moederliefde bood zij weerstand, en riep haar redders toe, de deuren open te breken en zoo snel mogelijk boven te komen. Reeds waren zij in huis verdwenen, reeds kraakte de afgesloten gangdeur onder hun ver eende krachten, toen Carisberg, het vergeefsche zijner pogingen inziende, plotseling zijn vrouw losliet, om het volgende oogenblik zijn iiauden als een ijzeren schroef om haar hals te leggen. Reeds hoorde zij in de aangrenzende kamer de voetstappen van haar bevrijders, slechts de zware portière scheidde heu nog van haar, toen zij haar bewustzijn verloor eu rochelend aan de voeten van haar man neerviel, op het zelfde oogenblik, dat de tooueelspelers zich op hem wierpen. Slechts mi t de grootste moeite slaagden zij erin, de handen van den ongelukkigeii man van den hals zijner vrouw los te maken en hem te binden. Toen eerst konden zij zich niet de bijna levenlooze, van bloed overstroomde Desdemoua bezighouden. Langzaam kwam zij weer bij. Haar eerste blik viel op haar echtgenoot, dien de tooneelspelers met de afgerukte porticrekoorden hadden geboeid. Huiverend wendde de arme vrouw zich af van den blik vol haat, dien hij haar toewierp. Terwijl een der acteurs eeu dokter sriria; halen, vertelde de jonge vrouw aan de anderen, wat er gebeurd was, en hoorde van iien, hoe zij in een vroolijke stemming den kleinen omweg hadden gemaakt om ter eere van den feestdag Carisberg en zijn vrouw nog een serenade te brengen. Aan dezen inval had zij haar leven te danken. Carisberg stierf een paar maanden later in het krankzinnigengesticht aan vervolgingswaanzin. De geheele stad treurde met de jonge weduwe, wier innigste cebed zich uit iu den weusch, dat het vreeselijke lot van den vader nooit een &e!ir.cluw u^ uuii len-aawc-i; JijiiL-i I. '.suort moge werpen. mMIIUItlttlllHHIIIIItlllllUllllll imiimniiiiiuiii Een origineel museum. In Spanje schrijft de Maüridsche corres pondent van de Fruiikftirtcr /Mtung aan zijn blad zijn de accijnsen, die reeds zeer hoog waren, den l en Juli weder verhoogd. De smokkelarij, die al zulk een grooten omvang heeft, zal daardoor nog grooter uitbreiding krijgen. Dit handwerk wordt hier door zeer velen uitgeoefend. Men kan gerust zeggen, dat het grootste deel van de bevolking der voor steden van Madrid geen ar.der beroep heeft. liet rechtsgebied van de hoofdstad is zoo droog en onvruchtbaar, dat inen er bijna geen winst gevend ambacht kan uitoefenen. Hoe winstgevend het eerzame smokkelaarshandwerk echter ook moge zijn, de uitoefening is niet zeer gemakkelijk, want nu de accijnzen de hoofdinkomsten van de stad uitmaken, be grijpt men, dat de gemeente al bet mogelijke doet om het smokkelen tegen te gaan. De tmci, waarvan de smokkelaars gebruik maken, om de douanebeambten te bedriegen, zijn werkelijk verbazingwekkend. Toch wordt er menigeen betrapt en het aantal der verbeurdverklaarde voorwerpen, die dienden om de smokkel waren te verbergen, wordt hoe langer hoe grooter. Eenigen tijd geleden is de burgemeester van Madrid, markies De Aguilar de Campus, op het denkbeeld gekomen, ;;1 deze voorwBrpcu iu een zaal van het stadhuis te vereenigen. Toen ik de tentoonstelling bezocht, kwam ik eerst in de «machine-afdeeling''. Hier zag ik een indrukwekkende verzameling van walsen, schijven, tandraderen en andere machinedeelen. Deze voorwerpen, die uit blik vervaardigd en uitstekend beweikt waren, dienden om wijn, (spiritus, olie, enz. binnen te smokkelen. De kuiperij is eveneens zeer goed vertegen woordigd door een aantal groote en kleine vaten met dubbelen of driedubbelen bodem. Ik be wonderde een buitengewoon groot biervat, waarin een ander kleiner vat was gehangen. Ik zag een wagen, die oogenschijnlijk voor bet ven oer van niest was bestemd, ilij was echter met dubbele wanden bekleed, waarin verschil lende vloeistoffen werden binnengesmokkeld. Ondanks de vernuftige inrichting hadden de douanebeambten hier toch lont geroken, wat voor hun scherpte van reuk pleit. Verder stond er een prachtig nagemaakte katoenbaai, die ongeveer o<)0 liter kon bevatten. Een groote voorraud vaatwerk, paarderituïg enz., dat alles hol i?, trekt verder de aandacht. In deze afdeeling staat ook een rijtuig, waarvan de banken, de deuren en de bodem hol zijn. Vermoeid wilde ik in een eerwaardigen grootvaderstoel gaan zitten, toen de opzichter van het »museum" toesnelde en mij een solieder stoel aanbood. Men begrijpt, dat bet schijn baar massieve meubel hoi was. De »meubelafdeeling" is rijk voorzien. Men ziet bier o.a. een prachtige schrijftafel, waarvan de schuifbladen bergplaatsen voor vvij.i zijn. Een groote kist, waarin reuzel werd gesmolten, lijkt uiter lijk op een stapel oude gravures. Verder zag ik acht groote melkkruiken, die schijnbaar met melk gevuld zijn, doch dit is bedrog: zij hebben in den hals een wit geverfd deksel, waarvoor zij met melk gevuld schijnen, terwijl zij wijn bevatten. Ook de afdeeling «uouwmateraal" is bezienswaardig. Zij bevat een massa balken, sparren, planken, metsel- en straatsteenen, beeldhouw werk, enz. alles natuurlyk, hol en nog eens hol. Verder zijn te vermelden caoutchouckielen voor karrevoerders, nagemaakte zuige lingen, doodkisten en folianten. Het is onmogelijk, hier alle voorwerpen op te noemen, die het verni'ft der smokkeiaars heeft uitgevonden. Daarom zal ik nog slechts een enkel woord over het draaiorgel zeggen. Dit ziet er van buiten niet opvallend uit. Men kan er ook verschillende melodiën uit bekende opera's op spelen. De gelukkige bezitter trok er mee van de voorsteden naar de stad en omgekeerd. Telkens, als de man voorbij het douanekantoor kwam, speelde hij een van zijn roerendste melodieën voor de beambten, die er met veel genoegen naar ! >; b-'o, J on. Hot stond echter geschreven, dat deze serenades niet eeuwig zouden duren. Op oen goeden dag kwam een onmuzikale beambte uit het kantoor en brulde den artiest toe: »Mee naar het inspectielokaal !" Tevergeefs speelde de orgeldraaier zijn roerendste melodie, de man liet zich niet verteederen. Het orgel werd binnengehaald en verstomde voor eeuwig. Men ontdekte namelijk, dat de cylinder, die zulk schoone tonen voortbracht, met spiritus was gevuld. Een Salomonische uitspraak van Oom Paul. Een aardig staaltje van president Krügers gevatheid doet tegenwoordig de ronde in de Engelsche pers. Bij de verdeeling eener erfenis konden twee broeders het niet eens worden over de billijkste wijze van boedelscheiding ; zij riepen daarom de hulp van den president in. Daar Oom Paul noch lijd, noch lust had om als taxateur op te treden, bepaalde hij zich tot goeden raad in algemeenen zin ; doch dit bleek niet vol doende, om de broeders tot overeenstemming te brengen. Eindelijk verklaarde de president zich bereid, uitspraak te doen, mits de broeders vooraf beloofden, zich onvoorwaardelijk aan zijne beslissing te zullen onderwerpen. Toen dit was geschied, zeide de president tot den oudsten der broeders: »Zoo, nu verdeelt gij alles nauwkeurig zoo als gij het voor billijk houdt, in twee gelijke helften. En dan kiest uw broeder de helft, waaraan hij de voorkeur geeft." De broeders werden dadelijk de beste vrienden. Nederlandsche Ethno-Fotografische Wedstrijd. ? j Deze wedstrijd, waartoe het initiatief is l genomen door prof. dr. J. II. Gallée te Utrecht, j heeft ten doel afbeeldingen te verkrijgen van j de verschillende typen van ons volk, zoowel j van het uiterlijk voorkomen van den mensen j iüs van zijne kleederdracht. Gevraagd worden l dus afbeeldingen van personen.in de verschillen- j de streken inheemsch, in hun daagsche dracbt j en Zondagsche dracht, waar hier tusschen l verschil bestaat; waar het costuum er aan- j leiding toe geeft, van man, vrouw en kind, hetzij j afzonderlijk, hetzij in groepen vereenigd. Wen- l schelij'k is het, de menschen in hun daagsche j te nemen, in hun bedrijf en omgeving. Ook | op de toevoeging van drachten bij bijzondere ; gelegenheid, zoo als trouw- of begrafeniscos- l turnen, zal gelet worden. | Inzending vóór l November a. s. aan prof. .' Gallée. Voor nadere inlichtingen kan men zich wenden tot de Commissie voor den Ethno- i Fotogratischen Wedstryd, Vereenigingsgebouw, ! Spui hoek Handboogstraat '2, Amsterdam. j De kettinglooze Crescent. i De firma Johan Koopmans et Co. te Amster dam brengt thans een nieuw geconstrueerd rijwiel zonder ketting in den handel voor ?' -2-25 (gewicht circa l-J kilo). Deze ketting looze Crescent-rijwielen schijnen bijzonder goed en duurzaam te ?ijn. verschillende rijders en rijdsters die dit wiel reeds aanschaften, zijn er ten zeerste mede ingenomen en spreken er zich in alle opzichten gunstig over uit. Een vliegend blaadje, door de firma Johan. Xoopmans verspreid, toont door een aantal clichés hoe dit werktuig in elkander zit en laat duidelijk zien met hoeveel juistheid en zorg alle onderdeelen bewerkt en in elkander gezet worden. Een Protest. Foonduit wil ik bekennen, dat ik pijnlijk getroffen werd, door hstgeen de heer v. M. over Johan Thorn Prikker heeft durven neer schrijven, in het jongste nummer van dit weekblad (artikel: »De Tuin", ->s afl.), en ik meen goed te doen, aan het eerste »é!an" gevolg te geven, en een plaatsje te vragen voor een woord van protest in de eerstvolgende A msterdammer, Te liever ga ik cferi^ ovr -?; ik weef, dat de verontwaardiging over de hoogst onge motiveerde uiting des heeren v. M. ook door anderen, knapperen en fijner-voelenden dan mijn persoon, wordt gedeeld. Vooralsnog wil ik mij dan ook gelukkig rekenen tot d» (volgens de heer v. M.) «ver standelijk-kortzichtige lieden" te behooren, die het werk van een Thorn Prikker liefhebben en waardeeren, en," wat diens veroordeelde ?Brieven" betreft, mij te scharen aan een kant van een Lodewijk van Deyssel, die indertijd in bet »Tweemaandelijkscb Tijdschrift" met zooveel lof daarover heeft geschreven. Het ligt geenszins in mijn bedoeling, bet voor 't jeugdige tijdschrift De Tuin op te nemen, ja, ik erken zelfs, dat de reproductie naar den »Moine pique" niet meer dan een zwakke afschaduwing is van de krachtige, knaphandige en expressievolle teekening, die ik eenige jaren geleden (o. a. in Leiden) mocht bewonderen. Maar ik teeken ernstig protest aan tegen het epitheton «Charlatan", dat de heer v. M. op den kunstenaar Johan Thorn Prikker wil toe gepast zien. Want, als ik voor iets mijn hoofd veil zou willen hebben, dan zou het juist wel zijn voor de overtuiging, dat Thorn Prikker, een »pursang" artiest is, n van het zuiverste water, die niet wil bukken orn voor »publiek" zijn talent te verkruimelen, maar die eerlijk en eenvou dig zijn weg gaat, en geeft wat hij zelf mooi vindt en voor waarachtig schoon houdt. En a! zal nu de »Coup-de-Jarnac'' van den heer v. M. den jeugdigen kunstenaar, die lang zamerhand mear succes krijgt, en allengs beter wordt begrepen, wel niet deren, mij dunkt het toch goed, dat er ook van andere zijde dan van die van >ontoerekenbare jonge dames" een stem worde vernomen, die tegen deze wijze van kritiek-schrijven ten sterkste opkomt, doze openlijk veroordeelt, omdat zij, behalve »unfair", ook waardeloos is. C. W. H. Viav-TKii. Bussum, »Parkzicht", !) Juli ''.i'J. Ann den lieer Vitn M. fi-eacide medewerker.' Veelzijdigheid en liberaliteit zijn hoog te waardeeren eigenschappen, dit Weekblad. ^ Echter loopen de laatste meeningen omtrent den artiest Thorn Prikker zóó uiteen, dat ik het wenschelijk vind u eenige opheldering te vragen naar aanleiding van uwe laatste critiek hem betreffend. Het publiek, dat al reeds van nature aarzelt in tegenwoordigheid van nieuwe kunstuitingen, raoet in 't geheel niet meer weten waaraan zich te houden wanneer het leest wat u schreef in het laatste nummer van dit blad, nl. de volkomen onbeduidende (laten wij aannemen : onbewuste) charlatan Johan Thorn Prikker.' terwijl ik zelf in no. 1148 spreek van zijn ^oorspronkelijk en smaakvolle batiks", enz. en in een ander nummer (no. 114!)) Thorn Prikker genoemd word »een hoog strevend artiest," enz. Zulke heftig antipodiscbe beoordeelinsen bewijzen altijd de persoonlijkheid van Jeu auteur van een werk. Toch zou ik gaarne van u vernemen op welke werken van Thorn Prikker u uwe cri tiek baseert Met alle achting, Uw dienstw.. Pil, Zll.l_uL«,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl