Historisch Archief 1877-1940
Ko... 1157
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
9'
den keper beschouwd zonder Marine een
land zonder Majesteit; immers de Majesteit
van.de Majesteit, zit hem. in de Marine...
Daarom spreek ik altijd van Harer
Majesteite oorlogsclwpen, of van onze
KoninklijkB marine,, of wel van Harer Majesteits
roemrijke: marinwen HarerMajeeteits vloot...
want behalve Harer Majesteit» Huis bezit
Hare Majesteit n'ietSj dat Harer Majesteit
volkomen waardig i», dan Harer Majesteits
vloot. Zie je, al het overige zijn Rijks of
lands zaken; het leger, de justitie, de schuld,
de belastingen, de gevangenis, de loterij
«trekken ten dienste van het land, maar
?de Marine ia meer speciaal, ja, ik durf
«erusfzeggen volstrekt uitsluitend
heteigen- dom en de dienaresse van Hare Majesteit.
zoodat als onze- zeelui hier of' in Indi
uit veehteïi gaan, je geneel ten onrechte
zoudl spreken van te strijden voor het
vaderland, of voor haardstee en altaren,
neen, als onze jantjes ooit een vijand de
Jaag geven, doen zij dat als Harer Majeeteits
Marine voor hunne Koningin.
Ik wist wel dat Cnarles altijd in geest
drift geraakte^ wanneer hij pik en teer rook
?<>f blauw laken zag; maar ofschoon ik,
hem in het' geheel niet tegensprak, en elk
voorwerp, dat op de Mariue betrekking had,
verre v«n t ne verwijderd was, uitgezonderd
«en gouden ankertje, dat ik toevallig aan
mijn horlogeketting droeg, steeg zijn
geeet?drift lo* een opgewondenheid, die mij wer
kelijk eenigszius or gerust maakte. O mijn
heer. Brommeyer, riep hij uit, indien ik ooit
een diepe overtuiging heb-gekoesterd, dan
is het.die, welke ontstaan is, toen mijn koel
versBind in de glo*ihiUövan mijn smeltend
gevoel eenvoudig verdampte, en ik begreep
dat ik mijn heele leven salvo's zou moeten
afvuren, vofir H. Ms. vloet, als ware ik zelf
«en Harer Majesteits oorlogschepen gewor
den, door den hemel uitverkoren om op deze
aarde nooit anders te schieten dan met los
krnit.
Ciarles is altoos sterk in zijn beeldspraak,
maar nu verraste hij mij toch.
Maar, en op eens leek het mij of het
rood van zijn gelaat een weinig verbleekte
maar, dat zeg-ik je, Brommeijer, al heb
ik-ook gezworen nooit een vuur te geven,
?waarvan nog iets anders dan de visschen
zoude kunnen schrikken, daar is n
geval, waarin ik mjj ontslagen moet reke
nen van rnijn eed; En dat doet zich nu
voor. Mijn diepste, allerdiepste
overtui4gng is aangerand. Daar is er een, die
openlijk gezegd heeft dat Harer Majesteits
marine niet Heilig is, verbeeld je, even
onheilig als wijlen koning David, wiens
gsalmen ik zinflt Wat is dat ? Nu stel
je voor, wat is dat? Eenvoudig
Majesteitsschenuis, want de marine is het kleinood,
(ie marine-man de uitverkorene van de
Koningin, her is- dus een venijnige aanval
pp Bare Majesteit zelf. De kerel die zoo
ie_ts doet moet worden kromgesloten,
gekJelhsald.-gegeeseld en gebrandmerkt; Maar
daar is: niemand die vat op hem heeft;
ze laten hem loopen, en zelf» de dominees
spreken hem vrij. Zoo wordt de zee ge
lasterd in haar opvoedende kracht, de ziele
wijding door een oorlogsbodem als een
legende uitgekreten, en weldra zal het nog
heeten dat Janmaat en zijn meerderen niet
langer de hoogste menschelijke deugden
vertegenwoordigen op' aarde, maar liever
dan aan boord de Koningin te dienen
zwieren en passagieren aan den wal. Daar
mee valt weldra alles wat ons land sterk
maakt en groot. O, Brommeijer, denkt u
?daar eens goed in: de heilige Marine aan
getast en alle roem en eer, glorie en vic
torie, alle edelaardige gevoelene en
hemelsche gezindheden, van de zuiverste
onbaatzuchtheid tot de fierste doodsverachting
naar de maan! De zee ontluisterd, dat is
zooveel als Neerlands hemel verduisterd,
het zou in plaats van van dag tot dag
van nacht tot nacht hier worden in dit
heerlijk land....! en daarom, legendezen
ver/ader laad ik mijn mortieren en kanon
nen en ik schiet desnoods met scherp en
schroot!
Nu, wees maar voorzichtig, zei ik. want
ook de rneest ongeoefende schutter zou bij
toeval wel eens iemand kunnen raken, je
weet nooit hoe een koe een haas vangt.
Maak u niet ongerust, riep Charles,
u zelf heeft geen nood ; met dien talisman
hij wees op het ankertje aan mijn hor
logeketting zijt gij veilig; o, welk een
zielverkwikkei.d symbool! Het geloof'heeft een
kruis, de'liefde een hart, maar de
zeemansdeugdefïhebben een anker tot teeken, en
met deze drie, Brommeijer, zeilt ge op het
ware compas* Hoe bemoedigend is het voor
me den roemruehtigen koopman van de
Bocht daarmee versierd te zien! Je weet,
ik ben niet sentimenteel; alle
geyoelsgrok is me een gruwel, maar als ik dat
zinnebeeld in de nabijheid van uw hart
daar zie hangen zou ik het kunnen kussen ;
ilan welt de verzuchting mij uit de diepste
diepte van mijn marine-binnenste: ach
mochten wij allen zulk een onderscheiding
dragen, heel het volk, geen enkele uitge
zonderd, zoodat de glorierijke N ederlandsche
natie den indruk maakte, als ware zij zei ve
niet minder dan een Ilarcr Majcsteits zee
monsters, dat dag en nacht gepavoiseerd
voor anker lag om haar te huldigen
voor wie te sterven onze lust is !
't Begon mij een weinig dui&ter te worden,
en juist wilde ik hem vragen of'hij nu toch
niet een beetje overdreef', loen Cnarles een
krant te voorschijn haalde en die
zenuwuchtig uitsloeg, om mij het volgende voor
te lezen :
«Wanneer ik om ons land en volk te
doen vertegenwoordigen op een
verzamelpjaats der naties, gedwongen ware slechts
uit n beroep de mannen te kiezen, dan
vaardigde ik mannen van onze Koninklijke
Marine af' als vertegenwoordigers van eenige
der beste hoedanigheden van ons volk."
Hij zag mij vragend aan, maar ik ant
woordde niet, en hij zocht daarop een tweede
pericope, der lezing waard :
»Sorns zijn acht officieren in een klein
schip onder de tropische zon maanden lang
te zamen!
«Gesteld, dat acht dominee'a De Koe dus
met elkander waren opgesloten in een .be
perkte ruimte onder de blijde glansen van
de heete zon van Azië! Het is zeker geen
verkwikkelijke voorstelling, maar laat ons
eens overwegen, hoe deze predikanten zich
zouden gedragen.
«Zouden ze zoo goed gehumeurd blijven
als zeeofficieren in dit geval zijn ? Zouden
ze niet soms klagen? Zouden ze elkander
niet in de haren grijpen over Koning David
b. v. ? Want het is toch niet te deuken dat
De Heer Boissevain en Ds. de Koe.
CHARLES Bais^Ev.vis : Na ik ook het voorrecht heb eens op een spreekssioel
te staan, wil ik je een voorbeeld "geven, hoe je moet preken, j m frazenmaker
vol zelfverheffing en zinder c'aariteit; ellendige bijbjlmisbruiker, gillende
schreeu wieelij k, die Hr. Ms. Marine belastert; je moest mst de zweep geranseld
worden door. kwüng Djjrid, m UT. nu die er niet nuar is, zal ik j e wel stompen,
glibberige, wegsabbelende kwal!
acht predikanten den l'salmdichter »een
ellfindigen lafaard zouden vinden.''
Ik was maar pas uit Aken terug en had
Charles' artikel tegen ds. De Koe niet ge
lezen; ik begreep nu dat er nog iets
meer dan mijn anker was, dat hem zoo in
vuur en vlam had gezet, en om niet nog
nieuwe brandstof' aan ie voeren, zei ik, ja
Charles ik geloof' ook, die De Koe is een
slecht inenech.?Als je hem nog een mensch
wilt noemen, zuchtte Charles, waarop ik
weer de opmerking maakte: nu zeajetoch
wel wat veel, want het is een dominee;
maar zelfs dat argument had voor Charles
geen beteekenis : een dominee, riep hij niet
blijkbare minachting uit.... een dominee,
een dominee .... wat is een dominee,
die niet is opgevoed op Harer Majesteids
vloot? Intusschen prikkelde het mij een
weinig, dat hij zoo over den geestelijken
stand sprak, en hoe vredelievend van
nature en _geneigd om Charles te sparen,
ik kon mij niet bedwingen, een zacht
protest te doen hooreri. Nu word je toch wel
een beetje onbillijk, begon ik ... niet alleen
tegenover dien De Koe, maar ook tegenover
mij en alle anderen eu tegenover jezelf'...
Je zou als je de natie uit ten beroep moest
vertegenwoordigen, geen /«/«/officieren maar
seeofficieren kiezen, je zou niet naar de
kazerne, niet naar de kerk, niet naar de
markt, niet naar de pers, niet naar de
beurs gaan om ze uit te zoeken, zelfs niet
naar de JJuc/tl.. '? Dat is dan toch wat al
te kras. Eu ook te kras tegenover je eigen
collega's. Ik zal me zeli' en mijn soort
nu maar buiten beschouwing laten ; ik weet
zeker dat je al hing berouw hebt over die
ondoordachte woorden, waarmee je ook mij
hebt gegriefd. Maar alleen over de anderen
sprekende, moet ik je vragen, als je
de beste Nederlanders uit n beroep moest
kiezen, dan zou toch, dunkt me, wel het
allereerst in aanmerking dienen te komen:
de journalistiek. Ik zal nu jou en
jeconfraters' deugden niet optellen, het is niet
noodig, ze zijn genoeg bekend; alleen wil
ik je even doen gevoelen, hoe n dier
deugden, jullie bescheidenheid, je hier weer
parten heeft gespeeld. Geloof' me, Charles,
«wanneer il; om ons land en volk ie doen
vertegenwoordigen op een verzamelplaats
der natiën gedwongen ware slechts uit
n beroep de mannen te kiezen, dan
vaardigde ik mannen af' van Harer Majes
teits Peru als Vertegenwoordigers van
eeuige der beste hoedanigheden van ons
volk." Ik zond naar die tentoonstelling
je zelf', en met jou Polak, Elout, Nuys,
Schaarbeek, (jiovanni, de heele reuactie van
het llnml'-lMail, uitgezonderd natuurlijk den
handelsman, want dien zou ik geen week
lang kunnen missen. Ciiarles keek niet be
paald boos, toan ik dit zei, maar er kwam
een zeer bedenkelijke trek op zijn gelaat
toen ik vervolgde : un dan dat .-ehuitje onder
de Aziatische zon, waarin je meent dat
geen acht domino's zoo gooi gelmmeurii
zouden kunnen zijn als iscni ziv-o;iii:i<-rfn !
Als je zoo wilt zju ie ook wei kunnen be
weren, dat acht loodgieters veel rustiger in
een dakgoot staan dan acht schoolop
zieners, of' dat de kraaien bij een lijkwagen
een veel plechtiger gezicht zetten dan de
jongens op straal, om dan daaruit con
clusie te trekken aangaande de deugd dezer
lieden. Je maakt je een beetje belachelijk,
en dat spijt me. Je bent nog zoo kwaad
niet, ik mag je wel lijden ; je «(laagjes" volg
ik met interest; 't is waar, dat weet je ook
wel. 't Zijn aardige moppies en ze zitten
zoo weergaasch goed in mekaar. Wat zijn
ze netjes gebouwd, altijd het een e steentje
precies op het andere en nergens een
scheurtje of een voegje los, zegt me vrouw ;
en Thérèse beweert, 't zijn betoogen, een
voudig, duidelijk, afdoend en toch niets
droog; je zoudt ze in de literatuur het best
kunnen indeelen onder het hoofd : lyrisi-lie
Mfi./ltrxin. Maar bij deze gelegenheid, dat
wil zeggen als Harer Majesteits roemrijke
Marine even aan de kim opdoemt, raak je
een beetje de kluts kwijt. In je eigen be
lang geef ik je den raad, ga eens na wat
daar de oorzaak van kan zijn. Ze beweren
dat we zooveel zout gebruiken, omdat wij
uit de zee zij-i voortgekomen; is jou familie
misschien een paar eeuwen later aan het
strand gespoeld en werkt nu de waterzucht
bij jou no^ na ? O l' kan het wezen, dat
je i'i de M ii'ine een trekpleister hebt van
anderen aard..? want er mort iets zijn.
Wat jij maar nltijddoor Ilarer Majesteits
roemrijke Marine noemt, is niet anders dan
een grojte kleinigheid, die nooit meer iets
worden kan, dan een parodie op een vloot,
en je marinemannen ze zijn er natuurlijk
in soorten zitten bij hoopen in civiele
betrekkingen en hunkeren bij tientallen
naar een baantje aan den wal. Jou heilige
Marine... Harer Majesteits Marine, hoe kom
je er bij ! Alsof' we H. M. niet iets beters
hadden te presenteeren, dan dat povere
dingetje! Je weet wel, wat mij betreft, als
je mij open snijdt, dan komt er enkel
oranje uit ik gevoelde dat ik warm
begon te worden maar daarom gun ik
haar veel meer dan een troepje gewapenden
en wat half' of' heel sleetschèoorlogsschui
ten; neen ik geef haar een heel volk vol
deugden, en Harer Majesteits Marine mag,
als jij zoo voortgaat, weldra Charles
Boissevain's Marine heeten, en dat zal ze ook
heeten... want met je eigen marine houden
ze je voor den mal.
Charles schudde zijn hoofd, zijn kleur
was verdwenen. Hij zweeg even en zag
mij medelijdend aan. Daarop sprak hij
zacht, »en dat zegt me nu iemand meteen
ankertje aan zijn ketting, een hart van
goud van de hoogste keur '" Blijkbaar was
ziju gemoed te vol om er iets meer te kunnen
uitbrengen, maar hij gaf'mij bij het heengaan
toch de hand. En dit vermeid ik met ware
ingenomenheid, want al mag je Ciuirles
eens <!e waarheid | zeggen, in n opzicht,
is hij geen zeeofficier en toont hii zich
werkelijk een groot man, boo-'wordt
hij nooit.