De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 3 september pagina 5

3 september 1899 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1158 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. vriendelijk woordje over had voor ons, jongens, wanneer wij 's middags even kwamen kyken. Geen wonder derhalve, dat tij dit karakter niet aflegde als leeraar pp het oude gymna sium, waar het zoo gezellig toeging en leeraren en leerlingen een groote vrijheid genoten. Rector en leeraren werden niet geplaagd door administratieve zorgen, leerlingen niet door een lastig eindexamen ; voor hatelijke concur rentie op het gebied van hooger onderwijs behoefde men niet bang te zijn. In het kort, omdat men niet zoo op de vingers gekeken, niet zoo gedwongen werd de leerlingen klaar te maken voor een examen, kon men by het onderwijs meer intiem met de jongens omgaan, meer letten op het karakter. De kunst om zich te verplaatsen in de gedachten van jongens, hen te begrijpen en in te zien, dat een leerling zelden goed leert, als wy hem alleen ons onderwy'8 geven, ia aangeboren en kan niet geleerd worden, zelfs niet van den knapsten paedagoog. Bollaan bezat deze gave in sterke mate. Wat een belangstelling had hij voor ons, niet slechts gedurende den tijd, dat wy' op de schoolbanken zaten, maar ook later. Een ge wichtige gebeurtenis in ons leven ging van zy'n kant niet onopgemerkt yoorby, meestal zag men hem by de promoties zy'ner oud leerlingen, en gevoelden w\j lust hem te be zoeken, wij waren welkom op zy'n kamer. Was een leerling absent en duurde de afwezigheid eenige dagen, Bollaan kwam vragen, hoe de zieke het maakte. Op straat liep hy met ons, noodigde ons soms uit, wanneer een aardig blijspel in de comedie gegeven werd, en musi ceerde met diegenen van ons, die aan muziek deden. Zoo trad Bollaan pp in de eerste jaren van zyn leeraarschap en in die vroegere omge ving was hij de rechte man. Ongetwijfeld heeft hy voldoening gehad van zy'n werk. Wel is het ambt van docent vooral in een groote handelstad niet altijd een dankbare betrekking, wel zijn jongens alty'd hardvochtig in hun critiek en moeilijk te bevredigen, maar toch kon een docent in dien ty'd op meer waardeering rekenen dan heden. De leerlingen waren min der in aantal en meer uit denzelfden stand. Grootendeels waren het zonen van mannen, die zelf gestudeerd hadden of nog studeerden, zoodat de jongens ook thuis versterkt werden in de meening, dat het leeren van grieksch en laty'n een voorrecht was. De pverheersching van het laty'n en grieksch verdwijnt langzamerhand en is in de laatste jaren sterk aan hX tanen. Wy' kunnen dit betreuren en pry'zen wat eens was, verzet geeft echter niets. Het scbynt, dat vooral het grieksch zy'n tijd gehad heeft. Waar het grieksch en laty'n terrein verliezen, dringen de andere vakken meer naar voren. De eischen zyn strenger geworden en van het voorby'zien der zoogenaamde bijvakken is nu geen sprake meer. Daarby komt nog, dat het eindexamen als controle dient, of de gymnasiast wel goed onderlegd is voor de universiteit. Dit eind examen, aanvankelyk zoo mak, is langzamer hand een struikelblok geworden voor velen. Zy, die in de geheimen van eind- en staats examen zy'n doorgedrongen, zullen weten, hoe voorzichtig de meeste candidaten moeten worden aangepakt, hoeveel stuurmanskunst er noodig is om het scheepje veilig binnen te loodsen. Dit alles heeft aan de oude latynsche school geheel haar karakter ontnomen. Ik wil volstrekt niet over het hoofd zien de vele goede verbeteringen, die in hot onderwijs gebracht zy'n, noch door het dwaze heen ophemelen, wat achter ons ligt, maar iets zullen velen op het gymnasium van tegen woordig missen, n.l. den huisely'ken, gezelligen omgang tugschen docenten en leerlingen. Zoo iemand, dan heeft Bollaan dit gemis betreurd. Hy' had dien ouden toestand gekend; zijn persoon, zy'n karakter waren er mede in overeenstemming. De hervormingen, hoe wel willend ook door hem beoordeeld, streden tegen zyne opvattingen van onderwijs. Intusschen bleef h\j voor zyne jongens dezelfde, maar de leerlingen stonden in andere verhouding tegenover hem. Zy'n vriendelijkheid pakte niet alty'd, en ik herinner my' menige uit drukking, waaruit duidelijk zyne teleurstelling sprak. Dit kwam veel voor in de hoogere klassen. De tijdgeest heeft meegebracht, dat de tegenwoordige jongens van 15 en 16 jaar vry- wat meer te beweren hebben dan die van vroeger. Zy oordeelen over veel en liefst over onderwijszaken. Voor hen is het leeren der oude talen geen voorrecht, het is een noodzakelijk kwaad, de zure appel, waar zy' doorheen moeten bijten om het beloofde land binnen te treden. De discipelen der lagere klassen zijn nog zoo ver niet, voor hen bly'ft het laty'n en grieksch leeren steeds iets, waarop zy zich verheffen tegenover huisgenooten en kameraden. Op hen had Bollaan tot op het laatst grooten invloed. Zy werkten voor hem, omdat zy' van hem hielden en het aangenaam vonden, wanneer hun leeraar tevreden was over hunne vorderingen in die moeilijke talen; hy' van zy'n kant ging als een vader met zyne jongeus om, een vader, die niet alleen op de kundigheden, maar ook op het karakter lette. De teleurstellingen hebben Bollaan, eenigszins zwaarmoedig van aard, geen goed gedaan. Schynbaar vroolyk, heeft hij getobd over veel. De bakens verzetten, zijn vriendelijkheid ver anderen in strengheid, was hem onmogelijk, het was een te sterke karaktertrek. Men schonk hem te weinig waardeering, terwy'l hy juist in anderen de kleinste vriendschapsdienst, de onbeteekenendste daad hoog schatte. Zoo ging hy weg uit ons midden. Wy', zijne col lega's, zullen by onze terugkomst op het gym nasium bemerken, dat een hulpvaardig vriend, een man met een trouw en eerlijk gemoed niet meer onder ons is, en zyne leerlingen van vroeger en latere jaren zullen hun leeraar Bollaan gedenken, omdat hy niet voor hen een schoolmeester, maar een vriend was, wien hun wel en wee zoo oprecht ter harte ging. »Cras ingens iterabimus aequor" was zijne geliefkoosde aanhaling, zoo dikwijls hy' 's avonds afscheid nam. Zag hy tegen het stormachtige, het woelige van het leven op ? Verlangde hij naar rust ? Wy misgunnen hem die rust niet. Y. H. RO<;GK (W. Vergen, van MARIE JUNGIUS. Yersluys. Amsterdam '99). Jeugdig lichtgroen als de modern bewerkte omslag schenen my de bladen zelf van deze bundel en de strofen leken daarop te ryen in karakters soms van mystiek violet, dan weer van goud, want ik had hier het werk voor me ener dichteres, di tot heden het best haar kracht weet te uiten in stemmingen der pur perende avondluchten of in zangen van zonnige levensvreugd. Een sterker impressie ontving ik evenwel niet, ik bedoel, zo, dat haar werk me zou dringen tot lyries proza naast de kritise ontleding ora te zeggen, hoe hoog ik het stel. Daarvoor ontbreekt haar nog teveel het persoonlike, dat mettertijd wel tot ont wikkeling zal komen. In ider geval doet het me plezier haar moed te mogen geven voor haar toekomst. Een dichter, die miskend word of een poetaster, die zy'n leven lang een tobber blijft, tnaakt al een povere figuur in onze?ge lukkig?steeds praktiser samenleving, maar di kan nog troost vinden bij zijn vrienden en kennissen, een dichteres heeft echter na een ongelukkig debuut haar vriendinnen", di dan vooral niet vergeten 't malle spook" aan het verstand te brengen, dat haar aanleg maar inbeelding" is. En dan volgt daarop de treu rige toestand van de onmachtige, di altijd maar hopen blijft, dat nog eens haar talent blyken zal of van de artieste, di, innerlyk zich toch bewust wat te beteekenen, nog niet met haar werk in. de hand en kritiken van bevoegde be oordeelaars er by het bewyzen kan. Een resensent, di weet, welke gevolgen une mauvaise presse voor den betrokken auteur heeft, zal dan ook niet zonder weerzin mislukte of slechte arbeid van een beginner ongunstig beoordeelen. Merkwaardig is haar verschijning als een leer linge van Van Eeden in zo verre namelik, dat ze aan hem soms herinnert door een enkel beeld, en de kleur van haar werk, maar bovenal door haar neiging tot assocjaatsi van poezi en weten schap, d. w. z. de begeerte wat de laatste leert over den bouw van het zonnestelsel, de wording der aarde en de ontwikkeling van den mens op dichterlike wijze voor te stellen evenals hij in De Broeders". Zeker heeft het psychise socjalisme van de kunst, de godsdienst en de wetenschap, het streven naar harmoni tussen di dri levensfaktoren een grote toekomst, valt daar nog veel in te doen en werd er al heel wat in gedaan ook; Zola b.v., di eerst een niew boek Genesis wilde srijven, een darwiniaans epos, kwam, trug deinzend voor di taak, tot het ontwerpen van zijn Rougon-Macquart, de ontwikkeling niet van de mensheid gedurende haar gehele bestaan, maar van n famili tijdens de grondvesting en de ondergang van n historise periode: het twede Keizerrijk. En. waar nu een held als deze voor zulk een te omvangrijk onderwerp om zo te zeggen weg loopt, daar is het de vermetele juffrouw Jungius aangeraden zich desnoods tot nog minder dan zulk een roman-cyclus slechts van n ge slacht gedurende n kultuur-faze te beperken. Goed, we vragen om meer dan enkel klank en kleur-effekten van vlak realisme, dat alle diepte van idejen, dat zoveel aan inhoud mist, en enkel bestaat uit het weergeven der konkrete buitenkant van natuur en maatschappij. We vragen ook van deu dichter op zijn wy'ze te vertellen, hoe de boel in elkaar zit", waar 't naar toe gaat" met onze samenleving. De gedachten-kunst fleurt al op. Gorter's poging om Spinoza's ethika op maat te zetten was wel ijdel, doch daarentegen gaf Van 't Hoog wat beters in zy'n zang: Geluk. Maar Marie Jungius is in dit genre nog bedenkelik zwak. En noch zij, noch andere jongeren moeten nu aankomen met vage praatjes over God, hier namaals, de eeuwigheid, het leven, want hele biblioteken met verzen van dat kaliber brengen de mensheid geen stap verder. Aan del gewawel moet juist voor goed een eind gemaakt worden. Wi in di richting wat goeds leveren wil, moet studeren en hard ook. Dat soort werk moet bovendien de rijkdom van klank en kleur behouden van de enkel zinnelike kunst, want bet mag niet ontaarden in droge didaktiek met stafrijm en op een gemakkelike, emootsi-loze maat. Deze dichteres moet zich dan ook eerst eens vijf, tien jaar op de natuur wetenschap en de socjologi toeleggen: zoölogi, botani, fizika, astronomi gaat u je gang maar en kom dan erus trug. Eerst Comte, Darwin,Spencer doorgaan en voor u over gemeen schap" aan 't redeneren raakt, eerst Marx ken nen s.v.p. Zijn de streng-wetenschappelike wer ken u te zwaar dan moet u er populaire uit treksels van doorwerken. YOOH DAME£. Het Madctófiii", te Dresflen. (Slot.) »Dan helpen de inwonende meisjes, die zoo weinig voor woning en voeding betalen, 1) zeker mee ?" Uit het treurige lachje dat als antwoord diende begreep ik dat ik te mooi gedacht had. rik. ben al hél-tevreden" zei de directrice als ze haar eigen kleeren wat onderhouden." //Zij betalen- immers voor 't geen ze hier krijgen, dus... ze hebben recht op bediening!" «Dat zij dat begrip al zér ver uitstrekken blijkt uit 't feit, dat ik tallooze malen een onopgemaakt bed vind, terwijl de huisorde na tuurlijk luidt, dat zij dat geringe werk ten minste zelve te verrichten nebben. Ik geef haar echter te graag het voorbeeld van orde en netheid en ben te bevreesd, dat zij bij her haalde vermaningen wegblijven, dan dat ik ook dit niet inenig keer voor mijne rekening neem." Uit den toon waarop mij dit werd medege deeld, meende ik geen dwaze vraag te doen met nog te informeeren of vele meisjes het goede der inrichting inzagen en of zij die een maal die voorrechten deelachtig waren, in het huis bleven tot zij trouwden? Fraulein Bachmann verzekerde mij, dat er maar twee meisjes het huis waren trouw gebleven sinds zij er oij de oprichting voor twee jaar haar intrek in hadden genomen, dat het gebouw ruimte bood voor 100 meisjes, doch dat er nog nooit vijftig tegelijk in geslapen hadden. Er wordt gratis onderricht gegeven in nut tige vrouwelijke handwerken, haar die trouw plannen hebbeu, wordt als zij er maar de mins'.e lust voor aan den dag leggen, geleerd, hoe een goedkoop maal voedzaam en smakelijk te be reiden ,maar," vervolgde, schier moedeloos, mijn zegsvrouw, »er is niets in te brengen. Al wat ten goede bedoeld wordt, nemen zij wantrouwend aan." Dat wantrouwen, die geest van verzet tegen alles, wat wij voor haar eigen bestwil trachten te doen, spreekt ook uit het feit, dat 't mij nog niet gelukt is, haar te doen begrijpen, dat aardappelen en niets dan dat, als middagmaal gebruikt, geen voldoende noch gezonde voeding geven. Ik heb 't onmogelijke beproefd, om ze over te halen, zich meer met vleesch- en meelkosten te voeden, ja, ik heb dezen in prijs gelijk gesteld met aardappelen ; maar wilde ik ze niet eet huis doen verlaten, dan moest ik aan haar eisch om aardappelen als hoofdspijs voldoen. Ik mag mij de illusie niet maken," zoo ging de directrice voort, »dat wij hier al veel merkbaar goeds verricht hebben. De meisjes blij ven fabrieksmeiden in de volle treurige beteekenis van het woord." Ik vroeg nu of zij vertrouwen had in de toekomst van deze zoo goed bedoelde in richting. ,/Ik ben met de beste voornemens begonnen, en als u daar straks de inrichting zult zien, zult u begrijpen hoe hard door mij en mijn zuster ook Ucaamelijk gewerkt moet worden, maar die tweejarige bijna geheel vergeefsche inspanning heDben mij zoo goed als alle hoop doeu verliezen, op een bevredigendeu uitslag, zoover een rnenschenoog kan zien." »0t de ligging misschien minder practisch gekozen was ?" »Dat hier voor 't oog en voor de gezondheid alles geboden wordt, wat zelfs de rijkste ver langen kan, u ziet 't, maar uw bedoeling is, ?wtó de distantie betreft; nu, ons huis ligt iu het centrum der Plauensche fabrieken." Toen geleidde mij frl. Bachmann door het ruime, zindelijke en practisch ingerichte gebouw. Ik zag de groote keuken, de flinke fournuizen, de machine die het geheele gebouw verwarmt, beiden evenals de provisiekamers, de brandstof. kelders in het sous-terrain; ik zag hoe eenige meisjes haar geld neerlegden voor een schuifraampje, correspondeerend met de keuken en in ruil daarvoor haar warm middagmaal zwijgen d in ontvangst namen, ik zag óók de iiorsche, wantrouwende blikken, die niet alleen mij, »de kijkster" maar ook frl. Bachmann golden, niets liefs, niets zachts, maar ook niets frisch, niets blozende, wat ik daar ontmoette. Staal en ijzer, stoom en electriciteit, heel het monster dat fabriek heet, het had al uit de ouders dier schepselen gezogen, wat aan menscheiijks voorhanden was! Ik zag 't duidelijk: hier stuitte elke goede bedoeling af op het pantser, om die armen gesmeed, reeds vele jaren her, gesmeed door winstbejag en onmenschelijkheid. We gingen nu naar boven. Hoe net de kamertjes, waarin blikken tuimelkommen, een of meer ijzeren ledikanten, een tafeltje en eenige stoelen er ook uitzagen, ik miste die kleine huisselijke voorwerpjes, die versierinkjes, die het eenvoudigste vertrekje iets gezel]igs geven. Be halve de aan de nissen van elk kamertje ge hechte bijbelspreuk, was de witte wand kaal, en in niets bemerkte men de vrouwelijke hand, die beproefd had het hier tot een gezellig nestje te maken. Ja, hier en daar een prutsig waaiertje of een lorrig nesterijtje, een sehiettentprijs, maar van degelijkheid geen spoor. Sommige japonnen, getuigen van de laatste danspret 2): afge trapt hier, opengescheurd daar, bemodderd ginds, hingen aan de van haken voorziene deur. Die japonnen en de ongtzslligheid der ver trekjes bevestigden volkomen de donkere mededeelingen der directrice. Ook mij kwam 't nu voor, dat heel de geest der fabrieksbevolking een andere moet zijn, wil dat, met goede bedoeliagen, opgericht huis aan die bedoelingen beantwoorden. yWeet u ook of het in Berlijn beter gaat met het Maichenheim," vroeg ik verder. In Berlijn is de inrichting, zoover mij bekend, reeds bij de geboorte ten doode opgeschreven geworden," was het antwoord. Onderwijl zag ik nog de conversatie-zaal met het daarbij behoorend //Andachtszimmer" waarom de veertien dagen een dominégodsdienstoefening houdt, vernam ik hoe er dames en heeren popu laire voordrachten houden, muziekuitvoeringen geven, maar op mijn vraag, of de meisjes zich daar eenigermate erkentelijk voor toonen, kwam weer die bittere lach om rl. Bachmanns mond die genoeg zeide. Na het werkelijk practisch en niet op be krompen schaal ingerichte gesticht geheel be zichtigd te hebben, moest ik toch mijn oprechte bewondering lucht geven voor de volharding en de enorme werkkraiht van dat zoo eenvou dig en bescheiden zusterpaar, dat zoo stillekens haar zware taak telken dage weer verricht e a zoo bedroefd weinig antwoord krijgt op het zwijgend geuite //waarom", waarom dat zuinige beheer, waarom dat harde werk, waarom dat telkens vruchteloos pogen goed zaad te doen ontkiemen op ijzer-harden bodem?" Ook dat is heidendom. Ook daartoe behoort een sterke wil, een enorme strijdkracht. Niemand zou die beide in zoo hooge mate aanwezige kwaliteiten zoe ken in het zoo dood-eenvoudige, zoo burgerlijke zust'renpaar Bachmann, directrice en assistente in het Dresdener Madcbenheim. Met een dankend woord nam ik afscheid. Hoe kort was de wereld mooi geweest! Vogel gezang, meilucht, bladerdons en berglandschap . .. sprak het niet alles een »wee" uit; wee! dat gij arme menschenkinderen niet kunt genieten, niet kunt zien, noch kunt hooren: want uw oog merkt slechts leed en uw oor hoort slechts gejammer. Arm menschdom! \ HOUWKli. 1) l kamer voor l pers. inclusief verwarming per week ? 1.07. l kamer voor 2 pers. (2 ledikanten) verwar ming per week ? 0.90. l kamer voor 3 pers. (3 ledikanten) verwar ming per week ? O.S4. l kop koffie met 2 broodjes 6 et. Warm middag- of avondetea van af 6 et. 2) Het dansen is voor de Duit.-che dienst meisjes en arbeidsters ongeveer wat de jenever is voor onze Hollandsclie lagere bevolking-, een ruïne. Redding TOOF gedupeerde Tweewielifers, De ervaring, door S. J. B. in de nommers van 13 en 20 Augustus meegedeeld, die aangry'pende treurige fietservaring met het hart verscheurend slot van een bloedende lip en een gezwollen neus en een gewonde knie en als het ergste van alles, een afscheid voor goed van alle fietsgenot, heeft stellig by velen sympathieke snaren doen trillen. Zy hebben ook als S. J. B. aan fietskoorts geleden, hebben zich ook onder behandeling van een bekwamen »meester" gesteld en kunnen alles meevoelen, wat de schry'fter vertelt over de kwellingen en angsten, die zy tijdens de kuur heeft uit gestaan. Misschien zy'n ze per slot van reke ning er beter afgekomen en hebben ze het stalen ros leeren beheerschen, icaar van de ellende, door zy'n koppigheid en halsstarrigheid teweeggebracht, kunnen ze met nadruk mee| praten. Dat kunnen eigenlyk allen, die, als volwassen menschen van meer of minder zwaarlijvigheid, het tweewiel hebben bestegen, 1 maar de meerderheid is gelukkig genoeg, het stadium van het meesterschap te bereiken en er zy'n maar weinigen, die na een acht- il tiental lessen, waarbij reeds in het Vondelpark en de Kalfjeslaan de wielen door hen werden gedraaid, er nog den brui van geven, als S. J. B. deed. Een frappante omstandigheid hierby was nog, dat de bedoelde dame van zich zelve getuigt, het opstappen nooit te hebben kunnen leeren, en dat, terwy'l ze reeds het gebracht had tot den moed, om met haar man een fietsreisje te gaan maken door Utrecht en Gelderland, op welk memorabel tochtje de val plaats had met de hierboven vermelde noodlottige gevolgen en het vastberaden gesproken woord : »Nooit, nooit, nooit weer. Ik heb er genoeg van, meer dan genoeg!" Van een zoo troosteloos einde aan dit verhaal, kan ik niet hooren, zonder den wensch te voelen opkomen, voor deze droevig gedupeerde een schijntje van licht te ontsteken, haar moed in te spreken en haar te vertellen, dat ook voor haar de kans op rietsgenot niet is ver keken. Den kring van haar genietingen, die haar nu zoo tragisch ingekrompen moet voor komen, kan zy' weer uitbreiden ver, heel ver, dat hy juist zoo ver reikt, als toen zij de stoutste verwachtingen op het bezit van een tweewiel bouwde ! En het toovermiddel, dat zulke heerly'ke horizons voor haar opent, is de aanschaffing van een driewieler. De drie wieler, die zal de wonden balsemen, haar door het tweewiel geslagen, en als zij den raad van iemand wil opvolgen, die uit ervaring spreekt, die al het leed over zich heeft voelen heengaan, dat zy met zoo ontroerende juistheid in haar schetsje heeft geteekend, dan duurt het niet lang, of het fietsreisje wordt ondernomen en man en vrouw trappelen over onze mooie Nederlandsche wegen op vyf in plaats van op vier wielen. Maar wezenlijk, badinage a part, de drie wieler is een heerlijke uitvinding, die volledige vergoeding schenkt, waar het tweewiel heeft gefaald. Heerlyk licht en gemakkelijk schuift hy voort, in vliegende vaart, zoo ge wilt, maar alty'd uw minsten wenk gehoorzomend en op bevel palstaand, vast tegenover alle eventueel gevaar, en daardoor u een gevoel van veiligheid en rust gevend, als voor menigeen op het tweewiel steeda onbereikbaar blijft. Zijt ge op een verren rit genaderd tot een punt, dat uitlokkend mooi is, zoodat ge er zoudt willen rusten, dadelyk zoeken uw voeten de steunseltjes aan 't voorwiel en van uw booge zitplaats neemt ge kalm het om u heen zijnde op, om mogelyk daarna een blik te slaan in het aan uw stuur gegespte dagblad en zoo het nuttige en het aangename te vereenigen. Bij een race zal het driewiel 't waarschijnlijk afleggen tegen den tweewieler, maar wat let dat 'i Als ik u zeg, dat op O Augustus ik van 's morgens negen tot kwartier voor twaalf reed van Lochem over Borculo naar Poiurio en terug naar Lochem, met een halt uur pauze onder de hooge boomen van 't hotel te Ruurlo, en dat een dergelijk mor^enritje zich evengoed zonder de allerminste inspanning laat doen van mijn woonplaats over Vorden en den Wildenborch naar huis, dan zal S. J. B. be grijpen, hoe haar vyfwielig fietsreisje zeer wel mogely'k zal zy'n, zonder dat haar mederyder over haar langzame vorderingen zal behoeven te klagen. Zoo zij het! Want wie te tweewiel bang zich voelt, 7y' neme fluks een driewiel ! Geen nood, dat zy' als S. J. B. Zich ooit een zeere knie viel. Lochem, Aug.'99. F. J. VAN UH.DKIKS. Verbetering der Vrouwenkleeding. Daartoe bijeengeroepen door een voorloopig comité, werd in een door zeer veel dames en ook verscheidene heeren bezochte vergadering te 's-Gravenhage besloten tot de oprichting eener »Vereeniging tot verbetering derVrouwenkleeding". Zij streeft naar gezonde, doelmatige, niet zware kleeding, die tevens de schoonheid van de vrouw bevordert, zoowel in werkelijkheid als in uiterüjken vorm. De fouten van de thans gebruikelijke vrouwenkleeding zijn in hoofdzaak vijfderlei : 1. het corset; 2. het binden der onderkleederen en rokken om het middel, zoodat de volle zwaarte dier kleedingstukken op het onderlijf drukt; o. de groote hoeveelheid der kleederen ; 4. het schoeisel, dat niet overeenkomstig den natuurlyken vorm van den voet gemaakt is; 5. het zware hoofddeksel. De vereeniging wil tegen deze fouten stryden, het doel van den kamp is: Vervanging van het corset door een lijfje, dat op den normaalvorm van het lichaam ge sneden is; dit lijfje - dat niet knellen mag moet rondom voorzien zy'n van knoopen, waarop de roks- en broeksboorden van knoopsgaten voorzien bevestigd worden. Het ondergoed moet beperkt worden tot n, hoogstens twee lagen, die het lichaam dekken. Hoe minder kleederen des te beter stofwisseling, des te schooner de vormen en bewegingen. Ook de bovenkleederen moeten van een lichte, luchtdoorlatende stof zy'n en mogen niet knellen of drukken en op straat gedragen moeten zy' zoo kort zijn, dat zij geen stof opjagen. Het schoeisel moet op een normaal-leest ge vormd zy'n en niet drukken. Het hoofddeksel moet tot beschutting dienen tegen zon, wind en regen, zonder last te veroorzaken; het mag niet zwaar zy'n. Voor wie er tegen kunnen is het ongedekte hoofd aan te bevelen. De geheele kleeding moet zoo weinig mogelijk wegen. De uiterlijke lijn en kleur moeten passen bij het individu en zijn levensomstan digheden en niet, zooals thans geschiedt, de zwaren en de tengeren, de zwakken en de sterken, de langen en de korten, de bedryvigen en de huiszittenden, allen in denzelfden vorm geperst worden. De middelen waardoor de Vereeniging haar doel wil bereiken, zijn velerlei: dr. Strasz zal in den loop van den aanstaanden winter eenige voordrachten houden. Buiten 's Gravenhage zullen zich afdeelingen vormen, die als centra van propaganda moeten dienen. Voorts willen de leden winkels en naaisters helpen, die zich willen toeleggen op de door haar voorgestane vrouwenkleeding. Te's-Gra venhage is reeds een groote steun, een winkel »voor huisarbeid en reformkleeding" »de Wekker", Zeestraat 31, waar men goede reformkleeding kan bekomen. lederen Dinsdag van drie tot vijf uur zal n der commissieleden aldaar zitting houden, tot het geven van inlichtingen omtrent de verbeterde kleeding. Het bestuur bestaat uit: mevr. Bouman de Lange, presidente, Scheveningen, v. Stolkweg 31, douair. de Néree tot Babberich v. Houten, vice-presidente, den Haag, vanBlankenburghstraat 103, mej. J. Radersma, secre taresse, den Haag, van Blankenburghstraat, jhr. dr. N. J. F. Pompe van Meerdervoort, penningmeester, den Haag, Koninginnegracht la; mcj. A. Abrahams, den Haag, Witte Brug; mevr. de Feijl'er, Utrecht, Maliestraat 11 ; mej. Annette Gunning, den Haag, van Lennepweg 21; inej. Marie Milatz, Zwolle; Ph. Zilcken, den Haag, Bezuidenhout. Helene villa. De winkelcommissie uit: mevr. Bouman de Lange, douair. de Néree tot Babberich van Houten, mej. Uadersma. IIIllllltlIllnlIlflIIIIMMIIIIIIIIIIIHIIIllllllllltlUIIIIIUIIIII i en ordelijk. Vooruit strevende vrouwen. Recept. Koningin Victoria is, naar een artikel in Pal l Mail Muf/(izine vermeldt, in haar huis houdelijke gewoonten zeer conservatief. Zij laat in al haar kamers nog alleen met blokken stoken, van de berken van Great Marlow afkomstig; kolen noch gas mogen in haar vertrekken komen. Een beetje electriciteit is in den laatsten ty'd in Windsor Castle toege laten, maar waskaarsen zijn er nog regel. Ook in het ameublement heeft de koningin een ouderwetschen styl ; met heel veel moeite hebben de prinsessen verkregen, dat de stoelen en tafels in haar zitkamers een weinig minder regelmatig mogen staan dan vroeger. Is er een nieuw tapijt noodig, of nieuwe gordy'nen, dan worden de oude naar de fabriek gestuurd, om daarnaar nieuwe te weven. Zij wil geen nieuwe dingen om zich heen. Dit is zoo sterk, dat toen gedurende haar afwezigheid een hek, waarop de woonkamer uitzag, een weinig donkerder geschilderd was en van vergulde punten voorzien, de koningin order gaf, dat vóórdat zy 's morgens beneden kwam, het geheel moest hersteld zy'n zooals het vroeger was. Dozijnen schilders kon men dien morgen om vyf uur aan 't werk zien, om alles over te verven zooals het geweest was. In geen der paleizen mag, door wien ook, gerookt worden, zelfs niet in de biljartkamers; in geen der paleizen mag ook een kat gevon den worden. Bij haar gewone staatsbezigheden houdt de koningin ook steeds een oog op het huishouden. lederen morgen komt uit de keuken een lijst van voorgestelde schotels, waaruit de koningin het menu opmaakt voor haar zelve en haar gasten; dit menu wordt in het keukenregister opgeteekend en de hoeveelheden groenten, vleesch etc. daarvoor aangeschaft, zorgvuldig genoteerd. De chefde-cuisine ontvangt 500 pond (0000 gld.) 's jaars; hy heeft tot hulp vier opperkoks, twee yeomen van de keuken, twee hulpkoks, twee rötisseurs, zes leerlingkoks, zes keuken meiden en een aantal mindere bedienden. Het geheele provisie-departement is keurig geor dend; geen bus hondenbrood gaat uit de magazy'nen zonder een gedrukten orderbon. Dit alles is niet van de laatste jaren, maar reeds in hun jong huishouden door de koningin en den prins-gemak! zoo geregeld; in verge lijking is dan ook het huishouden van koningin Victoria een der goedkoopste van Europa. In haar vertrekken heeft de koningin twee herinneringen waar zy' byzonder veel waarde aan hecht, een kleine marmeren buste van haarzelve op tienjarigen leeftijd, en het bijbeltje van generaal Gordon, haar door diens zuster ten geschenke gegeven. Dit bijbeltje ligt op een ebbenhouten piedestal met verguld brons ingelegd, en is besloten in een kostbaar kistje van Italiaansch zeventiende-eeuwsch werk, van gegraveerd bergkristal in lystjes van ver guld zilver en email; het ligt opengeslagen op het evangelie van Johannes. De koningin heeft ook een aardige collectie portretten van. beroemdheden van den dag, waaronder men zelfs Louise Michel opmerkt. Zy' gelooft sterk aan gemeenschap der geesten en heeft zich in allerlei gewichtige oogenblikken gesteund gevoeld door de ziel van den prins-gemaal|; »hij is alty'd by mij, hij heeft mij dat beloofd," zegt zij. * ?* * Een geschiedvorscher, dr. A. von Hansteiu, heeft het eerste deel van een boek over »Die Frauen in der Geschichte des Deutschen Geisteslebens des XVIII und XIXten Jahrhunderts" doen verschijnen, waarin als inleiding ook de Duitsche geleerde en vooruitstrevende vrouwen vóór dien ty'd behandeld worden. Het waren voor eengroot deel vorstinnen, Elisabeth van Bohemen, Sophia van Uannover en andere hooggeboren vrouwen, die zich eene positie naast den man wisten te veroveren. Onder de nietgetrouwde wy'dt de annexeerende vou Hanstein evenals de Duitsche kunstcriticus, die Itembrandt »die schönste Blüthe Deutscher Kunst" noemde een groot artikel aan Anna Maria von Schürmann, het «wonder der eeuw", die onder anderen een lange Latijnsche verhan deling schreef om vryheid tot studeeren voor de vrouwen te bepleiten. Dan komen »die Erxlebin," eene geleerde vrouw die te Halle tot doctores promoveerde; »die Zieglerin," die te Wittenberg als dichteres gekroond werd, »die Neuberin,'' »die Jiiimemiinnin," die een ode aan de huzaren dichtte en in manskleeren liep ; eindelijk »die Karschin," een Silezische gauzenhoedster, die gedichten op Frederik II maakte, maar van wie het inderdaad de moeite waard is, het volgende aardige gedichtje aan te halen: Ich ward geboren ohne feierliche Bitte Des Kirchspiels, ohne Priesterflehn Hab ich in strohbedeckter Ilütte Das erste Tageslicht geseh'n. Wuchs under Lammerchen und Tauben Und ziegen bis ins fünfte Jahr Und lernt' an einen Schöpfer glauben, Weils Morgenroth so lieblich war. So grün der Wald, so bunt die Wiesen So klar und silberBchön der Bach. Die Lerche sang iür Beloisen, Und Beloise sang ihr nach. Het tweede deel zal het einde der acht tiende eeuw en verder behandelen. l'ourni a Toüjnon. In een kastrol bakt men een weinig ham, spek en vet, en braadt daarin een ui in kleine stukjes gesneden ; als deze lichtbruin zy'n, voegt men er een paar tomaten bij. Men vult de pan dan met warm water, laat dit een uur koken, bindt de soep met een eierdooier en klutst er ook het wit in. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl