De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 13 augustus pagina 5

13 augustus 1899 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1155 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. en stemmingen, maar waaruit bij zorgvuldig verken nog goed prozaschreven kan opbloeien. Van Edward B. Koster zijn er in deze afl. twee gedichten De Wind" en Nirwana" uit een bundel Tonen en Tinten", by' Segler en Reddingius te Hilversum ter perse. Zy kunnen beoordeeld worden als deze bundel verschijnt. Het Buitenland handelt over Finland. Frits Lapidoth bespreekt, op ondeugende wy'ze Een boek met verzen" van J. B. Meerkerk. Als niet pedagoog, en ook aan de redactie hebben ze er geen, zegt hy', kan hy' niet beoordeelen welk een indruk het op leerlingen maakt een voorrede te lezen met zulke krasse beweringen over vroegere sty'loefeningen, waarin o. a. wordt gezegd, dat het Nederlandsch den onderwijzers wordt onderwezen, om iets te onderwazen te hebben. Dan is de heer Lapidoth er niet erg voor, dat leeraars voor hunne klasse hedendaagsche woordkunstenaars behandelen, zonder dat zij zelf eenig gevoel voor de taal hebben. Dit gevoel nu kan men evenmin als voor muziek en schilderen door studie alleen verkry'geu, men moet het uit zichzelf hebben. En dat is wel het bedenkelijke van dergelijk onderwijs. *** De Levende Natuur. In De Levende Natuur" van eenderredakteuren de heer E. Heimans een opstel over de satynvlinder, naar aanleiding van het geheel kaalvreten van een gansene populierenlaan tusschen Deventer en Diepenveen. Verschillende middelen tegen dit vernielend insect worden door den schrijver besproken. Het wel langzaam-werkende maar meest afdoende acht hy het lokken van wintervogels. Dit gaat het best door het aanbrengen van kunstmatige nesten (het adres van een Duitsche fabriek, die deze dingen in 't groot maakt is er by'). Meezen, boomkruipertjes, winterkoningen, roods taart j es komen gaarne in die nesten, 't Is een raadgeving, die denkely'k voor vele streken van ons land kan dienen. Van denzelfden schrijver is er nog een opstel over het kweeken van varens, de plant bij uitnemendheid voor vochte, koele plekken, waaraan o.a. vele binnentuinen by ons nog al lijden. Een interessante beschrijving van een stad van graafbijen met vele teekeningen voorzien is van een ander redakteur, Jac. P. Thysse. De omstreken van Groesbeek worden be schreven door den heer Christiaan H. J. Raad onder de benaming Vier dagen in een Eldorado." Die fout een Eldorado wordt nog al eens ge maakt. Het is Dorado"; 't woordje El" niet anders dan het lidwoord. Voorts nog een aardige beschouwing over Tuinfluiters is door H. J. Smid door eenige kantteekeningen over 't honingmerk van Orchis Maculata door A. J. M. Garjeanne, een beschry'ving van een mooie Lisch door A. C. den Besten, een aanvullende waarneming over de Tweeslachtige Lychnis Diurna door den voor zitter der Botanische vereeniging te Leiden, dr. L. Vuyck, die bij deze gelegenheid, hoewel h\j den vorigen schrijver moet terechtwezen, het groote nut van een tijdschrift als De Levende Natuur" aanprijst, 't Is beter verkeerd te zien, zegt hij, dan in 't geheel niet te zien, en voor jeugdige natuurliefhebbers blijft opmerken toch de eerste voorwaarde. Dan een polemiek over de ware wijze van vogelbescherming tusschen den redacteur Jac. P. Thysse en het bestuurslid van de 's-Gravenhage vereeniging tot bescherming van vogels, den heer C. F. J. Brands Een en ander". Wel een belangrijke afl. voor natuurliefhebbers! G. VAN HULZEN. Goethe-tentoonstelling te Dusseldorf. Goethe's moeder. Het Geslacht Goethe. II. Er ligt ter Goethe-tentoonstelling, naast Goethe's grpoten blauwen zakdoek, een keurig gewerkte witte slaapmuts met pluim. Die slaapmuts is handenarbeid van Goethe's moeder, algemeen bekend als »Frau Rath"; lllllflIIIIIIIIIIMIHIMIIIItlinillllllMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIrillUllllIttllllllllllllllinillllllllMllilllllllllMtlllllllllllllllll in engeren en vriendenkring steeds genoemd: »Moeder Aja". Goethe er is hier steeds sprake van den dichter Wolfgang Goethe heeft zy'ne moeder den naam »Aja" gegeven. In zijne moeder zag hy het evenbeeld van Aja, de zuster van Karel V, zooals z\j voorkomt in het Nederlandsche volksboek: De schoone historie der Vier Heemskinderen. Vrouw Aja is het toonbeeld van offervaardige moederliefde. Haar daden vormen een Hooglied van de edelste moeder en kinderliefde. Goethe kan vrouw Aja niet van zijn moeder scheiden. Dichters en denkers van haar tijd achten en eerden haar; vorsten en vorstinnen waren trotsch op haar vriend schap. Karl August, hertog van Saxen-Weimar en hertogin Amalia kwamen ten harent; de door het geheele Duitsche volk verafgoode Louise, koningin van Pruisen en de koning van Pruisen noodigden haar vaak ten bezoek. By eene dier ontmoetingen sprak koningin Louise met geestdrift van de heerlijke oogenblikken bij haar aan buis in Frankfort door gebracht ; en van de lekkere pannekoeken, die zy by haar gegeten had. Moeder Aja was een groot vriend van Lavater en had innige sympathie voor Schiller. «Groet Schiller", schrijft ze aan haar zoon in Weimar, »en zeg hem dat zy'n werken lavenis voor my' zy'n." Zij gevoelde en heeft het uitgesproken, dat de werken van haar zoon Wolfgang en van zy'n vriend Friedrich von Schiller, on sterfelijk zouden bly'ken. Tooneelschry'vers en tooneelisten hechten aan haar oordeel. Een brief van haar was om een woordje van haar zelf te gebruiken voor den ontvanger een »gaudium". Hare brieven zy'n goudkorrels en hebben bizonder veel overeenkomst met die van Wolf en Deken, de schrijfsters van j'W'illem Loevend" en Sarah Burgerhart. Ja, zy' zelf heeft met de vrooly'kste dezer Hollandsche schrijfsters vele trekken gemeen, vooral de blijde opgewekt heid by minder blijde ervaring. »Schep vreugde in 't leven, zoo lang het lampje schijnt", zegt ze tot zich zelf, als ze zich over moeiely'kbeden wil heenzetten. Want over wat haar griefde, wat haar hinderde, wat haar leed deed, urmde zy' niet. Zy sprong er over heen, en deed er het zwijgen toe. Zy' bewaarde het leed voor zich-zelf. By' haar zoon Wolfgang, den dichter, ontwaart men dezelfde karakter trek. In zy'n dagboek wordt, wat hem innig smart, niet genoemd. Uit den brief aan dr. Gille over den dood van zy'n zoon August, bleek dit reeds: hy' noemt niet eenmaal z'n naam, zelfs het woord »zoon" niet. Diepe, inniggevoelde droefheid is vaak de bodem van gelatenheid en blymoedigheid. »Moeder Aja" babbelde en schreef hare zorgen weg. Van haar babbelen en schry'ven ging de grootste bekoring uit. »De vrouwen zy'n toch in spreken en schry'ven hetzelfde staat in een brief van haar zy'n ze eenmaal aan den gang: «klip, klap, klop" gaat het, als in een molen. God zij hem genadig, die met vele vrouwen heeft te correspondeeren." Moeder Aja had eene uitvoerige correspon dentie, iederen dag ontving ze vele brieven. Soms leggen er stapels op haar tafel; »brieven van actrices by brieven van Lavater" spot zy. De zon van haar huis en van hare familie is «Moeder Aja" geweest. Al wat zij deed was voor haar een »grosz gaudium". Klavierspelen zoowel als zingen, spinnen zoowel als schaakspelen, lezen zoowel als wandelen. Bovenal muntte zy uit in het vertellen van sprookjes. Zy leefde er in. Wolfgang, haar zoon, de latere groote dichter, hing dan aan haar lippen, byzonder als zij oude volksver halen vertelde. «Moeder Aja" is met haar innig gemoedsleven, haar oprechte godsvrucht, haar geest en on verstoorbare opgewektheid, de goede genius van Wolfgang Goethe geweest. Zy'n vader was een best, braaf, ordelijk en knap man, maar stug en van overmatig plichtbesef, voornaam en deftig in alles. Een echte Noord-Duitscher. Alles volgens wet en regel, volgens vast plan, waar geen haar breed van afgeweken werd. De portretten ter tentoonstelling spreken van deze karaktertrekken. Het sterke gemoedsleven verborg hij achter een ijskorst. Hy' toonde al de verschijnselen van een ernstig geslacht, dat er zich boven op heeft gewerkt. Want het geslacht Goethe telt zijn eerste leden onder handwerkslieden. Goethe's overgrootvader, Hans Christiaan, was hoefsmid. Christiaan's zoon de grootvader dus van den dichter was kleermaker geweest, in het eerste huwely'k getrouwd met een snijders dochtertje, later met weduwe Cornelia Schelhorn, waardin van het logement: Zum Weiden hof auf der Zeil te Frankfurt. De portretten van hem en familie en eene afbeelding van het logement liggen ter tentoonstelling. Van dit logement reden de postwagens af naar alle windstreken. De duur van de reis staat op de gravure vermeld. Van Frankfort naar Amsterdam duurde de reis 80 uur. Wolfgang Goethe's grootvader bracht het door vly't en ijver, door orde en zuinigheid zeer ver. Met 300 gulden begonnen, behoorde hy na 17 jaren tot de hoogstaangeslagenen van Frankfort. De drang om zy'ne nakomelingen ambten, bedieningen of waardigheden te zien bekleeden, om zy'n geslacht te verbinden aan voornamer geslacht, deed hem besluiten zy'n zoon te laten studeeren. Z'n plan gelukte volko men : de zoon werd in den geleerden stand opge nomen, huwde met eene dochter uit een der eerste geslachten van Frankfort, met dat der Textor's, kreeg deel aan de regeering en den titel van »Rath". Vandaar dat zy'ne vrouw, dichter Wolfgang's moeder, by' het algemeen als: »Frau Rath" bekend stond, gelyk in engeren kring als «Moeder Aja". Het geval wil, dat tientallen jaren voor dit huwely'k grootvader Goethe, de dameskleedermaker, met een schuldvordering op eene dame uit het geslacht Textor, voorkomt, zy'nde dit de eerste maal dat er sprake is van den naam Goethe, beduidende: Peet. Het planmatige en de ijzeren wil deden den jongen Wolfgang Goethe, van vader's zy'de onderwy's en opvoeding geven, die hem zouden brengen tot nog meerder staat en grootheid. De vader zag in «voorbeelden" de beste op voedingsmethode, zoo sterk, dat hy het onder richt aan zy'n zoon in een taal, die hy niet kende, zelf mede genoot, en zelfs by de dansles ais leer ling mededeed. De opvoeding was eene strenge en overdrevene. De dichter Wolfgang Goethe heeft in zy'n ouderdom het overladen van IlftmillllMIIIIIHmmimilltlllim IMMIIMIMIIIIIIIIIIIMIIIMMMMHMIHimiH YOOEl DAMEjS. Hoe ik heb leeren fietsen en wat net resultaat eran was. Schetsje door S. J. B. Ik ben een klein vrouwtje, niet zoo piepjong meer en tamelijk op mijn gemak gesteld. Mijn man tracht mij het leven zoo aangenaam moge lijk te maken en op mijn beurt doe ik mijn best zijn wenschen en verlangens tegemoet te komen. Tot voor een half jaar ongeveer liet onze huiselijke vrede en ons beider gezondheid niets te wenschen over, maar toen begon mijn anders zoo bedaarde man, rusteloos, bleek en ongedurig te worden. Hij verloor zijn gewonen eetlust, spitste zijn ooren (in figuurlijken zin) bij ieder alarmsein van een in angst verkeerendeu wielrijder als een oorlogspaard iu ruste dat de trompetten hoort blazen kortom hij ver toonde alle symptomen van de gevreesde be smettelijke fietskoorts. Wat te doen! Eenige jaren geleden had hij een hevigen aanval gehad van dezelfde kwaal. Hij had een fiets gekocht, een zijner kennissen had hem leereu rijden. Binnen weinige lessen waarbij hij meer op den grond dan op zijn zadel troonde was hij de kunst zoover meester, dat hij, op eenige mis plaatste boomombelzingen na, zich goed alleen op zijn wiel kon voortbewegen. Doch de aan val was van korten duur. De bezigheden namen toe, de solide banden werden ouderwetsch en de Humber ging in andere handen over. Ver scheiden jaren van rust gingen voorbij, totdat, zooals ik reeds zei, de kwaal hem met nieuwe hevigheid aantastte. Heldhaftig trachtte hij zich ertegen te verzetten, doch eindelijk moest hij opnieuw naar het eenig mogelijke middel grijpen: hij kocht weer een fiets; thans een piekfijn karretje met alle bijbehoorende benoodigdheden. Zijn gezonde kleur keerde weer, en hij gevoelde zich krachtiger, opgeruimder en tevredener dan ooit. Maar thans was het mijn beurt. Bleek en somber ging 'k door het huis. Ook ik schrikte bij ieder alarmeeren van een voorbijsnellende fiets. Ook ik werd rusteloos en ongedurig. Was het ook de gevreesde fietskoorts, die mijn bloed zoo onregelmatig deed stroomen en mijn hart zoo krampachtig samentrok ? Volstrekt niet! Het was slechts een sehijnvorm, het waren alleen de gevolgen van een onheilspel lend, dreigend voorgevoel, een onverklaarbare angst, die mij in de toekomst deden zien en mij zeiden dat ook ik niet aan de klauwen van het onverzadelijk fietsmonster zou ontsnappen. Doch ik zweeg. Veertien dagen gingen voorbij toen kwam het. «-Vrouwtje," zei mijn man, ,ga je van middag een wandeling met mij maken ? Ik heb een verrassing voor je." Ik zei ja en een paar uur later zag ik mij de gelukkige bezitster van een fietsje, dat menige sportzuster de tranen van jalouzie in de oogen zou doen komen. De gelukkige bezitster in zooverre dat het rijwiel mij opnieuw het bewijs leverde van de zorgende liefde van mijn man, die mij lijdende waande aan de modeziekte by' uitnemendheid. Overigens scheen mij de fiets een grijnzend duiveltje dat zijn glinsterend stuur als twee geopende armen dreigend naar mij uitstak. »Welzeker mijnheer, Mevrouw moet zich nu maar iederen dag flink oefenen, dan zal zij er spoedig pleizier in krijgen. Vallen? Neen Mevrouw, dat gebeurt bij ons niet." Het kan zijn, dat ik het mij verbeeldde, maar op dit oogenblik begonnen alle in het magazijn staande fietsen schaterend te lachen en met dit geluid in de ooren ging ik den winkel uit. Den volgenden dag begon het. Ik kwam op een plein voor een groot ge bouw waar aan den voorgevel met reusachtige letters geschilderd was SANATORIUM VOOR FIETSLIJDERS. (Het kan ook zijn, dat er wat anders stond, doch ik las het eruit). Aan dit sanatorium zijn twee doktoren ver bonden, hier instructeurs genaamd, benevens verscheidene assistenten. De geneeswijze is homoüpathisch of allopathisch. De patiënten, die zich aan de eerste genees methode onderwerpen, verlaten na korten tijd de inrichting, voor altijd genezen van de fiets koorts en verlangen er nooit weer naar een stalen ros te bestijgen. Deze methode wordt voornamelijk toegepast op verzoek van huisvaders wier 6 of meer dochster willen leeren rijden. Volgens de tweede methode verdwijnt gaande weg alle angst, het bloed begint kalmer te stroomen, men begint weer levenslust te krijgen en langzamerhand wordt het eerst zoo woest steigerende ros een gehoorzaam beestje dat naar den minsten wenk luistert. Maar eer het zoover is! Enfin! Ik trad de zaal binnen waar de vin nige kou het was Februari en als veiligheids maatregel had men de kachels niet aangelegd mij het bloed in de aderen deed bevriezen. Een lange, jonge man kwam naar mij toe en, nadat ik hem de reden van mijn komst had medegedeeld, riep hij een der twee doktoren, om hem te zeggen, dat zich een nieuwe patiënt bad aangemeld. jjrAllopathische behandeling," zei hij tot hem. De nieuw aangekomene bekeek mij met een onverschillig gezicht en verzocht mij mijn man tel af te doen. Ik gehoorzaamde klappertandend van angst en kou en trachtte mijn zenuw achtigheid ouder een glimlach te verbergen. Een breede leeren gordel met een handvat eraan, werd met drie riemen mij stijf om het lijf gegespt, zoodat ik bijna geen adem kon halen ik die van mijn prille jeugd zelfs niet velen kon, dat een bandje stijf werd dicht geknoopt l Sedert heb ik mij eenigszins kunnen voor stellen, hoe het een martelaar te moede is, die voor de goede zaak den brandstapel bestijgt. Ik stamelde zenuwachtig, dat ik flink mijn best zou doen, om het spoedig te kennen een omstandigheid, die mijn instructeur totaal koud liet, terwijl hij, als had ik volstrekt niets gezegd, kalm over mij heen keek en dus den aimabeien glimlach niet zag waarmee ik, in het besef van mijn hulpeloosheid, trachtte hem te vermurwen. Het gebeurt meer, dat op de ernstigste oogenblikken iemand de meest dwaze dingen door het hoofd gaan. Terwijl ik met behulp van een assistent op een fiets werd gezet, dacht ik bij mijzelf: //Je hebt hier fietslijders en fietsleiders," en dat idee, ofschoon op zich zelf niet zoo grappig, deed mij lachen. Waarop mijn geleider mij vriendelijk! ver zocht minder te lachen, maar beter te letten op wat hij mij zei: ,Niet zoo wringen, mevrouw! Doortrappen en vooral uw stuur niet loslaten. (Alsof ik dat doen zou, terwijl ik mij er letterlijk aan vast klemde als een schipbreukeling aan den mast). Vooruit! Niet stilstaan! Niet zoo onregelmatig l Niet zoo naar den kant dringen en niet lachen. Neen, u valt niet. Dat kan bij mij niet gebeuren. Ik heb wel zwaardere dames dau u onderhanden gehad/' Ik viel ook niet; de krachtige arm, die mij bij den gordel hield, kon meer dragen dan het gewicht van mijn klein, tenger figuurtje, dat nog kleiner scheen, vei-geleken bij de forsche gestalte van den instructeur. ,Ziezoo! nu kunt u even rusten; als uw linker trapper omlaag is, afstappen! Mooi!" Ik stond weer veilig op mijn voeten en ging naast eenige andere slachtoffers in een leuningstoel zitten of beter gezegd, ik liet mij er hijgend in neervallen en sloeg mijn mantel om. Waarom zijn de Hollandsche vrouwen over 't algemeen toch zoo on vriendelijk en stug jegens elkaar, 't Is waar, ik sprtek ook niet met de eerste de beste onbekende. Doch de inrichting waar ik heb leeren wielrijden is een zekere waarborg, dat de dames, die elkaar daar vinden, allen tot een beschaafde klasse der maatschappij behooren. Maar waar ik ook keek ik ontmoette niets dan zure, strakke gezichten op een uitzondering na, een lieve vrouw van circa veertig jaar, die mij moederlijk toelachte en mij bekende ook heel erg angstig te zijn. Nog tweemaal mocht ik dien middag het genoegen smaken met sterken arm door de zaal te worden gesleurd, toen was mijn lijden voor dien dag afgeloopen en kon ik, stijf in al mijn gewrichten, naar huis gaan. (Slot volgt.) ConfGctie-naaisters, Onderstaand adres is verzonden: Aan Hare Majesteit (ff. Konitn/in d/'i' Xnderliindt'n. Mevrouw l De ondergeteekenden, Bestuurderesseu der Vrije Vrouwenvereenigiiig" en in deze opkomende voor genoemde vereeniging volgens besluie der Huishou delijke Vergadering van 17 Juli M., brengen met verschuldigden eerbied liet volgende onder Uwe aandacht: Dat op 10 Mei 1.1. is gekozen tot lid van de Kamer vau Arbeid voor de confectiebedrijven, afdeeling werklieden, Roosje Vos, linnennaaister, wonende Groeneburgwal C3 te Amsterdam. Dat dierverkiezing, waardoor binnen de Kamers vau Arbeid zou treden de eenigste vrouwelijke vertegenwoordigster der arbeid sters, is te niet gedaan bij besluit van B. en W. te Amsterdam en dat wel naar aanleiding van Art. 8 van de wet op de K. v. A. ; Dat genoemde R. V., niet als juist erkennende de raotivsering van B. en W., tegen dit Besluit protest heeft aangeteekend bij Red. Staten, welke bij missive vau 28 Juui 1.1. hebben geaanctionneerd de uitspraak vau B. en W. en dat wel, wijl reclamante niet heeft aangetoond, dat zij gedurende het laatst verloopen kalenderjaar, hetzij gedurende 3 van de laatst tien verloopeu kalenderjaren, die aan haar verkiezing vooraf gingen, werkzaam is geweest bij een patroon, uitoefe nende een bedrijf, in de K. v. A. voor de confectie bedrijven te Amsterdam vertegenwoordigd; Dat door deze afwijzing, berustende op een niet juist de letter volgende ittteiljretatie van meerge noemd Art. 8, wordÉbuitengesloten een groote, zoo niet de grootste schare van arbeiders en arbeidsters in de coni'ectie-bedrijven : Dat toch, voor wat aangaat de kleedereu van het grootste deel der burgerij, de vervaardiging geschiedt door personen, arbeidende onder omstandigheden als waaronder tot voor korten tijd geleden werkte R. V., dat wil zeggen : de stoften vau anderen worden ver werkt tegen een vooraf bepaald stukloon, zonder toezicht en zonder hulp van derden door den arbeider of arbeidster, die daardoor in direct contact komt met de(u) besteller(ster), welke alsdan optreedt als patroon, doch geenszins de transactie aangaat onder zoodanige bepalingen, dat de arbeider of arbeidster daardoor komt in betere of vrijere verhoudingen dan de arbeiders of arbeidsters, thuis werkende voor win kelier of magazijn-houder; Dat voorts ook nog dooi' een dusdanige uitlegging der \vet buiten de K. v. A. zullen staan de vele dagnaaisters, welker werkkring toch eveneens ligt binnen de eont'ceüe-bedrijveu, edoch welke alsdan ook niet zouden voldoen aan voornoemd Art. 8 volgens de uitlegging daaraan gegeven door B. en \V, van Amsterdam ; Dat uit deze quaestie gebleken is, dat de Wet op de X. v. A., ten minste voor wat aangaat de confectie bedrijven, niet voldoet aan het doel der K. v. A. en dat, zich houdende aan de interpretatie van B. en \V. van Amsterdam, zij slechts ten goede zal komen aan een klein deel der werkers en werksters in die be drijven. Redenen waarom ondergeteekenden, U Mevrouw, verzoeken goedgunstig te beschikken op het U ge worden adres Vim R. V., waardoor alsdan de K. v. A. voor de confectie-bedrijven in zich zal kunnen op nemen alle in die bedrijven werkenden". (K. g.) V. DKUCKEE, Pres. Tri. P. 1). SCHOOK?HAVER, Sccr, Andere Vrouwenverenigingen worden ver zocht een adres in gelijken geest te zenden. ittinitmimiiuiiiHtiHiMiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiMiii Garden-parties en zomertoilet. Koningin Margherita. Amerikaansche weelde. Recepten. Eene goede uitvinding der mode zy'n garden parties, vooral voor Pary's. Br was eene lacune tusschen het heel gekleede der winter-bezoek toiletten, avondtoiletten, diner- en operacostumen dit alles alleen bestemd om in ry'tuigen van het eene gebouw naar het andere vervoerd te worden en het zeer correcte maar zeer bescheidene tailleur-straattoilet,liefst l gry's covercoat of laken. Zomerfantasie in lichte kleur en eleganten vorm kwam, behalve bij den vernissage en de wedrennen, niet voor den dag; zy ging, nauw geschapen, terstond naar het strand. Een overgang nu vormen hiervoor de garden-parties, waarmee het Parijsche seizoen verlengd wordt, allerlei moois en elegants ook voor de oningewijden te zien komt, en de mode, die op de verspreide bad plaatsen vaak iets heel onzekers kry'gt, nog ty'd heeft om zich te vestigen. De zeven toiletten per dag zy'n dan ook verouderd, men is er zoo overdreven niet meer. Te Etretat is de reeks maar drie of vier, een eenvoudig morgentoilet, fagon tailleur met jacquet van laken, zijde, covercoat, ofwel van piquéof linnen, draagt men den halven dag, meest met heerenhemd of blouse van taf of batist. Ook wel beige costuum met witte opslagen. Voor wie kouwelijk is, heeft men mantels bedacht die het heele costuum over dekken, parelgrijs, licht zandkleur, met wit of goud afgewerkt, en met zijde gevoerd. Jonge meisjes daarentegen dragen in plaats van het jacquet veel den bolero van zwart taf. De avondtoiletten bly'ven nog noodig geacht, ofschoon toch eigenlyk strandleven, Sommerfrische, gezondheidskuur, bronwater drinken en avondvermaken niet by elkaar moesten behooren. De wildste fantasieën in zijden gaas, met matte bloemslingers, in tulle met bouillonnés en linten, in kant met smalle zwarte fluweeltjes, in rose satijnen transparants, in lichte foulards en taf, worden dan gezien. Hoeden in iedere grootte en iedereu vorm met veeren en strikken, worden er hoe onver standig en onhandig ook by stof, zon en zeewind, bij gedragen. De parasol is dezen zomer weer een voorwerp van groote variatie en groote fantasie; de handschoenen zijn niet meer enkel wit, ook veel gris-perle, beige, lichtbruin (ze mogen er ook gedragen uitzien); de schoenen wit of lichtgrijs met zwarte of bruingelakte puntjes en talon Louis XV, als versiering paarlencolliers, lange kettingen van goud of kleine pareltjes met paarlenkwasten, en over 't geheel veel meer juweelen en kost baarheden dan de zomer moest meebrengen. *** Onder de koninginnen van Europa is eene der meest beminde die van Italië, Margherita van Savoye; de reden is allicht, dat zy' er zich by heel veel natuurlijke gaven, ook heel veel moeite voor geeft. Margherita is eene groote vrouw, die door wandelen en sport, in tegenstelling met de meeste harer landgenooten veerkracht weet te behouden ; haar teint is mooi, haar houding vorstelijk. Zij heeft, met veel voornaamheid ook veel vriendelijk heid en intelligentie ; maakt nooit bezwaar om zich in groot toilet te steken, ontvangt dage lijks en is het nooit moede, aan alle plech tigheden deel te nemen. Koningin Margherita is zeer ontwikkeld, spreekt zeer gemakkelijk vreemde talen, en is daar, zooals niet te verwonderen is, eenigzins ijdel op, evenals op haar ontwikkeling en haar populariteit. Wanneer een nieuwe gast, dame of heer, zal worden voorgesteld, laat de koningin zich omtrent hem of haar, zyn verleden, zy'n verdiensten, het door hem of haar verrichte, zeer nauwkeurig inlichten; de vreemdeling die dit niet weet, is verbaasd dat de koningin hem toespreekt alsof zy jaren lang zy'n arbeid gevolgd heeft. Maar behalve deze gelegenheidswijsheid, bezit zij ook veel algemeene ontwikkeling: zy besteedt iederen morgen drie uren, van 8?11, aan het bijhouden van litteratuur en kunst. De Italiaansche letterkundigen en kunstenaars beschouwen de koningin ook als hun by'zondere patrones, wier bescherming te meer te waardeeren is, omdat zij, het buitenland goed kennend, kan oordeelen in welke verhouding de nationale vorderingen tot de Europeesche staan. Omtrent de politieke rol der koningin is men het niet eens ; sommigen beweren dat haar invloed op den koning zeer groot is; Mathilde Serao daarentegen schreef dezer dagen dat te spreken om »de macht der koningin" laster is, en zij zich niet in de zaken mengt; toch klinkt dit, haar positie en vermogens in aanmerking genomen, wel wat onwaarschijnlijk. Koningin Margherita neemt eens per jaar een paar weken vacantie. Begin Juli vertrekt zij in het grijze tailleurcostuum der Alpentouristen, naar het dorpje Gressonney, aan den voet van den Monte Rosa gelegen. Zy' heeft daar een aardig huisje van n verdieping tusschen weide en boschjes, de villa Peccoz, en gaat er wonen met n gezelschapsdame en twee bedienden ; het gevolg blijft op vry grooten afstand, in het dorpje Gressonney. Nauwelyks aangekomen verkleedt zij zich in het costuum der boerenvrouwen uit die streek, rooden rok, zwart keursje met gekleurd bor duursel, zwart zy'den boezelaar, gebloemden halsdoek, en op het hoofd een wit sluiertje, dat zy niet, zooals de vrouwen uit de streek, 's Zondags voor een groote muts van goudkant verwisselt. Zy voert dan niets uit, wandelt niet eens veel, ofschoon zy anders gaarne borgtochten maakt, leest niet veel, praat niet veel, speelt een weinig piano, maar neemt geheel rust, zonder eigenlijke afleiding of zonder eigenlijke kuur. Dit schijnt haar zeer goed te bekomen en haar zenuwen weer te versterken voor het leven van plichten en plechtigheden dat de rest van het jaar in beslag neemt. * * ?* Er is reeds dikwijls gesproken over de dolle toilettenweelde der Amerikaansche millionairsvrouwen; de cijfers, den vorigen winter ge noemd, werden eenvoudig niet geloofd. Maar al het vertoonde is overtroffen door hetgeen nu, in den zomer, aan de Amerikaansche modebadplaatsen, zal worden verkwist. Het saizoen te Newport op Rhode Island begint nu; de ladingen van Worth, Laferrière, Redfern, Doucet, Paquin, zy'n er heen, en de New-Yorksche ateliers hebben ook hard ge werkt. Eenige jaren geleden werd het aardig gevonden, wanneer voor die paar weken eenige duizenden dollars besteed werden; nu rekent men op tien, twaalf, vijftien «groote" toiletten en de rest naar rato. Verleden jaar had eene dame te Newport, uit den kring der »vierhonderd", eene vriendin gedurende het saizoen te logeeren gevraagd. Deze, geen mülionaire, nam aan, maar voegde er by, dat zy' niet wist, of haar toiletten wel juist de allerlaatste mode vertegenwoordigden; zy vroeg of dat er door kon. Per telegraaf kwam het antwoord: »Als uw toiletten niet in alle opzichten superieur zy'n, kom dan na het saizoen. Brief volgt." De brief was minder hard; er werd zooveel werk van gemaakt, dat wie er niet vooruit op gerekend had, zich niet behagelyk zou gevoelen, enz., maar de ontvangster, die een zeer geziene, maar minder weelderige persoonlijkheid was, had over het teiegram reeds eenige beweging gemaakt en de vriendschap was uit. Een voorbeeld is Mrs. William Aster, die dezen zomer voor 100.000 dollars toiletten meebrengt. Zy wil niet alleen het kostbare, maar ook het origineele ; een der fraaiste is van purperrood satyn met incrustaties van lersche kant, die met een prachtige collectie amethysten aan hals en mouwen tot een patroon gecom bineerd zy'n. Een zwart kanten kleed op wit zyden transparant is op dezelfde wyztj met Komeinsche paarlen afgewerkt. Het is een diep gedecolleteerd avondtoilet, met mauteau de cour en korte mouwen; als halssieraad behooren er de beroemde Astor-juweelen by'. Een bal costuum van wit satyn is bezet met kanten, die 4000 dollars de el kosten; drie volants van kanten loopen om den rok ; aan den schouder komen orchideeën met de Astor diamanten. Een sortie, van zwart chiflon, met violet gevoerd, heeft een stolakraag van witte kant, die van voren en van achteren tot aan den zooin van het kleed reikt. Mrs. Ogden Milis treedt tegenover Mrs. William Astor op, die, zooals wy vroeger eens vermeldden, er met eene nicht lang over ge streden heeft, wie »de" mevrouw Astor was, de beheerscheres der society. Mrs. William Astor heeft gewonnen, maar moet nu haar kampioenschap steeds verdedigen. Mrs. Ogden Mills is begonnen met een japon van 50.000 dollars te bestellen. Zeer karakteristiek heeft zij dien van goudstof laten maken, met goud draad geborduurd, gebrocheerd en gegarneerd. Dan heeft ze ook een «vlammenjapon", roode tulle, geborduurd met expresseiyk daarvoor gefabriceerde kralen. Een dinertoilet van bleekrose, zilverkoord, echte kant en vlinders van zilverweefsel is veel mooier, zelfs zonder den zilveren gordel met turkooizen, dien Mrs. Milis er by draagt. De Parysehe ateliers roemen veel meer den smaak van een paar andere klanten; zy' stellen zich veel voor van eene miss Grenville, die, even ryk en heel mooi, eenige nieuwe Parysehe toiletten te Newport »creëeren" zal. * * # l Aardappelpastei. Gekookte aardappelen wor den geschild en in schyven gesneden, over! geschoten vleesch fijngeüakt met een ui, wat ' zout en peper, en alles in een goed geboterden 1 vorm gedaan, in laagjes, aardappelen het laatst. Bovenop nog wat veel boter, eindeJyk een portie dikke zure room er over heen, en alles in den oven goudbruin gebakken; men dient het alleen of met komkommersla. *** Gateau de ris. Benoodigd: % liter melk; 3 lepels ruim gewasschen ryst; 8 stukjes suiker; 3 geklutste eieren. Men maakt van 4 stukjes suiker caramel in den vorm; kookt de ryst met de melk en de rest van de suiker, voegt er, als ze goed dik en half koud is, de eieren en een halven lepel kirsch bij, giet ze in den vorm, en zet dezen, in een schotel water, ongeveer een ha!f uur in den oven. Vanillesaus: een halve liter melk wordt vijf minuten gekookt met wat vanille, en vier stukjes suiker; dan op een geklutst ei gego ten en gezeefd, au bain-marie gekookt, weer gezeefd, en bekoeld op den pudding gegoten. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl