De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 27 augustus pagina 3

27 augustus 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No, 1157 DE AM STERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. dat wel hoe eer hoe beter. Er ia periculum in mora." . Wanneer de debatten over deze conclusiën zullen hebben plaats gehad, zal ik waar schijnlijk daarin aanleiding vinden, hierop nog eens terug te komen, evenals ik ook te zijner tijd van de besprekingen over de beide andere hierboven genoemde onder werpen het meest belangrijke in deze ko lommen hoop mede te deelen. Uit het bovenstaande zal men intusschen alreeds hebben kunnen opmaken, dat voor de beoefenaars van sociale vraagstukken inderdaad drukke tijden in aantocht zijn! Delft. Dr. J. C. E. Signalementen nit Utrecht; door JAN VAN 'T STICHT, Jacob Duyvis. Er is hier indertijd, by' gelegenheid van veikiezingen, eens een strooibiljet verschenen dat door papier en druk en inhoud verre uitstak boven hetgeen we in ons land van zulke biljetten, in dergelijke omstandigheden vereprfid, gewoon zyn. De vervaardiger er wan had eich de, geheel de poortery verba zende, nieuwigheid veroorloofd om dfcarin de welgelykende portretten der door hem aanbe volen drie cardidaten af te drukken. Van de beide eersten werden de goede eigenschappen en deugden, in, by verkiezingen gebruikelijke termen, hoog op;evijzeld, maar by het portret van Duyvis werd niet anders gezegd als dat de schryver het onnoodig vond daar nog iets trij te voegen: dat portret zelf sprak genoeg van den man, dien het uitbee'dde. Die korte, van groote vereering getuigende, beschouwing wekte toen min of meer my e vrOdlykheid, en toch nu ik Duyvis' beeltenis voor my heb liggen en nog onder de versche herinnering verkeer*van bet levende beeld, van dien flinken kop met de lange grijze lokken, van die goedige en ondanks den hoogen leeftyd nog van geest tintelende oogen, waar mede de n.an u zoo open en oprecht kan aanzien, nu moet ik erkennen, dat Witteveen gelijk had MiiliimiimiiMlHM ??MmiMiiiniiimiimiHiiiiitiiiiHiMtiiMniiiiiiiimimitiitiiiiiliiiiiiiiiili De millioenen van Lord Venelia. DOOR MAARTEN MAARTENS. (SM.) Hij wendde zich tot haar. «Onze manier is die van de Ilialto's," riep hij uit, we hebben 't nooit anders gedaan. Ben ik niet een van de compagnons? Wat ter wereld bedoel j; toch? Je weet, er niets van. In 't geheel niets." * Ja, onze manier is de manier van de Rialto's," zeide zij. Zij stond op. «Dut is het, wat mij hinifert. Onze zaak is niet de geoorloofde handel niet volstrekt eerlijk misschien, maar toch ook bijna niet oneerlijk. van den kleinen, plaatselijken bankier, den onverinijdelijken tusschenpersoon wij, de groote goudkoningen, de opkoopers van 't kapi'aal, de bezitters van millioenen ... ik weet niet, of ik 't eoed zeg." //Heel goed," zeide hij, «ga voort!" Je weet, wat wij doen... o, je weet het! Onder valscbe namen richten wij maatschappijen op over de geheele wereld, maatschappijen, waarvan we nooit verwachten, dat ze betalen zullen of liever nog, wij ruineertn de onder nemingen door anderen op touw gezet, en als ze bankroet zijn, koopen wij ze op. En dan rendeeren ze, dan rendeeren ze!" Is dat alles, wat je van de zaak meent te begrijpen?" «Neen. Was het dat maar! Beschouw nooit een kapitalist te klein om te vernietigen!" Hoe dikwijls heb ik mijn vader dat niet thuis hooren zeggen! Maurits, jij zegt het niet"... Zij zweeg. 't Is een stelregel van 't huis," antwoordde hij onrustig, «-een stelregel, waar 't zaken geldt en volstrekt geen persoonlijke opvatting. Geld zaken zijn oorlog, 't Is een quaestie van ge. erfde tactiek, naar een traditioneel einde. Je praat, alsof een generaal een moordenaar is, als liij een vijandelijke stad heeft in brand gestoken." //Oorlog," riep zij. «Neen, de oorlog heeft zijn wetten van eer, of had die ten minste, toen hy gevoerd werd door koningen en niet door geldschiettrs. Oorlog? Neen, van OES is 't rooverij... neen, geen rooverij dat is tenminste nog open en eerlijk, risico tegen risico! Van ons is 't een veilige vrijbuiten], wij zijn beschermd door de wetten, die de ploerterij hebben opgebouwd op eigen belang, 't plukken van duiven en 't plunderen ven bijencellen, door langzamen dwang en snel bedrog. Je her innert je toch nog wel, dat je mij, nog geen veertien dagen geleden vertelde, dat 't hoofd van de firma, die je bankroet hebt laten gaan, gesolliciteerd had voor de betrekking van klerk op ons kantoor." HmimiiniiiiiMiimtiiiii toen by' zoo schreef. Veel woorden zouden den door het beeld gewekten indruk slechts kunnen verzwakken, en ik zon Wiiteveen's voorbeeld dan ook wel willen volgen, ware het niet dat hy schreef in een tijd van verkiezingen en alleen ;.Voor Utrecht, waar Duyvis sedert ziji.e vestiging in 1873 zoo bekend is als.... ja, als de burgemeester. Maar, ofschoon voor velen in ons land wel geen onbekende, daar die fabrikant en koop man niet alleen ons land maar geheel Europa doorreisde en overal handelsbetrekkingen aan knoop e wat hem door zyne algemeeue ont wikkeling zoo gemakkelijk viel?de lezers van de Amsterdammer hei ben het recht wat meer van dezen merkwaa di^en landgenoot te ver nemen, die van zyn jeugd af hard gewerkt heett en EU op hoogjn leeftyd, al zal hy zich weldra g*heel uit de zaken te ugtrekkeu, nog alty'd bezigheid zoekt en vindt, waarin hy Lullig voor zyn land en zijne medeburgers kan zijn. Jacob Duyvis is van het jaar 1832, dus heel wat te laat geloren om met het zwaard in de hi'd bet Metalen Kruis te veroveren; het officierslint der Oranje-Nassauorde, dat zijn borst siert werd hem dan ook om veel vrede lievender overwinningen, als industrieel vereerd. Duyvis aanschouwde het levenslicht tegelijk met de Zaar, doch verliet reeds op njarigen Ie. flijd dus zonder dat hjj er in gekend werd zijn geboorteplaats, Zaandam, en werd metterwoon gevestigd te Koi»g a/d Zaan. In zyn prille jeugd liet zyn gezondheid zeer wel te wenschen over, z oz«er, dat alle vrouwen Aan .oordeel waren, dat Jacob Duyvis geen l blijvertje" zou z\;n, en wie het op zijn beminnelykst wilden uitdrukken beweerdtn dat hy wel spoelig een engeltje in den hemel zou wezen. Maar Jacob had een verstandigen vader en d. ze een verstandigen huisdokter. en asof deze beiden bij intuïtie gevoelden, dat de moeite en zorgen aan den kleinen patiënt gewyd, wM besteed zouden zijn, zij hielden hem goed in 't oog en wel verre van hem te vertroetelen, kreeg de jongen zulk een flii ke leiding dat van hem de stevige uoy groeide, die later de energieke man werd in wiens handen het beheer > an groote en uitgebreide fabrieken veilig was Tot zijn 16e jaar genoot Duijvis te Zaandam schoolonderwija en kwam daarna op het kantojr van zynen vader, die te Koog twee pelmolens en zes oliemolens had en waar hij dus gele genheid te over had om zich voor zijn lateren werkkring te O' twikkelen. Duijvis ontkwam ook niet aan den geest van zynen tijd, die alle eenigszins letterkundig ontwikkelde mannen in de armen van Khetorica dreef. Hij werd rederijker en had het in die lieihebbery weldra tot een bedenkelijke hoogte gfbiacht: in een nationalen wedstrijd te Amsterdam behaalde hy een eersten prijs voor het b ijspel. Doch hoewel de dagen van zijn rederijkerstijd nog altijd eene plaats onder zyne aangenaamste herinneringen innemen, hij heeft dat altijd beschouwd als bijwerk, als eene uitspanning, waarvoor hij zooals helaas, zoovelen in die dagen wel, nimmer zijne zaken veronachtzaamde. In zijne woonplaats behoorde hy'tot de meest geachte burgers. Nadat hy in 18F>5 gehuwd was kocht hij twee j&ar daarna eene kleine stijfselfabriek aan de Zaan en nam een der pelmolei,s van zijn vader over en nu begon de 25jarige jonge man zich weldra in zijne volle kracht te doen kennen. Bij al den arbeid, dien zijn ha del en fabriek van hem vorderde vond hy toch nog tijd om zich aan ( e belangen van zijn woonplaats te wijden. Als president-diaken wy'dde hij in 1862 een weeshuis in, dat gesticht was uit ten fonds van ? 43000, tot welk bedrag de grondslag gelegd was duor een gift van ? 600 in het kerkezatje, van iemand die onbekend wenschle te blyven, maar wiens naam toch door ieder genoemd werd. Hij heeft ze gekregen." Hij heeft ze gekregen! En zijn dochter schrei! mij een brief, eu zeide mij, dat zij niet verkoos ons broed te eten. Zij is van haar vader weggegaan en dxnt nu ergens als meid." i/K} was jong. Haar vader was de wijdte van de twee." Zij week terug. Wat wilde je dan toch?" riep hij driftig, tot het uiterste gebracht. Dit is allemaal onver mijdelijk, zeg ik je, 't hoort, bij oiis spel. Als wy praatten zooals jij, zouden we de heele zaak wel in eens kunaen opdoeken. De een kan niet winnen, zonder dat de ander verliest. Jij kunt niet de grootste diamant, vau de wereld hebben en de Hertogin van Sangrail ook." Zij week nog verder achteruit. Neen, neen," zeide zij mat, en streek met de hand over de moede oogen; de een kan winnen, zonder dat de ander verliest. Je ver gelijking gaat niet door, dat voel ik, al kan ik het waarom niet, uitleggen, zooals ik 't zou willen. Een Indisch koopman, bij voorbeeld, of een lakenhandelaar, of de uitvinder van een nieuwe machine, die hebben allen recht op hun duizenden. Maar wij wij met onze mil lioenen ons handeldrijven is geld maken alleen, wij moeten, om voordeel te, behalen, met schotschriften, met allerhande leugens en beurs geruchten en politieke intriges anderen te gronde richten, om hun plaats in te nemen. Ons han deldrijven is alleen maar 't ruineeren van anderen, alleen maar 't ruineeren van anderen !" »'t Is niet waar," zeide hij, ons handeldrijvcn is het vruchtbaar maken van kapitaal." Voor anderen:" Zij lachte. »Je spreekt maar heel zelden tegen me over je zaken, Maurits, maar je hebt me zelf verleden winter eens verteld, dat je een Zuid-Ainerikaausch minister voor een millioen francs hadt omge kocht om een valsch getuigenis af te leggen in zijn Parlement, en dat je drie millioen zuivere winst hebt gemaakt met die zaak." Ik zou mijn tong er voor kunnen afbijten," zeide hij. Terwijl hij sprak, kwam een bediende, de oude huisknecht, de kamer binnen met het theeblad. Lord Venetia werd boos en stuurde hem weg. Ik zal wel bellen, Collins," zeide Lady Venttia vriendelijk, Zij ging de kamer door, en lichtte de draperie op, om zeker te zijn, dat de deur zich achter den knecht gesloten had. Toen kwam ze weer bij het vuur staan en zeide byna fluisterend: ,Eu toen in 't Zuiden van China die vreesely'ke slachtirgen plaats hadden, zou 't ons maar n woord gekost hebben ze te doen ophouden." Hij antwoordde niet. //Hoeveel maakten we, omdat wij 't zijn gaiig lieten gaan?'1 «Angela! O, mijn God, Angela! Ikhoudzooveel van je, ik houd zooveel van je'." Zij breidde hare armen uit, wachtend. «.Goddank, Goddank daarvoor! Samen kunnen we alles dragen, is het niet? Zelfs het ergste." »Zeker," zeide hij weifelend. «Gisteren, neen, 't was van morgen, 't Puijvis' vader was burgemeester van Koog a/d Za»n en by diens dood werd hij opgevolgd door zijl zoon, wiens benoeming evenwel nog al voeten in de aard had, daar Thortwcke vreesde dat de zoon de voetstappen van den vader te veel zou volgen en de gemeente dus de dupe van den ouden sleur zou worden. Met de stukken" werd den Minister echter aangetoond dat deze vrees niet gerechtvaardigd was en met >iovember'62 volgde zijne benoeming. Slechts 3/4 jaar, tot Juni '66, bekleedde hij dit ambt. Toen namen zijne zaken zulk een vlucht, dat bij de betrekking moest neerleggen. In 1873 verliet hij Koog en vestigde zich in Utrecht, het voor zijn handel zoo verkieslijke spoorwegcentrum r.es lands,en stichtte daar een groote styfselfabripk. Van dien tijd dateeren de groote reizen, die Jacob Duijvis door Europa maakte, de handelsbetrekkingen, die hij overal aanknoopte en de Europeesche bekendheid, die zijn raam als strjfselfabrikant verwierf. Zijne fabrieken breidden zich steeds uit; en met verklaarbaren trots wy'st de gryze fabribant er op, dat hy onder zijn beheer de pro ductie zoo zag toenemen dat hij thans in dertien dagen zooveel voortbrengt als in den aanvang van zyn loopbaan in een geheel jaar. En nu, op 67jarigen leeftijd denkt hij er eindelyk aan om rust tn gaan nunen? Volstrekt niet! Zijne zaken ja, die zal hij weldra over laten aan de handen zijner zooi f, waar hij ze goed vertrouwd weet. Maar rusten kan hy niet. Sedr-rt etn j nar reeds wydde hy al de gaven van znn practischen geest en zyn goed hart aan eene bij uitstek menschlievende instelling: eene werkinrichting voor blinden en byna-blinden, die hier zeker niet overbodig mag heeten, sedert de alhier bes-taande van kerkelijke richting, geene verpleegden meer kan opnemen. In Duyvis inrichting werken reeds 15 van die onge ukkigen (waarotder ook uit naburige gemeenten) van alle gezmdheder, die daar in geen opzicnt tot eenige godsdietstige verricating genoodzaakt worden. De waarde van deze instelling, waar an de inrichting en het onderhoud geheel op des heere-n Duijvis' schouders rusten, zullen zij erkennen, die weten hoe weii ig door die arme blinden kan wurden voortgebracht en dat 21.1 toch allen een loon genieten dat althans een groote tegemoetkoming in hun levens onderhoud is. Dat de heer Duijvis hier jarenlsrg een verdien stelijk lid vau den gemeenteraad geweest is (van '79 tot '95) he-t behoelt haa t niet gememoreerd. Zyn naam wordt nog steeds met eere op het stad huis genoemd en zyn optreden in het belang der gemeei.te zal nog lang dankbaar herdacht worden. Ook in de 2e Ka-ner heeft hij geruimen tijd het district Haarlem op waardige wijze vertegenwoordigd. Thans wijdt hij nog frijne talenten behalve aan de blinden-inrichting aan de huishou 1school, het kinderziekenhuis, het museurn van kunstnijverheid en den metaalbewerkers- en machinistenbond, waarvan hij beschermheer is. We mogen er ons in verheugen, dat in een stad als de onze nog gelegenheid gevonden wordt voor een we'kzamen geest om nuttig bnzig te zijn. Want een man als Duyvis kan niet ledig zijn en werd hij er toe gedwongen, dan ging hij misschien weer elders zoeken wat bij hier niet vinden kon, en dan leed onze stad een verlies waarvoor zij nog lang moge behoed blijven. imiiimiiiiiiiHiiiHiiitiii schijnt al veel langer geleden, van morgen, toen we naar 't Tehuis'' g ngen ik was even achter gebleven, e« je waart doorgegaan zonder er op te letten : zeide een werkman in 't gedraijg: Daar gaat Veuetia ! Ik wilde, dat ik h< m was." En zijn kameraad antwoordde: Ik niet. Ik zou nog liever vau honger sterven, dan 't brood van dien mau eten, waut 't is met bloed bevlekt!" //Bah!" zeide hij, verbleekend. 't Was de kame-raad, die er het fatsoenlijkst uiUaar, Ik weet niet, wat zij verder zeiden." Wel, 't is allecii maar Caineesch bloed," riep liij, tot 't uiterste gebracht, maar hij wist zelf niet meer wat, hij zeide. Zij verkoelde dadelijk. Zelfs die bewering is onjuist," zeide zij kou i. Ous dagelijksc brood is dagelijks doorweekt met, bloed en tranen van ieder deel der aarde." 't Verbaast ine, dat je 't eten kunt," zeide hij. Met een zachte stem, waarvan iedere toon klaar optrilde antwoordde zij: //Dat, kan ik ook niet." Niets bewoog zich. Et-n stuk hout viel naar beneden tegeu den rand van den haard. Toen Meld de stilte den adem m en wachtte. »Dat, is 't, wat mij vermoordt," vervolgde Lady Venetia. Maurits, ik kan niet langer van diefstal leven. Ik moet eerlijk verdiend brood eten." Ia de pause die volgde, gilde zij : «Maurits, je zult mét me gaan ! Zeg dat je mét me gaan zult, mijn man! Wij zullen vluchten weg van d«e slechtheid en deze ellende ! Samen zullen wij vluchten! Maurits, ik ook, ik houd zooveel van je, meer dan vau iets anders op aarde." Als je van mij houdt, Angela, zooals ik weet, dat je doet, zul je naar mij luisteren; je zult naar rede luisteren. Je zult mij gelooven, als ik je zeg, rfat je van al deze dingen geen verstand hebt. Eu je zult er eindelijk in toestemmen Sir Henry Parsons te consulteeren." //Eu drankjes te slikken," zeide Lady Venetia verachtelijk. Er is maar n drankje, dat mij genezen zou, Maurits. Dat zal ik nooit nemen, dan had ik 't al eerder aioeteu doen. Ik weet niet, hoe wij van avond tot, dit gesprek zijn gekomen. Ik ben er zoo blij OJB, zoo blij. Nu heb ik eindelijk vrede, betrekkelijk, omdat wij ges-proken hebben, 't Ergste is nu voorbij. Wat doet de rest er toe? Je zult ergens met me heen gaan is 't niet?" «Overal waar je wilt, Angela. We zullen 't jacht, nemen . .." *Nepn, weg van dat alles, bedoel ik. We kunnen in Londen blijven, als je dat beter vindt, als we er maar weg vau gaan. Maar ergens anders zou 't zeker beter zijn, ergens buiten Europa, waar niemand ons kent. Als we er maar weg van gaan. Ik zal alles doen, wat je maar wilt, Maurits, alles. Ik ben sterk. Ik zal nooit klagen, al is 't nog zoo zwaar, als we er maar weg van gaan." gWaarean dan toch, verd .. . !" Eier richtte zij zich op in haar volle lengte voor den eersten vloek, dien zij hem ooit had hooren uiten. //Van het yeU," zeide zij, en bleef onbewegelijk «taan. Tentoonstelling van Japsche tot. i. Van de talryke schatten van 's Rijks Ethnographisch Museum te Leiden, is thans «en gedeeltp, in een gebouw aan het Rapenburg, bijeengebracht tot een uitgelezen tentoonstel ling van Japansche kunst, in het byzonder Japansche prentkunst, die ons een begrip geeft van den ontzaglyken rijkdom en uitgebreidheid van dit museum. Deze verzameling, die slechts een deel ver tegenwoordigt van wat het museum aan Japansehe kunst bezit, vult toch reeds een achttal zalen van het ouderwetsche heerenhuis, dat haar nu tot huisvesting dient. Behalve echter om haar zelfs wille, en niet te gering te schatten kunsthistorische waarde, is deze tentoonstel ling te meer belangrijk, daar zij, met het uit zicht op een reeks volgende, ons in de gele genheid stelt, al het schoons dat in het EthnographiRch Museum opgestapeld ligt, in kleine inin of meer afgeronde exposities, gemakkelijk te kunnen bezichtigen en naar waarde te schatten; en we twijfelen er dan ook niet aan, dat op deze wy ze, 's Rijks verzameling zich een sym pathie zal verwerven, die zij ten volle waard is. In de voorrede van den zeer uitvoerden, door den directeur, dr. J. D. E. Schmeltz samengsstelden catalogus, of «gids voor den bezoeker" zoo als hij zeer juist staat aange duid, lezen we, waaraan deze thans zoo uit gebreide collectie Japansche kunst haar ont staan te danken heeft. We zien, hoe met een legaat van mevr. de wed. J. T. Royer geboren J. L. van Oidenbarneveld, genaamd Tullingh, ten grondslag, de verzameling achtereenvolgens werd gecompleteerd. Hoe in 1820 door de belangstelling van Z. M. den K innig de ver zameling van J. Cock Biornlufïwerd aange kocht, ten behoeve van hel »Korimklijk Kabinet van Zeldzaamheden", ontstaan uit bovengenoemd legaat; terwyl later door Z. M. particuliere middelen, de zeer belangrijke collectie van den heer J. F. van O vermeer Fisscher hieraan werd toegevoegd. Ten uiotte werd nog de beroemde, overgroute verzameling van Ph. F. von Siebold, die in 1837 's llyks eigendom was geworden en langen tijd als »Rijks Japansche Museum von Siebold" op zich zelf had bestaan met de bovengenoemde verzamelingen vereenigd. Eerst onder n beheer, werden zij later na opheffing van het Konii.klyk Kabinet van Zeldzaamheden, met al de voorwerpen die uit ethnographisch oogpunt van belang waren, tot n geheel, tot »Rijks Ethnographiscti Museum'', waarin het museum van Siebold met het oog op de belangrijke aanwinsten op ethnographisca gebied, reeds in 18Ü4 verdoopt was geworden. Dit is in 't kort de geschiedenis van het ontstaan dezer verzameling. In 1882 werd tot directeur benoemd Mr. L. Serruner, die een beschryving bezorgde der Japansche boek werken ; terwijl nu, dank zjj de goede zorgen der tegenwoordige directeur, dr. J. D. E Schmeltz, hierin bygestaan door den heer Shinkichi Hara, de in Japan geboren assistent aan het «Museum für Kunst und Gewerbe" te Hamburg, die met eeu goedvinden van prof. Justus Brinckmann en onzen Minister van Binnenlandsche Zaken hier geruiinen tyd gewerkt heeft, de voorwerpen van schilder- en druk kunst, van snij- en smeedwerk zijn onderzocht en beschreven. Een gedeelte van dezen arbeid is sinds Hij lachte. //We moeten elkander goed begrijper," ver volgde zij, ik kan 't, niet langer eten, dat brood, dat. door misdaad is verdiend." Hij lachte weer, miar zijn oogen stonden vol tranen. Taart," zeide hij bitter, //taart." »lk zou graag duen, alles wat ik kan," pleitte zij, en hare woorden vielen zacht neer ais val lende sueeuw. //Ik wil alles doen, ik herhaal het. Alles wat je weuscht. Maar alleen verwacht niet langer van me, dat ik hier tussclien voort zal leven," haar hand wees langs de pracht van 't boudoir, //want dat kun ik niet." Eu blijf ik dan hier alleen?" vroeg hij. In dat, oogeublik begreep zij df- hopeloosheid van haar strijd. Je zult mét me gaan," stamelde zij, met witte lippen, en wankelde. Ik zal sraan, waar je wenscht, ik zal doen, wat, je wilt." Wij zullen van hier weggaan als eerlijke bedelaars om een eerlijk stuk brood te ver dienen." Hij antwoordde niet. i/Miju God, je zult doen wat recht is," snikte zij, en haar stem klonk heescli door al den hartstocht van haar verlangen. Miju man, mijn man! Ik deed verkeerd met je ooit te wantrouwen. Je begrijpt het nu! Je hadt er vroeger nooit aan gedaciit. Wij zullen onze croote schuld boeten voor God. Misschien dat Hij ons eens de ver moorde duizenden van China zal vergeven, en de verwoeste gezinnen hier in Europa, in Amerika... de zelfmoorden, die moord waren, d« gebroken harten" ... Zij zweeg. Zij snikte hartstochtelijk en bedekte het gelaat met de handen. Ik zal alles doen, wat je wilt," herhaalde hij, maar je moet me tijd gever. Zoo iets kan niet in n dag worden afgedaan. En eerst moet je weer beter worden. Je moet 't een of ander légime volgen, en als daarna je besluit hetzelfde blijft..." ' //Z-;ndt je me dan naar een gesticht ?" riep ze. «Xeen, zoo waar er een God is!" en nu beefde zijn stem. Angels, zijn we zoover van elkander vervreemd?" Ik geloof het wel," zeide zij treurig en streek 't vochtige haar van haar voorhoofd weg. Maurits, de verklaring is eindelijk gekomen. Laat ons tenminste bij al onze ellende daar dankbaar voor zijn. Ik ga nu heen. Nu ik alles heb uitgesproken, wat mij op 't hart lag, zou ik geen nacht langer onder dit dak kunneu doorbrengen. Je zondt me verachten als ik 't deed. 't Bed, waar we op slapen, 't ontbijt, dat ze ons morgenochtend zullen brengen, dat alles is betaald met gestolen gelei. Nu ik je dit eens gezegd heb. zou je mij verachten, ais ik iets er van aanroerde." Je l e4t 't al lang genoeg gedaan," ant woordde bij zwak. »Dat is een zeer natuurlijk sarcasme, of lie ver, laat ik het van jou lippen beschouwen als eene verman'ng. Honderden zullen het herha len als eene beteediging. Lang genoeg, waarlijk! Maurits, sis ik je niet meer... niet veel meer 10 Augustus voor het publiek tentoongesteld. Thans een en ander over het geëxposeerde zelf, dat in zoo hooge mate onze bewondering verdient, en een eenigszir.s uitvoerige beschrij ving dan ook zeer zeker waard is. Zooals we reeds opmerkten bestaat verreweg het grootste gedeelte uit Japansche kleurt'eekenirgen em kleurdrukken. De schilderkunst is hier ver tegenwoordigd door Biyö-bti's, kamerschuiten, Kakemono's hangrollen en een tweetal Malimono's, dwarsrollen, terwijl we de voortbreng selen der drukkunst kunnen genieten, in tal van geïllustreerde boekjes, losse platen die zeden en gewoonten van het land kenmerken, en vele Surimono's of nieuwjaarswenschen, die veelal met goud of zilver versierd, op zwaar der papier gedrukt worden, en dikwijls nog bovendien gegaufreerd, door ze een drakbewerking te laten ondergaan op diep uitgesnede blokjes, zonder opgebrachte kleurstof, waardoor ze alleen een relief afbeelding verkrijgen. Behalve deze -proeven van schilder- en drukkunst, zijn er een aantal voorwerpen die getuigen van hooge ontwikkeling en beschaving op pottenbakkersgebied, voorts tal van NetsuTcé's of gordelknoopen, benevens een kleine ver zameling wapens, die ter verduidelijking dienen, voor plaatsing van stootplaten en andere wapecversieringen, waarvan hier eveneens fraaie voorbeelden aanwezig zy'n. Zoo als we hierboven reeds zeiden, is de schilder- en drukkunst op deze tentoonstelling het best vertegenwoordigd. De Japansche schilderkunst, waarvan we hier vele richtingen en scholen kunnen beoordeelen, vindt hare uitingen, allereerst in de Kakemono, die dan ook als het zuiverste type vanhetJapanschescb.ildery te beschouwen is. De teekening der Kake mono, die op zyde of papier uitgevoerd wordt, heeft in het algemeen een hoogenrechthoekvorm die nog meer geprononceerd wordt, door de om lijstingen van zyde of gedrukt papieren patronen. Die omranding bestaat uit drie ook in patroon verschillende deelen; allereerst ter breedte der teekening, aan de boven en onder zijde de Icln-monji, terwijl de Cliniberi ter ompluiting van beide dient; hiervan is het boven- en ondergedeelte ook aanmerkelijk breeder dan terzijde, ten slotte vormt de Idai nog d« verbinding met oe beide rollen, waartusschen de teekening gespannen is. Al deze deelen op zich zelf, zijn aan bepaalde ver houdingen, die afwisselen met breedte en grootte, onderhevig. Aan de bovenste rol zyn veelal nog twee afhangende linten bevestigd, waarvan de juiste beteekenis eenigszins ver loren is gegaan, en die men toeschrijft, als ter oprolling te moeten dienen; aan de oi.derste rol worden dikwijls ter verzwaring nog zijden kwasten aangebracht. B halve bij de Rakemono's, vindt men voor beelden van schilderkunst op de Mu-kimono's, dwarsrollen, van een lengte van meer dan veertig voet dikwijls, die echter niet ter ver siering dienen, maar meestal teekening met tekst bevatten en vaak voorbeelden zijn van fraaie calligraphie. Een derde vorm van schil derkunst zien we op de Biyö-lii'* of kamerschutten, die uit twee, drie of meer bladen bestaan, welke ieder afzonderlek versierd zijn of waarvan de teekening ook wel als n ge heel van het eene vak op het andere wordt voortgezet Dit zijn de meest voorkomende wijzen, waarop de Japanners zich als schilders aan ons doen kennen, en waaraan men wellicht nog de losse verplaatsbare schermen Tsmtote en de schilderyen in vlakke met metaal ornamentaties voorziene lijsten, (zie cat. No. 99) die echter in fcoofdzaak in den tempel, als calligraphïsche spreuken voorkomen, zou kun nen toevoegen. Van de Kakemono's nu zijn een groot aan tal aanwezig die tevens wijzen op de ver schillende kuEstrichtingen of scholen die Japan HIllllMlimilllMIIIMIIHIIIII lief had dan ik moest. .." hare stem haperde, //dan zou ik het niet zoo lang hebben gedaan." Liefhebben," riep hij driftig uit. MaaraW is een beleediging? Hoe durf je spreken over liefde, jij, die je man, je huif, je familie verlaat alles wat je zou moeten in eere houden, hen ver aat, hen beleedigt, hen hoont!" Zij strekte hare beide handen uit. Kom!" zeide zij. Zul je de gausche wereld zeggen, wat je van ons denkt r" Kom!" zeide zij. //Je weet heel veel: ben je niet een onzer een Rialto? Vertel maar van den minister van Brazilië, en van de ''hinetsche slachtingen. Bah, dit zijn nog maar kleinigheden!" In zijn woede en wanhoop keerde hij zich tegen zic zelven en zijne vingers scheurden aan 't glai.zende linnen op zijn borst. //Zooals je zeide, ik heb je maar zelden over zaken gesproken. Ik kon je nog veel meer vertellen, nog veel meer, en dat kon jij dan weer aan de wereld overztggen." Kom," zeide zij. Hij liet zich terugvallen in zijn stotl en staarde haar aan. Hare armen gleden mat langs haar lichaam neer. Ik zal niets overzeggen," zeide zij, en haar stem, nog heel zacht, was geheel van klank veranderd. Ik zal ergens heengaan om mij te verbergen. Ik weet nog niet waar. 't Is alles zoo plotseling gekomen. Weken lang heb ik geweten, dat het komen moest, en toch dacht ik niet, dat het komen zou. Maak je niet ongerust over mij, Manrits. Ik zal ver weg gaan, -waar niemand me kent. Ik weet zeker, dat ik muziek- en zanglessen zal kunnen, geven. Ik wacht daar op je, Maurits, en eens zul je tot me komen, weg uit den poel van verraad en diefstal, met handen, die, zooals de mijne op dit oogenblik, leJig zijn ea rein !'' Zij keerde zich om en ging met tragen tred naar de deur. Van onder den stoel, dien zij juist verlaten had, sprong haar hondje, een Ku g Charles te voorschijn en liep haar na. Zij bleef staan, om hem op te nemen, en met nog een laatsten, langen, verlangenden blik naar haar man ging' ze dralend heen, naar de verte. Met deu houd in hare armen trad zij de toekomst tegemoet. Toen de deur langzaam terug was gevallen in 't slot, riep Lo«| Venetia, door het zwijgen van de dingen om Hem heen: De hond !" Toen zeeg de stilte zwaarder neer in de verlaten kamer, 't Vaur brandde nog, maar met een tragen schijn; de vaste vlam der lampen, scheen dof. En de heer des huizes zat onbe wegelijk in de zware stilte. Hij zat daar en staarde in het vuur. Tot eensklaps, het tot hem doordrong, dat hij niet langer alleen was, dat de deur wijd open was geworpen en de knecht voor hem stond, verward en opgewonden: My 1/ord . .. Zijne Koninklijke Hoogheid!" Lord Venetia sprong op, en schreeuwde, tot ontzetting van den bediende: «Zeg hem, dat hij Baar den duivel kan loopen!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl