Historisch Archief 1877-1940
No. 1155
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
en stemmingen, maar waaruit bij zorgvuldig
verken nog goed prozaschreven kan opbloeien.
Van Edward B. Koster zijn er in deze afl.
twee gedichten De Wind" en Nirwana" uit
een bundel Tonen en Tinten", by' Segler en
Reddingius te Hilversum ter perse. Zy kunnen
beoordeeld worden als deze bundel verschijnt.
Het Buitenland handelt over Finland.
Frits Lapidoth bespreekt, op ondeugende
wy'ze Een boek met verzen" van J. B. Meerkerk.
Als niet pedagoog, en ook aan de redactie
hebben ze er geen, zegt hy', kan hy' niet
beoordeelen welk een indruk het op leerlingen
maakt een voorrede te lezen met zulke krasse
beweringen over vroegere sty'loefeningen, waarin
o. a. wordt gezegd, dat het Nederlandsch den
onderwijzers wordt onderwezen, om iets te
onderwazen te hebben.
Dan is de heer Lapidoth er niet erg voor,
dat leeraars voor hunne klasse hedendaagsche
woordkunstenaars behandelen, zonder dat zij
zelf eenig gevoel voor de taal hebben. Dit
gevoel nu kan men evenmin als voor muziek
en schilderen door studie alleen verkry'geu,
men moet het uit zichzelf hebben. En dat is
wel het bedenkelijke van dergelijk onderwijs.
***
De Levende Natuur.
In De Levende Natuur" van
eenderredakteuren de heer E. Heimans een opstel over de
satynvlinder, naar aanleiding van het geheel
kaalvreten van een gansene populierenlaan
tusschen Deventer en Diepenveen.
Verschillende middelen tegen dit vernielend
insect worden door den schrijver besproken.
Het wel langzaam-werkende maar meest afdoende
acht hy het lokken van wintervogels. Dit gaat
het best door het aanbrengen van kunstmatige
nesten (het adres van een Duitsche fabriek,
die deze dingen in 't groot maakt is er by').
Meezen, boomkruipertjes, winterkoningen,
roods taart j es komen gaarne in die nesten, 't Is
een raadgeving, die denkely'k voor vele streken
van ons land kan dienen.
Van denzelfden schrijver is er nog een opstel
over het kweeken van varens, de plant bij
uitnemendheid voor vochte, koele plekken,
waaraan o.a. vele binnentuinen by ons nog al
lijden.
Een interessante beschrijving van een stad
van graafbijen met vele teekeningen voorzien
is van een ander redakteur, Jac. P. Thysse.
De omstreken van Groesbeek worden be
schreven door den heer Christiaan H. J. Raad
onder de benaming Vier dagen in een Eldorado."
Die fout een Eldorado wordt nog al eens ge
maakt. Het is Dorado"; 't woordje El" niet
anders dan het lidwoord.
Voorts nog een aardige beschouwing over
Tuinfluiters is door H. J. Smid door eenige
kantteekeningen over 't honingmerk van Orchis
Maculata door A. J. M. Garjeanne, een
beschry'ving van een mooie Lisch door A. C. den
Besten, een aanvullende waarneming over de
Tweeslachtige Lychnis Diurna door den voor
zitter der Botanische vereeniging te Leiden,
dr. L. Vuyck, die bij deze gelegenheid, hoewel
h\j den vorigen schrijver moet terechtwezen, het
groote nut van een tijdschrift als De Levende
Natuur" aanprijst, 't Is beter verkeerd te zien,
zegt hij, dan in 't geheel niet te zien, en
voor jeugdige natuurliefhebbers blijft opmerken
toch de eerste voorwaarde. Dan een polemiek
over de ware wijze van vogelbescherming
tusschen den redacteur Jac. P. Thysse en het
bestuurslid van de 's-Gravenhage vereeniging
tot bescherming van vogels, den heer C. F. J.
Brands Een en ander". Wel een belangrijke
afl. voor natuurliefhebbers!
G. VAN HULZEN.
Goethe-tentoonstelling te Dusseldorf.
Goethe's moeder.
Het Geslacht Goethe.
II.
Er ligt ter Goethe-tentoonstelling, naast
Goethe's grpoten blauwen zakdoek, een keurig
gewerkte witte slaapmuts met pluim.
Die slaapmuts is handenarbeid van Goethe's
moeder, algemeen bekend als »Frau Rath";
lllllflIIIIIIIIIIMIHIMIIIItlinillllllMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIrillUllllIttllllllllllllllinillllllllMllilllllllllMtlllllllllllllllll
in engeren en vriendenkring steeds genoemd:
»Moeder Aja".
Goethe er is hier steeds sprake van den
dichter Wolfgang Goethe heeft zy'ne moeder
den naam »Aja" gegeven. In zijne moeder zag hy
het evenbeeld van Aja, de zuster van Karel V,
zooals z\j voorkomt in het Nederlandsche
volksboek: De schoone historie der Vier
Heemskinderen. Vrouw Aja is het toonbeeld
van offervaardige moederliefde. Haar daden
vormen een Hooglied van de edelste moeder
en kinderliefde. Goethe kan vrouw Aja niet
van zijn moeder scheiden. Dichters en denkers
van haar tijd achten en eerden haar; vorsten
en vorstinnen waren trotsch op haar vriend
schap. Karl August, hertog van Saxen-Weimar
en hertogin Amalia kwamen ten harent; de
door het geheele Duitsche volk verafgoode
Louise, koningin van Pruisen en de koning
van Pruisen noodigden haar vaak ten bezoek.
By eene dier ontmoetingen sprak koningin
Louise met geestdrift van de heerlijke
oogenblikken bij haar aan buis in Frankfort door
gebracht ; en van de lekkere pannekoeken,
die zy by haar gegeten had.
Moeder Aja was een groot vriend van Lavater
en had innige sympathie voor Schiller. «Groet
Schiller", schrijft ze aan haar zoon in Weimar,
»en zeg hem dat zy'n werken lavenis voor my'
zy'n." Zij gevoelde en heeft het uitgesproken,
dat de werken van haar zoon Wolfgang en
van zy'n vriend Friedrich von Schiller, on
sterfelijk zouden bly'ken.
Tooneelschry'vers en tooneelisten hechten
aan haar oordeel. Een brief van haar was
om een woordje van haar zelf te gebruiken
voor den ontvanger een »gaudium". Hare
brieven zy'n goudkorrels en hebben bizonder
veel overeenkomst met die van Wolf en
Deken, de schrijfsters van j'W'illem Loevend"
en Sarah Burgerhart. Ja, zy' zelf heeft met
de vrooly'kste dezer Hollandsche schrijfsters
vele trekken gemeen, vooral de blijde opgewekt
heid by minder blijde ervaring. »Schep vreugde
in 't leven, zoo lang het lampje schijnt", zegt
ze tot zich zelf, als ze zich over
moeiely'kbeden wil heenzetten. Want over wat haar
griefde, wat haar hinderde, wat haar leed deed,
urmde zy' niet. Zy sprong er over heen, en
deed er het zwijgen toe. Zy' bewaarde het
leed voor zich-zelf. By' haar zoon Wolfgang,
den dichter, ontwaart men dezelfde karakter
trek. In zy'n dagboek wordt, wat hem innig
smart, niet genoemd. Uit den brief aan dr. Gille
over den dood van zy'n zoon August, bleek
dit reeds: hy' noemt niet eenmaal z'n naam,
zelfs het woord »zoon" niet. Diepe,
inniggevoelde droefheid is vaak de bodem van
gelatenheid en blymoedigheid. »Moeder Aja"
babbelde en schreef hare zorgen weg. Van
haar babbelen en schry'ven ging de grootste
bekoring uit. »De vrouwen zy'n toch in spreken
en schry'ven hetzelfde staat in een brief
van haar zy'n ze eenmaal aan den gang:
«klip, klap, klop" gaat het, als in een molen.
God zij hem genadig, die met vele vrouwen
heeft te correspondeeren."
Moeder Aja had eene uitvoerige correspon
dentie, iederen dag ontving ze vele brieven.
Soms leggen er stapels op haar tafel; »brieven
van actrices by brieven van Lavater" spot zy.
De zon van haar huis en van hare familie
is «Moeder Aja" geweest. Al wat zij deed
was voor haar een »grosz gaudium".
Klavierspelen zoowel als zingen, spinnen zoowel als
schaakspelen, lezen zoowel als wandelen.
Bovenal muntte zy uit in het vertellen van
sprookjes. Zy leefde er in. Wolfgang, haar
zoon, de latere groote dichter, hing dan aan
haar lippen, byzonder als zij oude volksver
halen vertelde.
«Moeder Aja" is met haar innig gemoedsleven,
haar oprechte godsvrucht, haar geest en on
verstoorbare opgewektheid, de goede genius
van Wolfgang Goethe geweest. Zy'n vader was
een best, braaf, ordelijk en knap man, maar
stug en van overmatig plichtbesef, voornaam
en deftig in alles. Een echte Noord-Duitscher.
Alles volgens wet en regel, volgens vast plan,
waar geen haar breed van afgeweken werd.
De portretten ter tentoonstelling spreken van
deze karaktertrekken. Het sterke gemoedsleven
verborg hij achter een ijskorst. Hy' toonde al
de verschijnselen van een ernstig geslacht, dat
er zich boven op heeft gewerkt. Want het
geslacht Goethe telt zijn eerste leden onder
handwerkslieden. Goethe's overgrootvader, Hans
Christiaan, was hoefsmid.
Christiaan's zoon de grootvader dus van den
dichter was kleermaker geweest, in het
eerste huwely'k getrouwd met een snijders
dochtertje, later met weduwe Cornelia
Schelhorn, waardin van het logement: Zum Weiden
hof auf der Zeil te Frankfurt. De portretten
van hem en familie en eene afbeelding van
het logement liggen ter tentoonstelling. Van
dit logement reden de postwagens af naar alle
windstreken. De duur van de reis staat op
de gravure vermeld. Van Frankfort naar
Amsterdam duurde de reis 80 uur.
Wolfgang Goethe's grootvader bracht het
door vly't en ijver, door orde en zuinigheid
zeer ver. Met 300 gulden begonnen, behoorde
hy na 17 jaren tot de hoogstaangeslagenen van
Frankfort. De drang om zy'ne nakomelingen
ambten, bedieningen of waardigheden te zien
bekleeden, om zy'n geslacht te verbinden aan
voornamer geslacht, deed hem besluiten zy'n
zoon te laten studeeren. Z'n plan gelukte volko
men : de zoon werd in den geleerden stand opge
nomen, huwde met eene dochter uit een der eerste
geslachten van Frankfort, met dat der Textor's,
kreeg deel aan de regeering en den titel
van »Rath". Vandaar dat zy'ne vrouw, dichter
Wolfgang's moeder, by' het algemeen als:
»Frau Rath" bekend stond, gelyk in engeren
kring als «Moeder Aja".
Het geval wil, dat tientallen jaren voor dit
huwely'k grootvader Goethe, de
dameskleedermaker, met een schuldvordering op eene dame
uit het geslacht Textor, voorkomt, zy'nde dit
de eerste maal dat er sprake is van den naam
Goethe, beduidende: Peet.
Het planmatige en de ijzeren wil deden den
jongen Wolfgang Goethe, van vader's zy'de
onderwy's en opvoeding geven, die hem zouden
brengen tot nog meerder staat en grootheid.
De vader zag in «voorbeelden" de beste op
voedingsmethode, zoo sterk, dat hy het onder
richt aan zy'n zoon in een taal, die hy niet kende,
zelf mede genoot, en zelfs by de dansles ais leer
ling mededeed. De opvoeding was eene strenge
en overdrevene. De dichter Wolfgang Goethe
heeft in zy'n ouderdom het overladen van
IlftmillllMIIIIIHmmimilltlllim IMMIIMIMIIIIIIIIIIIMIIIMMMMHMIHimiH
YOOEl DAMEjS.
Hoe ik heb leeren fietsen en wat net
resultaat eran was.
Schetsje door S. J. B.
Ik ben een klein vrouwtje, niet zoo piepjong
meer en tamelijk op mijn gemak gesteld. Mijn
man tracht mij het leven zoo aangenaam moge
lijk te maken en op mijn beurt doe ik mijn
best zijn wenschen en verlangens tegemoet te
komen. Tot voor een half jaar ongeveer liet
onze huiselijke vrede en ons beider gezondheid
niets te wenschen over, maar toen begon mijn
anders zoo bedaarde man, rusteloos, bleek en
ongedurig te worden. Hij verloor zijn gewonen
eetlust, spitste zijn ooren (in figuurlijken zin)
bij ieder alarmsein van een in angst
verkeerendeu wielrijder als een oorlogspaard iu ruste dat
de trompetten hoort blazen kortom hij ver
toonde alle symptomen van de gevreesde be
smettelijke fietskoorts. Wat te doen!
Eenige jaren geleden had hij een hevigen
aanval gehad van dezelfde kwaal. Hij had een
fiets gekocht, een zijner kennissen had hem leereu
rijden. Binnen weinige lessen waarbij hij meer
op den grond dan op zijn zadel troonde was hij
de kunst zoover meester, dat hij, op eenige mis
plaatste boomombelzingen na, zich goed alleen
op zijn wiel kon voortbewegen. Doch de aan
val was van korten duur. De bezigheden namen
toe, de solide banden werden ouderwetsch en
de Humber ging in andere handen over. Ver
scheiden jaren van rust gingen voorbij, totdat,
zooals ik reeds zei, de kwaal hem met nieuwe
hevigheid aantastte. Heldhaftig trachtte hij
zich ertegen te verzetten, doch eindelijk moest
hij opnieuw naar het eenig mogelijke middel
grijpen: hij kocht weer een fiets; thans een
piekfijn karretje met alle bijbehoorende
benoodigdheden. Zijn gezonde kleur keerde weer,
en hij gevoelde zich krachtiger, opgeruimder en
tevredener dan ooit.
Maar thans was het mijn beurt. Bleek en
somber ging 'k door het huis. Ook ik schrikte
bij ieder alarmeeren van een voorbijsnellende
fiets. Ook ik werd rusteloos en ongedurig.
Was het ook de gevreesde fietskoorts, die mijn
bloed zoo onregelmatig deed stroomen en mijn
hart zoo krampachtig samentrok ? Volstrekt
niet! Het was slechts een sehijnvorm, het
waren alleen de gevolgen van een onheilspel
lend, dreigend voorgevoel, een onverklaarbare
angst, die mij in de toekomst deden zien en
mij zeiden dat ook ik niet aan de klauwen van
het onverzadelijk fietsmonster zou ontsnappen.
Doch ik zweeg.
Veertien dagen gingen voorbij toen kwam
het. «-Vrouwtje," zei mijn man, ,ga je van
middag een wandeling met mij maken ? Ik heb
een verrassing voor je."
Ik zei ja en een paar uur later zag ik mij
de gelukkige bezitster van een fietsje, dat menige
sportzuster de tranen van jalouzie in de oogen
zou doen komen. De gelukkige bezitster in
zooverre dat het rijwiel mij opnieuw het bewijs
leverde van de zorgende liefde van mijn man,
die mij lijdende waande aan de modeziekte by'
uitnemendheid. Overigens scheen mij de fiets
een grijnzend duiveltje dat zijn glinsterend
stuur als twee geopende armen dreigend naar
mij uitstak.
»Welzeker mijnheer, Mevrouw moet zich nu
maar iederen dag flink oefenen, dan zal zij er
spoedig pleizier in krijgen. Vallen? Neen
Mevrouw, dat gebeurt bij ons niet."
Het kan zijn, dat ik het mij verbeeldde,
maar op dit oogenblik begonnen alle in het
magazijn staande fietsen schaterend te lachen
en met dit geluid in de ooren ging ik den
winkel uit.
Den volgenden dag begon het.
Ik kwam op een plein voor een groot ge
bouw waar aan den voorgevel met reusachtige
letters geschilderd was
SANATORIUM VOOR FIETSLIJDERS.
(Het kan ook zijn, dat er wat anders stond,
doch ik las het eruit).
Aan dit sanatorium zijn twee doktoren ver
bonden, hier instructeurs genaamd, benevens
verscheidene assistenten.
De geneeswijze is homoüpathisch of
allopathisch.
De patiënten, die zich aan de eerste genees
methode onderwerpen, verlaten na korten tijd
de inrichting, voor altijd genezen van de fiets
koorts en verlangen er nooit weer naar een
stalen ros te bestijgen.
Deze methode wordt voornamelijk toegepast
op verzoek van huisvaders wier 6 of meer
dochster willen leeren rijden.
Volgens de tweede methode verdwijnt gaande
weg alle angst, het bloed begint kalmer te
stroomen, men begint weer levenslust te krijgen
en langzamerhand wordt het eerst zoo woest
steigerende ros een gehoorzaam beestje dat
naar den minsten wenk luistert.
Maar eer het zoover is!
Enfin! Ik trad de zaal binnen waar de vin
nige kou het was Februari en als veiligheids
maatregel had men de kachels niet aangelegd
mij het bloed in de aderen deed bevriezen.
Een lange, jonge man kwam naar mij toe en,
nadat ik hem de reden van mijn komst had
medegedeeld, riep hij een der twee doktoren,
om hem te zeggen, dat zich een nieuwe patiënt
bad aangemeld.
jjrAllopathische behandeling," zei hij tot hem.
De nieuw aangekomene bekeek mij met een
onverschillig gezicht en verzocht mij mijn man
tel af te doen. Ik gehoorzaamde klappertandend
van angst en kou en trachtte mijn zenuw
achtigheid ouder een glimlach te verbergen.
Een breede leeren gordel met een handvat
eraan, werd met drie riemen mij stijf om het
lijf gegespt, zoodat ik bijna geen adem kon
halen ik die van mijn prille jeugd zelfs niet
velen kon, dat een bandje stijf werd dicht
geknoopt l
Sedert heb ik mij eenigszins kunnen voor
stellen, hoe het een martelaar te moede is, die
voor de goede zaak den brandstapel bestijgt.
Ik stamelde zenuwachtig, dat ik flink mijn
best zou doen, om het spoedig te kennen
een omstandigheid, die mijn instructeur totaal
koud liet, terwijl hij, als had ik volstrekt niets
gezegd, kalm over mij heen keek en dus den
aimabeien glimlach niet zag waarmee ik, in
het besef van mijn hulpeloosheid, trachtte hem
te vermurwen.
Het gebeurt meer, dat op de ernstigste
oogenblikken iemand de meest dwaze dingen
door het hoofd gaan. Terwijl ik met behulp
van een assistent op een fiets werd gezet, dacht
ik bij mijzelf: //Je hebt hier fietslijders en
fietsleiders," en dat idee, ofschoon op zich zelf
niet zoo grappig, deed mij lachen.
Waarop mijn geleider mij vriendelijk! ver
zocht minder te lachen, maar beter te letten
op wat hij mij zei:
,Niet zoo wringen, mevrouw! Doortrappen
en vooral uw stuur niet loslaten. (Alsof ik dat
doen zou, terwijl ik mij er letterlijk aan vast
klemde als een schipbreukeling aan den mast).
Vooruit! Niet stilstaan! Niet zoo onregelmatig l
Niet zoo naar den kant dringen en niet lachen.
Neen, u valt niet. Dat kan bij mij niet gebeuren.
Ik heb wel zwaardere dames dau u onderhanden
gehad/'
Ik viel ook niet; de krachtige arm, die mij
bij den gordel hield, kon meer dragen dan het
gewicht van mijn klein, tenger figuurtje, dat
nog kleiner scheen, vei-geleken bij de forsche
gestalte van den instructeur.
,Ziezoo! nu kunt u even rusten; als uw
linker trapper omlaag is, afstappen! Mooi!" Ik
stond weer veilig op mijn voeten en ging naast
eenige andere slachtoffers in een leuningstoel
zitten of beter gezegd, ik liet mij er hijgend in
neervallen en sloeg mijn mantel om.
Waarom zijn de Hollandsche vrouwen over
't algemeen toch zoo on vriendelijk en stug jegens
elkaar, 't Is waar, ik sprtek ook niet met de
eerste de beste onbekende. Doch de inrichting
waar ik heb leeren wielrijden is een zekere
waarborg, dat de dames, die elkaar daar
vinden, allen tot een beschaafde klasse der
maatschappij behooren. Maar waar ik ook keek ik
ontmoette niets dan zure, strakke gezichten
op een uitzondering na, een lieve vrouw van
circa veertig jaar, die mij moederlijk toelachte
en mij bekende ook heel erg angstig te zijn.
Nog tweemaal mocht ik dien middag het
genoegen smaken met sterken arm door de zaal
te worden gesleurd, toen was mijn lijden voor
dien dag afgeloopen en kon ik, stijf in al mijn
gewrichten, naar huis gaan.
(Slot volgt.)
ConfGctie-naaisters,
Onderstaand adres is verzonden:
Aan
Hare Majesteit (ff. Konitn/in d/'i' Xnderliindt'n.
Mevrouw l
De ondergeteekenden, Bestuurderesseu der Vrije
Vrouwenvereenigiiig" en in deze opkomende voor
genoemde vereeniging volgens besluie der Huishou
delijke Vergadering van 17 Juli M., brengen met
verschuldigden eerbied liet volgende onder Uwe aandacht:
Dat op 10 Mei 1.1. is gekozen tot lid van de
Kamer vau Arbeid voor de confectiebedrijven,
afdeeling werklieden, Roosje Vos, linnennaaister, wonende
Groeneburgwal C3 te Amsterdam. Dat dierverkiezing,
waardoor binnen de Kamers vau Arbeid zou treden
de eenigste vrouwelijke vertegenwoordigster der arbeid
sters, is te niet gedaan bij besluit van B. en W. te
Amsterdam en dat wel naar aanleiding van Art. 8
van de wet op de K. v. A. ;
Dat genoemde R. V., niet als juist erkennende de
raotivsering van B. en W., tegen dit Besluit protest
heeft aangeteekend bij Red. Staten, welke bij missive
vau 28 Juui 1.1. hebben geaanctionneerd de uitspraak
vau B. en W. en dat wel, wijl reclamante niet heeft
aangetoond, dat zij gedurende het laatst verloopen
kalenderjaar, hetzij gedurende 3 van de laatst tien
verloopeu kalenderjaren, die aan haar verkiezing vooraf
gingen, werkzaam is geweest bij een patroon, uitoefe
nende een bedrijf, in de K. v. A. voor de confectie
bedrijven te Amsterdam vertegenwoordigd;
Dat door deze afwijzing, berustende op een niet
juist de letter volgende ittteiljretatie van meerge
noemd Art. 8, wordÉbuitengesloten een groote, zoo
niet de grootste schare van arbeiders en arbeidsters
in de coni'ectie-bedrijven :
Dat toch, voor wat aangaat de kleedereu van het
grootste deel der burgerij, de vervaardiging geschiedt
door personen, arbeidende onder omstandigheden als
waaronder tot voor korten tijd geleden werkte R. V.,
dat wil zeggen : de stoften vau anderen worden ver
werkt tegen een vooraf bepaald stukloon, zonder
toezicht en zonder hulp van derden door den arbeider
of arbeidster, die daardoor in direct contact komt
met de(u) besteller(ster), welke alsdan optreedt als
patroon, doch geenszins de transactie aangaat onder
zoodanige bepalingen, dat de arbeider of arbeidster
daardoor komt in betere of vrijere verhoudingen dan
de arbeiders of arbeidsters, thuis werkende voor win
kelier of magazijn-houder;
Dat voorts ook nog dooi' een dusdanige uitlegging
der \vet buiten de K. v. A. zullen staan de vele
dagnaaisters, welker werkkring toch eveneens ligt
binnen de eont'ceüe-bedrijveu, edoch welke alsdan ook
niet zouden voldoen aan voornoemd Art. 8 volgens
de uitlegging daaraan gegeven door B. en \V, van
Amsterdam ;
Dat uit deze quaestie gebleken is, dat de Wet op
de X. v. A., ten minste voor wat aangaat de confectie
bedrijven, niet voldoet aan het doel der K. v. A. en
dat, zich houdende aan de interpretatie van B. en \V.
van Amsterdam, zij slechts ten goede zal komen aan
een klein deel der werkers en werksters in die be
drijven.
Redenen waarom ondergeteekenden, U Mevrouw,
verzoeken goedgunstig te beschikken op het U ge
worden adres Vim R. V., waardoor alsdan de K. v. A.
voor de confectie-bedrijven in zich zal kunnen op
nemen alle in die bedrijven werkenden".
(K. g.) V. DKUCKEE, Pres.
Tri. P. 1). SCHOOK?HAVER, Sccr,
Andere Vrouwenverenigingen worden ver
zocht een adres in gelijken geest te zenden.
ittinitmimiiuiiiHtiHiMiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiMiii
Garden-parties en zomertoilet. Koningin
Margherita. Amerikaansche weelde.
Recepten.
Eene goede uitvinding der mode zy'n garden
parties, vooral voor Pary's. Br was eene lacune
tusschen het heel gekleede der winter-bezoek
toiletten, avondtoiletten, diner- en
operacostumen dit alles alleen bestemd om in
ry'tuigen van het eene gebouw naar het andere
vervoerd te worden en het zeer correcte
maar zeer bescheidene tailleur-straattoilet,liefst
l gry's covercoat of laken. Zomerfantasie in lichte
kleur en eleganten vorm kwam, behalve bij den
vernissage en de wedrennen, niet voor den
dag; zy ging, nauw geschapen, terstond naar
het strand. Een overgang nu vormen hiervoor
de garden-parties, waarmee het Parijsche
seizoen verlengd wordt, allerlei moois en
elegants ook voor de oningewijden te zien
komt, en de mode, die op de verspreide bad
plaatsen vaak iets heel onzekers kry'gt, nog
ty'd heeft om zich te vestigen.
De zeven toiletten per dag zy'n dan ook
verouderd, men is er zoo overdreven niet
meer. Te Etretat is de reeks maar drie of
vier, een eenvoudig morgentoilet, fagon tailleur
met jacquet van laken, zijde, covercoat, ofwel
van piquéof linnen, draagt men den halven
dag, meest met heerenhemd of blouse van taf
of batist. Ook wel beige costuum met witte
opslagen. Voor wie kouwelijk is, heeft men
mantels bedacht die het heele costuum over
dekken, parelgrijs, licht zandkleur, met wit
of goud afgewerkt, en met zijde gevoerd.
Jonge meisjes daarentegen dragen in plaats
van het jacquet veel den bolero van zwart taf.
De avondtoiletten bly'ven nog noodig geacht,
ofschoon toch eigenlyk strandleven,
Sommerfrische, gezondheidskuur, bronwater drinken
en avondvermaken niet by elkaar moesten
behooren. De wildste fantasieën in zijden
gaas, met matte bloemslingers, in tulle met
bouillonnés en linten, in kant met smalle
zwarte fluweeltjes, in rose satijnen transparants,
in lichte foulards en taf, worden dan gezien.
Hoeden in iedere grootte en iedereu vorm met
veeren en strikken, worden er hoe onver
standig en onhandig ook by stof, zon en
zeewind, bij gedragen. De parasol is dezen
zomer weer een voorwerp van groote variatie
en groote fantasie; de handschoenen zijn niet
meer enkel wit, ook veel gris-perle, beige,
lichtbruin (ze mogen er ook gedragen uitzien);
de schoenen wit of lichtgrijs met zwarte of
bruingelakte puntjes en talon Louis XV, als
versiering paarlencolliers, lange kettingen van
goud of kleine pareltjes met paarlenkwasten,
en over 't geheel veel meer juweelen en kost
baarheden dan de zomer moest meebrengen.
***
Onder de koninginnen van Europa is eene
der meest beminde die van Italië, Margherita
van Savoye; de reden is allicht, dat zy' er
zich by heel veel natuurlijke gaven, ook heel
veel moeite voor geeft. Margherita is eene
groote vrouw, die door wandelen en sport,
in tegenstelling met de meeste harer
landgenooten veerkracht weet te behouden ; haar
teint is mooi, haar houding vorstelijk. Zij heeft,
met veel voornaamheid ook veel vriendelijk
heid en intelligentie ; maakt nooit bezwaar om
zich in groot toilet te steken, ontvangt dage
lijks en is het nooit moede, aan alle plech
tigheden deel te nemen.
Koningin Margherita is zeer ontwikkeld,
spreekt zeer gemakkelijk vreemde talen, en
is daar, zooals niet te verwonderen is,
eenigzins ijdel op, evenals op haar ontwikkeling
en haar populariteit. Wanneer een nieuwe
gast, dame of heer, zal worden voorgesteld,
laat de koningin zich omtrent hem of haar,
zyn verleden, zy'n verdiensten, het door hem
of haar verrichte, zeer nauwkeurig inlichten;
de vreemdeling die dit niet weet, is verbaasd
dat de koningin hem toespreekt alsof zy jaren
lang zy'n arbeid gevolgd heeft. Maar behalve
deze gelegenheidswijsheid, bezit zij ook veel
algemeene ontwikkeling: zy besteedt iederen
morgen drie uren, van 8?11, aan het bijhouden
van litteratuur en kunst. De Italiaansche
letterkundigen en kunstenaars beschouwen de
koningin ook als hun by'zondere patrones,
wier bescherming te meer te waardeeren is,
omdat zij, het buitenland goed kennend, kan
oordeelen in welke verhouding de nationale
vorderingen tot de Europeesche staan.
Omtrent de politieke rol der koningin is
men het niet eens ; sommigen beweren dat
haar invloed op den koning zeer groot is;
Mathilde Serao daarentegen schreef dezer dagen
dat te spreken om »de macht der koningin"
laster is, en zij zich niet in de zaken mengt;
toch klinkt dit, haar positie en vermogens in
aanmerking genomen, wel wat onwaarschijnlijk.
Koningin Margherita neemt eens per jaar
een paar weken vacantie. Begin Juli vertrekt
zij in het grijze tailleurcostuum der
Alpentouristen, naar het dorpje Gressonney, aan den
voet van den Monte Rosa gelegen. Zy' heeft
daar een aardig huisje van n verdieping
tusschen weide en boschjes, de villa Peccoz,
en gaat er wonen met n gezelschapsdame
en twee bedienden ; het gevolg blijft op vry
grooten afstand, in het dorpje Gressonney.
Nauwelyks aangekomen verkleedt zij zich in
het costuum der boerenvrouwen uit die streek,
rooden rok, zwart keursje met gekleurd bor
duursel, zwart zy'den boezelaar, gebloemden
halsdoek, en op het hoofd een wit sluiertje,
dat zy niet, zooals de vrouwen uit de streek,
's Zondags voor een groote muts van goudkant
verwisselt. Zy voert dan niets uit, wandelt
niet eens veel, ofschoon zy anders gaarne
borgtochten maakt, leest niet veel, praat
niet veel, speelt een weinig piano, maar neemt
geheel rust, zonder eigenlijke afleiding of zonder
eigenlijke kuur. Dit schijnt haar zeer goed
te bekomen en haar zenuwen weer te versterken
voor het leven van plichten en plechtigheden
dat de rest van het jaar in beslag neemt.
* *
?*
Er is reeds dikwijls gesproken over de dolle
toilettenweelde der Amerikaansche
millionairsvrouwen; de cijfers, den vorigen winter ge
noemd, werden eenvoudig niet geloofd. Maar
al het vertoonde is overtroffen door hetgeen
nu, in den zomer, aan de Amerikaansche
modebadplaatsen, zal worden verkwist. Het
saizoen te Newport op Rhode Island
begint nu; de ladingen van Worth, Laferrière,
Redfern, Doucet, Paquin, zy'n er heen, en de
New-Yorksche ateliers hebben ook hard ge
werkt. Eenige jaren geleden werd het aardig
gevonden, wanneer voor die paar weken eenige
duizenden dollars besteed werden; nu rekent
men op tien, twaalf, vijftien «groote" toiletten
en de rest naar rato.
Verleden jaar had eene dame te Newport,
uit den kring der »vierhonderd", eene vriendin
gedurende het saizoen te logeeren gevraagd.
Deze, geen mülionaire, nam aan, maar voegde
er by, dat zy' niet wist, of haar toiletten wel
juist de allerlaatste mode vertegenwoordigden;
zy vroeg of dat er door kon. Per telegraaf
kwam het antwoord: »Als uw toiletten niet
in alle opzichten superieur zy'n, kom dan na
het saizoen. Brief volgt." De brief was minder
hard; er werd zooveel werk van gemaakt, dat
wie er niet vooruit op gerekend had, zich
niet behagelyk zou gevoelen, enz., maar de
ontvangster, die een zeer geziene, maar minder
weelderige persoonlijkheid was, had over het
teiegram reeds eenige beweging gemaakt en
de vriendschap was uit.
Een voorbeeld is Mrs. William Aster, die
dezen zomer voor 100.000 dollars toiletten
meebrengt. Zy wil niet alleen het kostbare,
maar ook het origineele ; een der fraaiste is van
purperrood satyn met incrustaties van lersche
kant, die met een prachtige collectie amethysten
aan hals en mouwen tot een patroon gecom
bineerd zy'n. Een zwart kanten kleed op wit
zyden transparant is op dezelfde wyztj met
Komeinsche paarlen afgewerkt. Het is een
diep gedecolleteerd avondtoilet, met mauteau
de cour en korte mouwen; als halssieraad
behooren er de beroemde Astor-juweelen by'.
Een bal costuum van wit satyn is bezet met
kanten, die 4000 dollars de el kosten; drie
volants van kanten loopen om den rok ; aan
den schouder komen orchideeën met de Astor
diamanten. Een sortie, van zwart chiflon, met
violet gevoerd, heeft een stolakraag van witte
kant, die van voren en van achteren tot aan
den zooin van het kleed reikt.
Mrs. Ogden Milis treedt tegenover Mrs.
William Astor op, die, zooals wy vroeger eens
vermeldden, er met eene nicht lang over ge
streden heeft, wie »de" mevrouw Astor was,
de beheerscheres der society. Mrs. William
Astor heeft gewonnen, maar moet nu haar
kampioenschap steeds verdedigen. Mrs. Ogden
Mills is begonnen met een japon van 50.000
dollars te bestellen. Zeer karakteristiek heeft
zij dien van goudstof laten maken, met goud
draad geborduurd, gebrocheerd en gegarneerd.
Dan heeft ze ook een «vlammenjapon", roode
tulle, geborduurd met expresseiyk daarvoor
gefabriceerde kralen. Een dinertoilet van
bleekrose, zilverkoord, echte kant en vlinders
van zilverweefsel is veel mooier, zelfs zonder
den zilveren gordel met turkooizen, dien Mrs.
Milis er by draagt. De Parysehe ateliers
roemen veel meer den smaak van een paar
andere klanten; zy' stellen zich veel voor van
eene miss Grenville, die, even ryk en heel
mooi, eenige nieuwe Parysehe toiletten te
Newport »creëeren" zal.
* *
#
l Aardappelpastei. Gekookte aardappelen wor
den geschild en in schyven gesneden,
over! geschoten vleesch fijngeüakt met een ui, wat
' zout en peper, en alles in een goed geboterden
1 vorm gedaan, in laagjes, aardappelen het laatst.
Bovenop nog wat veel boter, eindeJyk een
portie dikke zure room er over heen, en alles
in den oven goudbruin gebakken; men dient
het alleen of met komkommersla.
***
Gateau de ris. Benoodigd: % liter melk;
3 lepels ruim gewasschen ryst; 8 stukjes suiker;
3 geklutste eieren. Men maakt van 4 stukjes
suiker caramel in den vorm; kookt de ryst
met de melk en de rest van de suiker, voegt
er, als ze goed dik en half koud is, de eieren
en een halven lepel kirsch bij, giet ze in den
vorm, en zet dezen, in een schotel water,
ongeveer een ha!f uur in den oven.
Vanillesaus: een halve liter melk wordt vijf
minuten gekookt met wat vanille, en vier
stukjes suiker; dan op een geklutst ei gego
ten en gezeefd, au bain-marie gekookt, weer
gezeefd, en bekoeld op den pudding gegoten.
E?e.