Historisch Archief 1877-1940
DE A M STERDAM M ER AV EEKBLAD VOOR NEDER L A N D.
No. 1158
et eöps-nest.
(Uik.)
De eitjes.
De kuikens.
Een niewe Fanst.
(Le Eire.)
Mein liebes Fiiiulein, darf ich's wagen...?
O nein, dass muaa ich er&t meinen Verwandten fragen.
(Melodie hekend.)
In liet reisseizoei).
(Caran d'Ache in den Figaro.)
Als ik bedenk, dat pas twee jaar geleden wij óók in de eerste klasse zaten .'
Grooter DijiiilM,
.
Mnziefcoortelinw.
L. ADE. VAN TETTEEODE, op. 21 No. l, 2
en 3, Albumblad, Fantasiestuk en Caprice
voor viool en piano. Alg. Muziekhaadel
te Amsterdam.
GOTTFK. MANN. Romance voor violoncel en
piano. Alg. Muziekhandel te Amsterdam.
De heer v. Tetterode is een componist, die
zich in zyne vroegere werken als een man
van geest heeft doan kennen, geheel door
drongen van de eischen van de vorm ; een
componist ook, die steeds al wat hij te zeggen
heeft, op zaer onderhoudende en tevens zeer
voorname wijze zegt. Ik herinner m\j vroe
gere compositiën van v. Tetterode, waarin
een groot pathos domineerde zonder dat de
geest van voornaamheid ook maar in het
minst werd aangetast; ik herinner my ook
uitingen van scherts en luim waarin men
nooit stuitte op eene triviale wending. Uit
den aard der zaak zal nu alles wat de
heer Van Tetterode te zeggen heeft, niet
steeds eene gelyke mate van belangrijkheid
eigen zyn. Als men men zich nu niet uit
sluitend door de hoofsche wijze van uitdrukken
van den heer v. Tetterode laat meesieepen,
dan zal men wel gewaar worden, dat z\jn
gedaohten in het Fantasiestuk, hoe voornaam
ook uitgedruk', niet zoo'n hooge vlucht nemen ;
dat daarentegen het Atbumbiad een allerliefst
stukje is van vloeiende melodiek en dat de
Caprice is een allerguitigst schetsje, waarin,
naar mijne meer.ing, de naïviteit het meest op
den voorgrond treedt.
Ik vermoed dat deze compositie!) van Van
Tetterode met graagte zullen ontvangen worden;
te meer omdat onze litteratuur voor viool en
piano niet te groot is. Daar beide instrumenten
op voortreffelijke wyze zyn behandeld, hebben
zoowel violist als pianist eene dankbare taak
te vervullen.
£en dankbare taak heeft ook de cellist in
Gottiried Mann's Cello-romance. Ik zeg de
cellist, want Mann heeft hier het solo-instrurnent
concerteerend behandeld. In gearpeggieerde
accoorden slingert zieh de pianopartij om de
rustige en gedragen cello-melodie.
By het piii monso alterneeren beide instru
menten het gesyncopeerde, eenigszins harts
tochtelijke tweede motief, terwyl de linker
hand er pianopartij in niet altijd gemakke
lijke, heen en weer golvende passages, de har
monie aangeeft. Aan het slot keert het eerste
thema weder terug, met een coda, waarby de
violoncel in de hoogte en de piano in de
laagte zachtkens wegsterven. Het stuk is aan
deu heer Mossel opgedragen. Voorzeker zal
deze er succes mede hebben. Het is een
effectvolle compositie, die geen zware eisenen
stelt aan het begrip van den toehoorder.
* *
*
A. J. M. DiEPENBROCK. Stabat Mater
speclosa, auctore JACOPONK DA Torn
quatuor vocibus inaequalibus.
Nadat Dieponbrock ons begiftigd had met
zijn verrukkelijk Stabat Mater dolorosa, het
welk ons ontroerd had tot in het diepste
onzer ziel, werd het aldra bekend dat hy
ook het by'na onbekende Stabat Mater
speciosa van denzeltden hoog verheven dl
chter der middeneeuwen, den monnik Jacopone
da Todi, had gecomponeerd, Ea thans ligt
ook dit Stabat in dezelfde eigenaardige parti
tuur-uitgave, die eenigszins doet denken aan
de stamboeken der ouden, voor aiy.
Het lijkt mij niet in de bedoeling te liggen
van deu componist zy'n jongere werk te be
spreken, zonder daarbij zijn oudere tot uit
gangspunt te nemen. En hoe zou dit ook
anders mogelijk zijn, waar de dichter dezelfde
vorm gebruikt en slechts varianten aanwendt,
waarvan het mij vergund moge zijn hieronder
een paar voorbeelden te doen afdrukken,
STABAT M.YTEK.
Doi.OKOSA. i Sl'ECIOSA.
Jiixta mirem Uien- Juxta fueiuim ^audiosu
rnosa duin pendebut hus. dum jaeeüat parvulus.
Cujiis aiiiniiim
geinentem, eoiitrMatnm el
duleiitfiti, pertnuisi vit
i^adius,
C'iijus ntiiinaiii
jrimJsiiturn, laetalmmlain et
ferventem, jiertraDsmt
jubilua.
cn-ouiK (ernstig [luisterend) : >;Foei James, de dominee preekt
over ds helsche pijnigingen en jij zit malle gezichten te trekken."
Mijnheer (tiisschen ~ijn tanden): »Ik heb een nieuw Jaeger
onderhemd aar., dat's erger dan de hel !"
((hiU est homo, qui 't|,uis est hnmo qui
non Ik'i-et, matremChristi gauJeret. iiiativm ('hriati
si \ideret iu (auto sup- se viilri'et 111 Uuito s
jilicior lacio?
(^uis nou posset
eoutri-tari. piam inatri
eontenipian, duleuteio euin
tilio.
l'i'o pcerai is snae i:Tiit is
Vlu1]! Jesuni eiiui
iiiijH'iitis et aluari subdituiu.
En zóó voortgaande zal hij, bij wien het
oudere Stabat in vleesch en bloed overgegaan
is, de meest verrassende wendingen ontmoeten.
Diepenbrock, in wien de kunst der ouden
herleeft, maar hervormd en verrijkt met de
acquisitiën van het modulatorische, het chro
matische en het uitgebreidere harmonische
element dat door de veranderingen der tijden
aan onze kunst is ten deele gevallen, Diepen
brock, die zóó geheel opgaat in Jacopone, dat
hij er als het ware zelf een deel van uitmaakt,
kon niet anders dan zijn jongere Stabat op
dezelfde wijze aan zijn oudere te doen gelijken
als Jacopone dat deed, doch ook juist als
deze, in de afwijkingen zijn kracht neer te
leggen.
liet is voor den musicus een waar genot te
i zien hoe dezelfde melodiën, door verandering
van harmonie, vaak een tegenovergestelde uit
werking tewe g brengen. l)a;ir diepe neer
slachtigheid, hier hoogverheven reine vreuade.
Alleen in het motief op de woorden V/<<.s
est homo heeft Diepenbrock een zinrijke
motiviesche wijziging gebracht, waarbij de ver
wantschap echter toch nog in hooge mate is
bijgebleven. Slaat nu de dichter een nieuwe
snaar aan iu het tweede Stabat, zooals
Vrij de woorden Nt»lo ('iirixto in ]>ru -jcvic,
dan ook is de componist daar, om in hooge
geestdrift die snaar te doen voortlrillen
En zoo zou ik kunnen voortgaan, want het
] is een lust en genot om dichter en componist
op den voet te mogen volgen. Maar deze be
spreking dient slechts om den belangstellende
opmerkzaam te maken op de schoonheden van
het werk en daarom wil ik mij beperken.
Alleen nog moet ik wijzen op het
overheerlijke slot van de tweede strophe
pertransivit jubilus. Wat de stemmen daar
doen, zoowel sopraan als tenor en alt als bas,
dat is niet meer zingen, dat is bruisen met
kracht en gloed; doch met kracht gebreideld
door adel en gloed getemperd door de heilig
heid van het onderwerp.... En dan het
slot.... in beide werken byna gelijk. Heeft
Palestrina in het begin van zyn Stabat de
reinheid der verheven sequenz gesymboliseerd
door de opvolging van reine drieklanken,
Diepenbrock deed het aan het slot met
Palestrynsche drieklanken.
Ook met dit nieuwe Stabat is er e?n parel
verschenen in de muziekliteratuur onzer dagen.
Diepenbrock is voor my een meester die
onze kerkelijke kunst de ware richting doet
uitgaan. Hoe goed zou het zyn wanne r alle
die componisten die uit Duitschland met zyn
Caecilienverein, en uit Frankrijk met zyn
Schola cantorum, de muziekmarkt met hunne
niet gevoelde, doch samengestelde werk«n
(enkele betere niet te na gesproken), doen
overstroomen, hoe goed zou het zyn zeg ik,
als al die componisten slechts een gr,ein
hezaten van het gevoel, hetwelk Diepenbrock
bezielt voor onae kprkelyke muziek.
ANT. AVBRKAMP.
ttiniiimintnmnttmimuiiniitimiiitiiiintiitttiiiitimtitiitttnntniiti
Knel of militair,
W. JAEG.EH, Toya en Degen. Utrecht,
H. Honig, S99.
De verstandhouding tusscbeh rffieier en
amb, tenaar laat in onze Oost dikwijls te wensclien
over.
We wisten dit reeds lang. En het, boek vau
den heer Jaeger, dat eeu coi fl<et tussclien een
kap tein en een rezident, behandelt, bracht ons in
dit opzicht niet veel nieuws. Vooral niet, omdat
het met groote eenzijdigheid geschreven is.
Had de schrijver naar objectiviteit gestreefd,
zich boven ziju stof weten te verheffen, zicli
niet blijkbaar zoo geheel partij gesteld in de
kwestie vau gelijk of ongelijk aan de eene of
andere zijde, ea tevens genoegzaam talent be
zeten, onze literatuur kon een boek aanwijzen,
waarin de werkelijk voor ons laad belangrijke,
zich steeds herhalende en vaak noodlottige bot
sing als in een stuk leven ware belichaamd, zóó
dat het een openbaring werd van wat velen of
eea vaag weten is, of een kortzichtige
kastenstrijd lijkt, terwijl de oorzaak ervan inderdaad
diep wortelt in het verleden onzer koloniën.
In het eifde hoofdstuk waagt de schrijver,
zija verdicht verhaal eea oogenblik stakend, een
poging om ons duidelijk te maken waar het
eigenlijk om te doen is. Maar bet onbesnoeid
rhetorische dat als eea weelderige tropeijflora
met bloemen en ranken zijn proza vaak maakt
tot iets zoo verwards, dat we het kapmes van
het gezond verstand hoog noodig hebben, blijkt
ook hier weer een beletsel.
Men oordeele:
»Van alle schadelijke begrippen welke nog in
het staatkundig en openbaar leven in Indi
voortwoekeren, van alle giftige plaatjes, die in
de tropische broeikas-atmosfeer welig tieren,
zijn er weinige wier werking zoo noodlottig is
en die zooveel onheil hebbeu gesticht als . . ."
Eindelijk komt het!
de door het Gouvernement zelf gekweekte
verwarring en dooreenmenging van urgerlijk
en militair gezag, en zelfs het stelli n van het
eerste boven het laatste, ia streken waar het
zwaard nog aan het woord is,"
Uit dezen omslachtigen zin blijkt, dat de
schrijver of niet helder denkt, bf de gaaf mist
juist te formuleeren, of beide.
Wat wil hij zeggen 'i Dat liet Gouvernement
het burgerlijk en militair gezag verwart,:' Of
dat het verwarring kwetkt door het burgerlijk
en militair gezag dooreen te mengen 't Dit
laatste veronderstel ik, maar dau staat het er
niet. Eu het toppunt der «verwarring" wordt
dan bereikt door zelfs het stellen van het
burgerüjk boven het militair gezag in streken
waar het, zwaard nog aan het woord is".
Eu waarom //zelfs het stellen"? f bedoelt
de schrijver: het stellen van het eerste boven
het ? laatste, ziMfs in streken waar het zwaard
aan het woord is?" Mij goed, maar dan slaat
liet er alweer niet. Zooals het er nu staat,
wordt aan het Gouvernement toegedicht dat het
speciaal in streken waar //het zwaard aan het
woord is" de voorkeur zou geven aan civiel
gezag. En dat is meer dau de schrijver beweren
wil, geloof ik. Hij wil beweren: ook zelfs daar."
Heb ik DU hem wM begrepsn, dau kooien
we tot de coucluzie: //Het Gouverueuient houdt
civiel en militair gezag niet goed uit elkaar,
toont voorkeur voor het eerste, zelfs waar nog
oorlog gevoerd wordt."
Best maar zie nu het begin van den zin
eens:
//Van alle schadelijke begrippeu, welke in...
ludiëvoortwoekeren, enz. enz.. . . ziju er wei
nige wier werking zoo noodlottig is enz....als"
het feit dat:
het Gouvernement burgerlijk en militair gezag
niet goed uit elkaar houdt enz.
Dat k;m tocli n\et. En ik zie geen kans iets
anders uit den zin te lezen.
Het is de stijl van iemand, die een vage
notie heeft van wat, hij zou willen zeggen, maar
in wiens hersenen het niet tot ecu voldoende
klaarheid komt om het duidelijk te kunnen
formuleeren.
Zijn machteloosheid veibergt zich telkens
weer achter rhetoriek.
,/Ilet is de door overschatting van het civiel
element, door het, verkeerd inzicht en
autimiütainsme geteelde twistappel, die reeds iu
vredestijd op den vruchtbaren bodem van onjuist
verdeelde bevoegdheden opschiet."
Daar zitten we alweer aau den groiid.
//Het is" ... Wa<- is ?
Slaat dit op begrip", op de verwarring"' ?
f op een giftig plant je" \?waut ook hiervan
is sprake in deu voorafgaanden zin. Misschien
wel liet laatste, maar dau wordt dit plantje nu
een twistappel", die //opschiet" waarschijn
lijk dus eeu giftige twistappelboom.
Verder :
//Menig onheil is dan ook voortgesproten uit
deze wrijvingen tussclien burgerlijke eu militaire
autoriteiten, menige veelbelovende carri'Te is
vernietigd geworden door die onzalige cotllicteu,
die in den S'ep"nsioi]eerden kring vau elke
goedkoope Noilerlandsche provinciestad hunne
j slachtoJl'ers on iu liet aicliief vati elke
KamerI zitting hunne gedeponeerde klacht-adressen.
hebben".
't Is eeu stijl, die duizelig maakt. i,C<,iillii-ten,
die iu den ffi'jie//n'oi/w/eu kr'uiy (wat is dat
voor een kring?) vau elke t/r>ec/i-oo/,e
Xederland! sche provinciestad hutiue slachtoffers eii (let
! wel : ciiiijüctri!., die) iu het archief van elke
l Kamerziuing hunne gedeponeerde
klacht-adres| sen hebben".
Xog verder.
»Als zaadkorrels der oiieenigheid, die overal
l gezaaid liggen, geven deze kwestiën, waar ze
ontkiemen, aanleiding tot eindeloos geschrijf en
ge*rijf, waarbij eerst de betrokken partijen,
dan de ter zake gehoorde ctiefs en eindelijk
de van advies dienende autoriteiten er op uit
schijnen te zijn Om elkaar over glibberige ante
cedenten te doen tuimelen, door zinledige forma
liteiten te sleuren, en tegen muren van woorden op
te jagen (jammer dat het boak niet geïllustreerd
is 1) en die, al hadden zij elk voor zich
evenveel gelijk als zij te samen genomen dit
zouden hebhen" daar beerijp ik niets van :
al hadden zij elk voor zich evenveel gelijk als zij
te samen yenomen dit (?) zoudtn hebben ten
slotte toch niets anders bereiken dan liet
vicieuse systeem andermaal te doen zegevieren
en nog vaster op ziju troon te bevestigen."
Wat, het vicieus systeem is laat de schryver
ons voor onszelf uitmaken.
//Deze verderfelijke vrucht is het, die de tot
eenzelfde taak seroepen zonen vau eenzelfde
vaderland (mooi!) tegen elkander in het harnas
jaaj,t eu van sampuwerken voor de goede /a»k
meestal illus.ëu maakt, die telkens opnieuw
ergerais wekt, kwaad bloed zet en haat ea
vijand^bap zaait."
't !?* wel- een Oostersche vrucht, waar de
heer Jaeger het o«er heeft; zoo'n vrucht, die
jaagt, ergernis wekt, kwaad bloed zet", ea
per saldo nog zaait'1, kennen we hier niet.
*Het is een bskeude zaak, dat geen officier
eu geea ambtenaar over een dezer kwestiëu
vijf minuten samen kuantn praten (de schrijver
bedoelt.: dat een olfioier eu eeu ambtenaar geen
vijf minuten over een dezer kwest.ën samen
kunnen prater), zonder het op allo punten
oneens te worden".,.
Iltt komt mij voor, dat de schrijver,
blijkbair het militaire element vertegenwoordigend,
i a zulk een gesprek het plan heeft gemaakt
aan dit boek liet aanziju te geven. Hij heeft
eens willen aautooneu, dat hij gelijk heeft,
verontwaardigd over de verregaande bekrompen
heid van zijn tegenstander I
Hij zal een der coijft den, waarover hij boven
zich m 11 zoovetl hartstochtelijke bloemiijkheid
uitliet, levenswaar maken: aan den lezer zij
dan de beslissing.
Hij voert ons naar den strandpost Telok
opSumatra's Zuidkust, in het jaar onzes Heereu
1881". Daar vinden we een uerculiscben kapi
tein, als leidend hoofd der kleine nederzetting,
en als lijder aan een edelaardige, hopelooza
liefde voor de vrouw van een zijner luitenants,
welke, door de soldaten »het amazooutje" ge
noemd, haren man op het oorlogsveld gevolgd is.
Met veel moeite heeft hij een stukje grond
aan de Atjehers weten te ontworstelen, en be
schermt nu de weiniee vreedzaam-geziudtn onder
de bevolking door een bescheiden posten-linie
tegen de kwaadwilligeu daarbuiten. De
Nederlaudsche vlag wappert, uitgerafeld, maar met
de traditioneele fierheid.
l)tf post-commandaut is dan ook in staat door
zijn sergeant-majoor een schrijven aan deu
Bevelhebber te doen opstellen, dat aldus aan
vangt :
Zooals Uwe Excellentie uit bijgaande rappor
ten, zal ontwaren,, heeft, de oprichting der beide
voorposteL-benticgs, als vervulling onzer be
lofte tot bescherming, het vertrouwen der uit
geweken bevolking opgewekt en reeds vele ge
zinnen naar hunne haardsteden doen terugkeereo."
Kapitein De Ridder blijkt tevreden. Zijn
agaressief optreden heeft goede gevolgen. Goed
schiks of kwaadschiks, de Atjeher heeft op dit
kleine plekje grond zich onderworpen, erkeut
het Nederlandsch gezag, eerbiedigt de
Nederlaudsche vlag. De vijandig-geziuden worden met
behulpder beide vo'rposten iu bedwanggehouden,
de Ctnneezen krioelen in hun kleine haudelswijk
als bladluizen op een rozenstruik, het militaire
regime handhaaft orde en rust. Van den heelen
aanleg zegt de schrijver: alles is zoo ne', zoo
ordelijk, zoo sno^peng haast aangelegd eu onder
houden, als ware bet geheel een keurig uitge
voerd model op een zooveelüte van de ware
grootte, bestemd om. onder glas, in een museum
te worden uitgestalu".
't Is bijna te mooi voor deze aarde, en zoo
iets nog wel in A'jeh l zouden wij zeggen.
He'aas dit blijkt ook weldra.
Eeu schip nadert, en uit dat schip komt het
vernietigend noodlot in de gedainte van Mr.
Ludovicus Gerardus Jacobus Machtnrans. ,Men
ziet liet, in de namen is reeds veel vemuiie.bteld.
Het zal een strijd worden tusscheii het
llidderlijke en de Macht.
Want, de nieuw aangekomene is door den
Gouv.-Generaal aangesteld om het militaire be
stuur te doen vervangen door het civiele, om
in plaats van den oorlogs toestaud te bestendigen,
deu vrede te proclameereu onder de ons zoo
welgezinde A'jehers.
De kapitein en de luitenants ondergaan nu
allerlei gemoedstoestanden.
Want zij hebben voortaan slechts te
gehoorzameu aau een rezident, die op zijn reis van
lialavia naar Telok blijkbaar een zonnesteek
heeft opgeloop-n; die in den ko.tst mogrlijkeu
tijd al deu verrichten onderwerp ngs-arbeid onge
daan maakt, het er op toelegt zelf doodgeschoten
te worden, eu het garnizoen, na veel overvallen
en verliezen, verplicht niet liet amazooutje op
eeu toevallig aangekomen schip de wijk te nemen,
terwijl de goedmoedme, hopeloos liefhebbende,
ridderlijke kapitein, het laatst achterblijvend,
zie't door de Atjehers laat afmaken..
7jOo beknopt mogelijk geef ik hierin den inhoud.
Daar ik niet de eer heb tot deu
krijgsmausof nmbtenaarstand te behooreu, zal niemand mij
van partijdigheid kunnen verdenken, maar het
komt mij voor dat de heer Jaeger zelf die ver
denking moeielijk ontkomen kan. Eu als de h°er
Jaeger, mij onbekend, iemand is wiens woorden
eeiiig gezag hebJjeu, dan zou de Gouv.-Generaal
van 1SS1, indien nog ia leven, reden hebben
hem tot de orde te roepen over het zoo scherp
critizeeren vau een maatregel door hem genomen,
van een benoeming, door hem gedaan. Tenzij
de conjectuur vau eea zonnesleek gegrond mocht
bevonden worden, wat uit dit boek niet vast
te stellen is, daar onze kennismaking met den
heer Machtmans vóór zijn reis naar Telok een
zeer oppervlakkige is. Na de reis blijkt de mau
volslagen outoerekenbaar.
Wat heeft uu de heer Jaeger willen aantooneu:
Dat een gek, als bij de macht heeft, alles in de
war kau stureu ? Daarvoor is een boek vau
bijna 300 blz. een wel wat omslachtig middel. En
daar heeft het Nederlandsclie gouvernement, de
Gouv..Generaal, en het ver.-chil tussehen militair
en civiel niets mee te maken. Stel dat kapitein
De Ridder plotseling krankzinnig ware geworden,
dan hoefde er geeii Macht mans over te komen
om heUelfde reznltaat t,e verkrijgen.
Neen, dat heeft de heer Jaeger blijkbaar n i'.'t
gewild.
Maar zou hij ons dau werkelijk voor zóó
l omioozel aauziru, dat \ve zijn De Ridder als ile
\ type Uost-Iüdisch oilicier eu Machtniaus als ik
type Ojst-lnditc'i ambtenaar aanvaarden. Kom
aan dat is toch wat ;il te mal!
De fout van dit boek is, dat de schrijver
alles veel te klein gezien heeft. Het is eenzijdig..
pcrsoi;eel, bekrompen. Als er bij het besturen..