De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 13 augustus pagina 2

13 augustus 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E R D A M M E R W E E K B L A D VOOR NEDERLAND. No. 1155 En waar de heer Evers ten slotte zegt, dat in de Kamer een storm is opgestoken tegen den minister van marine, hebben wij in die Kamer slechts een slaafsche onder werping gezien aan hetgeen de minister haar wel geliefde wijs te maken, niettegen staande de dagbladpers de Kamer voldoende had ingelicht om zich op een onafhankelijk standpunt te kunnen plaatsen. Z. iiiiHiiiiinmiiiiiiiiiiiH Sociale Zwierende wertstate. Terwijl daar ginds, in Denemarken de bittere strijd tusschen arbeid en kapitaal nog steeds op de meest hardnekkige wijze door beide partijen werd voortgezet en het einde van dien strijd, dat thans .zijn de ODS bereikt hebbende berichten juist nabij te achten is, zelfs nog niet in het verschiet kon worden opgemerkt, werd ook in ons vaderland tueschen vertegenwoordi gers dier beide partijen, tusschen werkgevers en werknemers oorlog verklaard, gestre den en gelukkig spoedig weder met den vrede besloten. Vjjf dagen slechts heeft deze strijd ge duurd, maar nochtans was hij niet_ weinig belangrijk, daar hij op ns forech ingreep in een der hoofd-aders van het huidige maatschappelijk leven, een belangrijken tak van het handelsverkeer op nmaal afsneed. Immers waren het de machinisten en de stokers der Rijnbooten, die op deze ondub belzinnige wijze toonden verbeteringen in hunne arbeidsvoorwaarden te willen in voeren en inderdaad ook hebben weten doen invoeren, nadat zij, thans ongeveer twee jaren geleden, onder hanteering van datzelfde tweesnijdend wapen, dat werk staking heet, ook reeds eenige minder nadeelige voorwaarden hadden weten te ver overen, dank zij hunne langzaam doch zeker sterker wordende vakorganisatie. De in 1897 bereikte voordeelen waren in den loop der tijden echter weder langzamerhand, hier en daar verloren gegaan, zoodat op het oogenblik, waarop de nieuwe agitatie begon, de toestand dier arbeiders weder weinig of niet van dien van vóór 1897 verschilde. En dat deze toestand niet rooskleurig was. mag o- a. worden opge maakt uit wat Recht voor Allen daaromtrent schrijft althans indien zijne mededeelingen juist zijn welk blad verhaalt, dat het nog niet zoo lang geleden is, dat het personeel gedurende de geheele reis geen oog look. «Zonder ophouden voer men door, en was er in Duitschland weer een »sleep", dan ging men direkt weer terug." «Het gevolg was een totale verwildering van deze arbeiders, wat nog meer in de hand gewerkt werd door de gezagvoerders (dikwijls, zelf geheel of gedeeltelijk eigenaar der boot), die zich niet ontzagen, om, als algeheele uitputting de menschen tegen den grond deed vallen, de jeneverflesch te doen rondgaan, om zoodoende de krachten zoogenaamd terug te doen komen. Hierbij kwam nog het schandelijk gebruik om den stoomketel overmatig te belasten, zoodat het een wonder mag heeten, dat er zoo weinig ongelukken gebeurden. Rust genoot men nooit, altijd en altijd maar stoken en varen en alleen als de boot in «reparatie" lag of er was ijs in de rivier, genoot men rust, maar?gewoonlijk met verlies van loon. Want zoo was het karakter dier patroons-uitzuigers: lag de boot stil, dan werd het personeel de wal opgeschopt. En dan was onmiddellijk de ellende in de woning en bitter lijden stond voor de deur." Wel is waar is in dezen toestand sedert korten tijd eenige verbetering gebracht, doch dat die verbetering toch nog steeds geen goeden toestand heeft geschapen, leert ons weder de volgende mededeeling van De Soeiaal-Democraat. «Een staker vertelde ons een geval," schrijft de redactie van dat blad, «waarbij een machinist die in 14 dagen niet anders thuis was geweest dan te hooi en te gras een paar uur, die o. a. in .die 14 dagen zijn kinderen niet had gezien, op Zondag middag 3 uur te Rotterdam aanlegde, doch in plaats van naar huis te gaan, olie enz. aan boord gebracht kreeg om de machine te poetsen, daarmee ten 10 uur klaar was, en toen naar huis mocht, met de mededeeling dat hij om 3 uur d.a.v. weer varen moest. Die dag heette... een vrije Zondag." Is het wonder, dat bij zulke wanverhou dingen de aldus mishandelden eindelijk de hoofden bij elkaar steken, ten einde te beraadslagen, hoe daaraan een einde te l maken? Met dat doel richtte zich dan pok de >Bond van Machisten en Stokers in Nederland" tot al Ie eigenaars van sleepbooten, die den Rijn bevaren tegen het einde der maand Juni van' dit jaar een uitvoerig adres, waarin een negental wenschen werden uitgedrukt en aan het slot waarvan tot de geadresseerden het verzoek werd gericht vóór 22 Juli d. a. v. hun ant woord daarop aan het bestuur van den Bond te doen toekomen. Slechts twee eige naars voldeden echter aan het hun gestelde verzoek, |op het adres te antwoorden: van deze beiden was er echter slechts n, die zich bereid verklaarde, maatregelen, als door den Bond waren voorgesteld, te nemen. Deze negatie van het adres leek eene stilzwijgende oorlogsverklaring en werd door de machinisten ook als zoodanig opgevat. Alvoreos echter de vijandelijk heden te openen werden de in het voor noemde adres gestelde eischen vooraf nog eens nauwkeuriger omlijnd en geformuleerd en verscherpt en daarop aan elk der patroons in den vorm van een kontrakt toegezonden, met verzoek dit te teekenen. Dat kontrakt luidde als volgt: Bepalingen omtrent Zondags- en nachtrust. arbeidstijd, arbeidsloon en ontslag. Artikel 1. De machinisten en stokers van RU nsleep booten zullen, onverschillig of eene reis is aangevangen of niet, een wekelijkschen rusttijd genieten: Van l Maart tot l Oktober: van Zaterdaeavond G uur tot Maandagmorgen 4 uur. Van l Oktober tot l Maart: van Zaterdag middag 2 uur tot Maandagmorgen 6 uur. Een reis aangevangen zijnde, zal de gezagvoerder verplicht zijn op de genoemde uren des Zaterdags te ankeren, zooveel mogelijk bij stad of dorp, waar ieder den Zondag overeenkomstig zijne overtuiging zal kunnen doorbrengen. Art. 2. Behoudens gevallen van dringende noodzakelijkheid zullen aan het machine kamer-personeel, gedurende de in artikel l omschreven rusttijd, geen werkzaamheden worden opgedragen. Art. 3. Gedurende de reis zal dagelijks een tijd van vijf achtereenvolgende uren tusschen 6 uren des namiddags en 7 uren des voormiddags worden bestemd voor nachtrust en voor dat doel toegestaan. Art. 4. Op den dag van aankomst ter plaatse van bestemming zal geen nieuwe reis worden ondernomen. Art. 5. Op booten van vijf en dertig paardekrachten en daarboven zullen min stens n machinist en twee stokers werk zaam zijn. Art. 6. Het waekloon van een machinist zal achttien gulden bedragen, indien hij werkzaam is op een boot van vijf en dertig paarden krachten en daarbeneden. Dit loon zal met n gulden worden verhoogd voor elke tien paardenkrachten boven de vijf en dertig. Gedeelten van tientallen worden voor een geheel gerekend. Art. 7. Het weekloon van een stoker zal dertien gulden bedragen. Art. 8. Machinisten en stokers, gedurende zes maanden bij denzelfden reeder in dienst zijnde, zullen gedurende de wintermaanden niet uit hunne betrekking worden ontslagen, tenzij wangedrag het ontslag noodzakelijk maakt. De ontslaggever heeft het bestaan van wangedrag te bewijzen. Art. 9. Het machinekamer-personeel zal alleen bestaan uit leden van den «Bond van Machinisten en Stokers in Nederland" erkend bij Kon. Besl. van 15 Juni 1898, (No.41). Aldus vastgesteld door de afdeelingen Rotterdam en Dordrecht van den »Bund van Machinisten en Stokers in Nederland" op hare vergaderingen van 22 Juli 1899 te Dordrecht en 24 Juli 1899 te Rotterdam. Namens de afdeelingen voornoemd: get. A. VAX BEEK. Foor*, afd. Rotterdam. J. WIEGEL, Sekr. a/d. Rotterdam. J. G. J. v. D. DORPEL Voor», afd. Dordt. J. BE HOOP, Sekr. afd. Dordt. Dat deze eischen overdreven zijn, zal niemand willen bf: weren, al moge punt 9 bij sommigen ook een weifelend wenk brauwfronsen en de zondagsrust-eisch bij menig hartstochtelijk koopman ook een Bedenkelijk hoofdschudden verwekken. Terecht schrijft dan 01 k het Soc. Weckbl.: «Wat de zondagsrust betreft: het is zeker een belangrijk tijdverlies, om van Zaterdag middag tot Maandagmorgen stil te liggen, en men moet in de usantiën en eischen van het Rij n vaart ver keer dporkneed zijn, om te kunnen beoordeelen, in hoeverre dat tijdverlies kan gedragen worden; zeker is het echter, dat, waar de waterweg haar kracht niet in de eerste plaats in snelheid zoekt, en de Rijnvaart in zekeren zin een monopolie is, de samenwerking van belang hebbenden hier heel veel zou kunnen doen. Wat den eisch van bonds-personeel en geen anderen betreft, dit is meer een vraag van macht dan van recht, en als de bond hem heeft durven stellen voelt hij zich of vrij sterk, of is hij vrij overmoedig". Ongeveer gelijk met de publicatie van bovenstaand kontrakt werd door den Bond de algemeen e werkstaking geproclameerd, die zich niet alleen uitstrekte o ver Rotterdam en Dordrecht, doch, dank zij de snelheid der telegraaf, in alle plaatsen, waar Rijrnscheepvaart wordt uitgeoefend te zelfder tijd werd doorgevoerd. Dat eene staking als deze, welke onmid dellijk zoo ontzaglijk diep iii het handels verkeer ingrijpt, niet lang kan duren, zonder vooral den reeders grpote financiëele nadeelen te berokkenen ligt voor de hand, is begrijpelijk voor een ieder, die op ^handelsgebied niet een volslagen leek is. Daarom dan ook wel in hoofdzaak, en misschien ook wel, wijl den betrokken patroons de eischen der stakers niet zoo onbillijk voorkwamen, toon den de booteneigenaars al dra na de procla matie der werkstaking neiging tot onderhan delen, waaraan de machinisten natuurlijk gaarne gehoor gaven. Wel is waar bleven de onderhandelingen niet tot n bijeenkomst beperkt, doch nochtans duurde het niet lang, alvorens beide partijen tot overeen stemming geraakten, d. w. z. alvorens de patroons, zij het dan ook eerst na breed voerige discussiën, de eischen der stakers bijna geheel toestonden. Het voor de reeders scherp-ingrijpende art. l van het hierboven weergegeven ontwerp-koutrakt werd nl. ten slotte aldus vastgesteld: «De geheele Zondagsrust zal worden ingevoerd, met dien verstande, dat, met inachtneming van de nachtrust, ook des Zondags het geheele jaar wordt afgevaren en opvaardig gelegen zal worden op de i reis des Zondags in de maanden Maart, April, Mei, Juni, Juli en Augustus, van Zaterdagsavorids een uur vóór zonsonder gang tot 's Maandagsmorgens een uur na zonsopgang. «Van l Maart tot l October zullen de booten Zaterdagavond na 6 uur niet ver trekken te Rotterdam, te Dordrecht en in de Ruhr, en van l October tot l Maart niet na Zaterdagsmiddags 3 uur." Verder werd besloten, dat in afwijking van he.t qntwerp-kontrakt, het loon van een machinist, werkzaam op een boot be neden 30 paardenkrachten ? 17 zal zijn, dat van den stoker ? 12 per week, terwijl bovendien ook door de reeders de hoogst belangrijke eisch werd ingewilligd, dat machinisten en stokers binnen de 14 dagen of 2 reizen, dat zij op de booten der reeders varen, lid moeten zijn van den "Bond van Machinisten en Stokers in Nederland". Voorwaar, sinds lang hevft geen werk staking een voor de stakers zóó bevredigend einde genomen als deze, en het is dus niet te verwonderen, dat aan het slot der onder handelingen door de machinisten het einde der staking in uitzicht werd gesteld, zoodra alle reeders het kontrakt zouden hebben geteekend, gelijk staande de vergadering reeds door ruim 30 reeders geschiedde. In dien echter niet vier vijfden der booteigenaars het kontrakt zouden teekenen, zou het zijne geldigheid verloren hebben, terwijl a,ndererzijds bepaald werd, dat elke overtreding van het kontrakt door een der onderteekeuaars met eene boete van ? 1000 zal worden ge straft, welke boeten ten bate der rotterdamsche en dordtsche armen zullen komen. Natuurlijk geldt de gesloten overeenkomst niet voor ongelimiteerden tijd, doch heeft elk der contractanten zich voor ten minste n jaar verbonden, onder verplichting n maand vóór het verstrijken van den 3en Augustus van het volgend jaar zijne be zwaren tegen het contract in te dienen en op te geven, welke veranderingen hij j wenscht. Geschiedt zulks niet, zoo zal het kontrakt ook voor het volgende jaar weder van bindende kracht zijn. Een warme gelukwensen aan de leden van den «Bond van Machinistenen Stokers in Nederland" met de door hen behaalde zege moge tot besluit van bovenstaand beknopt relaas niet misplaatst zijn. Delft. Dr. J. C. E. miMiiiiimiiiirmiiiiiiiMifiiii Het Feest van de Amsterdamsehe Brandweer. »Als de brand bij nacht ontstaat, roepen de nachtwachts der sectie, waarin de brand plaats heeft, terstond bij de ontdekking brand, met vermelding van de plaats waar. Dit geroep wordt door de nachtwachts der overige sectiën herhaald. Zij geven ten spoedigste daarvan kennis aan den generalen-brandmeester en zijnen adsistent, voor zooverre deze in hunne buurt wonen. De nachtwachts der sectie, waarin de brand plaats heeft, en van de daaraan grenzende buurten der andere sectiën, geven onmid dellijk kennis van den brand aan de be trokken sectie-brandmeesters en de brandmeesters. Als de brand ontstaat gedurende den tijd dat de nachtwachts niet in dienst zijn, zijn de sectie-brandmeesters bevoegd in de sectie en de aangrenzende buurten der andere sectiën de klep te doen gaan en brand met vermelding van de plaats waar te doen roepen." Zoo luidde art. 47 van de verordening op het brandwezen door den Raad der Gemeente Amsterdam vastgesteld in zijne vergaderingen van 2730 October 1869. Hoe zijn de tijden veranderd in de dertig jaren, die na het vaststellen dezer veror dening voorbij gingen! Brengt het ons, thans reeds jaren gewoon aan onze beroeps brandweer, de rechtmatige trots van lederen Amsterdammer, bijkans geen glimlach op de lippen als wij daar lezen van de omslach tige wijze, waarop bij brand brandmeesters, pijpvoèrders, spuitgasten, handlangers, mits gaders de schutterij, werden opgeroepen tot den kamp tegen het woedend element ? Wij kunnen ons, nu wij staan aan den vooravond van het feest dat de Amster damsehe brandweer gaat vieren, bijkans niet meer voorstellen, dat het zoo geheel anders en zooveel slechter is geweest dan thans. Wij kunnen ons bijna niet ver beelden dat in dien goeden ouden tijd de orde en tucht bij het brand-blusschen zoo veel te wensehen konden laten ; dat spuit gasten dronken konden staan aan de spui ten en dat die spuiten zooveel te laat op de plaats des onheus konden komen. En toch kwam zoo iets meermalen voor en hebben soortgelijke feiten den stoot tot het oprichten der tegenwoordige brandweer gegeven. Het was op den 6n Augustus 1870 dat een felle brand uitbrak in den Kippenhoek, het tegenwoordige gedeelte van het Rembrandtplf-in tusschen «Hotel Rembrandt" en de Amstelstraat. Zes huizen werden prooi van het vernielend element, grootendeels doordat de stoomspuiten veel te laat ter plaatse kwamen en de spuitgasten veel meer drank gebruikten dan hundienstiff was. Toen begreep de Amsterdamsehe burgerij dat zij onder een dergelijke brandweer niet langer veilig was : dat een militair ingericht corps moest worden opgericht. Adressen in dien zin bereikten den Gemeenteraad, en reeds in de vergaderingvan 28 Juni 1871 werd het beginsel dat er zou zijn een be roepsbrandweer aangenomen; op 7 Febr. 1872 werd de verordening van het nieuwe corps goedgekeurd en op 21 Aug. d. a. v. tot commandant daarvan benoemd, de artillerie-lui tenant P. W. Steenkamp, die 16 Sept. daarop zijn functie aanvaardde. Aan dezen man, die later hoofd-commis saris in deze stad werd en sedert eenige jaren als ambteloos burger te Ginneken leeft, heeft de hoofdstad zijn goede brand weer van thans te danken. De heer Steen kamp vatte zijn taak ernstig op: hij be studeerde de beroepscorpsen, die reeds in buitenlandsche steden bestonden; hij maakte in overleg met den hoofdcom mies der Publieke Werken, den lateren wethouder A. J. C. J. S. Bergsma die tevens secretaris van den toenmaligen brandraad was, de verordeningen voor het nieuwe corpa gereed, en begon met het aanschaffen van het noodige bluschmaterieel en het aanleggen van het telegraafnet. Toen op 15 Augustus 1874 het nieuwe corps kon optreden, was het telegraafnet, waarop 129 brandschellen aangesloten wa- j ren, gereed en waren bezet drie hoofd- [ wachten, t. w. Prinsengracht, Nieuwmarkt j en Weesperplein ; drie hulp wachten: Ro- t zenstraat, N. Z. Kolk en Kadijksplein; l M. J. PROOST, Hoofdbrandmeester. brandwachts Ie, 40 2e en 90 3e klasse, als mede 4 torenwachters, die nog vele jaren als «levende brandschellen" in dienst bleven, in het geheel dus 175 man. De koetsiers der spuiten behoorden niet tot het corps, aangezien in den aanvang de gemeente het leveren van paarden en koetsiers had opgedragen aan den stalhouder Draijer. Van degenen, die bij het optreden der brandweer tot het corps behoorden, zijn nog overgebleven de heeren M. J. Proost, hoofdbrandmeester; J. L. Munzer Rathmann, J. H. Klesges, P. van den Burg, D. van Egten, J. G. Goos, brandmeesters; P. H. ter Haak, hoofdbrandwacht 1); S. B. Hollemstoom, brandwacht Ie klasse; J. Hebert, brandwacht 2e klasse; T. J. Mees. J. MEIER. Commandant der Brandweer. gjtfSS*» l ^sr* Amsterdamsehe publiek werden ontvan gen, behoeft geen verwondering te baren. Vooral degenen, die bij de vroegere toe standen hun extra-verdiensten hadden in geval van brand, werkten de brandweer tegen waar zij konden. In den aanvang kwam het meermalen voor dat de brand slangen werden stuk gesneden en de brand wachts zich hadden te verdedigen tegen de aanvallen der vroegere spuitgasten. Maar spoedig waren de blaadjes gekeerd. Vooral toen de brandweer bij den grooten brand der Amsterdamsehe Suikerrafinaderij op het Bickers-eiand getoond had voor haar moeilijke taak berekend te zijn; toen zij daar een onversaagdheid, een kalmte, een heldenmoed aan den dag legden, die be J. NlETJWEXHTJIS, Hoofdbrandmeester. ^. * R. BOELE Jr. Hoofdbrandmeester. J. LODEWIJKS, lloofdbrandmeestei: G. H. FTORAXI, Hoofdbrandmeester. G. A. HKRKLOTZ, Administrateur. drie observatieposten : Leidsche Plein, Botermarkt en Spui. Alleen de hoofdwachten beschikten toen over met paarden bespannen spuiten, de andere posten hadden spuitwagens, die met de hand getrokken werden; bovendien stonden over de stad nog ver deeld ouderwetsche spuiten in enkele ge bouwen en op schuiten; de drijvende spuit, de Jan van der Heijde werd zeer spoedig is dienst gesteld en gelegd voor de hulpmarkt aan het Kadijksplein. Het personeel bestond toen uit: l com mandant, l onder-commandant, l beambte aan het Centraal-bureau, 3 sectie-brand meesters, O machinisten, 3 telegralisten, 20 telegrafist; B. Raakman, machinist; J. F. Kuhlwilm, schipper op de Jan van der Heijden. Het 2ö.jarig ambtsfeest, dat zij sedert l Januari 1899 allen gevierd hebben, is voor geen hunner onopgemerkt voorbij ge gaan, maar dien wakkeren mannen mag zeker van deze plaats thans nog wel afzon derlijk een eeresaluut worden gebracht. Dat de mannen van het nieuwe corps in den aanvang alles behalve prettig door het i | 1) Bij latere veranderingen werd de oorI spronkelijka verdeeling in brandwachts Ie, 2o | en .'Se klasse gewijzigd. Men heeft tUuns hoofdbrandwaciits en branJwacuti ie e:i _j klasse. wondering afdwongen, had zij het publiek gewonnen en sedert heeft zij bij de Amster dammers in een goed blaadje gestaan, is zij inderdaad aller troetelkind geworden. Bovendien was de toenmalige burgemeester, de heer Den Tex, er de man niet naar om ongestraft met de verordeningen te laten spotten ; tegen degenen, die de brandweer bij haar arbeid bemoeilijkten, liet hij gestreng optreden, zelfs is het gebeurd dat hij bij een brand zijnde zich niet te hoog achtte om de aanvallers met eigen vuist van de plaats te weren, waar zij niets van doen hadden. Het zou ondoenlijk zijn hier melding te maken van alle groote branden sedert liet eerste optreden van het corps gebluscht; te gewagen Van al die staaltjes van doods verachting en zelfopoffering door velen der mannen betoond ik zou, dat doende, over meer ruimte moeten beschikken dan mij hier kan worden toebedeeld. Trouwens de burgerij weet het wel hoe dikwerf de bladen melding hebben kunnen maken van de uitmuntende wijze, waarop het corps optrad. Ik wil liever in korte trekken nagaan, welke verbeteringen en veranderingen er plaats hadden sedert dien 15n Augustus 1874. De heer Steenkamp, werd op l Juni 1878 als commandant vervangen door den heer V. C. Dijckmeester, die tot dusverre onder commandant was geweest. Onder diens beheer werd het aantal stoomspuiten ver meerderd, werden meer posten van bereden materieel voorzien en werden van gemeente wege voor het corps eigen paarden aan geschaft. Onder zijn opvolger, den heer Van Moock, die van 15 Mei 1885 tot 31 Januari 1891 het bevel voerde, werden de met n paard bespannen spuitwagens ingevoerd, terwijl mede, in 1888, de Vechtwaterleiding voor het brandblusschen in gebruik werd ge nomen. Dit laatste heeft op het biandblusschen te Amsterdam een grooten invloed uitge oefend, vooral toen de bevelvoerders, die na den heer Van Moock kwamen, nog meer dan hij zelf, het groote nut dier Vechtwaterleiding gingen inzien. Immers tot dusverre had men zich bij brandblussching moeten behelpen met het water uit grachten of vloeiputten, die men met duin water had laten vol joopen. Het kwam zelfs voor dat men bij branden, die uit braken op plaatsen waar het water schaars was, zijn toevlucht moest nemen tot het gore water der rioolputten. Uit den aard der zaak werd door het gebruik van der gelijk water dikwerf nog meer bedorven dan door het vuur. De Vechtwaterleiding bracht daarin ver betering; niet alleen dat nu met zuiverder water kon gespoten worden, doch boven dien was het niet langer noodig altijd met spuiten te werken, terwijl bovendien de stoomspuiten minder noodig werden dan vroeger, omdat men eenvoudig blusschen kon door standpijpen op de waterleiding te plaatsen. De grootste verbeteringen kwamen echter tot stand onder bevel van den heer W. Hoogenboom, die na het aftreden des heeren Van Moock, bijgestaan door den heer J. Meier als onder-commandant, tot l Sept. 18! )-l ad interim het bevel voerde, en onder den tegenwoordigen commandant, den heer J. Meier. Het materieel werd hoe langer hoe meer verbeterd; met de uitbreiding der stad bleek een vierde sectie noodig en werd daartoe de nieuwe kazerne aan deHobbemakade in gebruik gesteld, terwijl nieuwe posten verrezen aan Haarlemmerplein, Rozengracht, Nicolaas Beetsstraat en Hoe demakerstraat; het aantal bespanningen voor de stoomspuiten nam toe en ook ver meerderde het aantal brandschellen en breidde het personeel zich danig uit. Gevolg is dat thans de sterkte van het corps is als volgt: n commandant; n admini strateur ; 5 hoofdbrandmeesters ; 9 brand meesters ; 2 telegraiisten ; 12 machinisten, 54 hoofdbrandwachts (waaronder begrepen 12 post-commandanten en 5 luiistentlelegraiisteii); 05 brandwachts eerste en O

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl