Historisch Archief 1877-1940
DE A M S T E R D A M M E R W E E K B L A D VOOR NEDERLAND.
No. 1155
En waar de heer Evers ten slotte zegt,
dat in de Kamer een storm is opgestoken
tegen den minister van marine, hebben wij
in die Kamer slechts een slaafsche onder
werping gezien aan hetgeen de minister
haar wel geliefde wijs te maken, niettegen
staande de dagbladpers de Kamer voldoende
had ingelicht om zich op een onafhankelijk
standpunt te kunnen plaatsen.
Z.
iiiiHiiiiinmiiiiiiiiiiiH
Sociale
Zwierende wertstate.
Terwijl daar ginds, in Denemarken de
bittere strijd tusschen arbeid en kapitaal
nog steeds op de meest hardnekkige wijze
door beide partijen werd voortgezet en het
einde van dien strijd, dat thans .zijn de
ODS bereikt hebbende berichten juist
nabij te achten is, zelfs nog niet in het
verschiet kon worden opgemerkt, werd ook
in ons vaderland tueschen vertegenwoordi
gers dier beide partijen, tusschen werkgevers
en werknemers oorlog verklaard, gestre
den en gelukkig spoedig weder met den
vrede besloten.
Vjjf dagen slechts heeft deze strijd ge
duurd, maar nochtans was hij niet_ weinig
belangrijk, daar hij op ns forech ingreep
in een der hoofd-aders van het huidige
maatschappelijk leven, een belangrijken tak
van het handelsverkeer op nmaal afsneed.
Immers waren het de machinisten en de
stokers der Rijnbooten, die op deze ondub
belzinnige wijze toonden verbeteringen in
hunne arbeidsvoorwaarden te willen in
voeren en inderdaad ook hebben weten
doen invoeren, nadat zij, thans ongeveer
twee jaren geleden, onder hanteering van
datzelfde tweesnijdend wapen, dat werk
staking heet, ook reeds eenige minder
nadeelige voorwaarden hadden weten te ver
overen, dank zij hunne langzaam doch
zeker sterker wordende vakorganisatie. De
in 1897 bereikte voordeelen waren in den
loop der tijden echter weder langzamerhand,
hier en daar verloren gegaan, zoodat op
het oogenblik, waarop de nieuwe agitatie
begon, de toestand dier arbeiders weder
weinig of niet van dien van vóór 1897
verschilde. En dat deze toestand niet
rooskleurig was. mag o- a. worden opge
maakt uit wat Recht voor Allen daaromtrent
schrijft althans indien zijne
mededeelingen juist zijn welk blad verhaalt, dat
het nog niet zoo lang geleden is, dat het
personeel gedurende de geheele reis geen
oog look. «Zonder ophouden voer men door,
en was er in Duitschland weer een »sleep",
dan ging men direkt weer terug."
«Het gevolg was een totale verwildering
van deze arbeiders, wat nog meer in de
hand gewerkt werd door de gezagvoerders
(dikwijls, zelf geheel of gedeeltelijk eigenaar
der boot), die zich niet ontzagen, om, als
algeheele uitputting de menschen tegen
den grond deed vallen, de jeneverflesch te
doen rondgaan, om zoodoende de krachten
zoogenaamd terug te doen komen. Hierbij
kwam nog het schandelijk gebruik om den
stoomketel overmatig te belasten, zoodat
het een wonder mag heeten, dat er zoo
weinig ongelukken gebeurden.
Rust genoot men nooit, altijd en altijd
maar stoken en varen en alleen als de
boot in «reparatie" lag of er was ijs in de
rivier, genoot men rust, maar?gewoonlijk
met verlies van loon. Want zoo was het
karakter dier patroons-uitzuigers: lag de
boot stil, dan werd het personeel de wal
opgeschopt. En dan was onmiddellijk de
ellende in de woning en bitter lijden stond
voor de deur."
Wel is waar is in dezen toestand sedert
korten tijd eenige verbetering gebracht,
doch dat die verbetering toch nog steeds
geen goeden toestand heeft geschapen, leert
ons weder de volgende mededeeling van De
Soeiaal-Democraat.
«Een staker vertelde ons een geval,"
schrijft de redactie van dat blad, «waarbij
een machinist die in 14 dagen niet anders
thuis was geweest dan te hooi en te gras
een paar uur, die o. a. in .die 14 dagen
zijn kinderen niet had gezien, op Zondag
middag 3 uur te Rotterdam aanlegde, doch
in plaats van naar huis te gaan, olie enz.
aan boord gebracht kreeg om de machine
te poetsen, daarmee ten 10 uur klaar was,
en toen naar huis mocht, met de
mededeeling dat hij om 3 uur d.a.v. weer varen
moest. Die dag heette... een vrije Zondag."
Is het wonder, dat bij zulke wanverhou
dingen de aldus mishandelden eindelijk
de hoofden bij elkaar steken, ten einde te
beraadslagen, hoe daaraan een einde te
l maken? Met dat doel richtte zich dan
pok de >Bond van Machisten en Stokers
in Nederland" tot al Ie eigenaars van
sleepbooten, die den Rijn bevaren tegen het
einde der maand Juni van' dit jaar een
uitvoerig adres, waarin een negental
wenschen werden uitgedrukt en aan het slot
waarvan tot de geadresseerden het verzoek
werd gericht vóór 22 Juli d. a. v. hun ant
woord daarop aan het bestuur van den
Bond te doen toekomen. Slechts twee eige
naars voldeden echter aan het hun gestelde
verzoek, |op het adres te antwoorden: van
deze beiden was er echter slechts n, die
zich bereid verklaarde, maatregelen, als
door den Bond waren voorgesteld, te nemen.
Deze negatie van het adres leek eene
stilzwijgende oorlogsverklaring en werd
door de machinisten ook als zoodanig
opgevat. Alvoreos echter de vijandelijk
heden te openen werden de in het voor
noemde adres gestelde eischen vooraf nog
eens nauwkeuriger omlijnd en geformuleerd
en verscherpt en daarop aan elk der
patroons in den vorm van een kontrakt
toegezonden, met verzoek dit te teekenen.
Dat kontrakt luidde als volgt:
Bepalingen omtrent Zondags- en nachtrust.
arbeidstijd, arbeidsloon en ontslag.
Artikel 1. De machinisten en stokers van
RU nsleep booten zullen, onverschillig of eene
reis is aangevangen of niet, een
wekelijkschen rusttijd genieten:
Van l Maart tot l Oktober: van
Zaterdaeavond G uur tot Maandagmorgen 4 uur.
Van l Oktober tot l Maart: van Zaterdag
middag 2 uur tot Maandagmorgen 6 uur.
Een reis aangevangen zijnde, zal de
gezagvoerder verplicht zijn op de genoemde
uren des Zaterdags te ankeren, zooveel
mogelijk bij stad of dorp, waar ieder den
Zondag overeenkomstig zijne overtuiging
zal kunnen doorbrengen.
Art. 2. Behoudens gevallen van dringende
noodzakelijkheid zullen aan het machine
kamer-personeel, gedurende de in artikel l
omschreven rusttijd, geen werkzaamheden
worden opgedragen.
Art. 3. Gedurende de reis zal dagelijks
een tijd van vijf achtereenvolgende uren
tusschen 6 uren des namiddags en 7 uren
des voormiddags worden bestemd voor
nachtrust en voor dat doel toegestaan.
Art. 4. Op den dag van aankomst ter
plaatse van bestemming zal geen nieuwe
reis worden ondernomen.
Art. 5. Op booten van vijf en dertig
paardekrachten en daarboven zullen min
stens n machinist en twee stokers werk
zaam zijn.
Art. 6. Het waekloon van een machinist
zal achttien gulden bedragen, indien hij
werkzaam is op een boot van vijf en dertig
paarden krachten en daarbeneden.
Dit loon zal met n gulden worden
verhoogd voor elke tien paardenkrachten
boven de vijf en dertig.
Gedeelten van tientallen worden voor
een geheel gerekend.
Art. 7. Het weekloon van een stoker zal
dertien gulden bedragen.
Art. 8. Machinisten en stokers, gedurende
zes maanden bij denzelfden reeder in dienst
zijnde, zullen gedurende de wintermaanden
niet uit hunne betrekking worden ontslagen,
tenzij wangedrag het ontslag noodzakelijk
maakt. De ontslaggever heeft het bestaan
van wangedrag te bewijzen.
Art. 9. Het machinekamer-personeel zal
alleen bestaan uit leden van den «Bond van
Machinisten en Stokers in Nederland"
erkend bij Kon. Besl. van 15 Juni 1898,
(No.41).
Aldus vastgesteld door de afdeelingen
Rotterdam en Dordrecht van den »Bund
van Machinisten en Stokers in Nederland"
op hare vergaderingen van 22 Juli 1899 te
Dordrecht en 24 Juli 1899 te Rotterdam.
Namens de afdeelingen voornoemd:
get. A. VAX BEEK. Foor*, afd. Rotterdam.
J. WIEGEL, Sekr. a/d. Rotterdam.
J. G. J. v. D. DORPEL Voor», afd. Dordt.
J. BE HOOP, Sekr. afd. Dordt.
Dat deze eischen overdreven zijn, zal
niemand willen bf: weren, al moge punt 9
bij sommigen ook een weifelend wenk
brauwfronsen en de zondagsrust-eisch bij
menig hartstochtelijk koopman ook een
Bedenkelijk hoofdschudden verwekken.
Terecht schrijft dan 01 k het Soc. Weckbl.:
«Wat de zondagsrust betreft: het is zeker
een belangrijk tijdverlies, om van Zaterdag
middag tot Maandagmorgen stil te liggen,
en men moet in de usantiën en eischen
van het Rij n vaart ver keer dporkneed zijn,
om te kunnen beoordeelen, in hoeverre dat
tijdverlies kan gedragen worden; zeker is
het echter, dat, waar de waterweg haar
kracht niet in de eerste plaats in snelheid
zoekt, en de Rijnvaart in zekeren zin een
monopolie is, de samenwerking van belang
hebbenden hier heel veel zou kunnen doen.
Wat den eisch van bonds-personeel en geen
anderen betreft, dit is meer een vraag van
macht dan van recht, en als de bond hem
heeft durven stellen voelt hij zich of vrij
sterk, of is hij vrij overmoedig".
Ongeveer gelijk met de publicatie van
bovenstaand kontrakt werd door den Bond
de algemeen e werkstaking geproclameerd,
die zich niet alleen uitstrekte o ver Rotterdam
en Dordrecht, doch, dank zij de snelheid
der telegraaf, in alle plaatsen, waar
Rijrnscheepvaart wordt uitgeoefend te zelfder tijd
werd doorgevoerd.
Dat eene staking als deze, welke onmid
dellijk zoo ontzaglijk diep iii het handels
verkeer ingrijpt, niet lang kan duren, zonder
vooral den reeders grpote financiëele
nadeelen te berokkenen ligt voor de hand, is
begrijpelijk voor een ieder, die op
^handelsgebied niet een volslagen leek is. Daarom dan
ook wel in hoofdzaak, en misschien ook wel,
wijl den betrokken patroons de eischen der
stakers niet zoo onbillijk voorkwamen, toon
den de booteneigenaars al dra na de procla
matie der werkstaking neiging tot onderhan
delen, waaraan de machinisten natuurlijk
gaarne gehoor gaven. Wel is waar bleven de
onderhandelingen niet tot n bijeenkomst
beperkt, doch nochtans duurde het niet
lang, alvorens beide partijen tot overeen
stemming geraakten, d. w. z. alvorens de
patroons, zij het dan ook eerst na breed
voerige discussiën, de eischen der stakers
bijna geheel toestonden. Het voor de
reeders scherp-ingrijpende art. l van het
hierboven weergegeven ontwerp-koutrakt
werd nl. ten slotte aldus vastgesteld:
«De geheele Zondagsrust zal worden
ingevoerd, met dien verstande, dat, met
inachtneming van de nachtrust, ook des
Zondags het geheele jaar wordt afgevaren
en opvaardig gelegen zal worden op de
i reis des Zondags in de maanden Maart,
April, Mei, Juni, Juli en Augustus, van
Zaterdagsavorids een uur vóór zonsonder
gang tot 's Maandagsmorgens een uur na
zonsopgang.
«Van l Maart tot l October zullen de
booten Zaterdagavond na 6 uur niet ver
trekken te Rotterdam, te Dordrecht en in
de Ruhr, en van l October tot l Maart
niet na Zaterdagsmiddags 3 uur."
Verder werd besloten, dat in afwijking
van he.t qntwerp-kontrakt, het loon van
een machinist, werkzaam op een boot be
neden 30 paardenkrachten ? 17 zal zijn,
dat van den stoker ? 12 per week, terwijl
bovendien ook door de reeders de hoogst
belangrijke eisch werd ingewilligd, dat
machinisten en stokers binnen de 14 dagen
of 2 reizen, dat zij op de booten der reeders
varen, lid moeten zijn van den "Bond van
Machinisten en Stokers in Nederland".
Voorwaar, sinds lang hevft geen werk
staking een voor de stakers zóó bevredigend
einde genomen als deze, en het is dus niet
te verwonderen, dat aan het slot der onder
handelingen door de machinisten het einde
der staking in uitzicht werd gesteld, zoodra
alle reeders het kontrakt zouden hebben
geteekend, gelijk staande de vergadering
reeds door ruim 30 reeders geschiedde. In
dien echter niet vier vijfden der booteigenaars
het kontrakt zouden teekenen, zou het zijne
geldigheid verloren hebben, terwijl
a,ndererzijds bepaald werd, dat elke overtreding van
het kontrakt door een der onderteekeuaars
met eene boete van ? 1000 zal worden ge
straft, welke boeten ten bate der
rotterdamsche en dordtsche armen zullen komen.
Natuurlijk geldt de gesloten overeenkomst
niet voor ongelimiteerden tijd, doch heeft
elk der contractanten zich voor ten minste
n jaar verbonden, onder verplichting n
maand vóór het verstrijken van den 3en
Augustus van het volgend jaar zijne be
zwaren tegen het contract in te dienen en
op te geven, welke veranderingen hij
j wenscht. Geschiedt zulks niet, zoo zal het
kontrakt ook voor het volgende jaar weder
van bindende kracht zijn.
Een warme gelukwensen aan de leden
van den «Bond van Machinistenen Stokers
in Nederland" met de door hen behaalde
zege moge tot besluit van bovenstaand
beknopt relaas niet misplaatst zijn.
Delft.
Dr. J. C. E.
miMiiiiimiiiirmiiiiiiiMifiiii
Het Feest van de Amsterdamsehe Brandweer.
»Als de brand bij nacht ontstaat, roepen
de nachtwachts der sectie, waarin de brand
plaats heeft, terstond bij de ontdekking
brand, met vermelding van de plaats waar.
Dit geroep wordt door de nachtwachts der
overige sectiën herhaald. Zij geven ten
spoedigste daarvan kennis aan den
generalen-brandmeester en zijnen adsistent, voor
zooverre deze in hunne buurt wonen. De
nachtwachts der sectie, waarin de brand
plaats heeft, en van de daaraan grenzende
buurten der andere sectiën, geven onmid
dellijk kennis van den brand aan de be
trokken sectie-brandmeesters en de
brandmeesters.
Als de brand ontstaat gedurende den
tijd dat de nachtwachts niet in dienst zijn,
zijn de sectie-brandmeesters bevoegd in de
sectie en de aangrenzende buurten der
andere sectiën de klep te doen gaan en
brand met vermelding van de plaats waar
te doen roepen."
Zoo luidde art. 47 van de verordening
op het brandwezen door den Raad der
Gemeente Amsterdam vastgesteld in zijne
vergaderingen van 2730 October 1869.
Hoe zijn de tijden veranderd in de dertig
jaren, die na het vaststellen dezer veror
dening voorbij gingen! Brengt het ons,
thans reeds jaren gewoon aan onze beroeps
brandweer, de rechtmatige trots van lederen
Amsterdammer, bijkans geen glimlach op
de lippen als wij daar lezen van de omslach
tige wijze, waarop bij brand brandmeesters,
pijpvoèrders, spuitgasten, handlangers, mits
gaders de schutterij, werden opgeroepen
tot den kamp tegen het woedend element ?
Wij kunnen ons, nu wij staan aan den
vooravond van het feest dat de Amster
damsehe brandweer gaat vieren, bijkans
niet meer voorstellen, dat het zoo geheel
anders en zooveel slechter is geweest dan
thans. Wij kunnen ons bijna niet ver
beelden dat in dien goeden ouden tijd de
orde en tucht bij het brand-blusschen zoo
veel te wensehen konden laten ; dat spuit
gasten dronken konden staan aan de spui
ten en dat die spuiten zooveel te laat op
de plaats des onheus konden komen.
En toch kwam zoo iets meermalen voor
en hebben soortgelijke feiten den stoot tot
het oprichten der tegenwoordige brandweer
gegeven.
Het was op den 6n Augustus 1870 dat
een felle brand uitbrak in den
Kippenhoek, het tegenwoordige gedeelte van het
Rembrandtplf-in tusschen «Hotel
Rembrandt" en de Amstelstraat. Zes huizen
werden prooi van het vernielend element,
grootendeels doordat de stoomspuiten veel
te laat ter plaatse kwamen en de spuitgasten
veel meer drank gebruikten dan
hundienstiff was.
Toen begreep de Amsterdamsehe burgerij
dat zij onder een dergelijke brandweer niet
langer veilig was : dat een militair ingericht
corps moest worden opgericht. Adressen
in dien zin bereikten den Gemeenteraad,
en reeds in de vergaderingvan 28 Juni 1871
werd het beginsel dat er zou zijn een be
roepsbrandweer aangenomen; op 7 Febr.
1872 werd de verordening van het nieuwe
corps goedgekeurd en op 21 Aug. d. a. v.
tot commandant daarvan benoemd, de
artillerie-lui tenant P. W. Steenkamp, die
16 Sept. daarop zijn functie aanvaardde.
Aan dezen man, die later hoofd-commis
saris in deze stad werd en sedert eenige
jaren als ambteloos burger te Ginneken
leeft, heeft de hoofdstad zijn goede brand
weer van thans te danken. De heer Steen
kamp vatte zijn taak ernstig op: hij be
studeerde de beroepscorpsen, die reeds in
buitenlandsche steden bestonden; hij
maakte in overleg met den hoofdcom
mies der Publieke Werken, den lateren
wethouder A. J. C. J. S. Bergsma die
tevens secretaris van den toenmaligen
brandraad was, de verordeningen voor het
nieuwe corpa gereed, en begon met het
aanschaffen van het noodige
bluschmaterieel en het aanleggen van het telegraafnet.
Toen op 15 Augustus 1874 het nieuwe
corps kon optreden, was het telegraafnet,
waarop 129 brandschellen aangesloten wa- j
ren, gereed en waren bezet drie hoofd- [
wachten, t. w. Prinsengracht, Nieuwmarkt j
en Weesperplein ; drie hulp wachten: Ro- t
zenstraat, N. Z. Kolk en Kadijksplein; l
M. J. PROOST,
Hoofdbrandmeester.
brandwachts Ie, 40 2e en 90 3e klasse, als
mede 4 torenwachters, die nog vele jaren
als «levende brandschellen" in dienst bleven,
in het geheel dus 175 man.
De koetsiers der spuiten behoorden niet
tot het corps, aangezien in den aanvang
de gemeente het leveren van paarden en
koetsiers had opgedragen aan den stalhouder
Draijer. Van degenen, die bij het optreden
der brandweer tot het corps behoorden, zijn
nog overgebleven de heeren M. J. Proost,
hoofdbrandmeester; J. L. Munzer
Rathmann, J. H. Klesges, P. van den Burg, D.
van Egten, J. G. Goos, brandmeesters; P.
H. ter Haak, hoofdbrandwacht 1); S. B.
Hollemstoom, brandwacht Ie klasse; J.
Hebert, brandwacht 2e klasse; T. J. Mees.
J. MEIER.
Commandant der Brandweer.
gjtfSS*»
l ^sr*
Amsterdamsehe publiek werden ontvan
gen, behoeft geen verwondering te baren.
Vooral degenen, die bij de vroegere toe
standen hun extra-verdiensten hadden in
geval van brand, werkten de brandweer
tegen waar zij konden. In den aanvang
kwam het meermalen voor dat de brand
slangen werden stuk gesneden en de brand
wachts zich hadden te verdedigen tegen de
aanvallen der vroegere spuitgasten.
Maar spoedig waren de blaadjes gekeerd.
Vooral toen de brandweer bij den grooten
brand der Amsterdamsehe Suikerrafinaderij
op het Bickers-eiand getoond had voor haar
moeilijke taak berekend te zijn; toen zij
daar een onversaagdheid, een kalmte, een
heldenmoed aan den dag legden, die
be
J. NlETJWEXHTJIS,
Hoofdbrandmeester.
^. *
R. BOELE Jr.
Hoofdbrandmeester.
J. LODEWIJKS,
lloofdbrandmeestei:
G. H. FTORAXI,
Hoofdbrandmeester.
G. A. HKRKLOTZ,
Administrateur.
drie observatieposten : Leidsche Plein,
Botermarkt en Spui. Alleen de hoofdwachten
beschikten toen over met paarden bespannen
spuiten, de andere posten hadden
spuitwagens, die met de hand getrokken werden;
bovendien stonden over de stad nog ver
deeld ouderwetsche spuiten in enkele ge
bouwen en op schuiten; de drijvende spuit,
de Jan van der Heijde werd zeer spoedig
is dienst gesteld en gelegd voor de
hulpmarkt aan het Kadijksplein.
Het personeel bestond toen uit: l com
mandant, l onder-commandant, l beambte
aan het Centraal-bureau, 3 sectie-brand
meesters, O machinisten, 3 telegralisten, 20
telegrafist; B. Raakman, machinist; J. F.
Kuhlwilm, schipper op de Jan van der
Heijden. Het 2ö.jarig ambtsfeest, dat zij sedert
l Januari 1899 allen gevierd hebben, is
voor geen hunner onopgemerkt voorbij ge
gaan, maar dien wakkeren mannen mag
zeker van deze plaats thans nog wel afzon
derlijk een eeresaluut worden gebracht.
Dat de mannen van het nieuwe corps in
den aanvang alles behalve prettig door het
i
| 1) Bij latere veranderingen werd de
oorI spronkelijka verdeeling in brandwachts Ie, 2o
| en .'Se klasse gewijzigd. Men heeft tUuns
hoofdbrandwaciits en branJwacuti ie e:i _j klasse.
wondering afdwongen, had zij het publiek
gewonnen en sedert heeft zij bij de Amster
dammers in een goed blaadje gestaan, is
zij inderdaad aller troetelkind geworden.
Bovendien was de toenmalige burgemeester,
de heer Den Tex, er de man niet naar om
ongestraft met de verordeningen te laten
spotten ; tegen degenen, die de brandweer bij
haar arbeid bemoeilijkten, liet hij gestreng
optreden, zelfs is het gebeurd dat hij bij een
brand zijnde zich niet te hoog achtte om
de aanvallers met eigen vuist van de plaats
te weren, waar zij niets van doen hadden.
Het zou ondoenlijk zijn hier melding te
maken van alle groote branden sedert liet
eerste optreden van het corps gebluscht;
te gewagen Van al die staaltjes van doods
verachting en zelfopoffering door velen
der mannen betoond ik zou, dat doende,
over meer ruimte moeten beschikken dan
mij hier kan worden toebedeeld. Trouwens
de burgerij weet het wel hoe dikwerf de
bladen melding hebben kunnen maken van
de uitmuntende wijze, waarop het corps
optrad.
Ik wil liever in korte trekken nagaan,
welke verbeteringen en veranderingen er
plaats hadden sedert dien 15n Augustus 1874.
De heer Steenkamp, werd op l Juni 1878
als commandant vervangen door den heer
V. C. Dijckmeester, die tot dusverre onder
commandant was geweest. Onder diens
beheer werd het aantal stoomspuiten ver
meerderd, werden meer posten van bereden
materieel voorzien en werden van gemeente
wege voor het corps eigen paarden aan
geschaft.
Onder zijn opvolger, den heer Van Moock,
die van 15 Mei 1885 tot 31 Januari 1891 het
bevel voerde, werden de met n paard
bespannen spuitwagens ingevoerd, terwijl
mede, in 1888, de Vechtwaterleiding voor
het brandblusschen in gebruik werd ge
nomen.
Dit laatste heeft op het biandblusschen
te Amsterdam een grooten invloed uitge
oefend, vooral toen de bevelvoerders, die
na den heer Van Moock kwamen, nog
meer dan hij zelf, het groote nut dier
Vechtwaterleiding gingen inzien. Immers
tot dusverre had men zich bij
brandblussching moeten behelpen met het water uit
grachten of vloeiputten, die men met duin
water had laten vol joopen. Het kwam
zelfs voor dat men bij branden, die uit
braken op plaatsen waar het water schaars
was, zijn toevlucht moest nemen tot het
gore water der rioolputten. Uit den aard
der zaak werd door het gebruik van der
gelijk water dikwerf nog meer bedorven
dan door het vuur.
De Vechtwaterleiding bracht daarin ver
betering; niet alleen dat nu met zuiverder
water kon gespoten worden, doch boven
dien was het niet langer noodig altijd met
spuiten te werken, terwijl bovendien de
stoomspuiten minder noodig werden dan
vroeger, omdat men eenvoudig blusschen
kon door standpijpen op de waterleiding
te plaatsen.
De grootste verbeteringen kwamen echter
tot stand onder bevel van den heer W.
Hoogenboom, die na het aftreden des heeren
Van Moock, bijgestaan door den heer J.
Meier als onder-commandant, tot l Sept.
18! )-l ad interim het bevel voerde, en onder
den tegenwoordigen commandant, den heer
J. Meier.
Het materieel werd hoe langer hoe meer
verbeterd; met de uitbreiding der stad
bleek een vierde sectie noodig en werd
daartoe de nieuwe kazerne aan
deHobbemakade in gebruik gesteld, terwijl nieuwe
posten verrezen aan Haarlemmerplein,
Rozengracht, Nicolaas Beetsstraat en Hoe
demakerstraat; het aantal bespanningen
voor de stoomspuiten nam toe en ook ver
meerderde het aantal brandschellen en
breidde het personeel zich danig uit. Gevolg
is dat thans de sterkte van het corps is
als volgt: n commandant; n admini
strateur ; 5 hoofdbrandmeesters ; 9 brand
meesters ; 2 telegraiisten ; 12 machinisten,
54 hoofdbrandwachts (waaronder begrepen
12 post-commandanten en 5
luiistentlelegraiisteii); 05 brandwachts eerste en O