Historisch Archief 1877-1940
No, 1157
DE AM STERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
dat wel hoe eer hoe beter. Er ia periculum
in mora."
. Wanneer de debatten over deze conclusiën
zullen hebben plaats gehad, zal ik waar
schijnlijk daarin aanleiding vinden, hierop
nog eens terug te komen, evenals ik ook
te zijner tijd van de besprekingen over de
beide andere hierboven genoemde onder
werpen het meest belangrijke in deze ko
lommen hoop mede te deelen.
Uit het bovenstaande zal men intusschen
alreeds hebben kunnen opmaken, dat voor
de beoefenaars van sociale vraagstukken
inderdaad drukke tijden in aantocht zijn!
Delft.
Dr. J. C. E.
Signalementen nit Utrecht;
door JAN VAN 'T STICHT,
Jacob Duyvis.
Er is hier indertijd, by' gelegenheid van
veikiezingen, eens een strooibiljet verschenen
dat door papier en druk en inhoud verre
uitstak boven hetgeen we in ons land van
zulke biljetten, in dergelijke omstandigheden
vereprfid, gewoon zyn. De vervaardiger er
wan had eich de, geheel de poortery verba
zende, nieuwigheid veroorloofd om dfcarin de
welgelykende portretten der door hem aanbe
volen drie cardidaten af te drukken. Van de
beide eersten werden de goede eigenschappen
en deugden, in, by verkiezingen gebruikelijke
termen, hoog op;evijzeld, maar by het portret
van Duyvis werd niet anders gezegd als dat
de schryver het onnoodig vond daar nog iets
trij te voegen: dat portret zelf sprak genoeg
van den man, dien het uitbee'dde.
Die korte, van groote vereering getuigende,
beschouwing wekte toen min of meer my e
vrOdlykheid, en toch nu ik Duyvis' beeltenis
voor my heb liggen en nog onder de versche
herinnering verkeer*van bet levende beeld,
van dien flinken kop met de lange grijze
lokken, van die goedige en ondanks den hoogen
leeftyd nog van geest tintelende oogen, waar
mede de n.an u zoo open en oprecht kan aanzien,
nu moet ik erkennen, dat Witteveen gelijk had
MiiliimiimiiMlHM
??MmiMiiiniiimiimiHiiiiitiiiiHiMtiiMniiiiiiiimimitiitiiiiiliiiiiiiiiili
De millioenen van Lord Venelia.
DOOR
MAARTEN MAARTENS.
(SM.)
Hij wendde zich tot haar. «Onze manier is
die van de Ilialto's," riep hij uit, we hebben
't nooit anders gedaan. Ben ik niet een van
de compagnons? Wat ter wereld bedoel j;
toch? Je weet, er niets van. In 't geheel niets."
* Ja, onze manier is de manier van de Rialto's,"
zeide zij. Zij stond op. «Dut is het, wat mij
hinifert. Onze zaak is niet de geoorloofde
handel niet volstrekt eerlijk misschien, maar
toch ook bijna niet oneerlijk. van den kleinen,
plaatselijken bankier, den onverinijdelijken
tusschenpersoon wij, de groote goudkoningen,
de opkoopers van 't kapi'aal, de bezitters van
millioenen ... ik weet niet, of ik 't eoed zeg."
//Heel goed," zeide hij, «ga voort!"
Je weet, wat wij doen... o, je weet het!
Onder valscbe namen richten wij maatschappijen
op over de geheele wereld, maatschappijen,
waarvan we nooit verwachten, dat ze betalen
zullen of liever nog, wij ruineertn de onder
nemingen door anderen op touw gezet, en als
ze bankroet zijn, koopen wij ze op. En dan
rendeeren ze, dan rendeeren ze!"
Is dat alles, wat je van de zaak meent te
begrijpen?"
«Neen. Was het dat maar! Beschouw
nooit een kapitalist te klein om te vernietigen!"
Hoe dikwijls heb ik mijn vader dat niet
thuis hooren zeggen! Maurits, jij zegt het
niet"... Zij zweeg.
't Is een stelregel van 't huis," antwoordde
hij onrustig, «-een stelregel, waar 't zaken geldt
en volstrekt geen persoonlijke opvatting. Geld
zaken zijn oorlog, 't Is een quaestie van ge.
erfde tactiek, naar een traditioneel einde. Je
praat, alsof een generaal een moordenaar is,
als liij een vijandelijke stad heeft in brand
gestoken."
//Oorlog," riep zij. «Neen, de oorlog heeft
zijn wetten van eer, of had die ten minste,
toen hy gevoerd werd door koningen en niet
door geldschiettrs. Oorlog? Neen, van OES
is 't rooverij... neen, geen rooverij dat is
tenminste nog open en eerlijk, risico tegen risico!
Van ons is 't een veilige vrijbuiten], wij zijn
beschermd door de wetten, die de ploerterij
hebben opgebouwd op eigen belang, 't plukken
van duiven en 't plunderen ven bijencellen,
door langzamen dwang en snel bedrog. Je her
innert je toch nog wel, dat je mij, nog geen
veertien dagen geleden vertelde, dat 't hoofd
van de firma, die je bankroet hebt laten gaan,
gesolliciteerd had voor de betrekking van klerk
op ons kantoor."
HmimiiniiiiiMiimtiiiii
toen by' zoo schreef. Veel woorden zouden
den door het beeld gewekten indruk slechts
kunnen verzwakken, en ik zon Wiiteveen's
voorbeeld dan ook wel willen volgen, ware het
niet dat hy schreef in een tijd van verkiezingen
en alleen ;.Voor Utrecht, waar Duyvis sedert
ziji.e vestiging in 1873 zoo bekend is als....
ja, als de burgemeester.
Maar, ofschoon voor velen in ons land wel
geen onbekende, daar die fabrikant en koop
man niet alleen ons land maar geheel Europa
doorreisde en overal handelsbetrekkingen aan
knoop e wat hem door zyne algemeeue ont
wikkeling zoo gemakkelijk viel?de lezers van
de Amsterdammer hei ben het recht wat meer
van dezen merkwaa di^en landgenoot te ver
nemen, die van zyn jeugd af hard gewerkt heett
en EU op hoogjn leeftyd, al zal hy zich weldra
g*heel uit de zaken te ugtrekkeu, nog alty'd
bezigheid zoekt en vindt, waarin hy Lullig
voor zyn land en zijne medeburgers kan zijn.
Jacob Duyvis is van het jaar 1832, dus heel
wat te laat geloren om met het zwaard in de
hi'd bet Metalen Kruis te veroveren; het
officierslint der Oranje-Nassauorde, dat zijn
borst siert werd hem dan ook om veel vrede
lievender overwinningen, als industrieel vereerd.
Duyvis aanschouwde het levenslicht tegelijk
met de Zaar, doch verliet reeds op njarigen
Ie. flijd dus zonder dat hjj er in gekend
werd zijn geboorteplaats, Zaandam, en werd
metterwoon gevestigd te Koi»g a/d Zaan. In
zyn prille jeugd liet zyn gezondheid zeer wel
te wenschen over, z oz«er, dat alle vrouwen
Aan .oordeel waren, dat Jacob Duyvis geen l
blijvertje" zou z\;n, en wie het op zijn
beminnelykst wilden uitdrukken beweerdtn dat hy
wel spoelig een engeltje in den hemel zou
wezen. Maar Jacob had een verstandigen
vader en d. ze een verstandigen huisdokter. en
asof deze beiden bij intuïtie gevoelden, dat
de moeite en zorgen aan den kleinen patiënt
gewyd, wM besteed zouden zijn, zij hielden
hem goed in 't oog en wel verre van hem te
vertroetelen, kreeg de jongen zulk een flii ke
leiding dat van hem de stevige uoy groeide,
die later de energieke man werd in wiens handen
het beheer > an groote en uitgebreide fabrieken
veilig was
Tot zijn 16e jaar genoot Duijvis te Zaandam
schoolonderwija en kwam daarna op het kantojr
van zynen vader, die te Koog twee pelmolens
en zes oliemolens had en waar hij dus gele
genheid te over had om zich voor zijn lateren
werkkring te O' twikkelen.
Duijvis ontkwam ook niet aan den geest van
zynen tijd, die alle eenigszins letterkundig
ontwikkelde mannen in de armen van
Khetorica dreef. Hij werd rederijker en had het in
die lieihebbery weldra tot een bedenkelijke
hoogte gfbiacht: in een nationalen wedstrijd
te Amsterdam behaalde hy een eersten prijs
voor het b ijspel. Doch hoewel de dagen van
zijn rederijkerstijd nog altijd eene plaats onder
zyne aangenaamste herinneringen innemen, hij
heeft dat altijd beschouwd als bijwerk, als eene
uitspanning, waarvoor hij zooals helaas,
zoovelen in die dagen wel, nimmer zijne
zaken veronachtzaamde.
In zijne woonplaats behoorde hy'tot de meest
geachte burgers. Nadat hy in 18F>5 gehuwd
was kocht hij twee j&ar daarna eene kleine
stijfselfabriek aan de Zaan en nam een der
pelmolei,s van zijn vader over en nu begon de
25jarige jonge man zich weldra in zijne volle
kracht te doen kennen. Bij al den arbeid, dien
zijn ha del en fabriek van hem vorderde vond
hy toch nog tijd om zich aan ( e belangen van
zijn woonplaats te wijden. Als president-diaken
wy'dde hij in 1862 een weeshuis in, dat gesticht
was uit ten fonds van ? 43000, tot welk bedrag
de grondslag gelegd was duor een gift van
? 600 in het kerkezatje, van iemand die
onbekend wenschle te blyven, maar wiens
naam toch door ieder genoemd werd.
Hij heeft ze gekregen."
Hij heeft ze gekregen! En zijn dochter
schrei! mij een brief, eu zeide mij, dat zij niet
verkoos ons broed te eten. Zij is van haar
vader weggegaan en dxnt nu ergens als meid."
i/K} was jong. Haar vader was de wijdte
van de twee."
Zij week terug.
Wat wilde je dan toch?" riep hij driftig, tot
het uiterste gebracht. Dit is allemaal onver
mijdelijk, zeg ik je, 't hoort, bij oiis spel. Als
wy praatten zooals jij, zouden we de heele
zaak wel in eens kunaen opdoeken. De een
kan niet winnen, zonder dat de ander verliest.
Jij kunt niet de grootste diamant, vau de wereld
hebben en de Hertogin van Sangrail ook."
Zij week nog verder achteruit.
Neen, neen," zeide zij mat, en streek met
de hand over de moede oogen; de een kan
winnen, zonder dat de ander verliest. Je ver
gelijking gaat niet door, dat voel ik, al kan ik
het waarom niet, uitleggen, zooals ik 't zou
willen. Een Indisch koopman, bij voorbeeld,
of een lakenhandelaar, of de uitvinder van een
nieuwe machine, die hebben allen recht op hun
duizenden. Maar wij wij met onze mil
lioenen ons handeldrijven is geld maken
alleen, wij moeten, om voordeel te, behalen, met
schotschriften, met allerhande leugens en beurs
geruchten en politieke intriges anderen te gronde
richten, om hun plaats in te nemen. Ons han
deldrijven is alleen maar 't ruineeren van
anderen, alleen maar 't ruineeren van anderen !"
»'t Is niet waar," zeide hij, ons
handeldrijvcn is het vruchtbaar maken van kapitaal."
Voor anderen:" Zij lachte. »Je spreekt
maar heel zelden tegen me over je zaken,
Maurits, maar je hebt me zelf verleden winter
eens verteld, dat je een Zuid-Ainerikaausch
minister voor een millioen francs hadt omge
kocht om een valsch getuigenis af te leggen in
zijn Parlement, en dat je drie millioen zuivere
winst hebt gemaakt met die zaak."
Ik zou mijn tong er voor kunnen afbijten,"
zeide hij. Terwijl hij sprak, kwam een bediende,
de oude huisknecht, de kamer binnen met het
theeblad. Lord Venetia werd boos en stuurde
hem weg.
Ik zal wel bellen, Collins," zeide Lady
Venttia vriendelijk, Zij ging de kamer door,
en lichtte de draperie op, om zeker te zijn, dat
de deur zich achter den knecht gesloten had.
Toen kwam ze weer bij het vuur staan en zeide
byna fluisterend:
,Eu toen in 't Zuiden van China die
vreesely'ke slachtirgen plaats hadden, zou 't ons maar
n woord gekost hebben ze te doen ophouden."
Hij antwoordde niet.
//Hoeveel maakten we, omdat wij 't zijn gaiig
lieten gaan?'1
«Angela! O, mijn God, Angela!
Ikhoudzooveel van je, ik houd zooveel van je'." Zij
breidde hare armen uit, wachtend. «.Goddank,
Goddank daarvoor! Samen kunnen we alles
dragen, is het niet? Zelfs het ergste."
»Zeker," zeide hij weifelend.
«Gisteren, neen, 't was van morgen, 't
Puijvis' vader was burgemeester van Koog
a/d Za»n en by diens dood werd hij opgevolgd
door zijl zoon, wiens benoeming evenwel nog
al voeten in de aard had, daar Thortwcke
vreesde dat de zoon de voetstappen van den
vader te veel zou volgen en de gemeente dus
de dupe van den ouden sleur zou worden.
Met de stukken" werd den Minister echter
aangetoond dat deze vrees niet gerechtvaardigd
was en met >iovember'62 volgde zijne benoeming.
Slechts 3/4 jaar, tot Juni '66, bekleedde hij
dit ambt. Toen namen zijne zaken zulk een
vlucht, dat bij de betrekking moest neerleggen.
In 1873 verliet hij Koog en vestigde zich in
Utrecht, het voor zijn handel zoo verkieslijke
spoorwegcentrum r.es lands,en stichtte daar een
groote styfselfabripk. Van dien tijd dateeren
de groote reizen, die Jacob Duijvis door Europa
maakte, de handelsbetrekkingen, die hij overal
aanknoopte en de Europeesche bekendheid, die
zijn raam als strjfselfabrikant verwierf.
Zijne fabrieken breidden zich steeds uit; en
met verklaarbaren trots wy'st de gryze
fabribant er op, dat hy onder zijn beheer de pro
ductie zoo zag toenemen dat hij thans in dertien
dagen zooveel voortbrengt als in den aanvang
van zyn loopbaan in een geheel jaar.
En nu, op 67jarigen leeftijd denkt hij er
eindelyk aan om rust tn gaan nunen? Volstrekt
niet! Zijne zaken ja, die zal hij weldra over
laten aan de handen zijner zooi f, waar hij ze
goed vertrouwd weet. Maar rusten kan hy
niet. Sedr-rt etn j nar reeds wydde hy al de
gaven van znn practischen geest en zyn goed
hart aan eene bij uitstek menschlievende
instelling: eene werkinrichting voor blinden en
byna-blinden, die hier zeker niet overbodig
mag heeten, sedert de alhier bes-taande van
kerkelijke richting, geene verpleegden meer
kan opnemen.
In Duyvis inrichting werken reeds 15 van
die onge ukkigen (waarotder ook uit naburige
gemeenten) van alle gezmdheder, die daar in
geen opzicnt tot eenige godsdietstige
verricating genoodzaakt worden.
De waarde van deze instelling, waar an de
inrichting en het onderhoud geheel op des
heere-n Duijvis' schouders rusten, zullen zij
erkennen, die weten hoe weii ig door die arme
blinden kan wurden voortgebracht en dat 21.1
toch allen een loon genieten dat althans een
groote tegemoetkoming in hun levens
onderhoud is.
Dat de heer Duijvis hier jarenlsrg een verdien
stelijk lid vau den gemeenteraad geweest is (van
'79 tot '95) he-t behoelt haa t niet gememoreerd.
Zyn naam wordt nog steeds met eere op het stad
huis genoemd en zyn optreden in het belang
der gemeei.te zal nog lang dankbaar herdacht
worden. Ook in de 2e Ka-ner heeft hij
geruimen tijd het district Haarlem op waardige
wijze vertegenwoordigd.
Thans wijdt hij nog frijne talenten behalve
aan de blinden-inrichting aan de huishou
1school, het kinderziekenhuis, het museurn van
kunstnijverheid en den metaalbewerkers- en
machinistenbond, waarvan hij beschermheer is.
We mogen er ons in verheugen, dat in een
stad als de onze nog gelegenheid gevonden
wordt voor een we'kzamen geest om nuttig
bnzig te zijn. Want een man als Duyvis kan
niet ledig zijn en werd hij er toe gedwongen,
dan ging hij misschien weer elders zoeken wat
bij hier niet vinden kon, en dan leed onze
stad een verlies waarvoor zij nog lang moge
behoed blijven.
imiiimiiiiiiiHiiiHiiitiii
schijnt al veel langer geleden, van morgen, toen
we naar 't Tehuis'' g ngen ik was even
achter gebleven, e« je waart doorgegaan zonder
er op te letten : zeide een werkman in 't gedraijg:
Daar gaat Veuetia ! Ik wilde, dat ik h< m was."
En zijn kameraad antwoordde: Ik niet. Ik
zou nog liever vau honger sterven, dan 't brood
van dien mau eten, waut 't is met bloed
bevlekt!"
//Bah!" zeide hij, verbleekend.
't Was de kame-raad, die er het fatsoenlijkst
uiUaar, Ik weet niet, wat zij verder zeiden."
Wel, 't is allecii maar Caineesch bloed,"
riep liij, tot 't uiterste gebracht, maar hij wist
zelf niet meer wat, hij zeide.
Zij verkoelde dadelijk. Zelfs die bewering
is onjuist," zeide zij kou i. Ous dagelijksc
brood is dagelijks doorweekt met, bloed en
tranen van ieder deel der aarde."
't Verbaast ine, dat je 't eten kunt," zeide hij.
Met een zachte stem, waarvan iedere toon
klaar optrilde antwoordde zij: //Dat, kan ik ook
niet." Niets bewoog zich. Et-n stuk hout viel
naar beneden tegeu den rand van den haard.
Toen Meld de stilte den adem m en wachtte.
»Dat, is 't, wat mij vermoordt," vervolgde
Lady Venetia. Maurits, ik kan niet langer
van diefstal leven. Ik moet eerlijk verdiend
brood eten."
Ia de pause die volgde, gilde zij :
«Maurits, je zult mét me gaan ! Zeg dat je mét
me gaan zult, mijn man! Wij zullen vluchten
weg van d«e slechtheid en deze ellende ! Samen
zullen wij vluchten! Maurits, ik ook, ik houd
zooveel van je, meer dan vau iets anders op aarde."
Als je van mij houdt, Angela, zooals ik
weet, dat je doet, zul je naar mij luisteren;
je zult naar rede luisteren. Je zult mij
gelooven, als ik je zeg, rfat je van al deze dingen
geen verstand hebt. Eu je zult er eindelijk in
toestemmen Sir Henry Parsons te consulteeren."
//Eu drankjes te slikken," zeide Lady Venetia
verachtelijk. Er is maar n drankje, dat mij
genezen zou, Maurits. Dat zal ik nooit nemen,
dan had ik 't al eerder aioeteu doen. Ik weet
niet, hoe wij van avond tot, dit gesprek zijn
gekomen. Ik ben er zoo blij OJB, zoo blij.
Nu heb ik eindelijk vrede, betrekkelijk, omdat
wij ges-proken hebben, 't Ergste is nu voorbij.
Wat doet de rest er toe? Je zult ergens met
me heen gaan is 't niet?"
«Overal waar je wilt, Angela. We zullen 't
jacht, nemen . .."
*Nepn, weg van dat alles, bedoel ik. We
kunnen in Londen blijven, als je dat beter
vindt, als we er maar weg vau gaan. Maar
ergens anders zou 't zeker beter zijn, ergens
buiten Europa, waar niemand ons kent. Als
we er maar weg van gaan. Ik zal alles doen,
wat je maar wilt, Maurits, alles. Ik ben
sterk. Ik zal nooit klagen, al is 't nog zoo
zwaar, als we er maar weg van gaan."
gWaarean dan toch, verd .. . !"
Eier richtte zij zich op in haar volle lengte
voor den eersten vloek, dien zij hem ooit had
hooren uiten. //Van het yeU," zeide zij, en
bleef onbewegelijk «taan.
Tentoonstelling van Japsche tot.
i.
Van de talryke schatten van 's Rijks
Ethnographisch Museum te Leiden, is thans «en
gedeeltp, in een gebouw aan het Rapenburg,
bijeengebracht tot een uitgelezen tentoonstel
ling van Japansche kunst, in het byzonder
Japansche prentkunst, die ons een begrip geeft
van den ontzaglyken rijkdom en uitgebreidheid
van dit museum.
Deze verzameling, die slechts een deel ver
tegenwoordigt van wat het museum aan
Japansehe kunst bezit, vult toch reeds een achttal
zalen van het ouderwetsche heerenhuis, dat
haar nu tot huisvesting dient. Behalve echter
om haar zelfs wille, en niet te gering te schatten
kunsthistorische waarde, is deze tentoonstel
ling te meer belangrijk, daar zij, met het uit
zicht op een reeks volgende, ons in de gele
genheid stelt, al het schoons dat in het
EthnographiRch Museum opgestapeld ligt, in kleine
inin of meer afgeronde exposities, gemakkelijk
te kunnen bezichtigen en naar waarde te
schatten; en we twijfelen er dan ook niet aan, dat
op deze wy ze, 's Rijks verzameling zich een sym
pathie zal verwerven, die zij ten volle waard is.
In de voorrede van den zeer uitvoerden,
door den directeur, dr. J. D. E. Schmeltz
samengsstelden catalogus, of «gids voor den
bezoeker" zoo als hij zeer juist staat aange
duid, lezen we, waaraan deze thans zoo uit
gebreide collectie Japansche kunst haar ont
staan te danken heeft. We zien, hoe met een
legaat van mevr. de wed. J. T. Royer geboren
J. L. van Oidenbarneveld, genaamd Tullingh,
ten grondslag, de verzameling achtereenvolgens
werd gecompleteerd. Hoe in 1820 door de
belangstelling van Z. M. den K innig de ver
zameling van J. Cock Biornlufïwerd aange
kocht, ten behoeve van hel »Korimklijk Kabinet
van Zeldzaamheden", ontstaan uit bovengenoemd
legaat; terwyl later door Z. M. particuliere
middelen, de zeer belangrijke collectie van den
heer J. F. van O vermeer Fisscher hieraan werd
toegevoegd.
Ten uiotte werd nog de beroemde,
overgroute verzameling van Ph. F. von Siebold,
die in 1837 's llyks eigendom was geworden
en langen tijd als »Rijks Japansche Museum
von Siebold" op zich zelf had bestaan met de
bovengenoemde verzamelingen vereenigd.
Eerst onder n beheer, werden zij later
na opheffing van het Konii.klyk Kabinet van
Zeldzaamheden, met al de voorwerpen die uit
ethnographisch oogpunt van belang waren, tot
n geheel, tot »Rijks Ethnographiscti Museum'',
waarin het museum van Siebold met het oog
op de belangrijke aanwinsten op ethnographisca
gebied, reeds in 18Ü4 verdoopt was geworden.
Dit is in 't kort de geschiedenis van het
ontstaan dezer verzameling. In 1882 werd
tot directeur benoemd Mr. L. Serruner, die
een beschryving bezorgde der Japansche boek
werken ; terwijl nu, dank zjj de goede zorgen
der tegenwoordige directeur, dr. J. D. E
Schmeltz, hierin bygestaan door den heer
Shinkichi Hara, de in Japan geboren assistent
aan het «Museum für Kunst und Gewerbe" te
Hamburg, die met eeu goedvinden van prof.
Justus Brinckmann en onzen Minister van
Binnenlandsche Zaken hier geruiinen tyd gewerkt
heeft, de voorwerpen van schilder- en druk
kunst, van snij- en smeedwerk zijn onderzocht
en beschreven.
Een gedeelte van dezen arbeid is sinds
Hij lachte.
//We moeten elkander goed begrijper," ver
volgde zij, ik kan 't, niet langer eten, dat
brood, dat. door misdaad is verdiend."
Hij lachte weer, miar zijn oogen stonden vol
tranen.
Taart," zeide hij bitter, //taart."
»lk zou graag duen, alles wat ik kan," pleitte
zij, en hare woorden vielen zacht neer ais val
lende sueeuw. //Ik wil alles doen, ik herhaal
het. Alles wat je weuscht. Maar alleen
verwacht niet langer van me, dat ik hier
tussclien voort zal leven," haar hand wees langs
de pracht van 't boudoir, //want dat kun
ik niet."
Eu blijf ik dan hier alleen?" vroeg hij.
In dat, oogeublik begreep zij df- hopeloosheid
van haar strijd. Je zult mét me gaan,"
stamelde zij, met witte lippen, en wankelde.
Ik zal sraan, waar je wenscht, ik zal doen,
wat, je wilt."
Wij zullen van hier weggaan als eerlijke
bedelaars om een eerlijk stuk brood te ver
dienen." Hij antwoordde niet. i/Miju God, je
zult doen wat recht is," snikte zij, en haar
stem klonk heescli door al den hartstocht van
haar verlangen. Miju man, mijn man! Ik
deed verkeerd met je ooit te wantrouwen. Je
begrijpt het nu! Je hadt er vroeger nooit aan
gedaciit. Wij zullen onze croote schuld boeten
voor God. Misschien dat Hij ons eens de ver
moorde duizenden van China zal vergeven, en
de verwoeste gezinnen hier in Europa, in
Amerika... de zelfmoorden, die moord waren,
d« gebroken harten" ... Zij zweeg. Zij snikte
hartstochtelijk en bedekte het gelaat met de
handen.
Ik zal alles doen, wat je wilt," herhaalde
hij, maar je moet me tijd gever. Zoo iets
kan niet in n dag worden afgedaan. En eerst
moet je weer beter worden. Je moet 't een
of ander légime volgen, en als daarna je besluit
hetzelfde blijft..." '
//Z-;ndt je me dan naar een gesticht ?" riep ze.
«Xeen, zoo waar er een God is!" en nu
beefde zijn stem. Angels, zijn we zoover van
elkander vervreemd?"
Ik geloof het wel," zeide zij treurig en streek
't vochtige haar van haar voorhoofd weg.
Maurits, de verklaring is eindelijk gekomen.
Laat ons tenminste bij al onze ellende daar
dankbaar voor zijn. Ik ga nu heen. Nu ik
alles heb uitgesproken, wat mij op 't hart lag,
zou ik geen nacht langer onder dit dak kunneu
doorbrengen. Je zondt me verachten als ik 't
deed. 't Bed, waar we op slapen, 't ontbijt,
dat ze ons morgenochtend zullen brengen, dat
alles is betaald met gestolen gelei. Nu ik je
dit eens gezegd heb. zou je mij verachten, ais
ik iets er van aanroerde."
Je l e4t 't al lang genoeg gedaan," ant
woordde bij zwak.
»Dat is een zeer natuurlijk sarcasme, of lie
ver, laat ik het van jou lippen beschouwen als
eene verman'ng. Honderden zullen het herha
len als eene beteediging. Lang genoeg, waarlijk!
Maurits, sis ik je niet meer... niet veel meer
10 Augustus voor het publiek tentoongesteld.
Thans een en ander over het geëxposeerde
zelf, dat in zoo hooge mate onze bewondering
verdient, en een eenigszir.s uitvoerige beschrij
ving dan ook zeer zeker waard is. Zooals we
reeds opmerkten bestaat verreweg het grootste
gedeelte uit Japansche kleurt'eekenirgen em
kleurdrukken. De schilderkunst is hier ver
tegenwoordigd door Biyö-bti's, kamerschuiten,
Kakemono's hangrollen en een tweetal
Malimono's, dwarsrollen, terwijl we de voortbreng
selen der drukkunst kunnen genieten, in tal
van geïllustreerde boekjes, losse platen die
zeden en gewoonten van het land kenmerken,
en vele Surimono's of nieuwjaarswenschen,
die veelal met goud of zilver versierd, op zwaar
der papier gedrukt worden, en dikwijls nog
bovendien gegaufreerd, door ze een
drakbewerking te laten ondergaan op diep uitgesnede
blokjes, zonder opgebrachte kleurstof, waardoor
ze alleen een relief afbeelding verkrijgen.
Behalve deze -proeven van schilder- en
drukkunst, zijn er een aantal voorwerpen die
getuigen van hooge ontwikkeling en beschaving
op pottenbakkersgebied, voorts tal van NetsuTcé's
of gordelknoopen, benevens een kleine ver
zameling wapens, die ter verduidelijking dienen,
voor plaatsing van stootplaten en andere
wapecversieringen, waarvan hier eveneens fraaie
voorbeelden aanwezig zy'n.
Zoo als we hierboven reeds zeiden, is de
schilder- en drukkunst op deze tentoonstelling
het best vertegenwoordigd. De Japansche
schilderkunst, waarvan we hier vele richtingen
en scholen kunnen beoordeelen, vindt hare
uitingen, allereerst in de Kakemono, die dan ook
als het zuiverste type
vanhetJapanschescb.ildery te beschouwen is. De teekening der Kake
mono, die op zyde of papier uitgevoerd wordt,
heeft in het algemeen een hoogenrechthoekvorm
die nog meer geprononceerd wordt, door de om
lijstingen van zyde of gedrukt papieren
patronen. Die omranding bestaat uit drie ook
in patroon verschillende deelen; allereerst ter
breedte der teekening, aan de boven en onder
zijde de Icln-monji, terwijl de Cliniberi ter
ompluiting van beide dient; hiervan is het
boven- en ondergedeelte ook aanmerkelijk
breeder dan terzijde, ten slotte vormt de Idai
nog d« verbinding met oe beide rollen,
waartusschen de teekening gespannen is. Al deze
deelen op zich zelf, zijn aan bepaalde ver
houdingen, die afwisselen met breedte en
grootte, onderhevig. Aan de bovenste rol zyn
veelal nog twee afhangende linten bevestigd,
waarvan de juiste beteekenis eenigszins ver
loren is gegaan, en die men toeschrijft, als
ter oprolling te moeten dienen; aan de oi.derste
rol worden dikwijls ter verzwaring nog zijden
kwasten aangebracht.
B halve bij de Rakemono's, vindt men voor
beelden van schilderkunst op de Mu-kimono's,
dwarsrollen, van een lengte van meer dan
veertig voet dikwijls, die echter niet ter ver
siering dienen, maar meestal teekening met
tekst bevatten en vaak voorbeelden zijn van
fraaie calligraphie. Een derde vorm van schil
derkunst zien we op de Biyö-lii'* of
kamerschutten, die uit twee, drie of meer bladen
bestaan, welke ieder afzonderlek versierd zijn
of waarvan de teekening ook wel als n ge
heel van het eene vak op het andere wordt
voortgezet
Dit zijn de meest voorkomende wijzen,
waarop de Japanners zich als schilders aan
ons doen kennen, en waaraan men wellicht
nog de losse verplaatsbare schermen Tsmtote
en de schilderyen in vlakke met metaal
ornamentaties voorziene lijsten, (zie cat. No. 99)
die echter in fcoofdzaak in den tempel, als
calligraphïsche spreuken voorkomen, zou kun
nen toevoegen.
Van de Kakemono's nu zijn een groot aan
tal aanwezig die tevens wijzen op de ver
schillende kuEstrichtingen of scholen die Japan
HIllllMlimilllMIIIMIIHIIIII
lief had dan ik moest. .." hare stem haperde,
//dan zou ik het niet zoo lang hebben gedaan."
Liefhebben," riep hij driftig uit. MaaraW
is een beleediging? Hoe durf je spreken over
liefde, jij, die je man, je huif, je familie verlaat
alles wat je zou moeten in eere houden,
hen ver aat, hen beleedigt, hen hoont!"
Zij strekte hare beide handen uit.
Kom!" zeide zij.
Zul je de gausche wereld zeggen, wat je
van ons denkt r"
Kom!" zeide zij.
//Je weet heel veel: ben je niet een onzer
een Rialto? Vertel maar van den minister
van Brazilië, en van de ''hinetsche slachtingen.
Bah, dit zijn nog maar kleinigheden!" In zijn
woede en wanhoop keerde hij zich tegen zic
zelven en zijne vingers scheurden aan 't
glai.zende linnen op zijn borst. //Zooals je zeide,
ik heb je maar zelden over zaken gesproken.
Ik kon je nog veel meer vertellen, nog veel
meer, en dat kon jij dan weer aan de wereld
overztggen."
Kom," zeide zij.
Hij liet zich terugvallen in zijn stotl en
staarde haar aan.
Hare armen gleden mat langs haar lichaam
neer. Ik zal niets overzeggen," zeide zij, en
haar stem, nog heel zacht, was geheel van
klank veranderd. Ik zal ergens heengaan om
mij te verbergen. Ik weet nog niet waar. 't Is
alles zoo plotseling gekomen. Weken lang heb
ik geweten, dat het komen moest, en toch
dacht ik niet, dat het komen zou. Maak je
niet ongerust over mij, Manrits. Ik zal ver
weg gaan, -waar niemand me kent. Ik weet
zeker, dat ik muziek- en zanglessen zal kunnen,
geven. Ik wacht daar op je, Maurits, en eens
zul je tot me komen, weg uit den poel van
verraad en diefstal, met handen, die, zooals de
mijne op dit oogenblik, leJig zijn ea rein !''
Zij keerde zich om en ging met tragen tred
naar de deur.
Van onder den stoel, dien zij juist verlaten
had, sprong haar hondje, een Ku g Charles te
voorschijn en liep haar na. Zij bleef staan, om
hem op te nemen, en met nog een laatsten,
langen, verlangenden blik naar haar man ging'
ze dralend heen, naar de verte. Met deu houd
in hare armen trad zij de toekomst tegemoet.
Toen de deur langzaam terug was gevallen
in 't slot, riep Lo«| Venetia, door het zwijgen
van de dingen om Hem heen: De hond !" Toen
zeeg de stilte zwaarder neer in de verlaten
kamer, 't Vaur brandde nog, maar met een
tragen schijn; de vaste vlam der lampen,
scheen dof. En de heer des huizes zat onbe
wegelijk in de zware stilte. Hij zat daar en
staarde in het vuur. Tot eensklaps, het tot
hem doordrong, dat hij niet langer alleen was,
dat de deur wijd open was geworpen en de
knecht voor hem stond, verward en opgewonden:
My 1/ord . .. Zijne Koninklijke Hoogheid!"
Lord Venetia sprong op, en schreeuwde, tot
ontzetting van den bediende:
«Zeg hem, dat hij Baar den duivel kan loopen!"