De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 10 september pagina 1

10 september 1899 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1159 DE AMSTERDAMMER A°. 1899. WEEKBLAD VOOR NEDEKLAND Dit nummer ibevat een'bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JüSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad Ao. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor I»djëper jaar mail » 10. Afzonderlijke Nummers aan «Ie Kiosken verkrijgbaar O.lz Dit blad i« verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard de» Capucinea tegenover het Grand Café, te en te Londen, Librairie Cosmopolite, 50 Charlortestreet, Fitzroy Square. Zondag 10 September, Advertentiën van t?5 regels f 1.10, elke regel meer f'Q.-J Reclames per regel ,0.10 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF J1OSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I W H O V B. VEB3BE EN'VAH'NABIJ lEen-sloiwoord. 20 «f 251 Inqoieitie, door Sagrittarias. lowan Bistiitch f- WETENSCHAP: De Tvijsbegeerte in de NederlftnAen. .door .dr. -J. P~N.:Land ;, in leven hoogleeraar ie Leiden. Vertaald en bezorgd, door mr. C. <van Vollenhaven, m«t levensbericht van deu schrüver, door dr. C. B. $pruyt, hopgleeraar te Am sterdam. (Den Haag, 1899) blz. 82. en 230, beoordeeld -door J. A. leyy. KUNST EN ESf: Joseph Cramer -t,, door Ant. Averp. Mueiek in de Hoof ilstfid. tloor Ant.. Averkamp. - Davifi Bles t, door \V -3. - P. J. Cosyn. In memoriam, deer J. H. -Gallée. Twee oordeelen over het 25ste taal- <en letterkundig con gres. door A. N. J. !F. en G. <van Halzen. Bopken t$deetorift,.a80<r G. wan Hulasn. FEUILLETON : Bibi la Puree. i(Utt The Sstnrday ;Eeview.) EECLAMES. VOOB DAMf.8: Onbekend maakt onberuiBd, door A.. S. K. Eao anticfemimste. Een tttrksehe troHuwparty. Allerlei, door E-e. SCHAAKSPEL FISANGIEELE EN OECONOMISCHE KEOSTIEK, door D. «tigter. -i INGE ZONDEN. ALLERLEI. - PEN-.EN.PaTLOOBKBA8SESF. ADVERTENTIES. IIIIIIIHHIIHHHIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIHUWHIUIIHHHM Een slotwoord. Na al hetgeen over de voorbereiding van de revisie in de zaak-Hogerhuis, dn en buiten ons blad geschreven is, beloofden wij in ons vorig No. een slotwoord. Een belofte, die wij te nauwernood behoeven te houden, daar o.i. elk onpartijdige, die nauwkeurig kennis genomen heeft van.de daden ep woorden der heeren Troelstra en Middelkoop, moeilijk nog in twijfel aal kunnen verkeeren aan welke zijde bier gezondigd is. De heer Middelkoop heeft niet getracht te weten te komen, welke verdedigers de gebroeders zelvea w«nsehten, (in dezen zin schreven wij: heeft de gebroeders niet zei ven geraadpleegd) maar met .de huisgenooten bewerkt, dat Mr. T-roelstra werd uitgesloten. Dit feit is niet te ontkennen, na den brief van Keimpe Hoogerhuis aan Troelstra van 23 Juli, waarin deze schrijft: Geachle vriend! Door deze deel ik u mede, dat ik uw brief pas gisteren heb ontvangen. Mij MO* .reeds .vroeger een volmacht Ier tefkeni&g gezonden. De &aam van den gevolmachtigde zou later toorde» attffevulc/, zoodat zijn «aam mij niet beleend was. Hater is mij die door mijn zuster medegedeeld., /het moet zijn een v. d. erg. Wiens werk dat ?teas v/ist ik niet." 1) J3e vrouwen beweren, dat zij den ge broeders dadelijk reeds den naam van v. d. Bergh genoemd hebben maar al ware dit op verlangen van den heer Mid delkoop geschied, als Keimpe tevens schrijft: «wiens werk dat was wist ik niet" begrijpt men maar al te goed, hoe het met die aanwijzing van een ad vocaat ie gegaan. Natuurlijk heeft men deze vrouwen niets ite verwijten. De geheele verantwoordeJykheid komt ten laste van den heer MiddeJkoop, hun eenige raadsman. De heer Middelkoop, een persoonlijke vijand van den heer Troelstra, door wien hij een politieke nederlaag had geleden, had behooren in te zien, dat niemand aan zijn onpartijdigheid zou kunnen gelooven als HU Troelstra het advocaatschap in de zaak-Hogerhuis niet waardig achtte. Zoo iemand, dan had hij zich dienen te onthouden ten opzichte van deze quaestie invloed uit te oefenen. Wat heeft hij nu uitgewerkt? Zijn doel heeft hij bereikt, Troelstra ie van de baan. Maar, om dat doel te bereiken, nog vóór de revisie, heeft hij ' de Hogerhuizen zelf, zich laten compromitteeren. Zoo weinig vertrouwbaar blijken nu de drie gebroeders, dat zijn binnen een paar weken tijd over stag gaan, en als ware dat nog niet ge noeg, krijgen we van den heer Middelkoop zelf de mededeeling, dat »de ontkentenis door de veroordeelden" (aangaande het genoemd zijn van den hun toegedachten verdediger) aanleiding was dat Klaske Hogerhuis zich uit de zaak terugtrok. Nietwaar, welk een zorg van den heer 1) De latere brieven der broeders, waaruit blijkt hoe zij thans precies als de heer Mid delkoop denken, worden, op des heeren Middelkoop's verzoek, op pag. 7 afgedrukt. Middelkoop voor zijn'protegés,., of liever:: wat een blinde ijver om een vijand te onthouden, hetgeen dezen meer d*n iemand naar zedelijk-recht toekwam. Want Troelstra was inderdaad de aan gewezen verdediger der Hogerhuizen bij revisie. Waarlijk het revistedenkbeejd was aller minst door den heer Middelkoop uitgevon den. Dat herziening der bepalingen be treffende revisie van strafvonnissen noodig was, wist men reeds lang. In de Kamer was de wenschelijbheid zulk eener revisie ook nu al mede uitgesproken voorde heer Middelkoop haar wenschelijk verklaarde. Op zijn wenk had het denkend deel der natie geenszins gewacht, al verklaren wij gaarne, dat wij het in zijnerevisie-politiek met hem geheel eens waren, en ons dat ook betoond hebben. Maar noch de heer Middelkoop noch wij mogen ons beroemen in deze iets van beteekenis te hebben uit gewerkt. Het was de heer Troelstra, die door zijn optreden binnen en buiten het parlement, maar vooral binnen het parle ment, de Kamerleden tot de overtuiging heeft gebracht, dat zij dien uitweg niet mochten voorbijgaan, nu de minister on willig was daarvan gebruik te maken. De wassende beweging moest gebreideld worden en die beweging was niet weinig versterkt l mede door des heeren Troelstra's krachtig en taktvol optreden in de Kamer. .Aan het tot stand komen der revisie-wet iheeft Troelstra indirect tienmaal meer toe.gebracht dan al de overigen te samen, al 'trachtte hij buiten de revisie om de zaak aan de orde te doen stellen. /Zonderling genoeg, een zoo duidelijk, ?een zoo sprekend feit, vond tot dusverre ?bij den heer Middelkoop geen overweging. Maar erger nog: ook over de andere gewichtige diensten door den heer Troel«tra der revisie-zaak bewezen, bewaart hij zelfs .nu nog 't zwijgen. Wel weet hij mee 'te deelen hoe in 't late najaar »hem de «ohrik om 't hart sloeg," toen »de meineed-aanklacht kwam." Maar nu de fceer Troelstra zijn taktiek heeft voort gezet, qp gevaar af van zelf met den strafrechter kennis te zullen maken, wa gende dus wat hij maar wagen kon, en eindelik verkregen heeft, de verklaringen onder eeée van Stienstra en Ringia; m.a.w. nu Troelstra, volgens iemand van zooveel gezag als prof. Simons, de basis ge* leverd heeft voor ket revisieproces, dat HIJ niet mag voeren, is de heer Middelkoop nog altijd vervuld van den schrik hem in 1897 om 't hart geslagen. Welk een manier van handelen! En toch is ook dat het ergste niet. Dan komt er bovendien nog een waareehuwing tegen den heer Troelgtra, als advocaat der Hogerhuizen, waarin niet minder of meer, zonder eenig bewijs, te verstaan wordt gegeven, dat het hem niet om de rechtszaak, waaraan hij een paar jaar van zijn leven heeft gewijd, maar om geld zou zijn te doen. De heer Middelkoop signaleert Troelstra als immoreel! Waarlijk, bij zulk een gedrag behoeft men geen toelichting te schrijven. In het weekblad Vooruitgang werd het voor den heer Middelkoop ontmoedigend genoemd, dat wij, zij 't dan ook »te goeder trouw," hem «verdacht maken,'' terwijl wij zijn partijgenoot zijn. Het is zoo, op politiek terrein, wonen wij op een aanmerkelijken afstand van den heer Troelstra en is de heer Middel koop een onzer buren. Maar onze «ver dachtmakingen te goeder trouw1' zullen hem waarschijnlijk niet zoo bijster hinderen. Wij zijn niet de eenigen onder de radicalen, die over Middelkoop's drijven een afkeu rend oordeel hebben uitgesproken. Te Leeuwarden zelf voerde op de bekende meeting een lid van het bestuur der Eadicale kiesvereeniging het woord, om Troelstra te huldigen in zijn arbeid voor de i Hogerhuis-zaak, en noemde deze hem den j aangewezen man om dat werk te voltooien. De heer Middelkoop zal wel weten, dat wij de meening van duizenden en duizenden in den lande uitspreken. Heusch, het Nederlandsche volk is nog niet zoo, dat het het zou kunnen goedkeuren, als het ziet hoe men een arbeider zijn loon onthoudt; een ander wil laten maaien, dan degeen die in ''het zweet zijns aanschijns gezaaid heeft. Wat nu 'Onder leiding van den heer Middelkoop i-n de Hogerhuis-zaak ge schiedt, is onrecht, schandelijk onrecht. En tegen onrecht zullen wij blijven protesteeren, al is de verongelijkte een socialist en hij die onrecht .pleegt een onzer partijgeoooten. De politiek leide niet tot vergoelyking. Wat kan verderf el ij k-er eijn dan dat men, hetzij uit partijoverwegingen, hetzij uit persoonlijke antipathieën, de waarheid te kort doet, de billijkheid uitdrijft en de openbare meening vervalscht? 2O of 25? De indische regeering schijn t een voorstel te overwegen om voortaan den diensttijd der burgerlijke ambtenaren en officieren in de tropen van 20 op 25 jaar te brengen. Naar het ons wil voorkomen, geldt het hier in hoofdzaak een medische quaestie. Indien toch mag worden aangenomen, dat de ambtenaren in Indie civiele en militaire in het algemeen 25 jaren lang zonder bezwaar_ voor hun physiek den lande in onze koloniën kunnen dienen, zoo is het de plicht der regeering zorg te dragen, dat het van die ambtenaren verkrijge, wat zij er met redelijkheid van kan eischen. Zoo niet is het tropisch klimaat in het algemeen te afmattend om langer dan 20 jaar aldaar werkzaam te zijn en blijven dan is de eisch van 25 jaar een on billijkheid. De landsdienaren toch komen in dat geval ten slotte voor de keuze, of hunne gezondheid ernstig te benadeelen, t zich met een minder pensioen, dan het minimum tevre den te stellen, nog ongeacht de omstandig heid, dat het rijk slechts valiede personen in dienst mag houden. De heer dr. J. George van DevenUr, die in de Javabode van 3 Juli 1.1. deze quaestie behandelt, laaiden medischen kant onbesproken, doch vestigt de aandacht op de hardheid, die voor de reeds in dienst zijnde ambtenaren gelegen is in die ver lenging van den diensttijd tot 25 jaar. Uitgaande van de mogelijkheid, dat de acten van verbintenis zouden toelaten aan den voorgestelden maatregel terugwerkende kracht te verleenen, komt hij tot de con clusie, dat die terugwerkende kracht noodig zal zijn, tenzij de regeering eerst over 20 jaar tff'ect van haar nieuwe voorschriften ten deze zal zien. Het is dus de vraag, hoe op de meest billijke wijze een overgangs bepaling kan worden gemaakt, die niet de oudere ambtenaren dwingt al dadelijk zonder pensioenverhooging hun diensttijd verlengd te zien met vijfjaren. Hij heeft daartoe ontworpen de formule V =-?7 waarin n ligt tusschen O en 20, V, de ver meerdering van het aantal jaren en n het aantal dienstjaren van den ambtenaar bij de invoering van den nieuwen maatregel voorstelt. Naar het ons wil toeschijnen, is dit voor stel van den heer Van Deventer alleszins de overweging waard. B staat in Nederland niet! O beminnelike naïeve lezer ! Lees het volgende en lach er om, of liever lach niet, maar schrei met die arme leraren in de .Nederlandse taal aan onze gymnasia. Zy leven, als eertijds die goeie Yenetianen, blootgesteld aan stille grieven en dan ook noch aan openlike aanvallen van de gemeente-inquisitoren, de kuratoren. En gelden die klachten alleen die leraren ? Ja, wilt u weten waarom ? Daar worden vakken onderwezen, waarvan de kuratoren heilig overtuigd zijn, dat ze niets weten, al nemen ze b^j 'en admissie- of overgangseksamen er dan ook het r van aan: dat zijn dan Laty'n, Grieks en Wiskunde, de hoofdvakken aan de Gymnasia, wat men er ook tegen mag beweren. Van andere vakken zijn by' hun de fijne puntjes mischien niet af, maar ze wagen zich niet aan bestryding van de nieuwe metodes van onderwy's, die openlik uiteengezet en hun als belangrijk voorgesteld worden in de kranten, d. z. de ?moderne" talen met de metode Gouin enz. Daarover zwy'gen ze dus maar liefst, want wat in de kranten als nieuw, verrassend, ja prachtig wordt aangekondigd, dat zal wel goed zyn ook, tenminste ze konden zich er de vingers eens aan branden ! Maar nu komt het ongelukkige Nederlands aan de beurt. Daar heeft iedereen verstand van, je «moedertaal" zie je, »de taal is gans het volk," onze «taaischat", die wy «verrijken" en »verarmen" kunnen! Boem, boem, wat 'en mooiigheden! Wat drommel -. w\j hebben toch zelf ook onze zinsont ledingen gemaakt en woorden als »indruischen", »yerhelen", «ondermijnen", »wettisch", »wettig" en «wettelijk", in fraaie zinnen, gebracht en dan, hebben wy geen opstellen gemaakt over »de lente", over »een schipbreuk", »de oorlog", »de landbouw"? Praat er me niet van ! On bevoegd, wy zouden van dat doodgewone les geven in het Nederlands, pardon in de Nederlandse schrijftaal, geen verstand hebben! ? Zo denken de heren, en als er dan by' het eksamieneren van jonges bij het toelatingseksamen vragen gedaan worden, die niet met het ordii ere, wat zij weten, overeenkomen. Wee, wee, de leraar! Als er dan geheime klachten komen van ouders wee, wee de leraar, want die klachten kloppen met hun eigen ervaringen. Ik heb 'en kollega, die niet zo heel bang is voor de moderne letterkunde; hij durft die zelfs wel in z'n makkelikste produkten voor lezen in de klassen die daar rijp voor zijn. Hy las eens voor in 'en 5de klas »Don Torribio" van Frederik van Eeden en het boeide de jongens, vooral sommige sènes, als het uit het raam smijten van de koning en in 't algemeen juist die, waarin de despotieke koning en z'n. (lofdichter voor de gek worden gehouden en ook de volkstafrelen. Een van de jonges vertelt daar thuis van, maar, o hemel! Dat is antie-koningsgezind, dat tooneelstuk, dekreteert papa en jawel, het is alweer diezelfde revoluutsie-man die ook zo'n voorstander is van het bederven van de moedertaal door Kollewijnisme l Ik zou mijn jongen zo maar laten bederven, m'n eigen bloed, dat nooit! Hy loopt naar 'en kurator toe op de sosieteit en de beide heren bespreken schudhoofdend die nieuwlichters. De kurator vindt het wel niet zo heel erg, maar b\j zal er meneer toch eens over spreken ! ! ! ! Algemene verontwaardiging onder de jonges, als meneer verklaart, dat hij niet graag te boek wil staan als bestrijder van onze geëerbiedigde koningin Wilhelmina en dus met »Don Torribio" zal ophouden. »Hè, meneer, het was zo leuk ! l" By het onderwijs doet dat nu niets ter zake of men boeiend is of niet, als men maar vertelt dat Vondel kousen verkocht en in de lommerd terecht kwam ; Hooft eens 'en rondreisbiljet door bet toen bekende Europa genomen heelt; Spiegel zo'n mooie dikke boom op z'n buiten had ; Huygens Jatynse verzen droomde en weet wat fraangheden meer. Ei wat, eigen letterkundn en dan van die verwaande jongelui uit de Nieuwe Gids \ Neem dan liever Abd el Kader of Orion, ten Kate en Beets, da's immers veel fatsoenliker. Baminrielike lezer, wat denkt u wel: zou die vrind van my zich nog eens blootstellen aan dergelijke aanvallen ? Hy durft z'n mond niet meer over dat nieuwe open te doen, tenzij hij wat brutaal is, wat ik wel geloof, maar anlers: van Deyssel, hft, zo'n taal verknoeier, daar is Kollewyn noch niets bp, en dan die woeste Kloos, die zo verwaand is op zich zelf en alle godsdienst over boord gooit. Van Eeden is profaan en het woord »de kleine Johannes" doet de leraar angstig luisteren of er ook voetstappen klinken van de geheime spieonnen. Zo gaat het hem in de hoogste klassen. En nu in de laagste. Nauweliks heeft hy het over «spelling ' of de zoon van 'en icquisiteur-kurator spitst z'n oren, want hy heeft van moeder en vader al gesprekken beluisterd dat zy hun zoon jammer genoeer moeten over laten aan zo'n taalverknoeier. Terstond neemt hy zich voor, de eer van de famielie op te houden en hij maakt zich belachelik door te spreken over dingen waar hy geen verstand van heeft. Dat houdt pas op, als hy goed uitgelachen is of eindelik geen uitweg meer ziet. Zo heeft de leraar moeite met de gewoonste dingen, omdat itdereen meent aanmerkingen te mogen maken. »\u ju, maar, zie je: hij zal dan ook wel wat raars doen !" Ja, waarde lezer, weet u wat hy doet: hy schryft soms 'en ingezonden stukje in 'en krai.t ter opwekking of zo, om lid te worden van 'en zangvereniging, van het Algemeen Nederlands Verbond en dat... in vereenvoudigde spelling. Zou je nu zo'n vent niet! Die durft grote anders te schryven dan wij en mensen en molik \ 't Is om je dood te ergeren ! Maar laat hy nu de jonges dat ook doen ? Geen kwestie van, ja, dan was het in n dag, kruist hem ! Alle «'s laat hy wel netjes in alle mannelike (zgn) vierde naamvallen (zgn) schrijven net als 't boekje 't zegt. En kolen en kooien^ nlepen en sleepen enz. wel er zou geen sier aardigheid aan 't onderwy's wezen, als die verschillen er niet waren. Neen maar, alle gekheid op een stokje, ik geloof niet dat hij zich erg warm maakt voor die onzin en. dat pleit voor hem, maar voor de kuratoren, zet hy bij het nazien van de opstellen alle «'s er plechtig in, verandert alle e's en o's als ze fout zijn. Dat hy zelf er 'en de Vries en te Winkel by moet leggen, hoort tot de humor van z'n leven. Maar we zyn er nog niet. Weet u wel, lezer, dat er 'en stad in ons land is, waar 'en kollega van me ik hoor ook tot de leraren, als u ziet en doe van harte mte aan het «taalverknoeien zgn", omdat het belang van het kind er mee gemoeid is nu dan: hy' schreef 'is 'en ingezonden stukje in de krant in de vereenvoudigde spelling en terstond schreven B. en W. aan het kolleezje van kuratoren 'en brief: «Houdt hem in 't oog, dat hij zulke ketteryen niet in de school uithaalt." Het is geen praatje van die brief, want hij is 'm later voorgelezen. 'En ander kollega vertelde my van 't zomer het volgende: er was toelatingseksamen en hy moest 'en twintig jongens vragen, twee aan twee, ieder paar 'en half uur, samen volgens Bartjes 5 uur mondeling. De rector zat er al die ty'd bij en maakte geen aanmerkingen. 'En kurator zit er by. De jonge leest 'en stuk luid na het eerst te hebben overgelezen. De bespreking volgt. »Zeg 'is, daar staat meldde met 2 d's, waarom? kun je horen dat er twee zyn?" Nee meneer, 'k hoor er maar n «Was 't begrypelik, als er maar n stond ? Lees 'is ! "Hy meld(d}e dat hij komen zou.?«Begrypelik?"?- Jawel, meneer! «Waarom schrijf je dan toch twee ?" Omdat ik b.v. in haalde n d schry'f. «Juist! verder staat daar verhuisde; wat hoor je daarin anders dan het er staat? De s, meneer! »Hoe klinkt die dan ?" Als z «goed", maar nu verhuisd? De d, want ik zeg 'en * ?goed zo en heb je nu wel is gehoord vau echte en onechte medeklinkers ?'' Jawel meneer! »Welke is dan in verhuisde en in veihuisd de echte en welke de onechte? Na enig in de war zijn, omdat op dat gebied veel scholastiek in de hoofden geprent wordt, komt hy op de s als onecht in verhuisde en de d in verhuisd. De kurator, zei hy me, zat onderwijl in 'en papier te ky'ken, dat trilde in z'n hand, net als de siegaar ia de andere. Eindelik bly'kt, dat meneer nerveus is, omdat by' iets op 't hart heeft en het komt: «maar gooit u dan niet alles overhoop als u schryft verhuisde met 'en z en verhuist met 'en t en *melde met n d". »Mag ik u vragen", vroeg m'n kollega, wie u gezegd heeft dat ik dat doe?" Maar u is immer» Kollewyniaan Nota Bene Kollewy'i.iaan! Ja, de kmator had gelyk, dat is hy: hy' stuurde hem zelfs 'en Handleiding vau de vereenvoudigde spelling, om hem te overtuigen dat het noch niet zo heel slecht was wat zij wonen. Maar de kurator nam niet de minste moeite om die handleiding in te zien, anders zou hy weten dat van al die zaken geen kwestie is by de vereniging tot vereenv. v. d. schryftaal. Zou je nu ook noch zu ke boekjes moeten in ky'ken ? Ik kurator, weet toch van alles het fijne. En vergaloppeer ik me dan eer s, welnu, ik hen de machtige, die boven de leraar staat en hy zal wel zwygen. Ja, dat zal by wel moeten, maar toegeven ? Ik heb hem gezegd dat bet laag zou wezen en dat weet hy zelf ook wel. Maar wacht maar, zei ik tegen hem: ik zal je wreken! Ik zal ze aan de kaak stellen de oppervlukkigen die menen, dat ze zich overal mee moeten bemoeien, ook al weten ze er niemendal van; zy' die 'en ernstig man als in'n vrind zenuwachtig maken met hun kriebelige opmerkingen waaruit niets bly'kt dan hun verwaandheid. Maar er is daar meer gebeurd: soortgelyke vragen by 'en andere jonge herhaald deden 'en andere kurator y'zen en rillen, maar er gebeurde meer noch. Het woord wil my haast niet uit de pen, nu ik die gruwel neerschry'f. O horror, horror, horror ! Daar stond in 'en stukje dat er gelezen werd uit Analecta I van Dr. B., dat mooie als' uit n stuk gegoten leesboek, iets van 'en Savojaard. Hij wordt op straat wakker gemaakt door iemand m$t deze woorden: «Jongen, wy' hebben een Prins nodig, wilt gij dat wezen ' «Gaarne.'" luidt z'n antwoord «Vertel me nu 'is, zei de leraar, hoe zullen die mensen dat gezegd hebben ?" «Jonge, we hebben 'en Prinsuodig, wiljy dat wezen? Graag!" «Juist!" Plotselinge interrupsie van de heer kurator, waar de jonge bi/j icas lufnt (erg bevorderlik voor het prestige van de leraar, als er tenminste iets van blyft hangen by de joege!): «Dat moogt u hem niet vragen!" Verbazirg van de leraar! De jonge gelukkig af, maar de volgende hoorde noch hetzelfde, waarvan de verklaring gelukkig aan het slot van die z'n eksamen, dat op dezelfde voet werd voortgezet, kwam. «U mag u niet bemoeien met de Nederlandse spreektaal, u is aangesteld om de Nederlandse schryftaal te doseren. «Pardon, meneer'', was 't korte antwoord, «de Nederlandse taal staat in m'n aanstelling". De Rektor kwam binnen en de stry'd werd gestaakt. Grote Goden! Het Frans is de taal die de Fransen spreken en schryven, het Engels die de Engelsen spreken en scbry'ven enz. maar de Nederlandse taal is die taal die de Neder landers alleen maar schryven.' Wie spreekt er nu in Nederland anders dan in patoitt? 'En algemene beschaafde spreektaal, ei kom, dat mogen De Vries en Te Winkel in 1804 al in hnn eigen woordenly'st gekonstateerd hebben, allemaal lari! Wat gesproken wordt is by ons plat, by de Fransen en Engelsen beschaafd. Is het niet om het uit te proesten van de lach ? Daar dekreteert iemand, die buiten het eigenlike onderwys staat aan 'en ernstig dosent, tevens dokter in de Nederl. Letteren, dat er van geen Nederlandse spreektaal gesproken mag worden, dat het Nederlands op 'en gymmasium net als 'en doje taal moet behan deld worden; de taal van dat nu juist zo mooi oplevende, opbruisende verjongde volk dood'. 1 Ja dood is-ie, maar alleen voor u domme verwaanden, die uit de hoogte van uw onkunde neergeschoten worden zult door de py'len van. my', Sagittarius, die het voor m'n vrind opneem, nu de Nederlandse stenen niet uit de grond en in uw ogen springen na zulke enormieteiten. De enige reden waarom dit niet gebeurd is, zal wel liggen in de soliedieteit van het gebouw waarover de heilige inquisitie der kuratoren waakt. En dat in het vry'e Nederland! SAGITTABIUS. lowan Rislitcli, f De Servische staatsman, wiens dood de telegraaf dezer dagen berichtte, heeft in de geschiedenis van zijn land eene be langrijke, dikwijls zelfs eene overwegende rol gespeeld. Beurtelings gezant, minister van Buitenlandsche Zaken, minister-pre sident, regent en leider van de oppositie, heeft hij zich in al die waardigheden en werkzaamheden een krachtig en energiek man getoond, zonder te vervallen in de fout van zoovele andere staatslieden van het Balkanschiereiland, die maar al te dikwijls het macht gaat boven recht" huldigden, en hun toevlucht namen tot

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl