Historisch Archief 1877-1940
Na 1159
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ik hoop van harte gaarne, dat de
NederJasdsch» oper» in dit seizoen voor de kunst veel
moge tot stand brengen. Men streve er naar het
peil raa orchestefl koor zoo boog mogelijk op te
Toeren.
In Amsterdam stelt men hooge eischen, juist
aan die beide factoren; kunnen zy
eraanbeaatwoorden, dan vergeeft men. gaarne eene
eventueel minder goede bezetting van de solo
partijen en dan zat ook zeker het publiek zich
niet onbetuigd laten. Het publiek, wil wel ge
nieten, mits men het slechts iets goeds biedt.
ANT. AVERKAMP.
IIIHIIUmilllHIIIUUIIIUIIHHIIIIIIIIIIIIHIIIHIIIHII
DayM Bles. t
Een woord ter herdenking aan den hoog
bejaarden schilder, die deze week ter ruste
is gegaan, mag nevens zijn afbeeldsel niet
achterwege bly'ven. Als wjj uit het vroeger
geslacht er zoovel en huldigen, door plaatsing
hunner werken en rangschikking hunner namen
tu8schen die der grootmeesters van hét gilde,
zy'n we slechts consequent als we nn den naam
van David Bles toevoegen aan de naamlijst
der schilders van het huidige geslacht. Een
ieder stelle dan de maat aan zijn persoonlijke
?waardeering. H:jj is wel geen banierdrager,
veel minder een baanbreker geweest; maar
hij droeg toch zyn vaantje, dat bij zorgzaam
voor eigen gebruik bewaakte en naar inzicht
had opgesierd. En dapper trok hij daarmede
uit, en het mocht door lustig klapperen in de
nabqheid, bij wijlen tot instemmend toekijken
verlokken als de breedere banen van
ontzagw«kkende vanen op een afstand waren. In
het huishoudelijk leven onzer tegenwoordige
kunst was hij een medegenoot die zijn zitplaats
onvermoeid voor zich zelf gereserveerd hield,
en onder veteranen, aan het oude devies ge
trouw, de meest sprekende type van de na
drukkelijke handhaving hunner overtuiging.
Zijn werk was de stellige uitspraak van de
meening, die in een schilderij het onderwerp
wil doen heersenen, een gedachte bij ieder
werk wil voorop gezet zien, alsof een schilderij
te lezen is en niet te zien. Maar hy was uit
die richting toch een der kernachtigste ver
tegenwoordigers. Want uit zijn werk, zijn
scKilderyen en ook vooral zijn litho's, is ons
weldadig een zekere terugstraling van de
nuchtere humor en onergwillende satire van
den echt hollandschen volksaard, die in zoo
menig spreekwoord haar karakter doet voort
leven. Bles was als zoodanig de naaste ver
want van Troost, die door zy'n oolyke zetten
en luimige uitvaJlen bij al zijn tekortkomingen,
het tot een zekeren graad heeft gebracht van
illustratieve verschijning in onze kunst.
Tot het uitspreken zijner guitig uitgedachte
IIIIIHHHItlllllMHUMi
iiiiiiiiiiiiiiniitHimi HUI
M T A
LA
(Uit The Satnrday litrieic.)
Op het trottoir van den Boulevard St. Michel,
tegen negen uur 's avonds. Er wordt koffie
en cognac gedronken, pijpen dampen, cigaren
gloeien. Kellners draven heen en weer, roepend:
Tout de suite, M. Pierre", me voila, M.
Paul". Vrienden ontmoeten elkaar, groepjes
vormen zich dochteren van Murger, leven
dige dametjes, vroolijk en niet vulgair, babbelen
met iedereen. Daar komen de verkooper van
nootjes, de man met olijven, het bloemenmeii-je,
een neger met nougat. Ue twee eersten leggen
op ieder tafelfje een monster van hun koop
waar; daarop gaan zij, in een beschut hoekje,
op de loer staan: vlug schieten ze vooruit om
voor een paar sous kwijt te raken aan die
tafel'jes, wflar de monsters verdwenen zijn.
Tiens", merkt Mdie Muni op, du nougat".
Tiens", zegt Mdlle Musette, des roses". Mais
c'èst la ruine", verklaart Paul. La misère",
is de opinie van Pierre, terwijl beiden een
paar sous te voorschijn halen. Paartjes gaan
voorbij, en troepjes van vier, arm in arm, som
migen op weg naar Bullier, anderen naar de
Noctambules of de Taverne Lorraine. Af
spraakje worden gemaakt a minuit, a
deux heures, hein?"
Nu knipoogt en lacht iedereen, a's een lang,
schraal, sjofel gekleed persoon verschijnt; grijs
haar hangt hem tot op de schouders, in zijn
knoopsgat bengelen drie rozen. Hij leunt op
een nette, met zilver gemonteerde paraplu, zijn
groene oogen vertoonen een flikkering van
humor; zijn wangen zijn glad geschoren en
ingevallen. Men zou hem houden voor een
zeventiger. Peinzend zuigt hij aan een eindje
cigarette. Kellners wijzen naar hem, studenten
groeten hem. Nu buigt hij, dan glimlacht hij
Bibi van de Rive Gauche, Bibi Ie Bohémien,
Bibi la Puree.
Voort slentert Bibi, den Boul' Mich' af,
naar die klassieke plaats waar M. Theo het
bestuur voelt het caféProcope. Herinne
ringen aan groote mannen omzweven die plek.
Ook zyn er nog relieken: la table de M. de
Yoltaire", gekerfd en af gesplinterd. Toeristen
intenties, heeft Bles zich op het voetspoor
der oude Hollanders naarstig bevlijtigd in het
handwerk van het schilderen, en hoewel binnen
zekere grenzen, een prijzenswaardige
verdienetelijkbeid bereikt, waarmee hy voor het
uitdosschen van zijn komisch gevonden tafereelen
volkomen beslagen ten ijs kwam. In die sfeer
is menig schilderijtje een keurig paneeltje,
onberispelijk uitgevoerd, en ik ben zeker, dat
dezer dagen in meer dan n salon achtbare
huisheeren aan opmerkzame dames-op-visite,
met trots op hun Biefje aan den wand wijzen
en daarmede den overledene huldigen. Hy
verdient het ten volle.
V. W. S.
?MiMliHIMHIlHliniHIHIHIIHHIIIIIIIIIIHIHIIIHItllimilHIIIIIII'IHIItlHIt
P. J, Cosp.
In memoriam.
Eerbewijzen van vorsten en van geleerde
genootschappen waren hem van vele zijden
ten deel gevallen, zoo meldden de levensbe
richten van mannen als Donders, de Vries,
Buys-Ballot. Aan het einde van het bericht
in de courant, waarin wy den dood van Coi-yn
lazen, stond in eene door haar eenvoud
opmerkelijke zinsnede alleen dit: »Hy was lid
van de Koninklijke Academie", eene onder
scheiding trouwens, die hij zeer gewaar
deerd heeft.
Maar was bij niet de gevierde man by regee
ringen of vorsten, in de wetenschappelijke
wereld, in het buitenland zoowel als in het
binnenland, werd hy geëerd als een geleerde
van den eersten rang, die door zijn buiten
gewone geestesgaven, gepaard aan groote werk
kracht, op het gebied van het Germanistisch,
en meer bepaald het Angelsaksisch taalonder
zoek, werken heeft tot stand gebracht, die ook
bij volgende geslachten zijn naam zullen doen
voortleven als die van een streng
wetenschappely'k, zeer nauwkeurig taalvorscher, helder in
zyn betoogtrant, scherpzinnig en geestig in
zijn opmerkingen.
Was zijne gezondheid even krachtig geble
ven als zijn geest, dan had Cosyn nog menigen
dienst aan de wetenschap kunnen bewijzen,
nog veel voor de Leidsche Universiteit en
zijne leerlingen kunnen wezen; want hij was
niet oud, in geen enkel opzicht; zy'n geest
had jeugdige frischheid, met de jongeren kon
by meeleven: wat er in het jongere streven
waar en goed was kon op zijne sympathie
rekenen. En op wetenschappelijk gebied be
hoorde bij tot degenen, die in hunne
voorraadschuren opleggen, om het te gebruiken
als het noodig is, die het verzamelde bewaren
om het met nieuwe vondsten in verband te
brengen, om het te wikken en te wegen, om
het kaf, dat er nog tusschen het koorn mocht
schuilen, te schiften, die met taai geduld het
reeds eenmaal onderzochte nog eens aan de
toets onderwerpen, omdat zij zoeken en streven
naar waarheid en niet naar »le plaisir de se
voir iriprimé". Overijlde conclusies zal men
dan ook maar zelden in zijne wetenschappe
lijke geschriften aantreffen; de wetenschap
moge over sommige zijner uitspraken tot andere
gedachten zijn gekomen, dit lag niet aan zijn
werk, maar aan de ontwikkeling der weten
schap, waartoe zijne onderzoekingen zooveel
hadden bijgedragen
Cosyn was den 29 November 1840 te
Rijswijk geboren. Zijne opleiding ontving hij
ten deele in den Haag, ten deele op het
gymnasium te Gouda onder den bekenden
rector Kappeijne van de Copello; daarna be
zocht hij het gymnasium te Utrecht, van waar
hij tot de Universiteit bevorderd werd.
In 1857 werd hij te Utrecht ingeschreven
als student. Eerst als jurist, maar al spoedig
is hij tot de faculteit der letteren overgegaan,
waarin hij in Maart 1860 het candidaatsexamen
aflegde. Nadat hij twee jaar later doctoraal
examen, gedaan had, verliet hij in 18Ü3 de
universiteit om er den 2G Juni 1865 nog eens
terug te keeren, toen hy op eene dissertatie
Annotatiuneulae ad Aristopltanis Kanas pro
moveerde.
Als student gold zijne belangstelling niet
uitsluitend de classieken ; philosophie en kunst,
de nieuwere letterkunde en de geschriften van
de .17e eeuw en de middeleeuwen trokken
komen hier om ze te zien; en ofschoon M.
Theo niet de juiste spleet kan aanwijzen waarop
de koiflekop van den wijsgeer stond, noch de
hoeken waaraan Marat, Danton en Robespierre
zaten, noch Gambetta's geliefde plaats, zeven
en twintig jiar geleden, hij bezit een verwon
derlijke kennis van de tij .en, die hem maakt
tot den persoonlijken intimua van deze vijf
groote schimmen van het caféProcope. M. Theo
is ook een Bohémien. Hij ook knipoogt als
Bibi verschijnt. Mocht de een of andere
onnoozele wereldling vragen : Wie is Bibi P'dan
antwoordt M. Tüeo: Un dróle", een origi
neel, met een wonderlijk verleden."
.... Secretaris, knecht, alles en nog wat van
Paul Verlaine was Bibi, zes jaar geleden. Zij
ontmoetten elkaar in het caféProcope, waar
VerJaine zijn absinth placht te komen drinken.
Weldra ontstond tusschen die twee een hechte
vriendschap: Bibi vermaakte den dichter en
wist zijn belangstelling op te wekken. Wanneer
Verlaine bedwelmd was door den ab.intb, was
het Bibi die hein naar huis geleidde. Wanneer
Verlaine geen geld had om absinth te koopen,
was het Bibi die 's dichters autograiieën ver
kocht op den Boul' Mich', en zijn boeken op
de kaden. Soms was Yerlaine uit zijn humeur
maar Bibi klaagde nooit. Hij was trotsch op
zijn positie; bij benronderds en aanbad den
dichter, dien hij Ie Msdtre" n die hem la
Puree" noemde. Twee jaren gingen voorbij ;
Verlaine werd ziek. In weerwil van Bibi's
teedere zorgen werd hij ergor, en men vervoerde
hem naar 't hospitaal, waar hij stierf aan
Bibi een erfenis nalatende, bestaande uit drie
overhemden. Toen, voor het eerst, kende Bibi
de smart. Hij was nog maar zestig, doch hij
gevoelde zich alsof hij wel honderd was, ver
klaarde hij; en, zijn oude wijkplaatsen schu
wende, zwierf hij 's avonds droevig langs de
kaden, en door stille straten, en in de scha
duwen van het Luxembour?. Weldra echter
keerde bij terug naar het caféProcope, met
een pakje onder den arm. Vriendelijk werd
hij door M Theo ontvangen; samen herinnerden
zij zich den ouden tijd toen Verlaine er
nog zat, absinth slurpend en, schitterend causeur
als hij wilde, de jeunesse om zich verzamelend;
samen haalden zij VTerlaine-relieken voor den
dag, brieven, boeken, en de drie overhemden
(uit het pakje) die Bibi geërfd bad; samen
praatten zij uren en uren achtereen, zuchtend
en vele glazen ledigend; totdat Bibi zijn be
roemde verklaring aflegde, dat hij die over
hemden nooit zou uitleenen, en nooit andere
zou dragen. Maanden verstreken, Bibi raakte
zijn melancholie kwijt, en vroolijk en wel zag
evenzeer zijne aaridauut, en wat zijne aandacht
trok werd voorwerp van studie. Zoo heeft bij
eene breede basis ee'egd, wat hem bij zijn
latere wetenschappelijk i onderzoekingen zeer
is te stade gekomer.
Eerst na zijne promotie, toen hij, na een
tweejarig conrectoraat te Winschoten in 1865,
leeraar in het Nederlandsch te Haarlem was
geworden, bakende zich zijn pad van studie
meer en meer af. Met Verwijs begon hij in
1870 de Taal- en letterbode, en het volgende
iuar trad hij op als medewerker aan het Neder
landsen Woordenboek. De Nederlandsche
grammatica en het taalonderwijs scheen eerst
voorwerp van zijne studie te zullen worden.
Voor zijne leerlingen aan de hoogere burger
school had hij eene kleinere en eene grootere
grammatica en eenige andere practische school
boeken geschreven, die lange jaren de voor
naamste hulpboeken waren aan burgerscholen
en lagere scholen; eerst met de oprichting
van de laai- en Letieibode vinden wij meer
speciaal wetenschappelijke artikelen van zijne
hand op dit gebied.
De studie der nieuwere grammatica had
hem tot de beoefening der oudere talen ge
bracht. Middel-nederlandsch had hij aan de
Universiteit niet geleerd ; voor de kennis van
het Nererlandsch bleek het noodig dit te kennen
en hij heeft het zich eigen gemaakt, zoo goed
als de beste. Niet de letterkunde boeide hem
maar de taal in al hare ontwikkelingsvormen;
de historie harer wording trok hem aan, hier
voor echter was kennis van het
Middel-nederlandsch niet voldoende, ook de geschriften uit
den tijd vóór het Middel-nederlandsch moesten
onderzocht, en nu kwam hij op een gebied
waar bij tal van moeilijkheden vond, waar
haast alles nog gedaan moest worden. De zoo
genaamd Oud-nederlandsche psalmen waren
uitgegeven, maar niet grammaticaal behandeld;
in 1873 verscheen van zijne hand de eerste
spraakkunst van het taaleigen dezer psalmen,
de glossen van Lipsius werden gecollationeerd,
en uit alles bleek dat Cot.yn kennis genomen
had van al wat er op grammaticaal gebied in
die dagen in Duitschland omging.
Dit was toen niet zoo gemakkelijk als thans.
Alleen enkelen stonden in betrekking met de
ouderen aldanr, maar de groote beweging op
het gebied der grammaticale studiën ging van
de toenmalige jongeren als Sievers, Braune,
Pau), e. a. uit. De relatiën van den boek
handel waren nog niet zoo goed geregeld als
heden ten dage en de wetenschappelijke over
zichten, over hetgeen in elk jaar verschijnt,
ontbraken toen ten eenenaiale. De oudere
tijdschriften waren op de bibliotheken aan
wezig, maar de pas opgerichte, z. a. »Paul
und Braunes Beitiüge", moest men zich zelf
aanschaffen.
Het heeft CoH'n in Haarlem, met het kleine
tractement dier dagen, zeker wel eens over
weging gekost of hij het een of ander boek
zou aankoopen, maar wat het zwaarste was
woog bij hem ot-k het zwaarst. Ilij had een
zeldaam scherp oog op de waarde van een boek.
Langzaam maar zeker breidde hij zijn kring
van onderzoek uit; na het oud-nederfrankisch
MtmuniniiiiiiiiiMiiiiiiMiiHiiiiiHtitiHiiiiiiiiiiiiHiHimiiniuHiiimiim
men hem weer Procope bezoeker. Niemand
wist hoe hij leefde of waar hij woonde, maar
gestadig kreeg hij zijn biertj s, en soms ook
wel zijn soup r. Hy was aliijd amusant en
altijd bereid om iemand te helpen : hij deed
allerlei verre boodschappen, en hij wist het
hart te vermurwen van Pierre's of' Paul's hospes
wanneer deze soms zijn geduld dreigde te
verliezen. Hij verkocht boeken op de kaden ;
hij wist beter dan eenig student hoe men moest
omspringen met de beambten van den
Montde-PiétéMaar op eens maakte een zonderlinge
hartstocht zich van hem meester. Hij had hein
vroeger r.ooit gikend en werd er plotseling
door aangegrepen. Die hartstocht werd tot
deze verschrikkelijke ondeugd: een onweer
staanbaar verlangen om zich parapluie's toe te
eigenen. Al zijn eergevoel bezweek er voor.
Of ze oud of nieuw, sjofel of chic was, iedere
paraplu riep dit oneerlijk verlangen in hem
wakker. List en sluwheid nani hij te baat,:
Schijnbaar toevallig liep liij in allerlei boeltjes,
slenterende om jiaraplustandaards heen, ver
dween plotseling, en dan hoorde men al
gauw: Tiens, ui est Bib!? Et tiens, c
est mon parapluie'/'' Den volgenden morgen
stapte Bibi Procope binnen alsof er niets ge
beurd was, en als hij beschuldigd werd was
het: ,,\Yat:- Ik paraplu's stelen? Ik? Uibi la
Puree V L'ami du Maitre? Jamais! Jamais!"
Er kwam een verandering in de gevoelens van
velen zijner vrienden; inplaals van de ver
trouwelijke knipoogjes zag hij, bij zijn ver
schijnen, handen die naar paraplu's grepen. Hij
kreeg minder biertjes en minder aoupéetjes;
totdat de verjaardag van Verlaine's overlijden
naderde, en een pelgrimstocht weer naar zijn
graf werd op touw gezet. Toen werden aller
harten weer warmer gestemd jegens Bibi, en
er werd ge.ld bijeengebracht voor een nieuw
pak (waardig om te wo den gedragen over
Verlaine's overhemden), en dit werd Bibi plech
tig overhandigd in 't CaféProcope, na 't
drinken van veel glazen en na veel
sentimenteele redevoeringen. Bij het graf' weende Bibi
bitter, en de medelijdende pelgrims besloten
hem een feestje te geven na afloop van de
plechtigheid. Doch helaas'. Bibi's gemoed was
in beroering gebracht door een partijtje para
plu's die tegen een boom stonden. Dit was
hem te machtig: hij droogde zijn tranen en
sloop weg, en met hem verdwenen niet minder
dan vijftien paraplu's
Nog tot op dezen dag lacht het Quartier
Latin om 't geval. De bewoners van 't
Quartier weten een klucht te apprecieeren, en, ge
voelig voor 't komische in's mans
onbeschaamdvolgde eerst de meer uitgebreide studie van
het Angelsaksisch, dat zijn levenswerk zou
worden, toen de studie van het oudnoorsch,
want zonder dat, zeide hij eens, had hij toch
aan de studie van het Angelsaksisch niets.
Toen hij in 1877 benoemd werd tot hoogjeeraar
te Leiden, om onderwys te geven in het Gotisch,
Angelsaksisch, Middelhoogduitsch en de oude
talen en letterkunde van de Germaansche vol
keren, trad het woordenboek meer op den
achtergrond, en werd het Angelsaksisch de taal
waarvoor hij leefde, waarin hy by voorkeur
werkte, en het liefst college gaf. Hier waren
de moeilijkste problemen op te lossen, daartoe
trok hem zijn vernuft en scherpzinnigheid,
maar ook daartoe stelde zijne groote kennis
van taal en geschriften, van vorm en inhoud
hem beter in staat dan menig ander.
Zoo staan naast zijne 'Alt-westfüchsiche
Grammatik' (1888), die een voorbeeld voor
eene weterschappelyke grammatica mag ge
noemd worden, zijne fijn doordachte
,Aanteekeningen op den Beowulf,' zy'ne voordracht
over de ,Waldere-fragmenten,' zijn talryke
tekstverbeteringen en tekstverklaringen in
Nederlandsche en Duitsche tijdschriften en
zijne op letterkundig-historisch gebied zoo
merkwaardige Ilectorale oratie.
Wie dan ook ten onzent inlichtingen wilde
hebben over Angel-Saksische woorden of
vraagpunten, wie een scherp critische beschou
wing over de eene of andere hypothese be
geerde, hij wendde zich tot Cosyn en geen
moeite was hem te veel om na te sporen wat
de beste oplossing was, of om al de verschil
lende gegevens nauwkeurig te toetsen. Voor
zy'ne vrienden was zy'n raad van groote waarde
want hij werd openhartig en onomwonden mede
gedeeld, hoe het oordeel ook luidde.
Die hem niet goed kenden stootte hij wel
eens af door een zekere hardheid in zijne
oordeelvelling; een latere uitspraak was soms
wel eens in strijd met een zeer krachtig uit
gesproken opinie van vroeger. Onder den
indruk van hetgeen hem op dat oogenblik
het sterkste trof, kon hij wel eens nu het
een, dan het ander sterker laten spreken
bij zijne beoordeeling eener persoon of
zaak, maar zijne vrienden kenden deze
eigenaardigheden en zagen het goede hart door
den soms harden vorm; zij wisten dat hy
nooit een persoonlijken strijd voerde, maar
dat hij waarheid zocht; dat onder die soms
luchtig en spottend uitgesproken opmerkingen,
een grond "van hoogen ernst was, een ernst en
waarheidszin, die hij ook van anderen eischte.
Dit hield hij altijd in het oog, al verleidde
ook zijn aangeboren geestigheid en vernuft
hem wel eens om voor een oogenblik aan zijn
zin voor puntigheid en pittigheid meer toe te
geven, dan hij zelf later voor billijk hield.
Wat dwaas, wat belachelijk was, kon hij niet
ongehinderd laten voorbijgaan; zijn goed. eerlijk
karakter kon geen vertoon of inbeelding lijden
en waar by die meende te zien, achtte hij het
zijn plicht, ze aan de kaak te stellen.
Voor leerlingen, die zelf wilden werken en
denken, die zijne dikwijls tot tegenspraak
prikkelende, altijd tot nadenken aansporende
wijze van doceeren, konden waardeeren, was
hij een onschatbaar leermeester.
Voor de Leidsehe Universiteit, voor de
wetenschap, voor zijne leerlingen en vrienden
is zijn heengaan een groot verlies, maar vooral
voor haar, wier leven hij was, die met hem
moeielijke dagen van arbeid en opoffering
doorleefd heelt, voor wie, vóór in het vorige
jaar de noodlottige ziekte zich openbaarde,
nog zooveel dagen van gelukkig samenleven
schenen te zijn weggelegd, en die, even weinig
als hij, vermoedde, dat de lauweren van het
rectoraat met rouwfloers zouden zijn
saamgestrengeld.
Coeijn is een dier mannen geweest, die niet
onopgemerkt zijn voorbijgegaan, wiens per
soonlijkheid bij allen, die hem kenden een
fterken indruk heeft achtergelaten, wiens
karakter en geestesgaven door zijne vrienden
niet zullen vergeten worden en wiens naam
op het gebied der germaansche taalwetenschap
een eervollen klank zal blijven behouden.
J. H. GAI.LKI;.
heid, schenken zij Bibi hun klandizie nu hij is
opgetreden als paraplu verhuurder. Want dit
is nu zy'n vak; hij verhuurt ze tegen vijftig
centimes per stuk. Dagbladen hebben Bibi
doan ii4atviewen; Wat Bibi van paraplu's
zegt'", een artikel in de Patrie, maakte
sens-atie. Liedjeszargers zingen van Bibi; Les
Parapluies de Bibi" had een verbazend succes
in de Noctambiiles. In sommige café's vindt
men de bekendmaking: Hier worden parapluie's
in bewaring genomen door Bibi la Puree ".
Dag en nacht is hij te vindsn op den Boul'
Mich', waar hij zich altijd nuttig weet te maken.
Zijn zakken zijn gevuld met allerlei kleinig
heden, als reuhflescbjes, pleister, naalden en
garen. Hij is altijd haantje de voorste bij een
opstootje, altijd bij de har.d als men hem noodig
heeff. Grappenmakers noemen hem Ie Docteur
Bibi." Soms probeeren zij hem dronken te
maken; maar Bibi, begrijpende wat de bedoe
ling is van de edelmoedige invitatie: bestel
maar wat je hebben wilt", slikt terluiks een
geheimzinnig poeiertje, en is volkomen nuchter
als zijn gastheeren naar huis gebracht wor
den. Dikwijls ziet men hem in wijnhuizen
zonderlinge oude dames tracteeren, vriendinnen
van vóór zestig jaren, vroeger danseressen
in de opera, nu lucifersverkoopsters. Samen
zingen zij liedjes van Béranger, praten van de
Tuilerieën, vertellen anecdotes van Boulanger,
storten tranen e:i nemen snuifjes. Geer) feest,
geen karneval-optocht is comp eet zonder Bibi:
met half-vasten rij It hij door de straten op een
troon, eenvoudig als Bibi, met parap'u's om
zich heen, of' als Voltsire (op wien hij lijkt),
in een mantel gehuld, met den sourire malin
et tendre" op 't gelaat; of als Koning van 't
! (,1'iartier, omgeven door kamerheeren, met een
J schitterende kroon op 't hoofd. Omtrent aile
l punten van etiquette de etiquette van 't
Q'iartier Latin wordt Bibi geraadpleegd;
j ook heeft hij de hand in iedere grap, die uit
gehaald wordt.
Hij waa het, die Karl, den student, hielp
om Quesnay de Beaurepaire de bekende poets
te spelen; het idee van de Gesluierde Dame"
was van hem. Toen bet complot eindelijk aan
den dag was gebracht, en heel Parijs lachte,
maakten Bibi en Karl een triomftocht naar
Bullier. Bibi trad binnen met de Gesluierde
Dame" aan den arm. gevolgd door Karl met
twintig of derlig vrienden. Een optocht werd
gevormd, en terwijl de muziek de Marche
Lorraine speelde trok men, achter Bibi en de
Gesluierde Dame", langzaam door de balzaal.
Daverende, toejuichingen weerklonken. Bibi
boog, terwijl KarJ, een theatrale houding
aanTwee oordelen over let 25ste taal- ea
letterM congres,
i.
De waardeering voor de Nederlandsche taai
en letterkundige congressen is er na de jongste
bijeenkomst der noordelijke en zuidelijke kunst
broeders en confraters te Gent niet beter op
geworden. Vry algemeen is men van gevoelen,
dat dergelijke congressen zeer weinig nut af
werpen en slechts tot de pretjes kunnen ge
rekend worden. Drie dagen achtereen wordt
er vergaderd in de afdeelingen en in de
algemeene zittingen, wordt er veel gepraat, nu en
dan gekibbeld, en ook wel eens een verstandig
woord gehoord, doch de resultaten zijn meestal
nihil, en de reputatie kan slechts worden opge
houden door het woordenboek, het tooneel-ver
bond en het algemeen Nederlandsen- verbond,
tot welke drie de congressen den stoot gaven.
IK het bijzonder is men ontevreden over het
congres te Gent, waar de arbeid elke voorberei
ding miste, de leiding te wenschen overliet en
de uitkomsten werden weggemoffeld in een pa
piermand, zoo zij niet reeds tusschen
debestuurstafel in de afdeeling en het congres bureel ver
loren gingen.
Men verwyt verder den Vlamingen, dat zij
deze congressen meer hebben benut als politiek
agitatie-middel, dan wel ter bevordering van de
Nederlandsche taal, terwy'l by sommigen de
liefde voor het Vlaamsch alleen aan den buiten
kant waarneembaar is, hoe opgewonden en schy'
nbaar overtuigd er wordt grjubeld en gejuicht.
In dit alles is veel vaars en toch ook evenveel,
dat onjuist of overdreven moet heeten. Wel is
waar zijn de directe gevolgen van de congressen
schijnbaar niet by'ster groot en gelukkig, maar
de indirecte worden te weinig geteld, en onder
deze mag in de eerste plaats gelden dn overwin
ningen door de Dietach sprekende Balgen be
haald op de Waalscbe elementen. De strijd, aan
gebonden door Willems, heeft telkens nieuwe
kracht geput uit de sympathie der mannen van
het Noorden, en zonder overdrijving kunnen dan
ook de voorstanders van de congressen beweren,
dat deze het hunne hebben by'gedragen om
te kunnen getuigen, dat thans ongeveer 10
millioen zielen het Hollandsch schrijven en verstaan.
Wordt nu beweerd dat het Vlaamsen nog geen
Hollandsch is, het jongste congres heeft v°l-*
doende bewezen, dat de zucht om zuiverder te
spreken mede uitgaat van de Belgfin. Ook is hot
algemeen Nederlandsen verbond daar om te doen
zien, hoe de zucht naar aansluiting tusschen de
verschillende Nederlandsche elementen zich niet
het minst openbaart aan gene zijde van de
Schelde.
Merkwaardig is tevens het woord door den
voorzitter van de Gentsche congressen laatstelijk
in zijn openingsrede gesproken. Alles hebben
vrij in de Vlaamsche gewesten op de Walen
veroverd, zoo ongeveer redeneerde hij, het
Vlaamsch heeft hier wettelijk geheel dezelfde
rechten als het Fransen, alleen n burcht
bleef tot heden weerstand bieden aan onze
jarenlange aanvallen in den strijd voor eigen
taal en eigen zeden: namelijk het huisgezin,
waar de Fransche taal het voertuig der ge
dachten blijft. Maar die laatste burcht zullen
wij ten slotte ook vermeesterer, en wij rusten
niet voor en aleer zij de onze is.
Juist in den mond van een der invloedrijkste
Belgen zijn die woorden een zeer opmerkelijk
verschijnsel, en menig Hollander, die zich
ergerde over de Vlamingen, welke in het open
baar strijden voor het Vlaamsch. doch in
hunnen familiekring en in nu ne sociëteit
Fransch denken en Fransch spreken ; menig
Hollander zal voortaan nog iets meer moeten
doen dan alleen getuigen, want de Vlaamsche
zaak is voor Holiand van groot gewicht, en
elke waarachtige poging om het Hullandsche
element in Belgiëte versterken, vordert iets
meer dan toejuiching. Waar zoo dikwijls aan
de Vlaamsche broeders is verweten, dat zij
wel dapper meejubelden, maar het daarbij
verder lieten, mogen wij dan toch wel iets
meer doen, dan alleen ons verheugen in het
streven van de Zuid-Nederlanders
Is men er werkelijk van overtuigd, dat het
voor ons, Nederlanders, nog van eenig belang
is, het Hollandsche element ook buiten onze
limietpalen aan te kweeken, dan veroordeele
men die letterkundige bijeenkomsten niet te
MnmimiiiMmiitimimmiiiiiiiiriHHiiiiiiiiniiiiiiHtiiiiiiKiiiMiHitft
nemend, hem warm de hand drukte. Vive
Karl!" riep de Gesluierde, Vive Bibi!" Stu
denten kwamen hunne hulde bewijzen;
dochteren Murgers bestrooiden hen met rozen.
Telkens en telkens weer moesten Karl en Bibi
hun verhaal doen. Hoe schreeuwden de toe
hoorders 't uit, toen Karl pkchtig de woorden
herhaalde, die zoo'n indruk gemaakt hadden
op M de Beaurepaire: Je suis l'nomme que
vous attendez!" Wat schaterden ze bij de
levendige beschrijving van Bibi, hoe Karl en
hij zaten bier te drinken in een café, terwijl
du Gesluierde Dame" M. de Beaurepaire zat
op te winden met haar treft'jnd verslag van
wat Karl deed, ver weg, in Bazel! En wat
juichten ze toen de muziek inviel, en de
stoet, steeds voorafgegaan door Bibi en de
Gesluierde Dame", aftrok naar de Taverne
Lorraine om te gaan soupeeren. Hier werd
druk getoost, tot een der gasten penige
sensi is teweeg bracht door l et gezelschap mee
te deelen dat hij een pijnlijken plicht had te
vervullen. Hij stond op en sprak: Bibi, je over
hemd is blauw, en Verlaine's overhemden waren
wit. Hoe, Bibi, hoe heb je de plechtige gelofte
gehouden, die je hebt afgelegd in 't CaféProcope V
Wat moet er zoodoende van je worden, Bib!?"
La parole est a Bibi l" riepen de gasten, en
Bibi stond op en stamelde : oordeelt m\i niet
te gestreng, o jeunesse ! Vandaag voel ik me
als boven de wolken, als hemelwaarts geheven.
Boven het Quartier Latin is de hemel blauw;
Verlaine had het blauw lief." Maat- helaas !
men voni de verontschuldiging heel zwakjes en
volkomen ongeldig. O Bibi, Bibi!" klonk
het door de zaal. Toen kwam Karl tusschen
beiden; hij zei dat men Bibi niet te streng
moest beoordeelen waar het maar een over
hemd of een paraplu gold. Zijn groote ver
diensten behoorden dergelijke zwakheden te
doen vergeten ; hij had er toe bijgedragen om
vreug de te verschaffen, aan rechtvaardigen, van
hem was het idee van de Gesluierde Dame".
Hij kreeg vergiffenis. Maar het Quartier
verwachtte dat hij den volgenden dag dat
blauwe overhemd zou opofferen, en de gelofte
van trouw aan Verlaine zou hernieuwen. Met
een stem heesch van aandoening beloofde Bibi
dat hij doen zou wat het Quartier verlangde;
en de Gesluierde Dame" den arm biedend.
leidde hij nog eens den stoet de zaal rond,
fusschen de tafeltjes door, het buffet vcorbij
en de deur uit naar den Boni' Mich', nu eens
buigend, dan weer glimlachend: Bibi van de
lïue Gauche, Bibi de Bohémien, Bibi la Puree,