De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 30 juli pagina 6

30 juli 1899 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE A M STERDAM M ER AV EEKBLAD VOOR NEDER L A N D. No. 1158 et eöps-nest. (Uik.) De eitjes. De kuikens. Een niewe Fanst. (Le Eire.) Mein liebes Fiiiulein, darf ich's wagen...? O nein, dass muaa ich er&t meinen Verwandten fragen. (Melodie hekend.) In liet reisseizoei). (Caran d'Ache in den Figaro.) Als ik bedenk, dat pas twee jaar geleden wij óók in de eerste klasse zaten .' Grooter DijiiilM, . Mnziefcoortelinw. L. ADE. VAN TETTEEODE, op. 21 No. l, 2 en 3, Albumblad, Fantasiestuk en Caprice voor viool en piano. Alg. Muziekhaadel te Amsterdam. GOTTFK. MANN. Romance voor violoncel en piano. Alg. Muziekhandel te Amsterdam. De heer v. Tetterode is een componist, die zich in zyne vroegere werken als een man van geest heeft doan kennen, geheel door drongen van de eischen van de vorm ; een componist ook, die steeds al wat hij te zeggen heeft, op zaer onderhoudende en tevens zeer voorname wijze zegt. Ik herinner m\j vroe gere compositiën van v. Tetterode, waarin een groot pathos domineerde zonder dat de geest van voornaamheid ook maar in het minst werd aangetast; ik herinner my ook uitingen van scherts en luim waarin men nooit stuitte op eene triviale wending. Uit den aard der zaak zal nu alles wat de heer Van Tetterode te zeggen heeft, niet steeds eene gelyke mate van belangrijkheid eigen zyn. Als men men zich nu niet uit sluitend door de hoofsche wijze van uitdrukken van den heer v. Tetterode laat meesieepen, dan zal men wel gewaar worden, dat z\jn gedaohten in het Fantasiestuk, hoe voornaam ook uitgedruk', niet zoo'n hooge vlucht nemen ; dat daarentegen het Atbumbiad een allerliefst stukje is van vloeiende melodiek en dat de Caprice is een allerguitigst schetsje, waarin, naar mijne meer.ing, de naïviteit het meest op den voorgrond treedt. Ik vermoed dat deze compositie!) van Van Tetterode met graagte zullen ontvangen worden; te meer omdat onze litteratuur voor viool en piano niet te groot is. Daar beide instrumenten op voortreffelijke wyze zyn behandeld, hebben zoowel violist als pianist eene dankbare taak te vervullen. £en dankbare taak heeft ook de cellist in Gottiried Mann's Cello-romance. Ik zeg de cellist, want Mann heeft hier het solo-instrurnent concerteerend behandeld. In gearpeggieerde accoorden slingert zieh de pianopartij om de rustige en gedragen cello-melodie. By het piii monso alterneeren beide instru menten het gesyncopeerde, eenigszins harts tochtelijke tweede motief, terwyl de linker hand er pianopartij in niet altijd gemakke lijke, heen en weer golvende passages, de har monie aangeeft. Aan het slot keert het eerste thema weder terug, met een coda, waarby de violoncel in de hoogte en de piano in de laagte zachtkens wegsterven. Het stuk is aan deu heer Mossel opgedragen. Voorzeker zal deze er succes mede hebben. Het is een effectvolle compositie, die geen zware eisenen stelt aan het begrip van den toehoorder. * * * A. J. M. DiEPENBROCK. Stabat Mater speclosa, auctore JACOPONK DA Torn quatuor vocibus inaequalibus. Nadat Dieponbrock ons begiftigd had met zijn verrukkelijk Stabat Mater dolorosa, het welk ons ontroerd had tot in het diepste onzer ziel, werd het aldra bekend dat hy ook het by'na onbekende Stabat Mater speciosa van denzeltden hoog verheven dl chter der middeneeuwen, den monnik Jacopone da Todi, had gecomponeerd, Ea thans ligt ook dit Stabat in dezelfde eigenaardige parti tuur-uitgave, die eenigszins doet denken aan de stamboeken der ouden, voor aiy. Het lijkt mij niet in de bedoeling te liggen van deu componist zy'n jongere werk te be spreken, zonder daarbij zijn oudere tot uit gangspunt te nemen. En hoe zou dit ook anders mogelijk zijn, waar de dichter dezelfde vorm gebruikt en slechts varianten aanwendt, waarvan het mij vergund moge zijn hieronder een paar voorbeelden te doen afdrukken, STABAT M.YTEK. Doi.OKOSA. i Sl'ECIOSA. Jiixta mirem Uien- Juxta fueiuim ^audiosu rnosa duin pendebut hus. dum jaeeüat parvulus. Cujiis aiiiniiim geinentem, eoiitrMatnm el duleiitfiti, pertnuisi vit i^adius, C'iijus ntiiinaiii jrimJsiiturn, laetalmmlain et ferventem, jiertraDsmt jubilua. cn-ouiK (ernstig [luisterend) : >;Foei James, de dominee preekt over ds helsche pijnigingen en jij zit malle gezichten te trekken." Mijnheer (tiisschen ~ijn tanden): »Ik heb een nieuw Jaeger onderhemd aar., dat's erger dan de hel !" ((hiU est homo, qui 't|,uis est hnmo qui non Ik'i-et, matremChristi gauJeret. iiiativm ('hriati si \ideret iu (auto sup- se viilri'et 111 Uuito s jilicior lacio? (^uis nou posset eoutri-tari. piam inatri eontenipian, duleuteio euin tilio. l'i'o pcerai is snae i:Tiit is Vlu1]! Jesuni eiiui iiiijH'iitis et aluari subdituiu. En zóó voortgaande zal hij, bij wien het oudere Stabat in vleesch en bloed overgegaan is, de meest verrassende wendingen ontmoeten. Diepenbrock, in wien de kunst der ouden herleeft, maar hervormd en verrijkt met de acquisitiën van het modulatorische, het chro matische en het uitgebreidere harmonische element dat door de veranderingen der tijden aan onze kunst is ten deele gevallen, Diepen brock, die zóó geheel opgaat in Jacopone, dat hij er als het ware zelf een deel van uitmaakt, kon niet anders dan zijn jongere Stabat op dezelfde wijze aan zijn oudere te doen gelijken als Jacopone dat deed, doch ook juist als deze, in de afwijkingen zijn kracht neer te leggen. liet is voor den musicus een waar genot te i zien hoe dezelfde melodiën, door verandering van harmonie, vaak een tegenovergestelde uit werking tewe g brengen. l)a;ir diepe neer slachtigheid, hier hoogverheven reine vreuade. Alleen in het motief op de woorden V/<<.s est homo heeft Diepenbrock een zinrijke motiviesche wijziging gebracht, waarbij de ver wantschap echter toch nog in hooge mate is bijgebleven. Slaat nu de dichter een nieuwe snaar aan iu het tweede Stabat, zooals Vrij de woorden Nt»lo ('iirixto in ]>ru -jcvic, dan ook is de componist daar, om in hooge geestdrift die snaar te doen voortlrillen En zoo zou ik kunnen voortgaan, want het ] is een lust en genot om dichter en componist op den voet te mogen volgen. Maar deze be spreking dient slechts om den belangstellende opmerkzaam te maken op de schoonheden van het werk en daarom wil ik mij beperken. Alleen nog moet ik wijzen op het overheerlijke slot van de tweede strophe pertransivit jubilus. Wat de stemmen daar doen, zoowel sopraan als tenor en alt als bas, dat is niet meer zingen, dat is bruisen met kracht en gloed; doch met kracht gebreideld door adel en gloed getemperd door de heilig heid van het onderwerp.... En dan het slot.... in beide werken byna gelijk. Heeft Palestrina in het begin van zyn Stabat de reinheid der verheven sequenz gesymboliseerd door de opvolging van reine drieklanken, Diepenbrock deed het aan het slot met Palestrynsche drieklanken. Ook met dit nieuwe Stabat is er e?n parel verschenen in de muziekliteratuur onzer dagen. Diepenbrock is voor my een meester die onze kerkelijke kunst de ware richting doet uitgaan. Hoe goed zou het zyn wanne r alle die componisten die uit Duitschland met zyn Caecilienverein, en uit Frankrijk met zyn Schola cantorum, de muziekmarkt met hunne niet gevoelde, doch samengestelde werk«n (enkele betere niet te na gesproken), doen overstroomen, hoe goed zou het zyn zeg ik, als al die componisten slechts een gr,ein hezaten van het gevoel, hetwelk Diepenbrock bezielt voor onae kprkelyke muziek. ANT. AVBRKAMP. ttiniiimintnmnttmimuiiniitimiiitiiiintiitttiiiitimtitiitttnntniiti Knel of militair, W. JAEG.EH, Toya en Degen. Utrecht, H. Honig, S99. De verstandhouding tusscbeh rffieier en amb, tenaar laat in onze Oost dikwijls te wensclien over. We wisten dit reeds lang. En het, boek vau den heer Jaeger, dat eeu coi fl<et tussclien een kap tein en een rezident, behandelt, bracht ons in dit opzicht niet veel nieuws. Vooral niet, omdat het met groote eenzijdigheid geschreven is. Had de schrijver naar objectiviteit gestreefd, zich boven ziju stof weten te verheffen, zicli niet blijkbaar zoo geheel partij gesteld in de kwestie vau gelijk of ongelijk aan de eene of andere zijde, ea tevens genoegzaam talent be zeten, onze literatuur kon een boek aanwijzen, waarin de werkelijk voor ons laad belangrijke, zich steeds herhalende en vaak noodlottige bot sing als in een stuk leven ware belichaamd, zóó dat het een openbaring werd van wat velen of eea vaag weten is, of een kortzichtige kastenstrijd lijkt, terwijl de oorzaak ervan inderdaad diep wortelt in het verleden onzer koloniën. In het eifde hoofdstuk waagt de schrijver, zija verdicht verhaal eea oogenblik stakend, een poging om ons duidelijk te maken waar het eigenlijk om te doen is. Maar bet onbesnoeid rhetorische dat als eea weelderige tropeijflora met bloemen en ranken zijn proza vaak maakt tot iets zoo verwards, dat we het kapmes van het gezond verstand hoog noodig hebben, blijkt ook hier weer een beletsel. Men oordeele: »Van alle schadelijke begrippen welke nog in het staatkundig en openbaar leven in Indi voortwoekeren, van alle giftige plaatjes, die in de tropische broeikas-atmosfeer welig tieren, zijn er weinige wier werking zoo noodlottig is en die zooveel onheil hebbeu gesticht als . . ." Eindelijk komt het! de door het Gouvernement zelf gekweekte verwarring en dooreenmenging van urgerlijk en militair gezag, en zelfs het stelli n van het eerste boven het laatste, ia streken waar het zwaard nog aan het woord is," Uit dezen omslachtigen zin blijkt, dat de schrijver of niet helder denkt, bf de gaaf mist juist te formuleeren, of beide. Wat wil hij zeggen 'i Dat liet Gouvernement het burgerlijk en militair gezag verwart,:' Of dat het verwarring kwetkt door het burgerlijk en militair gezag dooreen te mengen 't Dit laatste veronderstel ik, maar dau staat het er niet. Eu het toppunt der «verwarring" wordt dan bereikt door zelfs het stellen van het burgerüjk boven het militair gezag in streken waar het, zwaard nog aan het woord is". Eu waarom //zelfs het stellen"? f bedoelt de schrijver: het stellen van het eerste boven het ? laatste, ziMfs in streken waar het zwaard aan het woord is?" Mij goed, maar dan slaat liet er alweer niet. Zooals het er nu staat, wordt aan het Gouvernement toegedicht dat het speciaal in streken waar //het zwaard aan het woord is" de voorkeur zou geven aan civiel gezag. En dat is meer dau de schrijver beweren wil, geloof ik. Hij wil beweren: ook zelfs daar." Heb ik DU hem wM begrepsn, dau kooien we tot de coucluzie: //Het Gouverueuient houdt civiel en militair gezag niet goed uit elkaar, toont voorkeur voor het eerste, zelfs waar nog oorlog gevoerd wordt." Best maar zie nu het begin van den zin eens: //Van alle schadelijke begrippeu, welke in... ludiëvoortwoekeren, enz. enz.. . . ziju er wei nige wier werking zoo noodlottig is enz....als" het feit dat: het Gouvernement burgerlijk en militair gezag niet goed uit elkaar houdt enz. Dat k;m tocli n\et. En ik zie geen kans iets anders uit den zin te lezen. Het is de stijl van iemand, die een vage notie heeft van wat, hij zou willen zeggen, maar in wiens hersenen het niet tot ecu voldoende klaarheid komt om het duidelijk te kunnen formuleeren. Zijn machteloosheid veibergt zich telkens weer achter rhetoriek. ,/Ilet is de door overschatting van het civiel element, door het, verkeerd inzicht en autimiütainsme geteelde twistappel, die reeds iu vredestijd op den vruchtbaren bodem van onjuist verdeelde bevoegdheden opschiet." Daar zitten we alweer aau den groiid. //Het is" ... Wa<- is ? Slaat dit op begrip", op de verwarring"' ? f op een giftig plant je" \?waut ook hiervan is sprake in deu voorafgaanden zin. Misschien wel liet laatste, maar dau wordt dit plantje nu een twistappel", die //opschiet" waarschijn lijk dus eeu giftige twistappelboom. Verder : //Menig onheil is dan ook voortgesproten uit deze wrijvingen tussclien burgerlijke eu militaire autoriteiten, menige veelbelovende carri'Te is vernietigd geworden door die onzalige cotllicteu, die in den S'ep"nsioi]eerden kring vau elke goedkoope Noilerlandsche provinciestad hunne j slachtoJl'ers on iu liet aicliief vati elke KamerI zitting hunne gedeponeerde klacht-adressen. hebben". 't Is eeu stijl, die duizelig maakt. i,C<,iillii-ten, die iu den ffi'jie//n'oi/w/eu kr'uiy (wat is dat voor een kring?) vau elke t/r>ec/i-oo/,e Xederland! sche provinciestad hutiue slachtoffers eii (let ! wel : ciiiijüctri!., die) iu het archief van elke l Kamerziuing hunne gedeponeerde klacht-adres| sen hebben". Xog verder. »Als zaadkorrels der oiieenigheid, die overal l gezaaid liggen, geven deze kwestiën, waar ze ontkiemen, aanleiding tot eindeloos geschrijf en ge*rijf, waarbij eerst de betrokken partijen, dan de ter zake gehoorde ctiefs en eindelijk de van advies dienende autoriteiten er op uit schijnen te zijn Om elkaar over glibberige ante cedenten te doen tuimelen, door zinledige forma liteiten te sleuren, en tegen muren van woorden op te jagen (jammer dat het boak niet geïllustreerd is 1) en die, al hadden zij elk voor zich evenveel gelijk als zij te samen genomen dit zouden hebhen" daar beerijp ik niets van : al hadden zij elk voor zich evenveel gelijk als zij te samen yenomen dit (?) zoudtn hebben ten slotte toch niets anders bereiken dan liet vicieuse systeem andermaal te doen zegevieren en nog vaster op ziju troon te bevestigen." Wat, het vicieus systeem is laat de schryver ons voor onszelf uitmaken. //Deze verderfelijke vrucht is het, die de tot eenzelfde taak seroepen zonen vau eenzelfde vaderland (mooi!) tegen elkander in het harnas jaaj,t eu van sampuwerken voor de goede /a»k meestal illus.ëu maakt, die telkens opnieuw ergerais wekt, kwaad bloed zet en haat ea vijand^bap zaait." 't !?* wel- een Oostersche vrucht, waar de heer Jaeger het o«er heeft; zoo'n vrucht, die jaagt, ergernis wekt, kwaad bloed zet", ea per saldo nog zaait'1, kennen we hier niet. *Het is een bskeude zaak, dat geen officier eu geea ambtenaar over een dezer kwestiëu vijf minuten samen kuantn praten (de schrijver bedoelt.: dat een olfioier eu eeu ambtenaar geen vijf minuten over een dezer kwest.ën samen kunnen prater), zonder het op allo punten oneens te worden".,. Iltt komt mij voor, dat de schrijver, blijkbair het militaire element vertegenwoordigend, i a zulk een gesprek het plan heeft gemaakt aan dit boek liet aanziju te geven. Hij heeft eens willen aautooneu, dat hij gelijk heeft, verontwaardigd over de verregaande bekrompen heid van zijn tegenstander I Hij zal een der coijft den, waarover hij boven zich m 11 zoovetl hartstochtelijke bloemiijkheid uitliet, levenswaar maken: aan den lezer zij dan de beslissing. Hij voert ons naar den strandpost Telok opSumatra's Zuidkust, in het jaar onzes Heereu 1881". Daar vinden we een uerculiscben kapi tein, als leidend hoofd der kleine nederzetting, en als lijder aan een edelaardige, hopelooza liefde voor de vrouw van een zijner luitenants, welke, door de soldaten »het amazooutje" ge noemd, haren man op het oorlogsveld gevolgd is. Met veel moeite heeft hij een stukje grond aan de Atjehers weten te ontworstelen, en be schermt nu de weiniee vreedzaam-geziudtn onder de bevolking door een bescheiden posten-linie tegen de kwaadwilligeu daarbuiten. De Nederlaudsche vlag wappert, uitgerafeld, maar met de traditioneele fierheid. l)tf post-commandaut is dan ook in staat door zijn sergeant-majoor een schrijven aan deu Bevelhebber te doen opstellen, dat aldus aan vangt : Zooals Uwe Excellentie uit bijgaande rappor ten, zal ontwaren,, heeft, de oprichting der beide voorposteL-benticgs, als vervulling onzer be lofte tot bescherming, het vertrouwen der uit geweken bevolking opgewekt en reeds vele ge zinnen naar hunne haardsteden doen terugkeereo." Kapitein De Ridder blijkt tevreden. Zijn agaressief optreden heeft goede gevolgen. Goed schiks of kwaadschiks, de Atjeher heeft op dit kleine plekje grond zich onderworpen, erkeut het Nederlandsch gezag, eerbiedigt de Nederlaudsche vlag. De vijandig-geziuden worden met behulpder beide vo'rposten iu bedwanggehouden, de Ctnneezen krioelen in hun kleine haudelswijk als bladluizen op een rozenstruik, het militaire regime handhaaft orde en rust. Van den heelen aanleg zegt de schrijver: alles is zoo ne', zoo ordelijk, zoo sno^peng haast aangelegd eu onder houden, als ware bet geheel een keurig uitge voerd model op een zooveelüte van de ware grootte, bestemd om. onder glas, in een museum te worden uitgestalu". 't Is bijna te mooi voor deze aarde, en zoo iets nog wel in A'jeh l zouden wij zeggen. He'aas dit blijkt ook weldra. Eeu schip nadert, en uit dat schip komt het vernietigend noodlot in de gedainte van Mr. Ludovicus Gerardus Jacobus Machtnrans. ,Men ziet liet, in de namen is reeds veel vemuiie.bteld. Het zal een strijd worden tusscheii het llidderlijke en de Macht. Want, de nieuw aangekomene is door den Gouv.-Generaal aangesteld om het militaire be stuur te doen vervangen door het civiele, om in plaats van den oorlogs toestaud te bestendigen, deu vrede te proclameereu onder de ons zoo welgezinde A'jehers. De kapitein en de luitenants ondergaan nu allerlei gemoedstoestanden. Want zij hebben voortaan slechts te gehoorzameu aau een rezident, die op zijn reis van lialavia naar Telok blijkbaar een zonnesteek heeft opgeloop-n; die in den ko.tst mogrlijkeu tijd al deu verrichten onderwerp ngs-arbeid onge daan maakt, het er op toelegt zelf doodgeschoten te worden, eu het garnizoen, na veel overvallen en verliezen, verplicht niet liet amazooutje op eeu toevallig aangekomen schip de wijk te nemen, terwijl de goedmoedme, hopeloos liefhebbende, ridderlijke kapitein, het laatst achterblijvend, zie't door de Atjehers laat afmaken.. 7jOo beknopt mogelijk geef ik hierin den inhoud. Daar ik niet de eer heb tot deu krijgsmausof nmbtenaarstand te behooreu, zal niemand mij van partijdigheid kunnen verdenken, maar het komt mij voor dat de heer Jaeger zelf die ver denking moeielijk ontkomen kan. Eu als de h°er Jaeger, mij onbekend, iemand is wiens woorden eeiiig gezag hebJjeu, dan zou de Gouv.-Generaal van 1SS1, indien nog ia leven, reden hebben hem tot de orde te roepen over het zoo scherp critizeeren vau een maatregel door hem genomen, van een benoeming, door hem gedaan. Tenzij de conjectuur vau eea zonnesleek gegrond mocht bevonden worden, wat uit dit boek niet vast te stellen is, daar onze kennismaking met den heer Machtmans vóór zijn reis naar Telok een zeer oppervlakkige is. Na de reis blijkt de mau volslagen outoerekenbaar. Wat heeft uu de heer Jaeger willen aantooneu: Dat een gek, als bij de macht heeft, alles in de war kau stureu ? Daarvoor is een boek vau bijna 300 blz. een wel wat omslachtig middel. En daar heeft het Nederlandsclie gouvernement, de Gouv..Generaal, en het ver.-chil tussehen militair en civiel niets mee te maken. Stel dat kapitein De Ridder plotseling krankzinnig ware geworden, dan hoefde er geeii Macht mans over te komen om heUelfde reznltaat t,e verkrijgen. Neen, dat heeft de heer Jaeger blijkbaar n i'.'t gewild. Maar zou hij ons dau werkelijk voor zóó l omioozel aauziru, dat \ve zijn De Ridder als ile \ type Uost-Iüdisch oilicier eu Machtniaus als ik type Ojst-lnditc'i ambtenaar aanvaarden. Kom aan dat is toch wat ;il te mal! De fout van dit boek is, dat de schrijver alles veel te klein gezien heeft. Het is eenzijdig.. pcrsoi;eel, bekrompen. Als er bij het besturen..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl