Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1152
De derde dochter.
(Lustige Blatter.)
De CZAR (teleurgesteld): »Komt er dan geen zoon voor mijn
czarentroon?"
Groote nitTerïoop, wegens onbeffing der ml in Koloniale waren.
(Ulk.)
»Mjjn jongen, als we hiermede niet genoeg geld maken, zal mama
heusch met een rijken Amerikaan moeten trouwen."
Een waarschuwing.
(FloJt.)
LOUBET tot MAIUANNI: : »Weps voorzichtig, mevrouw, achter
u is iemand bezig met Méliniet."
Lastige huurders,
(Fischietto, Turijn.)
Moeder EUROPA : >Zóóveel lastige lui heb ik nog
nooit tegelijk in huis gehad !"
Uit Italië.
Napels. Het volk. De straat.
Het kort afgebroken verhaaltje van de ont
moeting met het jongetje, aan het einde van
mijn vorigen brief, moest doen uitkomen, of
liever ik betoogde mijzeJf hiermede, dat dit
jeugdig straatgespuis niet altijd zoo verdorven
is als ik mij had voorgesteld. Zeker ! er z\jn
er die stelen en rooven als zy te veel honger
hebben, en de napolitaansche straatjongen is
vaak weinig bestand tegen het blinken van een
horlogeketting of andere gouden voorwerpen,
welke hij den persoon die er mede prijkt a
l'esbrouff" weet te ontnemen. Het komt zelfs
voor, dat hij plots op een equipage springt om
eene dame de oorbellen te ontrukken, en boven
dien aarzelt hij zelden met z'n messteek als
hij in een geschil met een kameraad dreigt te
moeten onderdoen.
En toch heeft men naar myne ondervinding
meer zachte dan harde kleuren noodig om het
kenmerkende van dit volkje te doen uitkomen.
De noordsche kleine venter, die u met weinig
bescheidenheid nadert of u soms naroept als
ge niet aan zijn wensch voldoet, is geheel
anders dan de kleine napelsche zwerver. Deze
is onderworpen en gedwee, vleiend en calin",
hij komt nog vriendelyker vragend met z'n
bloemen of wasjes terug als ge hem eenige
dagen achtereen hebt afgewezen, weet u onver
wacht een kleinen dienst te bewijzen, door iets
voor u op te rapen, u vuur aan te reiken zoodra
ge een cigaar voor den dag haalt, op het juiste
oogenblik uw rijtuig te openen of te sluiten en
toont u, altijd even vrijmoedig, zooveel eerbiedige
oplettendheid, dat ge hiervoor niet ongevoelig
blijft. Die zelfde zachte voorkomendheid, ook
gebrek aan fierheid verradende, is by den man
uit het volk op te merken. Veel meer dan
elders toont hij zich beleefd en nederig jsgens
de meer bevoorrechte klasse, en hij waardeert
te meer de poging van den vreemdeling om het
volk te leeren kennen, naarmate vele
stadgenooten het meer van uit de dikwijls alleen in
hunne verbeelding bestaande hoogte bejegenen.
Een armoedig gekleed man gaf mij den avond
van Santa Barbara, op mijn vraag, eenige
inlichting omtrent het vuurwerk dat overal in
de volksstraten bij het Kettifilo werd ontstoken,
ter eere van deze patrones der artillerie, terwijl
de jeugd danste en sprong van pret als de
molens hun vonken wegslingerden en de
moordslagen in de smalle straat donderend weer
klonken.
Zeker het is kostbaar, maar wat een genot
deze heilige het vuurspel (giuoco di fuoco) te
verschaffen, waarop zij zoo verzot is, en wat
een schat van mirakelen geeft zij daarna terug!"
Deze inan begeleidde ons hierna nog eenige
oogenblikken in de volksbuurten, zich steeds
bescheiden op den achtergrond houdende, als
een cicerone van beroep. Wij wisten niet goed
of we hem eene geldelijke belooning konden
aanbieden voor zijn moeite. Voor cigaren of
eenige verversching had hij reeds bedankt.
De frissche uitstalling van een koopman in
frutti di mare" trok onze aandacht. Oaze
cicerone, met z'n poëtische opvatting van het
vuurspel, naderde weder den hoed in de hand
en als de Hollander van Heiae op Helgoland
evenzeer op de hoogte van hemelsche zaken
als van zeeprodncten?wees hij aan: ostricne,
arcelle, patelle reale."
Tutte frutti di mare!" schreeuwde de
koopman. Nu dacht ik iets gevonden te
hebben, waarop onze geleider belust was, maar
hij hield niet van oesters en.toen ik tenslotte
in mijn vestzak tastte om hem zijn afscheid
te geven, wees hij dit met beljefd maar stellig
handgebaar af, verklarende dat hij zeer te
vreden was vreemdelingen een kleinen dienst
te hebben bewezen.
De hemel beware mij voor de verdenking,
door het vermelden van deze onschuldige ont
moetingen, Napels en Calabriëals een Arcadi
te willen voorstellen, bewoond door zachtzinnige
herders; de geaardheid van dit volk is echter
veel beter dan de roep die er vrij algemeen
van uitgaat, en de lu-saroui en leegioopers
van vroeger dagen hebben reeds lang plaats
gemaakt voor eene nijvere bevolking van
visschers, kooplui in groenten en vruchten,
lastdragers etc, dikwijls zwaar werkende voor een
zeer klein loon, uiterst matig in het gebruik
van wijn en drank en met zeer geringe be
hoeften voor hun voeding en vcor hun kleeding.
Niet in de volksstraten, maar in de om
streken der stad en op de plaatsen het meest
door de vreemdelingen bezocht, loopt uw beurs
en horioge gevaar van de beroepsdieven, die
hier bij voorkeur als welgnkleede heeren rond
wandelen, vóór zij weder het boevonpak moeten
aantrekken; en men wordt op die plaatsen
meer dan in andere steden lastig gevallen door
wegwijzers, bedeiaars en verkoopers van allerlei
voorwerpen, hoewel de politie Uit kwaad meer
en meer tracht te beteugelen.
Uwe persoonlijke veiligheid is geheel ver
zekerd. De messteken, dagelijks, blijkens de
opname der gewonden in de hospitaion te
Napels, toegebracht, vallen misschien minder
dan te Londen en Parijs <ien vreemdeling of
den rustigen man ten deel ; meental zijn zij
het gevolg van minnenijii of van twisten, dio
natuurlijk dagelijks bij deze zeer ontvlambare
bevolking van (i(/(M,OU zielen ortstaan; il faut
bicn <;u ils reglent, entre eux eurs pelits
eomptes.
Het moge sommigen bcuzelachtig voorkomen,
bij een bezoek aan Italiëbenige aandacht te
schenken, aan w d, t anderen eene u;
verwaarloozcn giootheid achten. Ik La;; evenwel de
verleiding niet weerstaan, eenige vluchtige
opmerking;;;! te maken over het volk en Let
leven in Zuid-Itaiiü, niet naar de boeken, maar
zuoais ik het zag en naar de indrukken die
ik er van ontving, zonder te willen beweren
dat andere waarnemers gelijke indrukken
moeten ontvangen hebber!. i)e methode, een
voJk te iceren kennen door met den grringen
mar. te beginner., zou bij eeue meer ernstige
studie, ook niet ondankbaar zijn. ])u ziels
toestand der groote massa is op zich zelve
belangwekkend, doch iu de kennis van den aard
en het kaïakUr van het volk, ligt ook in
verband met i'ijti geschieden s, de verklaring
van elk zijner richtingen op kunstgebied, van de
eigenaardigheden van zij;i bestuur en van de
economische oui^midighedcn onder welke liet
moet leven, iiij de meest bevoorrechte klasse
vindt men wel dezelfde groiulkleur van het
volkskarakter tmi;.', doch deze klasse heeft m alle
landen, met geringe wijzigingen, gelijksoortige
conveiit;i;n. hetzelfde snobisme en nauw-verwante
vowoordeelen, zoodot het kenmerkende :n het
karakter hier moeilijker is te herkennen dan
bij den eenvoudigen man. die zich minder
maskert en gemakkelijk troef erkent,
Zonder ons voor het oogenblik in dit
causaalverband der dingen te verdiepen, merken \vij,
laag bij den grond blijvende, op, dat ook de
bezoeker van Italiëniet al zijn tijd in de !
musea en bij de monumenten kan doorbrengen, i
Wanneer h\j te Rome de musea van het j
Vaticaan en van het Kapitool bezocht heef r,
schijnt het hem dat hij in Italiëde studie heeft
uitgeput van de oudheid voorgesteld door de
monumenten, die er van zijn overgebleven, maar
de nieuwe wonderen, die hij in het nationaal
museum te Napels vindt, trekken hem op nieuw
onwederstaanbaar verscheidene dagen tot zich.
Zijn belangstelling groeit hier aan door de
voliedige openbaring van het leven en de ge
bruiken der ouden, hier niet alleen sprekende
uit inscriptiën, altaren, beelden en tomben,
maar uit allerlei voorwerpen van dagelijksch ge
bruik, vanaf de kostbaarste en meest kunstig be
werkte tot de eenvoudigste en meest gemeenzame.
Want het is hier niet meer het gelukkig toeval
van eene opgraving, welke een afzonderlyk an
tiek fragment oplevert, het is niet meer eene
gratstede, een tempel, een theater wat men
aan het licht brengt, het is een geheele stad,
bedolven onder de asch van den Vesuvius, welke
onophoudelyk hare schatten aan het museum
van Napels afstaat.
Wanneer men daar weder eeeige dagen met
de geslachten van vroeger eeuwen heeft door
gebracht, gaat men zekeren dag 's morgens
liever een beetje ronddwalen in de straten van
Napels dan weder nieuwe merkwaardigheden
te bezichtigen. Met de doodeu kan men niet
altijd leven en ook aan kunst moet men zich
geen indigestie bezorgen. Welbeschouwd kan
men z'n geest ook geen beter gerecht voorzetten
dan het volle leven van een volk, zoo rauw
opgediend, zonder de minste saus van sociologen
of moralsten.
Het is een geweldige pièce de résistance !"
Maar er zijn stukjes bij uie men er al dadelijk
zou willen uitkippen. Vaak betreurt men
de n'avoir pas a sa plunw un joli bout de
crayon" als bijvoorbeeld Paul Lazerges, die
deze zuidelijke tafereeltjes zoo waar teruggeeft,
om een of ander tooneeltje vast te houden en
te bewaren: een beiaden ezel met zyn ge
leider, eene vrouw of een meisje met haar vracht
op het hoofd, de trappen en de ingang van
een kerk, gedecoreerd met vrouwen en bede
laars, en dat alles te doen leven, onafscheidelijk
verbonden aan den geur en de kleur van het laud
en in het zonnig-stoiiige waas, dat die schil
derijtjes verguldt en doinmelig maakt.
Dat leven en die beweging van de straat,
geven bovendien opgewektheid en levenslust.
e vreemdeling, liefst een beetje ontdaan van
zijn opvallend vreemdelings-chap, behoeft zich
bij een wandeling in de stad niet te vervelen,
want er is genoeg op te merken wat ons
noordelijker volken verrast. Die bonte menigte,
altijd gesticuleerend en schreeuwerig, van nature
tot grappigheid gestemd, niets v ei bergende
achter gemaakt fatsoen of gekunstelde manieren
en toch geheel vrij van de ruwheid en
ongebondenheid, soms in noordelijk Europa op te
merken; de armoede, die de stad als een
mantel over de schouders hangt, doch zich in
dit milde klimaat niet zoo afzichtelijk voordoet
als te Londen, tenzij bij de bedelaars op weg
naar den Vesuvius, die hun inkomsten recht
streeks doen aangroeien met den staat hunner
ontreddering: de kooplieden in warme spijs,
die maccheroni, visch en vleesch in groote
koperen ketels, op vuren van cokes of houtskool,
altijd op de openbare si raat, gereedmaken; de
mandjes overal tot uit de hoogste verdiepingen
aan een touw neergelaten, om bij den inkoop
van allerlei mondbehoeften, de huishoudster de
reis heen en terug te bespareu, een gebruik
reeds vóór 18 eeuwen te Pompei' in zwang,
blijkend aan de taverna van de straat
Mercurius, waar het mandje is blijven hangen,
dat zeker door de huisvrouw was neergelaten
op het oogenblik dat de stad bedolven werd ;
de vurige sardinische en majorcaansche paarden,
meest volle hengsten, lang aangespannen voor
de carretle en rijtuigen, zonder stang of trens
in den mond, bestuurd met behulp van een
sleutel op den neus, in den dolsten galop, soms
in ren het corso volgend; de eigenaardige
kreten der voerlieden bij het aandrijven hunner
muiltlJeren ; het toilet der vrouwen van het
volk, elkander behulpzaam om haar fraaien
en overvloedigen zwaren haartooi den wiorig
te gaven zjoals allen dien op gelijke wijze
dragen, óf, minder behaaglijk voor het oog,
elkaar beurtelings behulpzaam, om bevrijd te
worden van zekera parasieten, wier aanwezig
heid het verwijt van onzindelijkheid schijnt te
wettigen, dat men haar veelal doet; de
vertooningen van Polichine! (Pulcinella), dat over
oud napolitaansch type als de arlekijn van
liergamo in iiet noorden die verbasterd in
den guignor' van Frankrijk en de Jan
Klaassenkast van Holland is overgegaan; de
mechanisohe piano's en de zangers, die telkens
het thans te Napels in zwang zijnde en in
napelsch dialect ko Ulig klinkende volksdeuntje
aanheffen van de jonge juffrouw dier stad, die
Parijs bezocht heett en beweert hare moeder
taal verleend te hebben.
.Maar daar nadert een heel muziekkorps.
De sleepende deun van het niet minder algemeen
gezongen: P so' glia 'e militare" doet ver
wachten een troep bedevaartgangers te zien
opdagen, of de reclame voor een stierengevecht
zjoals duze in de steiien van zuidelijk-Frankrijk
roi.dtrekt Men is verwonderd oen bereden
muziekkorps te zien verschijnen van de cavalerie.
Do houi.ii'g der troepen en het uiterlijk der
paarden maken een zeer gunstigen indruk. Z:j
zijn van toscaansch of hongaarsch ras. Kan
regiment bestaat geheel uit paarden van Sar
dinië. Do huzaren-uniform, vooral in de kleuren
afwijkend van die in Nederland, w;:rdt uitmun
tend gedragen door de meestal kleine maar
goedgebouwde ruiters. De linie infanterie in
donkerblauwe attil'.a met rood zag ik nergens
beier gekleed dan in Italië. De altijd hagel
witte linnen boord, boven de kraag uitkomende
bij alles wat u iform draagt in lialië, bevoor
deelt in iooge mate het uiterlijk. De liersM/lieri
met de ccquct-gepiuinide hoeden, een beetje
te veel opéra comiqiu'', marcheeren buiten
de colonne want de altijd srtlie tijdniaat van
hun pas bekt ze achte de andere troepen te
vo.!gen. Ds veldartilierie, attila en pantalon
donkerblauw met geil uitgcmonsterd, heeft de
i büdieningmanschappen op de stukken,
voori wagens en caissons, allen de karabijn en
] bamiouüre".
j liet geheel vormt in het helle zonlicht een
i afwisselend blauwe, roode, geele vlek.
De parijzepaar die mij vergezelt kan niet
i nalaten te herinneren aan het antwoord van
! Fiar.s II koning van Napels, aan den generaal
j die hem een uniiormveranderiiig voorstelde:
j f. . . les en rouge, f. . . les en bleu. i'. . . les
l en jaune, vous ne les empêcherez jamais de i. ..
j Ie camp"'.
| Stonden de napo'.üaansche troepen echter
j vroeger niet altijd vast in het vuur, Frans H
verdiende niet anders dan door zijne troepen
verlaten te worden, toen (jaribaldi in 18'iO zijn
intocht te Napels deed. Het goed uitgeruste
] en uitmuntend geoefende italiaansche leger is
niet te vergelijken met die vroegere napoli
taansche troepen; het schijnt, in weerwil van
den ongelukkigen Africaanschen veldtocht, e«ne
hooge militaire waaide te bezitten, en bij den
eersten Euroueeschen oorlog, welke na het
haagsche congres zal uitbreken, kan zijn op
treden op het slagveld voor velen misschien
eene verrassing z^jn.
Inmiddels zijn wij bij de groote galerie in
de via lioma aangekomen. Eenige heeren op
het terras van het koffiehuis bespreken met
voldoening den lof door de buitenlandsche
bezoekers van het journalisten-congres te Rome
aan Italiëgegeven en deze gevoeligheid aan
het oordeel van den vreemdeling over het
koningrijk Italiëtoont aan, dat het
nationaliteitsgevoel ook hier begint te ontwaken.
Het volk in het algemeen is echter in de
eerste plaats napolitaan. Van het koningrijk
Italiëheeft het. wel eens op verschillende
manieren hooren spreken, maar het is geheel
onverschillig voor deze politieke verhoudingen.
Deze eenvoudige phUosophen zijn tevreden
en gelukkig als zij voor hunne geringe behoeften
hebben gezorgd, want, bij al hun drukte en
bewegelijkheid, merkt men toch de rust op
die in hun gebruiken en op hun gelaatstrekken
is uitgedrukt. En wat maakt het ten slotte
dezen kinderen der zon, of de politieke wind
wijzer in deze of gene richting draait, of de
wet hun wordt gesteld door een Bourbon, door
Savoye of door een priester?
Worden zij hierdoor belet de zoele zeebries
in te ademen of zich ia de lauwe zonnestralen
uit te strekken? verandert dit iets in hun zoet
verkeer met de madonna en al de heiligen ?
of in hunne liefdesavonturen? de eenige
gedachten die hen bezighouden, de eenige be
koorlijkheden welke het leven voor hen heeft.
Palermo, Mei '99.
EAHIKGO.
Boefc- en Tijdschrift.
De Nieuwe Gids.
Kunst is toch eigenlijk iets wonderlijks.
Iemand kan hebben de gave van woordschikken,
van cadans en rythme, een groote gemakke
lijkheid bezitten de strofen te laten vloeien
als satyn-gladde wateren of te doen borrelen
in wild-drifte stroomen, alle techniek en
vorm volkomen onder zijn penbeweeg hebben
en met dit al, kan 't gebeuren dat zijn werk
nog geen kunst is.
Daar is nu eenmaal wat innerlijks in een
rnensch dat door zijn werk heendrqft, en
wanneer dat innerlijk niet in harmonie is met
den aard en 't sentiment van wat men be
schrijven wil en waarvan men dus anderen de
aandoening wil geven, zoo komt men tot
een vreemd mixtum. Dat blijkt nu weer uit
»Pleziervaart van A. W. v. Oordt in de Nieuwe
Gids." In deze schets toch z\jn woordschikking,
rythme, cadans goed, soms nog met erge taaie
lappen ; maar toch wel goed. 't Is zorgzaam
werk. De schrijver heeft het maar niet onder
zijn vingers laten doorglijden, 't zelfs ernstig
bearbeid.
Maar wat een visie, wat een sentiment houdt
die goede v. Oordt er op na! Je zou hem zoo
een draai om zijn literaire ooren geven.
Daar is bij met een plezierboot meegegaan,
om in het hulsel van een schildersziel, een
waar en hoog genot te hebben. En met die
schildersziel, let wel op met die schildersziel, ziet
hij niets van Jjiet schilderachtige in deze
plezierbootjesmenschen op bun Zondags, hoort
hij alleen hun gekakel, het schelle, banale,
vergaat hij geheel in zijn eigene meewarigheid.
De heer v. Oordt zal misschien zeggen: 't
was me niet te doen om die pleziermensehen.
maar wel om de eigen stemming weer te geven.
Heel best, zeggen we, er is niets tegen, als
't maar goed gebeurt. Geef je eigen gevoel,
je eigen stemming, maar handel niet met je senti
ment als mat een halve dooie visch, die je
op 't droge sleept, daar tusschen tonnetjes en
vaten laat sterven. Heusch een half-dooie
visch geeft geen mooie aandoening, evenmin
een droomerdletusschen pretmakende merischen
zich ergert aan de omgeving. Was het komisch
beschreven, dan hadden we er nog om kunnen
lachen.
Ja, dat innerlijke van den mensch en
daar kun je nu eenmaal niet aan veranderen
doet gekke dingen mot de pen-handigheid
van den schrijver. Wel drommels! het is die
v. Oordt zijn schuld toch eigenlijk niet, dat hij
zoo'n teere, zware stemming had en waarom
zou hij 't niet mogen hebben, Aletrino heeft dat
ook wel ?
Maar dat is 't verschil. Bij Aletrino is 't
sentiment geheel in overeenstemming met zijn
objecten, is visie en gewaarwording n, is
harmonisch : een eerste voorwaarde tot kunst.
Hier in deze schets, bij v. Oort, ligt alles over
elkaar geklotst, ligt zijn eigen stemming als een
ranzig zoopie drabbig er om heen.
Dat kornt ervan als men zijn eigen gevoel
belangrijker vindt dan de werkelijkheid en die
werkelijkheid er toch bij wil halen. Laat
v. Looy zoo'n feestboot eens beschrijven. Zie
eens met hoeveel liefde elk deeltje is
aangej keken, elk geluid waargenomen, elke
schakeeI ring, een tiei.de van een schakeenng soms, is
r.agespeurd en hoe deze liefde van den
schrijver op den lezer overgaat, zóó dat men
zich midden tusschen zijn personen waant.
Niet hoe v. Looy als mensch op zoo n boot
zich voelt, zal hij geven, maar wel wat hem als
kuntenaar aandoet, ornaat hij zijn kunst grooter
stelt dan zijn klein menschheidje.
Een weetiioedssensatie in ons oproepen kan
b.v. het gaan door een stad van ellende, lange
de gevallen rijen op een slagveld, door een
ziekenhuis, o;> een plo-derboot waar men zich niet
thuis voelt is dit niet het geval. Dat is het
gevoel ridiculiseeren.
liet kan natuurlijk voorkomen, natuurlijk.
l niemand is zijn gevoel meester; maar men
beschrijft het dan niet, of zoodanig, dat
weer op andere wijze harmonie ontstaat. En
ja, kunst is iets wonderlijks, iets wat je uit
je zelf moet hebben, geheel in overeenstem
ming niet je innerlijk. Het innerlijk van een
schrijver bespeurt men altijd uit zijn werk.
maakt het dadelijk echt of valsch.
Deze schets van v. Oordt is slecht, omdat
het innerlijke van den schrijver niet in over
eenstemming was, met wat hij wilde uitbeelden.
Verder nog in deze aflevering een enkel
vers van Boeken, een kleine twintig daaren
tegen van Kloos en een vervolgstuk :>Bragi"
van Dr. S. D. Schepers.
Psyche.
De verschijning van Psyche is voor korten
tijd opgeschort. De redactie zegt, dat de tijd
van lilosophische beschouwing, buiten da feitea
orn, voorbij is en nu er op 't oogenblik, ook
in 't buitenland, een leegte is in de experi
menten, wil ze niet gaarne bij dat gemis aan