Historisch Archief 1877-1940
No. 1151
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLANa
'Schets van J. "W^smuller; Pastorale muziek
?van George Beyerle. Haarlem, de Erven F. Bohn.
Noord en Zuid, no. 4: Dr. P. Leendertz Jr.,
De namen der maanden; A. M. Molenaar,
Bloemlezing nit het woordenboek II, 11, III, 8;
Tijdschriften; P., Ongebondenheid; S., Klei
nigheden uit de praktijk; D. Lameris, Het
schriftelijk taalwerk voor de hoofdacte; d. B.,
Jan Luyken, met portret van Luyken, de
titelplaat van »'g Menscken begin, midden en
?einde," een plaat uit dat werk en eene repro
ductie op 2/3 der grootte van eene bladzijde
uit de «Duytsche Lier", uitgave van 1783, de
zoogenaamde 2e, eigenlek 4a druk; P. Visser,
Jan Luykens »Duitsche Lier"; * * Studie (?)
voor de acte M. O. Nederlandsen; Bekladden;
Dr. G. A. Nauta, De Gard; Boekenlijst.
MUUIHIIIIIIIIIItlltlUIIIIIIIIIUI
HE1TSJES
Naar het Duilsch
van U FEU.
(Sol.)
Nu hoorde zij de stem van haar man:
,Doe uit het licht:
»0 dienstbre vlam, indien ik uw licht doof,
«Dan kan ik u uw vroeger licht hergeven,
Zoo 't mij berouwt; maar doof ik eens het uwe,
Gij kunstrijkst werk der scheppende natuur,
//Waar vind ik de Prometheus-vonk, die u
»Uw lioht hergeeft?...
Een oogenblik haalde zij verruimd adem.
"Wat een dwaasheid was dat geweest, zich zoo
bang te maken, omdat haar man zijn laatsten
Othello-monoloog nog eens reciteerde! ... Maar
toen kwam de herinnering weer boven aan den
blik, waarmede hij daar onder de potflère had
gestaan, aan dien strakken, wilden, loerenden
blik,... Eu waarom zeide hij zijn monoloog
hier, inplaats van in zijn studeerkamer?...
Neen, neen,... er was geen twijfel meer moge
lijk, ... waaneer dit paroxysme voortduurde,
dan was zij eüa kind des doods! Want hij
speelde DU niet meer, hij was Othello, de ver
blinde Otaello, en zij was in zija oogen slecfits
Desdemona, Desdemona, die de ongelukkige
Moor moest dooden ...
En de kinderen?" kreet plotseling het
moederhart. Neen, ik wil leven, ik moet leven!"
Maar wat kou zij doen om »ich te redden?
Vluchten? Hij zou haar immers hebben ingehaald,
nog voordat zij de gangdeur had bereikt. Schijn
baar wakker worden en kalm met hem pcaten?
Misschien zou dat den dwaleudea geëist nog
tot de werkelijkheid terugroepen, maar mis
schien ook zou het de katastrophe nog maar
verhaasten.
Doch iets moest er gebeuren, zij kon dit
passieve afwachten niet volhouden ...
Nu zeide hij de slotregels van zijn mono
loog, en nog voordat de laatste woorden over
zijn lippen waren gekomen richtte de jonge
vrouw zich, de oogen opslaand en zich op den
eeuen arm steunend, half op.
Carisberg ging een schrede achteruit en zeide
toen, geheel volgens zijn rol, op een toon,
waarin ue geueeie tragedie van dat oogenblik
op de heerlijkste wijze werd uitgedrukt: ,/Ze
ontwaakt!..."
Een oogenblik snakte de arme vrouw naar
adem, maar de gedachte aan baar kinderen gaf
haar de kracht; om schijnbaar kalm te vragen:
Heb je nog gestudeerd?"
Bijna scheen het, alsof het gevloden verstand
wilde terugkeerea. De acteur streek langzaam
met de hand over het voorhoofd en zeide toen
bijna tconloos:
»Ik?... Ja... ik studeer mijn rol, want
ik htb vandaag erbarmlijk gespeeld. Het publiek
heeft mij uitgelachen, mij maar ik zal
het hun wel bewijzen, ik wil de eerste zijn,
de geheele wereld moet zich voor mij buigen,
voor mij alleen, er mag gean grooter auteur
zijn dan ik. Nergens en nooit meer! Ik ben
nog niet zoover ... mijn Othello, er mag
geen betere zijn dan de mijne niet die van
Rossi niet van Salvini, niemand, nie
mand ! Men mag hen niet met mij iu n adem
noemen!"
De krankzinnig geëxalteerde zweeg een oogen
blik en staarde in geestvervoering voor zich
uit, toen nam zijn gelaat eeii andere
uitdrukking aan: hij was niet meer de naar groot
heid strevende dweper, maar weer Othello, de
onverbiddelijk zich wrekende, die slechts vroeg:
^Desdemona,
Hebt gij daar straks gebeden ?"
Luister toch naar mij, Frits, een oogen
blik maar!" zeide de jonge vrouw op wanhopigen,
smeekenden toon. Maar hij herhaalde slechts
steeds dringender:
//Desdemona,
Hebt gij daar straks gebeden?"
Frits, ik smeek je, ik bezweer je .. ."
Verschrikt zweeg zij, want hij had haar met
ijzeren greep beetgepakt, schudde haar heftig^
heen en weer en schreeuwde:
O, jij bent ook al tegen mij, je hebt je
met mijn vijanden verbonden, maar liet helpt
je niets, jou niet en hun ook niet! Je zuil
de scène spelen, zóó spelen, als ik haar in
rnijn hoofd heb!"
Bij de laatste woorden liet hij haar weer los,
en toen zij btvtnd en van angst zelf half krank
zinnig, weer in de kussens terugdenk, herhaalde
hij zijn vraag weer, en bijna onwillekeurig gaf
zij ten antwoord: Ja, mijn gade". ..
Zij was verloren, geen redding was meer
mogelijk, indien God niet een wonder verrichtte
en buiten op den eenzamen weg, een redder
voor haar liet verschijnen. Maar te vergeefs
spande zij haar scherp'gehoor in tot het uiterste,
alles bleef stil, en zij hoorde slechts het snelle,
onregelmatige kloppen van haar hart, en de
schoone, klankvolle stem van haar man:
//Komt u nog een'ge zonde voor den geest,
Waar van u 's hemels gunst nog niet outhief,
Zoo smeek om die genfi terstond."
Snel volgde nu de eene versregel op den an
deren. Hij speelde met een hartstocht, die alle
grenzen te buiten ging en zijn vrouw ieder
oogenblik deed vreezen, dat hij den draad van
het drama zou verliezen, doch zonder het eind
doel, den moord, te vergeten.
Daar .. . vergiste haar koortsachtig opgewonden
verbeelding zich, of was het werkelijkheid !
Zacht, bijna onhoorbaar, om geen enkel ge
luid van de buitenwereld te verliezen, stamelde
zij: //Dan zij mij God genadig!"
Ja ... het duurde voort... het naderde meer
en meer. .. Zware, vaste voetstappen, die in
den stillen nacht luid weeiklonken op de hob
belige keien ...
Gered, juicbte het in haar! Dat was de nacht
wacht, die zijn ronde maakte. Nog een paar
seconden, dan zou zij naar het raam vliegen en
Minister-aandeelhouder.
CECIL RUODKS-. »Waarde vriend Chamberlain, ge /vit een groot man, maar bovenal een groot aandeelhouder. Uit naam van onze medeparticipanlen bied ik u deze
eere-couponschaar aan, versierd met Kaapscbe diamanten.''
HMIinilllMIIIIIIIIIII
iiiir>itttitniiinntt>intiintt>iitiiiiiii>»iittuiinfiinnitunn
den man, die intusschen vlak bij moest zijn ge
komen, te hulp roepen.
Zij hoorde tenauwernood meer, wat Carisberg
zeide, en antwoordde geheel werktuigelijk, haar
geheele leven hing aan den klank der dreunende
voetstappen, die ... O God, mijn God . .. neen
neen, ja toch ... toch ... de voetstappen
verwijderden zich, werden al zwakker en zwakker,
geen twijfel meer, de nachtwacht is het
kleine straatje ingeslagen, dat den achterweg
met den straatweg verbindt en op zij langs den
tuin leidt.
De bittere teleurstelling benam haar bijna
alle wilskracht, maar zij moest immers leven,
leren ... en de bleeke, bevende lippen gingen
voort; woordcii te stamelen . . . ;?;: ;!« vrecseJijice
tragedie gaat verder, steeds verder, en nadert
het einde .. . En welk een einde ! Zij weet
het nu, dat, haar slechts n uitweg meer over
blijft. Zij moet trachten het venster te be
reiken en den sprong naar beneden wagen ...
God zal haar bijstaan ... Zij moet blijven leven
voor haar kinderen.
Reeds spreekt Othello over Cassio, over den
zakdoek, en langzaam, slepend, als om op die
wijze de oogenblikken te rekken, antwoordt de
onzalige Desdemona :
//Dan vond hij hem;
Ik heb hem nooit gegeven. Roep hem hier,
Dat hij de waarheid zegg' !"
Hij heeft bekend".
Onder de laatste, regels had Desdemona zich
langzaam opgericht, nu gleed zij van hot bed
af en trachtte snel het naastbijzijnde venster te
bereiken, en terwijl bij de woorden: Mijn angst
o! geeft mij licht. Spreek, is hij dood?" haar
handen schijnbaar slechts den grendel omklenden,
trachtten zij ongemerkt hem te openen.
Het was hoog tijd, want wat was dat! Van
het einde der straat klonken stemmen, zij meende
zelfs, een paar maten van een veelgezougeu
melodie te onderscheiden nader, steeds nader
ja, Goddank! ditmaal was het werkelijk redding,
Redding in den hoogsten nood. Trillend van
angst en opwinding kon de arme vrouw te
nauwernood blijven staan, toen zij haar volgende
repliek gal'; Helaas, hij is verraden, ik verloren!"
Steeds nader kwameu daar beneden de
voetstappeu, reeds kon zij bekende stemmen
onderscheiden. Het waren Carlsberg's collega's
die een gelukkig toeval nog eens voorbij de
villa voerde.
Toen ontwaakte de hoop weer in haar, en
gat haar vernieuwden moed, vernieuwde kracht
tot tegenstand. Ln koortsachtige gejaagdheid zou
zij op een middel om heu een teeken te geven... j
Reeds greep haar mau haar vabt om haar naar
bed terug te sleepen, daar sloeg zij met de
vrijgebleven rechterhand tegen het venster, zoo
dat de glasscherven rinkelend naar beneden vielen
en met dit gedruisch vermengde zich haar wan
hopig hulpgeroep, dat de acteurs, die op huu
doode gemak aankwamen slenteren, bewoog in
stofmpas op het eenzame huis toe te suelleu.
Zonder op de nog in het kozijn stekende
glasscherven te letten, klemde zij zich onder
voortdurend, hulpgeroep eraan vast, eu bemerkte
niet eens, dat haar bloed uit talrijke wouden
langs haar handen en armen stroomde.
Met de kracht van den waanzin trachtte de
krankzinnige zija slachtoffer los te rukken, met
de kracht der moederliefde bood zij weerstand,
en riep haar redders toe, de deuren open te
breken en zoo snel mogelijk boven te komen.
Reeds waren zij in huis verdwenen, reeds
kraakte de afgesloten gangdeur onder hun ver
eende krachten, toen Carisberg, het vergeefsche
zijner pogingen inziende, plotseling zijn vrouw
losliet, om het volgende oogenblik zijn iiauden
als een ijzeren schroef om haar hals te leggen.
Reeds hoorde zij in de aangrenzende kamer
de voetstappen van haar bevrijders, slechts
de zware portière scheidde heu nog van haar,
toen zij haar bewustzijn verloor eu rochelend
aan de voeten van haar man neerviel, op het
zelfde oogenblik, dat de tooueelspelers zich op
hem wierpen.
Slechts mi t de grootste moeite slaagden zij
erin, de handen van den ongelukkigeii man van
den hals zijner vrouw los te maken en hem te
binden. Toen eerst konden zij zich niet de bijna
levenlooze, van bloed overstroomde Desdemoua
bezighouden. Langzaam kwam zij weer bij.
Haar eerste blik viel op haar echtgenoot, dien
de tooneelspelers met de afgerukte
porticrekoorden hadden geboeid. Huiverend wendde
de arme vrouw zich af van den blik vol haat,
dien hij haar toewierp.
Terwijl een der acteurs eeu dokter sriria; halen,
vertelde de jonge vrouw aan de anderen, wat
er gebeurd was, en hoorde van iien, hoe zij in
een vroolijke stemming den kleinen omweg
hadden gemaakt om ter eere van den feestdag
Carisberg en zijn vrouw nog een serenade te
brengen. Aan dezen inval had zij haar leven
te danken.
Carisberg stierf een paar maanden later in het
krankzinnigengesticht aan vervolgingswaanzin.
De geheele stad treurde met de jonge weduwe,
wier innigste cebed zich uit iu den weusch,
dat het vreeselijke lot van den vader nooit
een &e!ir.cluw u^ uuii len-aawc-i; JijiiL-i I. '.suort
moge werpen.
mMIIUItlttlllHHIIIIItlllllUllllll
imiimniiiiiuiii
Een origineel museum.
In Spanje schrijft de Maüridsche corres
pondent van de Fruiikftirtcr /Mtung aan zijn
blad zijn de accijnsen, die reeds zeer hoog
waren, den l en Juli weder verhoogd. De
smokkelarij, die al zulk een grooten omvang
heeft, zal daardoor nog grooter uitbreiding
krijgen. Dit handwerk wordt hier door zeer
velen uitgeoefend. Men kan gerust zeggen, dat
het grootste deel van de bevolking der voor
steden van Madrid geen ar.der beroep heeft.
liet rechtsgebied van de hoofdstad is zoo droog
en onvruchtbaar, dat inen er bijna geen winst
gevend ambacht kan uitoefenen.
Hoe winstgevend het eerzame
smokkelaarshandwerk echter ook moge zijn, de uitoefening
is niet zeer gemakkelijk, want nu de accijnzen
de hoofdinkomsten van de stad uitmaken, be
grijpt men, dat de gemeente al bet mogelijke
doet om het smokkelen tegen te gaan. De tmci,
waarvan de smokkelaars gebruik maken, om de
douanebeambten te bedriegen, zijn werkelijk
verbazingwekkend. Toch wordt er menigeen
betrapt en het aantal der verbeurdverklaarde
voorwerpen, die dienden om de smokkel waren
te verbergen, wordt hoe langer hoe grooter.
Eenigen tijd geleden is de burgemeester van
Madrid, markies De Aguilar de Campus, op het
denkbeeld gekomen, ;;1 deze voorwBrpcu iu een
zaal van het stadhuis te vereenigen.
Toen ik de tentoonstelling bezocht, kwam
ik eerst in de «machine-afdeeling''. Hier zag
ik een indrukwekkende verzameling van walsen,
schijven, tandraderen en andere machinedeelen.
Deze voorwerpen, die uit blik vervaardigd en
uitstekend beweikt waren, dienden om wijn,
(spiritus, olie, enz. binnen te smokkelen.
De kuiperij is eveneens zeer goed vertegen
woordigd door een aantal groote en kleine vaten
met dubbelen of driedubbelen bodem. Ik be
wonderde een buitengewoon groot biervat,
waarin een ander kleiner vat was gehangen. Ik
zag een wagen, die oogenschijnlijk voor bet
ven oer van niest was bestemd, ilij was echter
met dubbele wanden bekleed, waarin verschil
lende vloeistoffen werden binnengesmokkeld.
Ondanks de vernuftige inrichting hadden de
douanebeambten hier toch lont geroken, wat
voor hun scherpte van reuk pleit. Verder
stond er een prachtig nagemaakte katoenbaai,
die ongeveer o<)0 liter kon bevatten. Een
groote voorraud vaatwerk, paarderituïg enz.,
dat alles hol i?, trekt verder de aandacht. In
deze afdeeling staat ook een rijtuig, waarvan
de banken, de deuren en de bodem hol zijn.
Vermoeid wilde ik in een eerwaardigen
grootvaderstoel gaan zitten, toen de opzichter van
het »museum" toesnelde en mij een solieder
stoel aanbood. Men begrijpt, dat bet schijn
baar massieve meubel hoi was. De
»meubelafdeeling" is rijk voorzien. Men ziet bier o.a.
een prachtige schrijftafel, waarvan de
schuifbladen bergplaatsen voor vvij.i zijn. Een groote
kist, waarin reuzel werd gesmolten, lijkt uiter
lijk op een stapel oude gravures. Verder zag
ik acht groote melkkruiken, die schijnbaar
met melk gevuld zijn, doch dit is bedrog: zij
hebben in den hals een wit geverfd deksel,
waarvoor zij met melk gevuld schijnen, terwijl
zij wijn bevatten.
Ook de afdeeling «uouwmateraal" is
bezienswaardig. Zij bevat een massa balken, sparren,
planken, metsel- en straatsteenen, beeldhouw
werk, enz. alles natuurlyk, hol en nog eens
hol. Verder zijn te vermelden
caoutchouckielen voor karrevoerders, nagemaakte zuige
lingen, doodkisten en folianten.
Het is onmogelijk, hier alle voorwerpen op
te noemen, die het verni'ft der smokkeiaars
heeft uitgevonden. Daarom zal ik nog slechts
een enkel woord over het draaiorgel zeggen.
Dit ziet er van buiten niet opvallend uit.
Men kan er ook verschillende melodiën uit
bekende opera's op spelen. De gelukkige
bezitter trok er mee van de voorsteden naar
de stad en omgekeerd. Telkens, als de man
voorbij het douanekantoor kwam, speelde hij
een van zijn roerendste melodieën voor de
beambten, die er met veel genoegen naar
! >; b-'o, J on. Hot stond echter geschreven, dat
deze serenades niet eeuwig zouden duren. Op
oen goeden dag kwam een onmuzikale beambte
uit het kantoor en brulde den artiest toe:
»Mee naar het inspectielokaal !" Tevergeefs
speelde de orgeldraaier zijn roerendste melodie,
de man liet zich niet verteederen. Het orgel
werd binnengehaald en verstomde voor eeuwig.
Men ontdekte namelijk, dat de cylinder, die
zulk schoone tonen voortbracht, met spiritus
was gevuld.
Een Salomonische uitspraak van
Oom Paul.
Een aardig staaltje van president Krügers
gevatheid doet tegenwoordig de ronde in de
Engelsche pers.
Bij de verdeeling eener erfenis konden twee
broeders het niet eens worden over de billijkste
wijze van boedelscheiding ; zij riepen daarom
de hulp van den president in. Daar Oom Paul
noch lijd, noch lust had om als taxateur op
te treden, bepaalde hij zich tot goeden raad
in algemeenen zin ; doch dit bleek niet vol
doende, om de broeders tot overeenstemming
te brengen. Eindelijk verklaarde de president
zich bereid, uitspraak te doen, mits de broeders
vooraf beloofden, zich onvoorwaardelijk aan
zijne beslissing te zullen onderwerpen. Toen
dit was geschied, zeide de president tot den
oudsten der broeders: »Zoo, nu verdeelt gij
alles nauwkeurig zoo als gij het voor billijk
houdt, in twee gelijke helften. En dan kiest
uw broeder de helft, waaraan hij de voorkeur
geeft."
De broeders werden dadelijk de beste
vrienden.
Nederlandsche Ethno-Fotografische
Wedstrijd. ? j
Deze wedstrijd, waartoe het initiatief is l
genomen door prof. dr. J. II. Gallée te Utrecht, j
heeft ten doel afbeeldingen te verkrijgen van j
de verschillende typen van ons volk, zoowel j
van het uiterlijk voorkomen van den mensen j
iüs van zijne kleederdracht. Gevraagd worden l
dus afbeeldingen van personen.in de verschillen- j
de streken inheemsch, in hun daagsche dracbt j
en Zondagsche dracht, waar hier tusschen l
verschil bestaat; waar het costuum er aan- j
leiding toe geeft, van man, vrouw en kind, hetzij j
afzonderlijk, hetzij in groepen vereenigd. Wen- l
schelij'k is het, de menschen in hun daagsche j
te nemen, in hun bedrijf en omgeving. Ook |
op de toevoeging van drachten bij bijzondere ;
gelegenheid, zoo als trouw- of begrafeniscos- l
turnen, zal gelet worden. |
Inzending vóór l November a. s. aan prof. .'
Gallée. Voor nadere inlichtingen kan men
zich wenden tot de Commissie voor den Ethno- i
Fotogratischen Wedstryd, Vereenigingsgebouw, !
Spui hoek Handboogstraat '2, Amsterdam. j
De kettinglooze Crescent. i
De firma Johan Koopmans et Co. te Amster
dam brengt thans een nieuw geconstrueerd
rijwiel zonder ketting in den handel voor
?' -2-25 (gewicht circa l-J kilo). Deze ketting
looze Crescent-rijwielen schijnen bijzonder
goed en duurzaam te ?ijn. verschillende rijders
en rijdsters die dit wiel reeds aanschaften,
zijn er ten zeerste mede ingenomen en spreken
er zich in alle opzichten gunstig over uit.
Een vliegend blaadje, door de firma Johan.
Xoopmans verspreid, toont door een aantal
clichés hoe dit werktuig in elkander zit en
laat duidelijk zien met hoeveel juistheid en
zorg alle onderdeelen bewerkt en in elkander
gezet worden.
Een Protest.
Foonduit wil ik bekennen, dat ik pijnlijk
getroffen werd, door hstgeen de heer v. M.
over Johan Thorn Prikker heeft durven neer
schrijven, in het jongste nummer van dit
weekblad (artikel: »De Tuin", ->s afl.), en ik
meen goed te doen, aan het eerste Ȏ!an"
gevolg te geven, en een plaatsje te vragen voor
een woord van protest in de eerstvolgende
A msterdammer,
Te liever ga ik cferi^ ovr -?; ik weef,
dat de verontwaardiging over de hoogst onge
motiveerde uiting des heeren v. M. ook door
anderen, knapperen en fijner-voelenden dan mijn
persoon, wordt gedeeld.
Vooralsnog wil ik mij dan ook gelukkig
rekenen tot d» (volgens de heer v. M.) «ver
standelijk-kortzichtige lieden" te behooren, die
het werk van een Thorn Prikker liefhebben
en waardeeren, en," wat diens veroordeelde
?Brieven" betreft, mij te scharen aan een kant
van een Lodewijk van Deyssel, die indertijd
in bet »Tweemaandelijkscb Tijdschrift" met
zooveel lof daarover heeft geschreven.
Het ligt geenszins in mijn bedoeling, bet voor
't jeugdige tijdschrift De Tuin op te nemen,
ja, ik erken zelfs, dat de reproductie naar den
»Moine pique" niet meer dan een zwakke
afschaduwing is van de krachtige, knaphandige
en expressievolle teekening, die ik eenige jaren
geleden (o. a. in Leiden) mocht bewonderen.
Maar ik teeken ernstig protest aan tegen het
epitheton «Charlatan", dat de heer v. M. op
den kunstenaar Johan Thorn Prikker wil toe
gepast zien.
Want, als ik voor iets mijn hoofd veil zou
willen hebben, dan zou het juist wel zijn voor
de overtuiging, dat Thorn Prikker, een
»pursang" artiest is, n van het zuiverste water, die
niet wil bukken orn voor »publiek" zijn talent
te verkruimelen, maar die eerlijk en eenvou
dig zijn weg gaat, en geeft wat hij zelf mooi
vindt en voor waarachtig schoon houdt.
En a! zal nu de »Coup-de-Jarnac'' van den
heer v. M. den jeugdigen kunstenaar, die lang
zamerhand mear succes krijgt, en allengs beter
wordt begrepen, wel niet deren, mij dunkt het
toch goed, dat er ook van andere zijde dan
van die van >ontoerekenbare jonge dames" een
stem worde vernomen, die tegen deze wijze van
kritiek-schrijven ten sterkste opkomt, doze
openlijk veroordeelt, omdat zij, behalve »unfair",
ook waardeloos is.
C. W. H. Viav-TKii.
Bussum, »Parkzicht", !) Juli ''.i'J.
Ann den lieer Vitn M.
fi-eacide medewerker.'
Veelzijdigheid en liberaliteit zijn hoog te
waardeeren eigenschappen, dit Weekblad.
^ Echter loopen de laatste meeningen omtrent
den artiest Thorn Prikker zóó uiteen, dat ik
het wenschelijk vind u eenige opheldering te
vragen naar aanleiding van uwe laatste critiek
hem betreffend.
Het publiek, dat al reeds van nature aarzelt
in tegenwoordigheid van nieuwe kunstuitingen,
raoet in 't geheel niet meer weten waaraan
zich te houden wanneer het leest wat u schreef
in het laatste nummer van dit blad, nl. de
volkomen onbeduidende (laten wij aannemen :
onbewuste) charlatan Johan Thorn Prikker.'
terwijl ik zelf in no. 1148 spreek van zijn
^oorspronkelijk en smaakvolle batiks", enz. en
in een ander nummer (no. 114!)) Thorn
Prikker genoemd word »een hoog strevend
artiest," enz.
Zulke heftig antipodiscbe beoordeelinsen
bewijzen altijd de persoonlijkheid van Jeu
auteur van een werk.
Toch zou ik gaarne van u vernemen op
welke werken van Thorn Prikker u uwe cri
tiek baseert
Met alle achting,
Uw dienstw..
Pil, Zll.l_uL«,