Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar B mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/»
Dit M*d U verkrijzbaar Kioek 10 Boulevard dei Capoeinu tegenover het Grand Caft, te Parrj»,
«m te Londen, Librmirie Cnmopolite, 50 ChariottMtnet, Fitooy Square.
Zondag 30 Juli,
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel , 0.4
Aunouces uit Duitechland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLP J1ÜSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
INHOUD.
VAN VEBBB EN VAN NABIJ: In Memoriam,
Anthony Moei», door J. W. Pb. Feith. - De
radicalen bij de verkiezingen voor den
Jrrster?dam»chen gemeenteraad, (Ing.) door A. B. Dav id».
De Elite-deputatie in Finland, door dr. Maikki
Friberg. De Yredeconfereotie es de
Dum-dumkegels, (Ing.) door P. J. de Brnine Ploos van
Amstel. SOCIALE AANGELEGENHEDEN:
Belangrijke vraagstukken, door dr. J. 0. E.
MUILLETON. Misdaad of weldaad ? door Fraucf is
Coppée. BECLAM18. VOOR DAMES: Het
opvoedingsambt der vronw, door F. AllerJti,
door E-e. SCHAAKSPEL FINANCIÏELB
BN OECONOJO8CHE KRONIEK, door D. Stigter. -r
KDN8T EN LETTEBEN: Mnziekbeoordeelingen,
door Ant Averkamp. Civiel of militair,
door W. G. van NouhoyB Boek en tijdschrift,
door . van Halzen ALLERLEI. - INGE
BONDEN. PEN- EN POTLOODKBASSEN.
ADVEBTENTIEN.
eMnHiiiiiiiuiauHiiiiiunuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
IN MEMORIAM.
geb. 1& Jipril 18ZÏ, f 24 Juni 1899.
Den 13en Jnni bracht ik hem, zooals ge
woonlijk om de veertien dagen, een bezoek in de
vriendelijke kleine woning, die wel opzettelijk
Toor hem scheen te zyn gebouwd, aan den
zoom van den schoonen Alkmaarder Hout.
Ik kon niet denken dat het de laatste
maal zou zyn. Hy was bizonder helder en
opgewekt. Toen ik heenging spraken wjj af,
dat ik hem den 25en zon komen halen om te
samen naar Heilo te wandelen. Maar den 24en
ontving ik het bericht van zijn overladen.
Den 27en werd hy begraven. Behalve door
syne beide zonen, zijne broeders en nog enkele
bloedverwanten, werd hy naar de laatste
rustplaats geleid door vier van zijne vrienden,
door een van hen die hem als predikant
te Sneek zoo zeer hadden gewaardeerd, door
een van zy'ne geestverwanten uit de Tweede
Kamer der Staten Generaal,jioor een, zegge
? n, vertegenwoordiger van den
nderwyzersstand, waarvoor hy zooveel was geweest en
zooveel had gedaan, en door my', die gedurende
meer dan een halve eeuw in al* zyn lief en
leed heb gedeeld. Hy had zeer bepaald als
zqn wensch te kennen gegeven dat by zyn
graf niet zou worden gesproken. Wy moesten
natnurly'k dien wensch eerbiedigen. Maar
my althans heeit dat moeite gekost, en daarom
verheugde ik my' dat de redactie van dit
weekblad my nitnoodigde een woord aan zy'ne
nagedachtenis te wijden. Dat kan dunkt my
geen ondankbaar werk wezen, want al was hy,
die zich voor eenige jaren reeds uit het open
bare leven had moeten terugtrekken, reeds
door 'velen vergeten, al werd soms de vraag
gehoord: héleeft Moens nog ? hy had toch nog
vele en warme vrienden die aan zyn goed hart
en zy'ne groote verdiensten recht lieten weder
varen.
Als student was hy door zyn opgeruimdheid
en zy'ne geestige gezegden de ziel van ieder
gezelschap waarin hy' zich bevond. Hy' werkte
met lust en ijver. Toch had hy' toen met
groote moeielykheden te worstelen, die hij
spoedig is te boven gekomen, maar die er
niet weinig toe hebben bijgebracht om hem
een diep medelijden te doen gevoelen met
allen die dreigden onder te gaan in den strijd
om het bestaan, en hem te dringen hen, waar
hg kon, te helpen en te steunen. Op 24 jarigen
leeftijd werd hy predikant. Hy was het met
hart en ziel. Er was zeker een groot ver
schil tnsschen zijne dogmatische overtuiging
en die van de leden zy'ner eerste gemeente,
maar hij wist hunne harten te winnen door
zijne warme belangstelling in hun stoffel y'k
en geestelijk welzijn. Daar eren als te E Jam,
waar by in echt broederly'ken zin te samen
werkte met onzen vriend Tersteeg, en waar
nu nog velen met ingenomenheid van zyn
persoon en van zyn werk gewagen, hoorde
men gaarne zy'ne meer dan gewoon welspre
kende en dikwijls geestige toespraken. En
dat was niet minder het geval te Sneek.
Daar kwamen zy'ne groote talenten tot rijp
heid; daar ontwikkelde hy zyn volle kracht.
Vele vrijzinnigen, waaronder niet weinigen die
van den Godsdienst waren vervreemd, werden
door hem gewonnen. Zy droegen hem als het
ware op de handen, maar ook de
rechtzinnigen konden den eerlyken tegenstan
der hunne achting niet onthouden. Moens werkte
er veel, hy deed er meer dan preeken en
catechiseeren. Reeds daar heeft zich zy r. e liefde
voor het onderwys krachtig getoond; hy was
een y'verig lid van de schoolcommissie, en
vele verbeteringen in de school zyn aan hem
te danken. Maar daar ook begon voor hem een
hevige stry'd. Conscentieus als hy was, vroeg
hg zichzelven af, of hy met zy'ne afwykende
gevoelens nog in de hervormde kerk te huis
behoorde ? Getuigenis te geven van het beste
dat in hem was, was nog alty'd zyn lust en
levensliefde voor het idealisme te wekken,
eene grootsche en verhevene taak, die hy'niet
gaarne zou opgeven. Maar er was in de in
richting van de Godsdienstoefeningen, waarin
hy zich moeily'k meer kon vinden. Vooral het
iedere week voorgaan in het gebed, of er by
hem animus precandi was of niet, scheen
hem een groot bezwaar. Levendig herinner ik
my nog menig gesprek in dien ty'd met hem
op m^jne studeerkamer en op die van Kuenen
gehouden. Soms scheen het wel dat wy ons
pleit hadden gewonnen, maar straks deden
de bezwaren zich by hem weder en met ver
dubbelde kracht gevoelen. Hy kreeg last van
duizeligheid. Hy kon niet meer spreken van
den kansel, maar schoon zy'ne vrienden te
Sneek hem ongaarne wilden missen, en hem
ook van het podium met groote ingenomenheid
boorden spreken, toen de gelegenheid zich
aanbood hem een anderen voor hem
geschikten werkkring te verschaffen, dachten
zy meer aan hem en aan het algemeen belang
dan aan zich zelven.
In de Staten-Generaal, zoo meenden zy', zal
zulk een vurig en oprecht voorstander vaa
het openbaar onderwy's op zy'ne plaats zyn.
En hy werd in het district, waartoe zy'ne woon
plaats behoorde, tot lid van de Tweede Kamer
gekozen. Hy nam die benoeming aan, maar
hy bleef belangstellen in zyn vroegere werk.
Te midden van zyn drukken arbeid verlangde
hy van ons, dat wy hem op de hoogte zouden
houden van wat daar omging in de kerkelijke
en theologische wereld. Hy was in lateren tijd
een getrouw bezoeker van de godsdienstoefe
ningen in de Doopsgezinde Kerk in Den Haag.
Hy was zelfs gehecht aan enkele oude traditiën
en als hy op den Oudejaarsavond by my ver
toefde, dan was het zyn wensch dat ik toch
vooral het «uren, dagen, maanden, jaren" *) zou
laten zingen. Anders, zooals hy zeide, is het
voor my geen Oudejaarsavond. In de volks
vertegenwoordiging sloot hy zich aan by' wat
men toen noemde de vooruitstrevende liberale
party, en hy had de wijsheid van niet te
spreken over dingen, waarvan hy geen genoeg
zame kennis had. Kooit vergat hy met welk
doel hy was afgevaardigd. Het onderwijs had
zy'ne liefde, aan de bevordering daarvan wy'dde
bij al zy'ne krachten. Daaraan gaf by' zich
geheel en al en niet alleen op het Binnen
hof, waar hij zelfs een nieuw ontwerp van
wet ter tafel bracht, maar ook in het
»Nut" en in Volksonderwys en in de com
missie die door die beide maatschappyen
was in het leven geroepen. Daaraan gaf hy
zich met een y'ver soms te groot voor zy'ne
lichaamskrachten en dus nadeelig voor zijne
gezondheid, toen hy tot inspecteur van
het lager onderwys eerst in de provincie
Utrecht, 4ater by' de nieuwe organisatie in de
tweede inspectie was benoemd. Ook aan wat
anderen allicht als kleinigheden zouden hebben
beschouwd, wy'dde hy zy'ne aandacht. Het lot
der onderwyzers wenschte hy te verbeteren.
En meermalen heb ik de bewijzen ervan ge
had, dat niet alleen zy die by de openbare,
maar ook zy die aan bizondere scholen werk
zaam waren, hem lief hadden en hoogachtten
omdat zy wisten wat zy aan hem hadden, om
zy'ne onpartijdigheid, omdat hy er steeds op
uit was hunne billyke wenschen te vervullen.
In dit opzicht heeft hy zich zeer verdienstelyk
gemaakt voor Nederland. Maar hy had les
défauts de ses qualités. Als hy meende dat
iets goed was, dan zette hy door, dan werd
i hy by tegenwerking heftig, te heftig soms, dan
ontzag hy niemand. Vandaar soms minder
aangename verhoudingen hy deed dat
niet om gely'k te hebben, maar omdat hy
overtuigd was dat wat hy beoogde nuttig, dat
*) Ev. Gez. 160.
het noodzakelijk was. Eerzucht in den ge
wonen min gunstigen zin van het woord was
hem vreemd. Het onderscheidingsterken van
ridder in de orde van den Ned. Leeuw b. v.
heeft hy nooit gedragen. Maar dankbaar was
hy' als hy vruchten van zyn werk mocht zien.
Met welk een vuur kon by spreken! Hoe wist
hy anderen te overtuigen, soms te overreden!
Een enkel voorbeeld. Zyn voorstel op het
Nut om te Utrecht eene kweekschool voor
bewaarschoolimderwyieressen te stichten, was
naar veler en ook naar my'ne overtuiging door
den heer van Dy'k van Leiden dood gedaan.
Moens nam het woord en het werd aangeno
men. Van zy'ne parlementaire werkzaamheid
spreek ik verder niet. Het is er hier de plaats
en ik ben er de man niet voor. Maar wat by
deed, ook waar hy dwaalde, deed hy ter goeder
trouw zonder zich te bekommeren om de
gevolgen die het voor hem kon hebben. Dit
toonde hy onder anderen toen by stemde tegen
het behoud van de rechtbank te Heerenveen,
al wist hy dat hy daardoor zy'ne herkiezing
in groot gevaar bracht. Met hem is een
eerly'k man ten grave gedaald, een man van
niet geringe talenten, en die heel wat goeds
heeft tot stand gebracht. Zyne laatste jaren
waren treurig, hy had zich te veel
ingespar.nen< Reeds eenigen ty'd had hy geleden aan
zware hoofdpynen en zenuwaandoeningen. Op
een morgen ontwaakte hy, by'na blind. Nog
hoopte hy op genezing, maar die hoop werd
niet vervuld. Zy'ne betrekking moest hy neer
leggen. Lezen en schrijven kon hij eigenlyk
niet meer. Straks vermoeide hem ook het
spreken met anderen. De dagen werden voor
hem zoo lang. Hy begon zich eenzaam te
gevoelen. Zyne lieve vrouw had hy reeds
voor jaren verloren.
Zyne beide zonen, van wie hy niets dan
vreugde heeft beleefd, deden wat zy konden,
zy'ne vrienden ook, maar zy hadden hun werk.
Hy zocht iets, dat hy in zyn toestand niet
vinden kon. Zyn lyden nam toe. Hy werd steeds
zenuwachtiger. Toch behield hy zy'ne belang
stelling in de publieke zaak en vooral in het
onderwys. Diep heb ik hem meermalen be
klaagd als hy uitsprak wat daar in hem omging
es wat hy leed. Toch verraste hy ons soms
met een geestig woord, een overblyfsel van zyn
ouden luim. Zyn lyden is nu voorby. Hy
ruste in vrede ! En velen met my zullen niet
vergeten wat hy voor ons en voor velen is
geweest.
Beemster, Juli '99. J. W. PH. FEITH.
De radicalen bij de verkiezingen yoor den
Amsterdamscnen gemeenteraad,
(Ingezonden).
Mijnheer de Redacteur.
De inhoud van uw hoofdartikel van 2 Juli
laat zich, zoo kort mogelijk, in deze twee
stellingen samenvatten. I. Het niet-steunen
der spe.-democraten waa een beginsel verloo
chening der radicalen. II. Het niet stellen
van den Hertog en Muller was verkeerd.
Dwaasheid, dat nauwlettend achtgeven op
dat al of niet aangesloten zijn!
Over de eerste stelling verzocht ik u ver
gunning te mogen zwijgen. Een zoo schran
der man als u zoude, dacht ik^ daaruit begre
pen hebben dat ock m. i. ae radicalen de
soc. democraten direct hadden behooren te
steunen. Wie zwijgt, stemt immers toe. Het
betoog van wat het principe, vertegenwoor
diging der minderheden, bij deze verkiezing
van de Rad. wel had geeischt, was in uw
antwoord op mijne opmerking geheel en al
»enfoncer une porte ouverte".
Tegen de tweede stelling, die met de
eerste slechts zeer zwak verband houdt,
had ik het en heb ik het nog steeds. Het
is waar, die stelling stond in uw hoofd
artikel, om zoo te zeggen, op het tweede
plan, maar daarom mocht ik er toch wel
tegen opkomen.
Het komt mij waarschijnlijk voor, dat
u de bewering, welke mijn protest gold,
hebt losgelaten. Ten minste u hebt in uw
antwoord haar rechtstreeks geen woord
van verdediging gewijd. Ook gij, zoo ver
moed ik dus, begreept bij nader inzien dat
het zelfstandig stellen of niet-stellen der
heeren Muller en den Hertog (van hen te
bestrijden was van den aanvang geen
sprake) eenvoudig een ding van appreciatie
was. Wat moest meer wegen, het
partijverband of hunne verschillende verdiensten
jegens de openbare zaak, van democratisch
standpunt bezien ? Zoozeer een ding van
appreciatie, dat hadde de strijd b.v. den
heer Treub gegolden naar alle waarschijn
lijkheid de waardeering van diens daden
het had gewonnen van de afkeuring voor
zijn groote misslag jegens de partij. Maar
de staat van dienst der heeren M. en de
H. leek nu eenmaal den Amsterdamschen
radicalen niet zoo schitterend dat hiervoor
een ernstige fout als het breken van den
band met hunne partij, mocht worden
geduld.
Ik vrees echter dat gij dit breken vol
strekt geen ernstige zaak acht. Dit bedoelde
ik o.m. toen ik zei, dat gij voor partijleven
weinig voeldet.
Dat u den moed hebt ook uw geestver
wanten den geesel niet te sparen, maakt
dat de radicalen trotsch kunnen z\jn op
een degelijk hoofd als gy, maar uw be
geerte, boven mijn lof verheven, om de
zaken boven de partij te stellen, kan m. i.
ook ontaarden in een bedenkelijke min
achting voor het bestaan en den bloei
eener radicale party au und für sich.
Edoch, g\j zult het moeten toestemmen, er
valt niet aan te ontkomen partijen d. i.
samenwerkingen van geestverwanten, moe
ten er nu eenmaal zijn. En heden ten dage
is in het staatkundig leven van par lemen»
tair geregeerde volken een radicale partij
d. w. z. een partij voor alles democratisch,
zonder nog socialistisch te zijn, een der
groeivormen, in de gemeenschap, van de
emocratische idee. Dit niet helder en
krachtig genoeg te hebben befeft, is de
groote fout geweest van een Treub, een
Muller, een den Hertog en anderen.
De heer de Koo moge tegen zijn eigen
partij te keer gaan zoo hard hij wil (alleen
mag hij niet zeggen >dat zij haar liefste
beginsel verloochent, alleen denkende om
gemeenteraadzetels ten behoeve van een kring
of club." In die laatste woorden gaat hij
te ver. Geen candidaat werd door de
Vereeniging zelfstandig gesteld, van wien
men niet te goedertrouw kan aannemen
dat hij in den Raad de democratie wilde
dienen) hij moge wanhopen aan haar bloei
onverschillig z\jn voor haar bestaan z\j
zal bestaan ongeacht den geachten heer
Redacteur, omdat zij bestaan moet, omdat
zonder haar, een overgang in den climax
van democratisch voelen onder ons volk,
zooals dit tot uitdrukking komt in den
politieke partijen, zou ontbreken. Heeft
men eenmaal ingezien, dat ook dit
partijleven moet bestaan, dan is het zaak voor
al hare aanhangers met vereende krachten
dit leven zoo goed, dit is, gaarne aanvaard
ik uwe definitie, zoo beginselvast mogelijk
te maken. Is haar bestaan dus iets
noodwendigs, bloeien zal zij alleen, naar de mate
haren begaafden leden het besef van hare
noodzakelijkheid, haar beteekenis en taak
helder is en_ de toewijding van al hare leden
groot. Het is uit dat gezichtspunt, dat ik den
Jjeer Kouveld onvoorwaardelijken lof toe
bracht, al verbond ik mij hiermee niet, dit
spreekt, dacht mij, van zelf,hem onfeilbaar te
achten. Htt is uit dat gezichtspunt, dat het
doen van de heeren Muller en Den Hertog
onvoorwaardelijk valt te laken. Beiden,
mannen van gaven en talent, hebben, na
een tijd lang der partij tot steun en sieraad
te zyn geweest, haar den rug toegekeerd.
Ik geloof niet, dat iemand gehouden is, de
reden daarvan, naar den gerjkten term, te
eerbiedigen; want, zij lag, zoover ik weet,
niet in veranderde zienswijze en elke andere
verontschuldiging heeft men bij voorbaat
af te wijzen, wijl zij uit den aard der zaak
alleen uit den kinderachtige kan zqn.
Wie zou de schaduwzijde niet zien, die alle
partijleven met zich voert? Nu een besluit
helpen uitvoeren, dat men bestreden heeft
dan weei zijn onmacht gevoelen om een
meening welke men de juiste acht, in gangtedoen
vinden. «Kenne das" zegt de oude Ekdal.
Maar heengaan, dat is al het zwakste middel,
niet waar, om ineen party kracht en
beginselvastheid te brengen of te bevorderen. Gij,
mijnheer de Redacteur, preest terecht den
heer Muller om zijn onmiddellijk wijken
voor Henri Polak, hem hiermee stellende
tegenover de geheele Amsterdamsche Ver
eeniging. Wie zegt u, dat, indien hij ter
vergadering den invloed van zijn woord had
doen werken, de meerderheid niet zoude ver
plaatst zijn en hij niet uw lof, thans zulk
een groot brok voor hem alleen, dan broeder
lijk met de anderen hadde te deelenl Dat
dit volstrekt niet onmogelijk zoude geweest
zijn, verzeker ik u.
Blijven in het partijyerband, trots
meeningverschiüen, trots moeielijkheden, ontgooche
lingen of persoonlijke dingetjes, daartoe is,
driedubbel jammer, voor menig begaafd
radicaal het plichtbesef te zwak gebleken,
in elk geval de kracht te kort geschoten.
Wie ziet niet in, dat dit op schade moest
uitloopen voor de partij, voor hare betee
kenis naar buiten, voor haar kracht naar
binnen, eindelijk dus ook yoor het
veldwinnen harer beginselen zelf? De heeren
Muller en den Hertog hebben die schade
helpen toebrengen en gegeven dat geen
zeer groote verdienste jegens de zaak der
democratie daartegen opwoog, waren de radi
calen te Amsterdam volkomen in hun recht,
de beide heeren niet meer als eieren
candidaten te willen accepteeren. Meer
uetoogen wilde ik niet.
Is soms in dit stukje aan het belang van
het deel uitmaken eener organisatie, wier
doel men goedkeurt, een overdreven ge
wicht gehecht ? Ik geloof van niet. Zou
om eens even om ons heen te zien, P. L.
Tak door de soc. dem. zijn gesteld, indien
hij zich niet officieel aangesloten had bij
de partij, hoezeer de aard zijner politieke
idealen reeds lang met grond te ver
moeden viel ?
Hebt gijzelf, mijnheer de Redacteur, den
heer Kerdijk niet in menige fraai gestyleerde
kolom druks bezworen zijn Hamlet-natuur
af te leggen en zich bij de radicalen aan
te sluiten. Ware Kerdijk een uur na die
aansluiting een andere geweest dan een
uur te voren ? Natuurlijk niet. Maar ge
erkendet daarmee het gewicht van het
aaneensmeden der gelijkgezinden tot de
krachtige, talentrijke vast aaneengesloten
groep democraten »met volle toewijding,"
welke gij Nederland zoo hartelijk placht
toe te wenschen.
En u hebt voor het uittreden van de
heeren Muller en den Hertog nog steeds
geen enkel woord van afkeuring? U, die,
doorgaans met «aft vatten blik de eisen van
het algemeen belang boven persoonlijke
lustjes ziet uitsteken ?
Met hoogachting,
Am s t, 16 Juli '99. Uw D w.
A. B. DAVIDS.
***
Tot(ons leedwezen schijnt de beer Davids
maar niet te kunnen begrijpen, dat het
ons geenszins de moeite loont, over een
party- verband te redeneeren, waar het
beginsel-veib&pd ontbreekt
Zoodra het iemand gelukken mocht te
bewijzen, dat er eece radicale partij bestaat,
ook bij afwezigheid der beginselen, die
beleden en in toepassing gebracht worden,
zullen wy' op nieuw een onderzoek instellen
naar het. verschil tusechen zulk een pan ij
en een kringetje of club. Zoolang echter
dat bewijs niet geleverd is, vergunne men
ons, na alles wat wy over dit onderwerp
reeds geschreven hebben, thans den heer
Davids 't laatste woord te laten. Ieder,
een weinig bekend met de gepchiedenis
der patiënte, waarover de heer Davids nu
doktert, zal gemakkelijk genoeg een ant
woord vinden op de vragen door den
weiwillenden arts gesteld.
D. s. M. DE K.
De Elite-depntalie in Finland.
Creëerde Redactie,
Met groote dankbaarheid en voldoei ing heb
ik de artikelen gelezen, die gy ten gunste van
Finland in uw blad hebt gegeven; ook uwe
uwe karikatunrteikeningen, hetzelfde onderwerp
behandelend, zyn prachtig. Hiermede verzoek
ik u, het bygaande kleine artikel op te nemen;
het behandelt de reis der Internationale De
putatie, waaraan ook uw landgenoot, professor
Van der Vlugr, deelgenomen heeft. Houd my
ten goede, dac ik niet in uwe taal schry'f
ik kan Hollandsch lezen, maar helaas niet
schryven. Mag ik hier nog het verzoek
byvoegen, my het nommer, waarin myn artikel
wordt opgenomen, te zenden?
By' vooj baat dankend, met oprechte hoogach
ting, t Dr. MAIKKI FRIBERG.
Helsingfors, Juli 1899.
Zeker is in Finland de lente, de voorlooper
van den korten, maar warmen Noorschen zomer,
nog nooit zóó lang en droef geweest aU deze
laatste. Droef waren ook de gemoederen, ernstig
als de rouwkleederen der vrouwen, 100
verEchillend van de lente trachten, die de eerste
zonnige dag anders te voorschyn weet te roe pen.
Trots hadden wy gevoeld over de stoute, maar
toch zoo waardige houding der Stenden, de
standvastige eenheid vaa het geheele volk.
Maar vreugde ? Neen l
Eindelyk kwam de zomer in 't land; men
hoorde woorden fluisteren, die man nauwlijks
geloo'en kon, zóó koen, zóó schoon was de
gedachte daarmede geuit: De vorsten in'tryk
des geestes zullen hunne stemmen voor ons
doen hooren l
Het gevoel van vreugde in ons wies en
breidde zich uit al naarmate de tydingen uit
de groote wereld, buiten ons, duidelijker werden.
Wy kwamen in een stemming, alaof wy hoog
boven in 't gebergte, met kloppend hart en
ingehouden adem, de eerste stralen der zon
boven de gloeiende bergtoppen in 't oosten
verwachtten. Daar klonk het woord der ver
lossing: Zy zyn daar! Europa's vertegen
woordigers zyn te St. Petersburg samen ge
komen. Zij hebben het getuigenis medegebracht
van hetgeen de eerste mannen van onzen tyd
over ons Recht denken."
En de vreugde, de stille, schuchtere vreugde
werd als de golven der zee, zy rolde verder,
alty'd verder, groot en machtig en sleepte allen
mede. 't Was de vreugde over het feit, dat
Finlands btry'd tegen koude en duisternis niet
te vergeefs was geweest, dat Europa haar
uiterste voorposten, die trouw en onvermoeid
de wacht hielden, gedurende de verloopen
eeuwen, niet vergat.
Dan 2e Juli bracht ons de telegraaf het
bericht dat de Deputatie geen audiëntie had
gekregen. Zelfs deze niet" zei men met een
bitteren lach. Tegelyk werd ons echter ge
meld, dat de Deputatie Helsingfors niet zou
bezoeken. Dit besluit werd echter later ver
anderd en om tien uur 's avonds verliet de
trein met deze hooggewaardeerde vrienden vau
ons land en onze rechten de Keizerstad.
Aan ieder station hadden zich, niettegen
staande het late uur, een menigte menschen
verzameld: een stille eerewacht te samen ge
roepen door de blyde tyding, die zich van
mond tot mond verbreid had.
Toen de trein om tien uur 's morgens het sta
tion Helsingförs binnenreed, was het perron door
een dichte drom menschen ingenomen, en toen de
gasten, senator Trarieux, baron Nordenskiöld, de
professoren Brusa, B gger, van der Vlugt met zyn
vrouw en Norman Hansen r aar buiten kwamen,
werden zy met de tonen van Suoonisgezang en
het nationale lied Ons land" begroet. Secator
Trarieux sprak den dar,k der Deputatie uit
voor die huldiging en wees er op hoe waarheid,
zedelyke kracht en standvastigheid, alty'd hadden
gezegevierd. Een luid Hurrah! was het ant
woord, en door de aanwezigen voJ eerbied
begroet stegen de gasten in de rijtuigen die
hen naar hun hotel brachten.
Hoe zeer het den bewoners van Helsingförs,
die uit hun villa's in den omtrek waren toe
gestroomd, leed deed, dat de zoo gewrde
gasten niet langer konden blijven, dat het hun
niet vergund was hun onze kleine hoofdstad in