Historisch Archief 1877-1940
1158
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?de restauratie ervan was eeue betrekkelijke
?eenvouiige.
Di rugwervels van bet Yale-exemphar waren
13 incbes in doorsnede, terwijl die van het
woonster, dat in het museum der Wyoming Uni
versiteit eene plaats zal kragen, 16 inches zullen
bereiken. De heer Reed beschrijft bet aldus:
Eene juist» Noorstelimg van eenen levenden
«dinosauniëf is buiten alte kwestie.
Naar mijne meening, .zou ik zeggen, dat het
dier hetwelk nu aan 't licht gebracht is, bij
aijn teven een gewicht van 60 ton d. i. 1%)
?duizend Am. ponden gehad hebben moet, dat
zy'n nek 30 voet en zijn staart tiO voet lang
.geweest moet zijn. Z\jn ribben zjn ne^en voet
Jan g en de holt van zijn lichaam met de longen
?en Ingewanden er uit, zoueene kamer gevormd
hebben 34 voet lang, 16 voet breeg en 12 voet
toog.
Zulk eene ruimte zou awi ongeveer 40
par?sonen plaats gegeven hebben. Een biefstak van
-een der dybeenen van het dier, zou 12 voet
dn doorsnede geweest zijn en 35 voet in omvang
as»t een been v&n 14 mcb.es in het midden. .
Vier mannen te paard naast elkander,
kon-den tusschen de voor- en achter b enen
doorjjden, mits het dier daar niets op tegen had.
De bodem moet onder zijne stappen gedreund
«hebben, terwijl zy'n voet eene vierkante yard"
dn beslag nam.
Het betrekkelijk zeer kleine hoofd van dit
dier w een vreemd verschijnsel en geeft het
een grillig voorkomen.
Ten tyde dier monsters waren er groote
*o«tw*ter-meeren in \Vyoming aanwezig, als
mede een semi tropisch klimaat. Deze dieren
zonken bij huti dood in den modder weg en
edekt door allerhande aanslibbingen geraakten
zjj in versteenden toestand; men neemt aan,
dat gedurtnde den loop van geologische
tijdperhfn die dieren ntet 20 duizend voet aarde
«n rots zy'n bedekt geworden.
Bij bet proces der wurmrag van het rotsge
bergte zyn die beddingen opgeheven, waardoor
?die begraafplaatsen van Büllioeaeu jaren werden
Blootgelegd.
De collectie van fossiele reptielen aan de
?universiteit te Wyoming vertegenwoordigt ver
schillende exemplaren, elders niet aanwezig.
Deze eenige verzameling is door professor
AVilbur C. Knight bij elkaar gebracht.
San José. Cal. V. S. A.
JOHN. VAN DEE WENS.
Tevreden zielen.
Baron de Staal: Nu, mevrouw von
Suttner, wat zegt u nu wel van den afloop
-onzer vredesconferentie ?
Barones von Suttner: Zeer voldaan,
baron, 'k had nooit durven hopen op zulk
een grandioos resultaat.
De Staal: Niet waar ! dat zeg ik ook !
er is een geheel nieuwe situatie geboren die
de philarrtropen volkomen zal bevredigen
«en paar bijzaakjes niet meegerekend. Wij
hebben wel niet de algeheele overeenstemming
?der groote mogendheden gekregen ....
Von Suttner: Juist ! we kunnen dus
ook nog geen algemeene ontwapening ver
wachten.
De Staal: Wg znllen in de toekomst
?de kosten der militaire organisatiën niet kun
nen verminderen ....
Von Suttner: Verplichte
sc/ieirfsgerichten ?ijn we nog niet rijk geworden.
De Staal: Fakultatieve scheidsgerichten
zyn natuurlek ook nog niet aangenomen.
Von Suttner: We missen nog de
onderteekeningen van verschillende Staten en hun
consent op 't geen wordt gewenscht.
De Staal: Duitschland heeft zelfs de
?conventie over de krijgsgebruiken in den oorlog
te lande, nog niet onderteekend.
Von Suttner: Verschillende andere
mogendheden moeten de besluiten der
Berner«onventie omtrent den oorlog ter zee nog
teekenen.
De Staal: De dam-dnmkogels zijn wel
is waar niet afgeschaft.
Von Suttner: Maar de hoofdzaak heb
ben wij toch bereikt !
De Staal: Zeker ! de hoofdzaak : »uit
een luchtballon mogen voortaan geen stink
bommen geworpen worden."
Von Suttner: Ja! den hemel zij dank
dit resultaat staat voor alle eeuwigheid vaat :
LUCHTBALLON en STINKBOM blijven gescheiden!
De Staal: Als ik denk dat alle groote
mogendheden in nauwlijks elf weken het over
?dit kardinale punt eens zijn geworden moet
ik eerly'k bekennen, dat mijn stoutste ver
wachtingen overtroffen werden.
Von Suttner: De humaniteit zege
praalt ! Men zal in de toekomst elkander
alleen nog maar neersabelen, vertrappen, uit
nscheuren en doodschieten maar de soldaat
die een stinkbom in zyn lichaam krijgt kan
met de hand op 't hart verklaren, dat die
niet uit een luchtbillon iverd (leioorpen. Geef
mjj »w hand, baron wy mogen dubbel en
dwars tevreden zy'n !
Merciers argumenten.
Volgens den Intransigcant heeft generaal
Mercier aan een zijner intieme vrienden sub
rosa de volgende energieke en logische bewijzen
en verklaringen medegedeeld: -- Dreyfus zal
zeker opnieuw worden veroordeeld, want in
r>de affaire" is zonder twy'fel een schuldige en
aangezien ik die niet ben, is Dreyfushet. Ziet
ge, mijn vriend, men is schuldig of onschuldig,
daar ik niet 'schuldig ben, ben ik onschuldig.
Daar Dreyfus niet onschuldig is, is hij dus
schuldig, dat is zoo klaar als water, maar toch
zy'n er nog ezels, die aan zijn schuld twijfelen.
Dat is hun zaak en juist omdat het hun zaak
is, is het mijn zaak niet en als het mijn zaak
niet is, heb ik er absoluut niets mede te maken
en daar ik er niets mede te maken heb moeten
er anderen zijn die er wél mede te maken
hebben en daar ik geen jood ben, moeten die
anderen wel joden zijn. Dat is logisch, niet
waar? Daar zij joden zijn, zijn 't geen goede
.Kranschen en daar zij geen goede Franschen
zy'n, zy'n 't verraders. Ergo is Dreyfus een
verrader ik heb het hiermede bewezen.
Leve het leger !
De kleine sta-in-den-weg.
?jmmiiimiimimmHii
?llumiiKiiutmummuiimiMumimMmttiniiinnitimminmmnininii
Het doel w de inmenpE in de
ZaatHogerMs foorölipzien.
f Het verloop van de Hogerhuis-Zaak, vooral
?wat het laatste tydperk daarvan betreft, heeft
werkelyk nnjne verbazing gewekt.
Nadat bet vermoeden gerezen was, dat er
een onjuist vonnis geveld was geworden, een
vermoeden dat gaandeweg groeiende was, steeds
vasteren vorm aannam en eindelijk tot over
tuiging is geworden, is men bezig geweest met
pogingen aan te wenden om de Hogerhuizen
te bevrijden.
De bedoeling was toch herstel van recht te
verkrijgen, maar bovenal om onschuldig ver
oordeelden uit den kerker te doen ontslaan;
een bedoeling die voorzeker de pogingen adelt.
In het proces-Troelstra is door de wijze en
onpartijdige beschikking van de Haagsche
rechtbank het recht en daarmede de rechts
zekerheid in ons land voor een groot deel weer
overeind gezet, en iedereen droeg de meening
met zich dat nu ook binnen 14 dagen tijds
de daad zou volgen en de Gabr. Hogerhuis
vry zouden zijn.
Want elke dag langer onverdiende gevangen
schap van onschuldigen brandt op 't geweten
van eiken weldenkende. En nu zitten de
Hogerhuizen nog gevangen!
Waar is nu de edele bedoeling om de ver
ongelijkten te helpen ? De heer Middelkoop
schreef vroeger, dat hij zich aan de zaak
onttrok, wanneer Troelstra zich er zich mee
zou bemoeien. Waarom? Een persoonlijke veete
heeft er niets mede te maken; wie aan een
goede zaak wil medewerken, hij is welkom,
zou ik zeggen, hoe meer hulp hoe beter.
De heer Middelkoop wijdt er zelfs een
artikel aan, in het weekblad de Amsterdammer
van 27 Aug., dat hij het eerst met de zaak is
begonnen. Maar wat kan dat scheten, wie
vraagt er naar ? De bedoeling, de eenige
bedoeling is, dat de onschuldig gevangenen
hun vryheid herkrijgen; en dat houdt hij nu
reeds geruimen tijd tegen, omdat zijn advokaut
het gewone stelsel volgt van afwachten, terwijl
hier toch zekerlijk wel spoedmaken plicht was
geweest; door eenvoudig de Gebr. Hogerhuis
in kennis te stellen, dat er afgewacht wordt,
wat zij willen.
Dat de gevangenen geen kennis dragen van
hetgeen er in de wereld buiten hen plaats
vindt, is zeker; immers indien zij wijten, dat
op hun berheslissing gewacht werd, zourten
ze nogmaals een raadsman aanwijzen, ten einde
geen dag langer dan naodig is nog gevangen
te zitten; dit staat toch vast zoolang ze niet
idioot zijn.
Dat gevangenen geen kennis kunnen nemen
van hetgeen er in de buitenwsreld omgaat, is
een grief te meer tegen het stelsel van ons
gevangeniswezen.
Verder maakt de heer Middelkoop in zijn
artikel den heer Troelstra er een grief van,
dat deze laatste zich bij de familie Hogerhuis
kwam presentseren, om te helpen. Wij vragen
alweer, wat doet het er toe ? Zouden we niet
wenschen, dat de menschen in 't algemeen reeds
zoo gevorderd waren in beschaving, dat bij elk
onrecht dat er gepleegd werd, duizend personen
te gelijk zich aanboden om op de bres te staan
tegen onrecht ? Wat doet het er toe, wie zich
aanmeldt, als de zaak maar in orde komt; zich
in 'teerste gelid te plaatsen, om herstel van
ernstige grieven te krijgen, is schooner dan
elk lamlendig verzuim uit hollandsche be
scheidenheid.
Waar vind ik de edele bedoeling om on
schuldigen te helpen, wanneer ik in meergemeld
artikel lees: »ik moet erkennen, dat de bemoeiing
van den heer Troelstra mij geen reden tot
vreugde was". Het had een reden tot vreugde
moeten zijn; en niet op praatjes van anderen
afgaande »zijne bemoeiing gevaarlijk achten".
Altijd die praatjes in de wereld; staat een
ontwikkeld man dan niet boven al dat armoedig
geklap, en durft hy' op praatjes een oordeel
vellen ?
President KRÜGER : »Zou je niet van mijn kist afgaan, Portugeesje ?"
PORTUGEES: «Aanstonds, als Itij me permissie geeft!"
Was het misschien ook naar aanleiding van
een praatje, dat de heer Middelkoop vervolgt:
»Ik herinner slechts aan de zaak Houtman,
die hy, (n. 1. Troelstra) na meer dan behoorlijke
geldelijke verdiensten, in den steek liet en
dergelijke meer".
Wanneer de heer Middelkoop een evenmensch
beschuldigt, dan dient hij als eerly'k man het
geïncrimineerde feit te kennen, en zijn weten
dient op vaste grondslagen te steunen, en wil
hij niet voor een hofjes juffrouw versleten wor
den, dan moet hy dat woord: »en dergelijke
meer" met feiten uitwisselen; het gaat niet
aan, maar vage besehuldigingen iemand naar
het hoofd te slingeren, de heer Middelkoop
zal verplicht zijn, de feiten aan te wijzen, die
hij met »en dergelijke meer" bedoelt. Zoo hij
dat niet kan, dan is al zijn gepraat over en
tegen Troelstra gebleken holle klanken te zijn
met een bijbedoelingtje.
Ik neem deze zaak op, eerstens omdat ik
een eind aan al dat gezwets wil maken en in
plaats van praten en praatjes, de gerechtigheid
wil; eerst de gebroeders Hogerhuis uit de cel,
en wie dat kan bewerken, doe het, om 't even
wie, maar de tijd dringt.
Ten tweede schrijf ik, om een ander onrecht
te herstellen, nl. dat de heer Middelkoop
begaat. Ik verdedigde den heer Troelstra
noch uit partijschap, noch om eenige andere
reden, dan om der waarheid wil.
Tegenover het geschrijf van den heer Mid
delkoop stel ik een feit.
Toen indertijd de familie Hoopman tegenover
het genootschap «Liefdadigheid naar Vermogen''
zich te weer moest stellen, had ik een advokaat
noodig, die de verdrukten en verongelijkten
zou helpen. Ik kon er geen krijgen, de een
had vrienden bij het bestuur van «Liefdadig
heid", de ander zag in, dat Hoopman het
proces verliezen zou, een derde, vierde en
vijfde had weer andere reden voor weigering.
Ter elfder ure gaat Hoopman naar Leeuwar
den, om Troelstra te vragen hem bij te staan.
Onmiddellijk, zonder aarzelen, pakt Troelstra
zijn valies en reist met Hoopman naar Amster
dam, om hem te heipen. Hij vroeg niet of het
een arme was. het was een verdrukte, oen die
jaren lang vertrapt was, die hulp noodig had,
en zijn helder inzicht gaf hem de overtuiging
van de victorie.
Troelstra was niet baatzuchtig, dat heeft
hij toen bewezen. Al zijn moeite en werken
voor die zaak. voor rechtbank, Hof en lloogen
Raad, want het bestuur van «Liefdadigheid"
was koppig heeft hij beloond gezien ciüor
zijne telkens luisterijker overwinning.
Wie zulke dingen weet, bij ervaring weet,
en de persoon kent door zijn daden, is ver
plicht te spreken tegenover aantijgingen en
ten lastelegging van daden, die tegen het
karakter van dien man strijden.
28 Aug. '911. Dr. HK nu YKIK-.
; In zate Hogerlrais,
| Het onderschrift door de Redactie
toe: gevoegd aan mijn art. van verleden week,
l geeft mij aanleiding tot een paar
opmerj kingen.
j Ten opzichte der volmacht verwees ik
naar mijn art. in de Icleyraafv&n 7 Augus
tus jl. Daaruit blijkt, dat ik de volmacht
in blanco aan de vrouwen Hogerhuis ter
hand stelde, dat zij mij beloofden hunne
broeders met den naam van den gemach
tigde in kennis te stellen en dat bij de
teruggave dier volmacht mij de verzekering
werd gegeven, dat dit had plaats gehad;
eene verzekering die zij thans hebbeu her
haald en waarvan de ontkentenis door de
veroordeelden aanleiding was, dat Klaske
Hogerhuis zich uit de zaak terug trok.
Hoe de Redactie kan spreken van een
raadplegen door mij van de gevangenen,
is mij raadselachtig, daar niemand behalve
de familie, met veroordeelden in correspon
dentie mag treden. Brieven door anderen
dan de familiebetrekkingen geschreven
worden niet aan de gevangenen uitgereikt,
persoonlijk bezoek wordt niet toegelaten.
Hoe ik dus zelfs naar de meening uwer
Redactie de drie gevangenen had behooren
te raadplegen verklaar ik niet te weten.
Waarom ik de volmacht niet met den
naam van den waarschijnlijk gemachtigde
(want een vaste afspraak bestond destijds
nog niet) invulde, heb ik in het aangehaald
art. in de Telegraaf gemeld. Er kwam nog
iets bij, iets_ wat we nog kort geleden op
nieuw bevestigd zagen.
Nog vóór ik wist, dat twee der broedei's
van opinie waren veranderd in de keuze
van hun verdediger en vóór de vrouwen.
Hogerhuis zich daarover hadden uitgelaten,
las ik dit nieuws reeds in een der te Leeuwar
den uitkomende advertentie-blaadjes. Wij
kunnen dat alleen toeschrijven aan eenige
onbescheidenheid, die door personeel of
regenten der gevangenis wordt gepleegd,
W7ij beschuldigen in deze niemand, omdat
wij niemand kunnen aanwijzen, maar de
feiten zijn er en van die, feiten was ons
vroeger ook reeds gebleken. 'Ook dit was
een reden, dat de volmacht in blanco bleef,
daar zij behalve het personeel, door welks
handen alle brieven gaan, ook bij het col
lege van regenten moest passeeren. Bij
het mondeling ornicg, dat de vrouwen met
de veroordeelden hadden omtrent den ge
machtigde, is alleen een bewaarder tegen
woordig, waardoor de kans op geheimhou
ding zooveel grooter werd.
*
-*Uwe redactie is van meening, dat de
heer Troelstra door zijn arbeid in deze zaak
voor de rechtbank, in de Kamer en builen
de Kamer, de aangewezen adrocaal was om
voor de gebroeders op te treden.
Met «aangewezen", zal dooi' u bedoeld
zijn, d B geroepene of meest geschikte.
In dit opzicht bestaat verschil van
meening tusschen uwe Redactie aan de eene
zijde en de vrouwen Hogerhuis, de veroor
deelden en mij aan den anderen kunt.
Wij achten hem niet de geschikste niet
alleen, doch zouden in yecn yeml hem als
raadsman begeeren.
Dit oordeel breedvoerig te motiveeren
zou wat ver leiden. Behalve wat wij reeds
aanvoerden, zij kortelijk nog op een paar
punten gewezen.
Voor elk jurist van eenige bekwaamheid
was het duidelijk, dat eene aanklacht wegens
meineed tegen ilaitsma geen gevolg kon
hebben, niet kun leiden tot rechtsingang.
Waar het wel loc kon leiden en ook wer
kelijk geleid heeft is maandenlange
ccrtrayiny met t'ei'zicalt'k'iny van de zaak.
Zooals men weet was het Mr. Troelstra,
die dat effect in 't leven riep, wat mij voor
komt als aanwijzing, dat hij niet precies
met het helderste inzicht was bedeeld.
Bij zijn arbeid in de Kamer liet hij zich
door den Minister, die onderzoek der
meineed-aanklacht beloofde (eene belofte,
waarvan hij (Minister) zeer wel wist, dat
zij de zaak in 't moeras bracht) in de luren
leggen. Scherpheid van blik verraadt dat
ook weer niot bij Mr. Troelstra.
Voorts drong hij in de Kamer aan op
gratie en gaf daartoe den stoot of althans
iiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiniiiiiiiimiiniiiiiiitiiiiitiiiiiitiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiittr
bevorderde hij daardoor de volksbeweging
voor gratie.
In een artikel opgenomen in Vooruitgang
en Friesch Volksblad van 31 Juli 1898 ge
titeld »Gratie of Revisie" waarschuwde ik
daartegen en deedjaan het slot een beroep
op hen die de macht er toe hebben, om
tot aanvulling »van art. 375 W. v. S. het
initiatief te nemen", terwijl ik daarin be
toogde, dat in het stadium, waarin de zaak
toen verkeerde, gratie niet kón worden
verleend.
Het pleit ook alweer niet voor de scherp
heid van blik, dat de heer Troelstra dit
betoog mij kwalijk nam.
Men weet, dat de heer Troelstra geen
gelegenheid laat voorbij gaan om dejustitie
te schelden voor eene klasse-justiüe: korte
lings vernamen wij, dat de Haagscne Pre
sident een witte raaf is onder al de zwarte.
Mij komt_ het voor een wijze van doen,
die van weinig beleid getuigt, om te schelden
op hen wier oordeel men inroept.
Den Hoogen Raad noemde de heer
Troelstra »het dubbel overgehaalde conser
vatisme in onze rechterlijke macht" en de
leden, «zoovele bejaarde steunpilaren van
het burgerlijk gezag."
't Wil mij voorkomen, dat deze
kwalificatien minder vleiend zijn voor't rechter
lijk college, dat in de eerste plaats het lot
der veroordeelden in handen heeft. Dat
het voor de Hogerhuizen nu wenschelijk
zou zijn, een verdediger te hebben, die het
college waarvoor zij terecht staan smaadt,
wil er bij mij maar niet in. Zoo min als
naar mijn meest bescheiden meening zijn
smaad den Leeuwarder Officier aangedaan,
eenige bijzondere geschiktheid als advocaat
aan den dag legt.
Men herinnert zich ook, dat toen ik ijverde
voor uitbreiding der wetsbepalingen op de
revisie, ik werd bestreden door iemand, die
»voor zich voor de Hogerhuizen niet het
'-minste heil in deze poging tot wetswijziging
»(zag)", voorspelde dat een desbetreffend
«wetsvoorstel door de Tweede Kamer
HZOU) zijn verworden wat de terugwerkende
-kracht betreft."
't Is wel eigenaardig, dat deze bestrijder
en profeet juist weer de heer Troelstra was !
Als raadsman en verdediger hebben wij
iemand noodig van (moreel) goede repu
tatie, onbevooroordeeld staande tegenover de
Hogerhuiszaak en grondig jurist.
Waar ik die eischen stel, zal uwe Redactie
het mij zeker ten goede houden, wanneer
ik nog altijd niet van hare meening ben,
dat de heer Troelstra «de aangewezen advo
caat (is) om voor de gebroeders op te
treden."
Z. MIDDELKOOP.
Leeuwarden, '11 Aug. IS'JO.
Naar aanleiding van liet in dit nummer
geschrevene door de heeren mr. Troelstra,
Middelkoop en dr. De Vries, alsmede van
een artikel, voorkomende in het Weekblad
Yooruilyang, in het volgend nummer een
slotwoord over deze al te onverkwikkelijke
zaak.