De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 23 juli pagina 6

23 juli 1899 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1152 De derde dochter. (Lustige Blatter.) De CZAR (teleurgesteld): »Komt er dan geen zoon voor mijn czarentroon?" Groote nitTerïoop, wegens onbeffing der ml in Koloniale waren. (Ulk.) »Mjjn jongen, als we hiermede niet genoeg geld maken, zal mama heusch met een rijken Amerikaan moeten trouwen." Een waarschuwing. (FloJt.) LOUBET tot MAIUANNI: : »Weps voorzichtig, mevrouw, achter u is iemand bezig met Méliniet." Lastige huurders, (Fischietto, Turijn.) Moeder EUROPA : >Zóóveel lastige lui heb ik nog nooit tegelijk in huis gehad !" Uit Italië. Napels. Het volk. De straat. Het kort afgebroken verhaaltje van de ont moeting met het jongetje, aan het einde van mijn vorigen brief, moest doen uitkomen, of liever ik betoogde mijzeJf hiermede, dat dit jeugdig straatgespuis niet altijd zoo verdorven is als ik mij had voorgesteld. Zeker ! er z\jn er die stelen en rooven als zy te veel honger hebben, en de napolitaansche straatjongen is vaak weinig bestand tegen het blinken van een horlogeketting of andere gouden voorwerpen, welke hij den persoon die er mede prijkt a l'esbrouff" weet te ontnemen. Het komt zelfs voor, dat hij plots op een equipage springt om eene dame de oorbellen te ontrukken, en boven dien aarzelt hij zelden met z'n messteek als hij in een geschil met een kameraad dreigt te moeten onderdoen. En toch heeft men naar myne ondervinding meer zachte dan harde kleuren noodig om het kenmerkende van dit volkje te doen uitkomen. De noordsche kleine venter, die u met weinig bescheidenheid nadert of u soms naroept als ge niet aan zijn wensch voldoet, is geheel anders dan de kleine napelsche zwerver. Deze is onderworpen en gedwee, vleiend en calin", hij komt nog vriendelyker vragend met z'n bloemen of wasjes terug als ge hem eenige dagen achtereen hebt afgewezen, weet u onver wacht een kleinen dienst te bewijzen, door iets voor u op te rapen, u vuur aan te reiken zoodra ge een cigaar voor den dag haalt, op het juiste oogenblik uw rijtuig te openen of te sluiten en toont u, altijd even vrijmoedig, zooveel eerbiedige oplettendheid, dat ge hiervoor niet ongevoelig blijft. Die zelfde zachte voorkomendheid, ook gebrek aan fierheid verradende, is by den man uit het volk op te merken. Veel meer dan elders toont hij zich beleefd en nederig jsgens de meer bevoorrechte klasse, en hij waardeert te meer de poging van den vreemdeling om het volk te leeren kennen, naarmate vele stadgenooten het meer van uit de dikwijls alleen in hunne verbeelding bestaande hoogte bejegenen. Een armoedig gekleed man gaf mij den avond van Santa Barbara, op mijn vraag, eenige inlichting omtrent het vuurwerk dat overal in de volksstraten bij het Kettifilo werd ontstoken, ter eere van deze patrones der artillerie, terwijl de jeugd danste en sprong van pret als de molens hun vonken wegslingerden en de moordslagen in de smalle straat donderend weer klonken. Zeker het is kostbaar, maar wat een genot deze heilige het vuurspel (giuoco di fuoco) te verschaffen, waarop zij zoo verzot is, en wat een schat van mirakelen geeft zij daarna terug!" Deze inan begeleidde ons hierna nog eenige oogenblikken in de volksbuurten, zich steeds bescheiden op den achtergrond houdende, als een cicerone van beroep. Wij wisten niet goed of we hem eene geldelijke belooning konden aanbieden voor zijn moeite. Voor cigaren of eenige verversching had hij reeds bedankt. De frissche uitstalling van een koopman in frutti di mare" trok onze aandacht. Oaze cicerone, met z'n poëtische opvatting van het vuurspel, naderde weder den hoed in de hand en als de Hollander van Heiae op Helgoland evenzeer op de hoogte van hemelsche zaken als van zeeprodncten?wees hij aan: ostricne, arcelle, patelle reale." Tutte frutti di mare!" schreeuwde de koopman. Nu dacht ik iets gevonden te hebben, waarop onze geleider belust was, maar hij hield niet van oesters en.toen ik tenslotte in mijn vestzak tastte om hem zijn afscheid te geven, wees hij dit met beljefd maar stellig handgebaar af, verklarende dat hij zeer te vreden was vreemdelingen een kleinen dienst te hebben bewezen. De hemel beware mij voor de verdenking, door het vermelden van deze onschuldige ont moetingen, Napels en Calabriëals een Arcadi te willen voorstellen, bewoond door zachtzinnige herders; de geaardheid van dit volk is echter veel beter dan de roep die er vrij algemeen van uitgaat, en de lu-saroui en leegioopers van vroeger dagen hebben reeds lang plaats gemaakt voor eene nijvere bevolking van visschers, kooplui in groenten en vruchten, lastdragers etc, dikwijls zwaar werkende voor een zeer klein loon, uiterst matig in het gebruik van wijn en drank en met zeer geringe be hoeften voor hun voeding en vcor hun kleeding. Niet in de volksstraten, maar in de om streken der stad en op de plaatsen het meest door de vreemdelingen bezocht, loopt uw beurs en horioge gevaar van de beroepsdieven, die hier bij voorkeur als welgnkleede heeren rond wandelen, vóór zij weder het boevonpak moeten aantrekken; en men wordt op die plaatsen meer dan in andere steden lastig gevallen door wegwijzers, bedeiaars en verkoopers van allerlei voorwerpen, hoewel de politie Uit kwaad meer en meer tracht te beteugelen. Uwe persoonlijke veiligheid is geheel ver zekerd. De messteken, dagelijks, blijkens de opname der gewonden in de hospitaion te Napels, toegebracht, vallen misschien minder dan te Londen en Parijs <ien vreemdeling of den rustigen man ten deel ; meental zijn zij het gevolg van minnenijii of van twisten, dio natuurlijk dagelijks bij deze zeer ontvlambare bevolking van (i(/(M,OU zielen ortstaan; il faut bicn <;u ils reglent, entre eux eurs pelits eomptes. Het moge sommigen bcuzelachtig voorkomen, bij een bezoek aan Italiëbenige aandacht te schenken, aan w d, t anderen eene u; verwaarloozcn giootheid achten. Ik La;; evenwel de verleiding niet weerstaan, eenige vluchtige opmerking;;;! te maken over het volk en Let leven in Zuid-Itaiiü, niet naar de boeken, maar zuoais ik het zag en naar de indrukken die ik er van ontving, zonder te willen beweren dat andere waarnemers gelijke indrukken moeten ontvangen hebber!. i)e methode, een voJk te iceren kennen door met den grringen mar. te beginner., zou bij eeue meer ernstige studie, ook niet ondankbaar zijn. ])u ziels toestand der groote massa is op zich zelve belangwekkend, doch iu de kennis van den aard en het kaïakUr van het volk, ligt ook in verband met i'ijti geschieden s, de verklaring van elk zijner richtingen op kunstgebied, van de eigenaardigheden van zij;i bestuur en van de economische oui^midighedcn onder welke liet moet leven, iiij de meest bevoorrechte klasse vindt men wel dezelfde groiulkleur van het volkskarakter tmi;.', doch deze klasse heeft m alle landen, met geringe wijzigingen, gelijksoortige conveiit;i;n. hetzelfde snobisme en nauw-verwante vowoordeelen, zoodot het kenmerkende :n het karakter hier moeilijker is te herkennen dan bij den eenvoudigen man. die zich minder maskert en gemakkelijk troef erkent, Zonder ons voor het oogenblik in dit causaalverband der dingen te verdiepen, merken \vij, laag bij den grond blijvende, op, dat ook de bezoeker van Italiëniet al zijn tijd in de ! musea en bij de monumenten kan doorbrengen, i Wanneer h\j te Rome de musea van het j Vaticaan en van het Kapitool bezocht heef r, schijnt het hem dat hij in Italiëde studie heeft uitgeput van de oudheid voorgesteld door de monumenten, die er van zijn overgebleven, maar de nieuwe wonderen, die hij in het nationaal museum te Napels vindt, trekken hem op nieuw onwederstaanbaar verscheidene dagen tot zich. Zijn belangstelling groeit hier aan door de voliedige openbaring van het leven en de ge bruiken der ouden, hier niet alleen sprekende uit inscriptiën, altaren, beelden en tomben, maar uit allerlei voorwerpen van dagelijksch ge bruik, vanaf de kostbaarste en meest kunstig be werkte tot de eenvoudigste en meest gemeenzame. Want het is hier niet meer het gelukkig toeval van eene opgraving, welke een afzonderlyk an tiek fragment oplevert, het is niet meer eene gratstede, een tempel, een theater wat men aan het licht brengt, het is een geheele stad, bedolven onder de asch van den Vesuvius, welke onophoudelyk hare schatten aan het museum van Napels afstaat. Wanneer men daar weder eeeige dagen met de geslachten van vroeger eeuwen heeft door gebracht, gaat men zekeren dag 's morgens liever een beetje ronddwalen in de straten van Napels dan weder nieuwe merkwaardigheden te bezichtigen. Met de doodeu kan men niet altijd leven en ook aan kunst moet men zich geen indigestie bezorgen. Welbeschouwd kan men z'n geest ook geen beter gerecht voorzetten dan het volle leven van een volk, zoo rauw opgediend, zonder de minste saus van sociologen of moralsten. Het is een geweldige pièce de résistance !" Maar er zijn stukjes bij uie men er al dadelijk zou willen uitkippen. Vaak betreurt men de n'avoir pas a sa plunw un joli bout de crayon" als bijvoorbeeld Paul Lazerges, die deze zuidelijke tafereeltjes zoo waar teruggeeft, om een of ander tooneeltje vast te houden en te bewaren: een beiaden ezel met zyn ge leider, eene vrouw of een meisje met haar vracht op het hoofd, de trappen en de ingang van een kerk, gedecoreerd met vrouwen en bede laars, en dat alles te doen leven, onafscheidelijk verbonden aan den geur en de kleur van het laud en in het zonnig-stoiiige waas, dat die schil derijtjes verguldt en doinmelig maakt. Dat leven en die beweging van de straat, geven bovendien opgewektheid en levenslust. e vreemdeling, liefst een beetje ontdaan van zijn opvallend vreemdelings-chap, behoeft zich bij een wandeling in de stad niet te vervelen, want er is genoeg op te merken wat ons noordelijker volken verrast. Die bonte menigte, altijd gesticuleerend en schreeuwerig, van nature tot grappigheid gestemd, niets v ei bergende achter gemaakt fatsoen of gekunstelde manieren en toch geheel vrij van de ruwheid en ongebondenheid, soms in noordelijk Europa op te merken; de armoede, die de stad als een mantel over de schouders hangt, doch zich in dit milde klimaat niet zoo afzichtelijk voordoet als te Londen, tenzij bij de bedelaars op weg naar den Vesuvius, die hun inkomsten recht streeks doen aangroeien met den staat hunner ontreddering: de kooplieden in warme spijs, die maccheroni, visch en vleesch in groote koperen ketels, op vuren van cokes of houtskool, altijd op de openbare si raat, gereedmaken; de mandjes overal tot uit de hoogste verdiepingen aan een touw neergelaten, om bij den inkoop van allerlei mondbehoeften, de huishoudster de reis heen en terug te bespareu, een gebruik reeds vóór 18 eeuwen te Pompei' in zwang, blijkend aan de taverna van de straat Mercurius, waar het mandje is blijven hangen, dat zeker door de huisvrouw was neergelaten op het oogenblik dat de stad bedolven werd ; de vurige sardinische en majorcaansche paarden, meest volle hengsten, lang aangespannen voor de carretle en rijtuigen, zonder stang of trens in den mond, bestuurd met behulp van een sleutel op den neus, in den dolsten galop, soms in ren het corso volgend; de eigenaardige kreten der voerlieden bij het aandrijven hunner muiltlJeren ; het toilet der vrouwen van het volk, elkander behulpzaam om haar fraaien en overvloedigen zwaren haartooi den wiorig te gaven zjoals allen dien op gelijke wijze dragen, óf, minder behaaglijk voor het oog, elkaar beurtelings behulpzaam, om bevrijd te worden van zekera parasieten, wier aanwezig heid het verwijt van onzindelijkheid schijnt te wettigen, dat men haar veelal doet; de vertooningen van Polichine! (Pulcinella), dat over oud napolitaansch type als de arlekijn van liergamo in iiet noorden die verbasterd in den guignor' van Frankrijk en de Jan Klaassenkast van Holland is overgegaan; de mechanisohe piano's en de zangers, die telkens het thans te Napels in zwang zijnde en in napelsch dialect ko Ulig klinkende volksdeuntje aanheffen van de jonge juffrouw dier stad, die Parijs bezocht heett en beweert hare moeder taal verleend te hebben. .Maar daar nadert een heel muziekkorps. De sleepende deun van het niet minder algemeen gezongen: P so' glia 'e militare" doet ver wachten een troep bedevaartgangers te zien opdagen, of de reclame voor een stierengevecht zjoals duze in de steiien van zuidelijk-Frankrijk roi.dtrekt Men is verwonderd oen bereden muziekkorps te zien verschijnen van de cavalerie. Do houi.ii'g der troepen en het uiterlijk der paarden maken een zeer gunstigen indruk. Z:j zijn van toscaansch of hongaarsch ras. Kan regiment bestaat geheel uit paarden van Sar dinië. Do huzaren-uniform, vooral in de kleuren afwijkend van die in Nederland, w;:rdt uitmun tend gedragen door de meestal kleine maar goedgebouwde ruiters. De linie infanterie in donkerblauwe attil'.a met rood zag ik nergens beier gekleed dan in Italië. De altijd hagel witte linnen boord, boven de kraag uitkomende bij alles wat u iform draagt in lialië, bevoor deelt in iooge mate het uiterlijk. De liersM/lieri met de ccquct-gepiuinide hoeden, een beetje te veel opéra comiqiu'', marcheeren buiten de colonne want de altijd srtlie tijdniaat van hun pas bekt ze achte de andere troepen te vo.!gen. Ds veldartilierie, attila en pantalon donkerblauw met geil uitgcmonsterd, heeft de i büdieningmanschappen op de stukken, voori wagens en caissons, allen de karabijn en ] bamiouüre". j liet geheel vormt in het helle zonlicht een i afwisselend blauwe, roode, geele vlek. De parijzepaar die mij vergezelt kan niet i nalaten te herinneren aan het antwoord van ! Fiar.s II koning van Napels, aan den generaal j die hem een uniiormveranderiiig voorstelde: j f. . . les en rouge, f. . . les en bleu. i'. . . les l en jaune, vous ne les empêcherez jamais de i. .. j Ie camp"'. | Stonden de napo'.üaansche troepen echter j vroeger niet altijd vast in het vuur, Frans H verdiende niet anders dan door zijne troepen verlaten te worden, toen (jaribaldi in 18'iO zijn intocht te Napels deed. Het goed uitgeruste ] en uitmuntend geoefende italiaansche leger is niet te vergelijken met die vroegere napoli taansche troepen; het schijnt, in weerwil van den ongelukkigen Africaanschen veldtocht, e«ne hooge militaire waaide te bezitten, en bij den eersten Euroueeschen oorlog, welke na het haagsche congres zal uitbreken, kan zijn op treden op het slagveld voor velen misschien eene verrassing z^jn. Inmiddels zijn wij bij de groote galerie in de via lioma aangekomen. Eenige heeren op het terras van het koffiehuis bespreken met voldoening den lof door de buitenlandsche bezoekers van het journalisten-congres te Rome aan Italiëgegeven en deze gevoeligheid aan het oordeel van den vreemdeling over het koningrijk Italiëtoont aan, dat het nationaliteitsgevoel ook hier begint te ontwaken. Het volk in het algemeen is echter in de eerste plaats napolitaan. Van het koningrijk Italiëheeft het. wel eens op verschillende manieren hooren spreken, maar het is geheel onverschillig voor deze politieke verhoudingen. Deze eenvoudige phUosophen zijn tevreden en gelukkig als zij voor hunne geringe behoeften hebben gezorgd, want, bij al hun drukte en bewegelijkheid, merkt men toch de rust op die in hun gebruiken en op hun gelaatstrekken is uitgedrukt. En wat maakt het ten slotte dezen kinderen der zon, of de politieke wind wijzer in deze of gene richting draait, of de wet hun wordt gesteld door een Bourbon, door Savoye of door een priester? Worden zij hierdoor belet de zoele zeebries in te ademen of zich ia de lauwe zonnestralen uit te strekken? verandert dit iets in hun zoet verkeer met de madonna en al de heiligen ? of in hunne liefdesavonturen? de eenige gedachten die hen bezighouden, de eenige be koorlijkheden welke het leven voor hen heeft. Palermo, Mei '99. EAHIKGO. Boefc- en Tijdschrift. De Nieuwe Gids. Kunst is toch eigenlijk iets wonderlijks. Iemand kan hebben de gave van woordschikken, van cadans en rythme, een groote gemakke lijkheid bezitten de strofen te laten vloeien als satyn-gladde wateren of te doen borrelen in wild-drifte stroomen, alle techniek en vorm volkomen onder zijn penbeweeg hebben en met dit al, kan 't gebeuren dat zijn werk nog geen kunst is. Daar is nu eenmaal wat innerlijks in een rnensch dat door zijn werk heendrqft, en wanneer dat innerlijk niet in harmonie is met den aard en 't sentiment van wat men be schrijven wil en waarvan men dus anderen de aandoening wil geven, zoo komt men tot een vreemd mixtum. Dat blijkt nu weer uit »Pleziervaart van A. W. v. Oordt in de Nieuwe Gids." In deze schets toch z\jn woordschikking, rythme, cadans goed, soms nog met erge taaie lappen ; maar toch wel goed. 't Is zorgzaam werk. De schrijver heeft het maar niet onder zijn vingers laten doorglijden, 't zelfs ernstig bearbeid. Maar wat een visie, wat een sentiment houdt die goede v. Oordt er op na! Je zou hem zoo een draai om zijn literaire ooren geven. Daar is bij met een plezierboot meegegaan, om in het hulsel van een schildersziel, een waar en hoog genot te hebben. En met die schildersziel, let wel op met die schildersziel, ziet hij niets van Jjiet schilderachtige in deze plezierbootjesmenschen op bun Zondags, hoort hij alleen hun gekakel, het schelle, banale, vergaat hij geheel in zijn eigene meewarigheid. De heer v. Oordt zal misschien zeggen: 't was me niet te doen om die pleziermensehen. maar wel om de eigen stemming weer te geven. Heel best, zeggen we, er is niets tegen, als 't maar goed gebeurt. Geef je eigen gevoel, je eigen stemming, maar handel niet met je senti ment als mat een halve dooie visch, die je op 't droge sleept, daar tusschen tonnetjes en vaten laat sterven. Heusch een half-dooie visch geeft geen mooie aandoening, evenmin een droomerdletusschen pretmakende merischen zich ergert aan de omgeving. Was het komisch beschreven, dan hadden we er nog om kunnen lachen. Ja, dat innerlijke van den mensch en daar kun je nu eenmaal niet aan veranderen doet gekke dingen mot de pen-handigheid van den schrijver. Wel drommels! het is die v. Oordt zijn schuld toch eigenlijk niet, dat hij zoo'n teere, zware stemming had en waarom zou hij 't niet mogen hebben, Aletrino heeft dat ook wel ? Maar dat is 't verschil. Bij Aletrino is 't sentiment geheel in overeenstemming met zijn objecten, is visie en gewaarwording n, is harmonisch : een eerste voorwaarde tot kunst. Hier in deze schets, bij v. Oort, ligt alles over elkaar geklotst, ligt zijn eigen stemming als een ranzig zoopie drabbig er om heen. Dat kornt ervan als men zijn eigen gevoel belangrijker vindt dan de werkelijkheid en die werkelijkheid er toch bij wil halen. Laat v. Looy zoo'n feestboot eens beschrijven. Zie eens met hoeveel liefde elk deeltje is aangej keken, elk geluid waargenomen, elke schakeeI ring, een tiei.de van een schakeenng soms, is r.agespeurd en hoe deze liefde van den schrijver op den lezer overgaat, zóó dat men zich midden tusschen zijn personen waant. Niet hoe v. Looy als mensch op zoo n boot zich voelt, zal hij geven, maar wel wat hem als kuntenaar aandoet, ornaat hij zijn kunst grooter stelt dan zijn klein menschheidje. Een weetiioedssensatie in ons oproepen kan b.v. het gaan door een stad van ellende, lange de gevallen rijen op een slagveld, door een ziekenhuis, o;> een plo-derboot waar men zich niet thuis voelt is dit niet het geval. Dat is het gevoel ridiculiseeren. liet kan natuurlijk voorkomen, natuurlijk. l niemand is zijn gevoel meester; maar men beschrijft het dan niet, of zoodanig, dat weer op andere wijze harmonie ontstaat. En ja, kunst is iets wonderlijks, iets wat je uit je zelf moet hebben, geheel in overeenstem ming niet je innerlijk. Het innerlijk van een schrijver bespeurt men altijd uit zijn werk. maakt het dadelijk echt of valsch. Deze schets van v. Oordt is slecht, omdat het innerlijke van den schrijver niet in over eenstemming was, met wat hij wilde uitbeelden. Verder nog in deze aflevering een enkel vers van Boeken, een kleine twintig daaren tegen van Kloos en een vervolgstuk :>Bragi" van Dr. S. D. Schepers. Psyche. De verschijning van Psyche is voor korten tijd opgeschort. De redactie zegt, dat de tijd van lilosophische beschouwing, buiten da feitea orn, voorbij is en nu er op 't oogenblik, ook in 't buitenland, een leegte is in de experi menten, wil ze niet gaarne bij dat gemis aan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl