De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 10 september pagina 3

10 september 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Na 1159 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ik hoop van harte gaarne, dat de NederJasdsch» oper» in dit seizoen voor de kunst veel moge tot stand brengen. Men streve er naar het peil raa orchestefl koor zoo boog mogelijk op te Toeren. In Amsterdam stelt men hooge eischen, juist aan die beide factoren; kunnen zy eraanbeaatwoorden, dan vergeeft men. gaarne eene eventueel minder goede bezetting van de solo partijen en dan zat ook zeker het publiek zich niet onbetuigd laten. Het publiek, wil wel ge nieten, mits men het slechts iets goeds biedt. ANT. AVERKAMP. IIIHIIUmilllHIIIUUIIIUIIHHIIIIIIIIIIIIHIIIHIIIHII DayM Bles. t Een woord ter herdenking aan den hoog bejaarden schilder, die deze week ter ruste is gegaan, mag nevens zijn afbeeldsel niet achterwege bly'ven. Als wjj uit het vroeger geslacht er zoovel en huldigen, door plaatsing hunner werken en rangschikking hunner namen tu8schen die der grootmeesters van hét gilde, zy'n we slechts consequent als we nn den naam van David Bles toevoegen aan de naamlijst der schilders van het huidige geslacht. Een ieder stelle dan de maat aan zijn persoonlijke ?waardeering. H:jj is wel geen banierdrager, veel minder een baanbreker geweest; maar hij droeg toch zyn vaantje, dat bij zorgzaam voor eigen gebruik bewaakte en naar inzicht had opgesierd. En dapper trok hij daarmede uit, en het mocht door lustig klapperen in de nabqheid, bij wijlen tot instemmend toekijken verlokken als de breedere banen van ontzagw«kkende vanen op een afstand waren. In het huishoudelijk leven onzer tegenwoordige kunst was hij een medegenoot die zijn zitplaats onvermoeid voor zich zelf gereserveerd hield, en onder veteranen, aan het oude devies ge trouw, de meest sprekende type van de na drukkelijke handhaving hunner overtuiging. Zijn werk was de stellige uitspraak van de meening, die in een schilderij het onderwerp wil doen heersenen, een gedachte bij ieder werk wil voorop gezet zien, alsof een schilderij te lezen is en niet te zien. Maar hy was uit die richting toch een der kernachtigste ver tegenwoordigers. Want uit zijn werk, zijn scKilderyen en ook vooral zijn litho's, is ons weldadig een zekere terugstraling van de nuchtere humor en onergwillende satire van den echt hollandschen volksaard, die in zoo menig spreekwoord haar karakter doet voort leven. Bles was als zoodanig de naaste ver want van Troost, die door zy'n oolyke zetten en luimige uitvaJlen bij al zijn tekortkomingen, het tot een zekeren graad heeft gebracht van illustratieve verschijning in onze kunst. Tot het uitspreken zijner guitig uitgedachte IIIIIHHHItlllllMHUMi iiiiiiiiiiiiiiniitHimi HUI M T A LA (Uit The Satnrday litrieic.) Op het trottoir van den Boulevard St. Michel, tegen negen uur 's avonds. Er wordt koffie en cognac gedronken, pijpen dampen, cigaren gloeien. Kellners draven heen en weer, roepend: Tout de suite, M. Pierre", me voila, M. Paul". Vrienden ontmoeten elkaar, groepjes vormen zich dochteren van Murger, leven dige dametjes, vroolijk en niet vulgair, babbelen met iedereen. Daar komen de verkooper van nootjes, de man met olijven, het bloemenmeii-je, een neger met nougat. Ue twee eersten leggen op ieder tafelfje een monster van hun koop waar; daarop gaan zij, in een beschut hoekje, op de loer staan: vlug schieten ze vooruit om voor een paar sous kwijt te raken aan die tafel'jes, wflar de monsters verdwenen zijn. Tiens", merkt Mdie Muni op, du nougat". Tiens", zegt Mdlle Musette, des roses". Mais c'èst la ruine", verklaart Paul. La misère", is de opinie van Pierre, terwijl beiden een paar sous te voorschijn halen. Paartjes gaan voorbij, en troepjes van vier, arm in arm, som migen op weg naar Bullier, anderen naar de Noctambules of de Taverne Lorraine. Af spraakje worden gemaakt a minuit, a deux heures, hein?" Nu knipoogt en lacht iedereen, a's een lang, schraal, sjofel gekleed persoon verschijnt; grijs haar hangt hem tot op de schouders, in zijn knoopsgat bengelen drie rozen. Hij leunt op een nette, met zilver gemonteerde paraplu, zijn groene oogen vertoonen een flikkering van humor; zijn wangen zijn glad geschoren en ingevallen. Men zou hem houden voor een zeventiger. Peinzend zuigt hij aan een eindje cigarette. Kellners wijzen naar hem, studenten groeten hem. Nu buigt hij, dan glimlacht hij Bibi van de Rive Gauche, Bibi Ie Bohémien, Bibi la Puree. Voort slentert Bibi, den Boul' Mich' af, naar die klassieke plaats waar M. Theo het bestuur voelt het caféProcope. Herinne ringen aan groote mannen omzweven die plek. Ook zyn er nog relieken: la table de M. de Yoltaire", gekerfd en af gesplinterd. Toeristen intenties, heeft Bles zich op het voetspoor der oude Hollanders naarstig bevlijtigd in het handwerk van het schilderen, en hoewel binnen zekere grenzen, een prijzenswaardige verdienetelijkbeid bereikt, waarmee hy voor het uitdosschen van zijn komisch gevonden tafereelen volkomen beslagen ten ijs kwam. In die sfeer is menig schilderijtje een keurig paneeltje, onberispelijk uitgevoerd, en ik ben zeker, dat dezer dagen in meer dan n salon achtbare huisheeren aan opmerkzame dames-op-visite, met trots op hun Biefje aan den wand wijzen en daarmede den overledene huldigen. Hy verdient het ten volle. V. W. S. ?MiMliHIMHIlHliniHIHIHIIHHIIIIIIIIIIHIHIIIHItllimilHIIIIIII'IHIItlHIt P. J, Cosp. In memoriam. Eerbewijzen van vorsten en van geleerde genootschappen waren hem van vele zijden ten deel gevallen, zoo meldden de levensbe richten van mannen als Donders, de Vries, Buys-Ballot. Aan het einde van het bericht in de courant, waarin wy den dood van Coi-yn lazen, stond in eene door haar eenvoud opmerkelijke zinsnede alleen dit: »Hy was lid van de Koninklijke Academie", eene onder scheiding trouwens, die hij zeer gewaar deerd heeft. Maar was bij niet de gevierde man by regee ringen of vorsten, in de wetenschappelijke wereld, in het buitenland zoowel als in het binnenland, werd hy geëerd als een geleerde van den eersten rang, die door zijn buiten gewone geestesgaven, gepaard aan groote werk kracht, op het gebied van het Germanistisch, en meer bepaald het Angelsaksisch taalonder zoek, werken heeft tot stand gebracht, die ook bij volgende geslachten zijn naam zullen doen voortleven als die van een streng wetenschappely'k, zeer nauwkeurig taalvorscher, helder in zyn betoogtrant, scherpzinnig en geestig in zijn opmerkingen. Was zijne gezondheid even krachtig geble ven als zijn geest, dan had Cosyn nog menigen dienst aan de wetenschap kunnen bewijzen, nog veel voor de Leidsche Universiteit en zijne leerlingen kunnen wezen; want hij was niet oud, in geen enkel opzicht; zy'n geest had jeugdige frischheid, met de jongeren kon by meeleven: wat er in het jongere streven waar en goed was kon op zijne sympathie rekenen. En op wetenschappelijk gebied be hoorde bij tot degenen, die in hunne voorraadschuren opleggen, om het te gebruiken als het noodig is, die het verzamelde bewaren om het met nieuwe vondsten in verband te brengen, om het te wikken en te wegen, om het kaf, dat er nog tusschen het koorn mocht schuilen, te schiften, die met taai geduld het reeds eenmaal onderzochte nog eens aan de toets onderwerpen, omdat zij zoeken en streven naar waarheid en niet naar »le plaisir de se voir iriprimé". Overijlde conclusies zal men dan ook maar zelden in zijne wetenschappe lijke geschriften aantreffen; de wetenschap moge over sommige zijner uitspraken tot andere gedachten zijn gekomen, dit lag niet aan zijn werk, maar aan de ontwikkeling der weten schap, waartoe zijne onderzoekingen zooveel hadden bijgedragen Cosyn was den 29 November 1840 te Rijswijk geboren. Zijne opleiding ontving hij ten deele in den Haag, ten deele op het gymnasium te Gouda onder den bekenden rector Kappeijne van de Copello; daarna be zocht hij het gymnasium te Utrecht, van waar hij tot de Universiteit bevorderd werd. In 1857 werd hij te Utrecht ingeschreven als student. Eerst als jurist, maar al spoedig is hij tot de faculteit der letteren overgegaan, waarin hij in Maart 1860 het candidaatsexamen aflegde. Nadat hij twee jaar later doctoraal examen, gedaan had, verliet hij in 18Ü3 de universiteit om er den 2G Juni 1865 nog eens terug te keeren, toen hy op eene dissertatie Annotatiuneulae ad Aristopltanis Kanas pro moveerde. Als student gold zijne belangstelling niet uitsluitend de classieken ; philosophie en kunst, de nieuwere letterkunde en de geschriften van de .17e eeuw en de middeleeuwen trokken komen hier om ze te zien; en ofschoon M. Theo niet de juiste spleet kan aanwijzen waarop de koiflekop van den wijsgeer stond, noch de hoeken waaraan Marat, Danton en Robespierre zaten, noch Gambetta's geliefde plaats, zeven en twintig jiar geleden, hij bezit een verwon derlijke kennis van de tij .en, die hem maakt tot den persoonlijken intimua van deze vijf groote schimmen van het caféProcope. M. Theo is ook een Bohémien. Hij ook knipoogt als Bibi verschijnt. Mocht de een of andere onnoozele wereldling vragen : Wie is Bibi P'dan antwoordt M. Tüeo: Un dróle", een origi neel, met een wonderlijk verleden." .... Secretaris, knecht, alles en nog wat van Paul Verlaine was Bibi, zes jaar geleden. Zij ontmoetten elkaar in het caféProcope, waar VerJaine zijn absinth placht te komen drinken. Weldra ontstond tusschen die twee een hechte vriendschap: Bibi vermaakte den dichter en wist zijn belangstelling op te wekken. Wanneer Verlaine bedwelmd was door den ab.intb, was het Bibi die hein naar huis geleidde. Wanneer Verlaine geen geld had om absinth te koopen, was het Bibi die 's dichters autograiieën ver kocht op den Boul' Mich', en zijn boeken op de kaden. Soms was Yerlaine uit zijn humeur maar Bibi klaagde nooit. Hij was trotsch op zijn positie; bij benronderds en aanbad den dichter, dien hij Ie Msdtre" n die hem la Puree" noemde. Twee jaren gingen voorbij ; Verlaine werd ziek. In weerwil van Bibi's teedere zorgen werd hij ergor, en men vervoerde hem naar 't hospitaal, waar hij stierf aan Bibi een erfenis nalatende, bestaande uit drie overhemden. Toen, voor het eerst, kende Bibi de smart. Hij was nog maar zestig, doch hij gevoelde zich alsof hij wel honderd was, ver klaarde hij; en, zijn oude wijkplaatsen schu wende, zwierf hij 's avonds droevig langs de kaden, en door stille straten, en in de scha duwen van het Luxembour?. Weldra echter keerde bij terug naar het caféProcope, met een pakje onder den arm. Vriendelijk werd hij door M Theo ontvangen; samen herinnerden zij zich den ouden tijd toen Verlaine er nog zat, absinth slurpend en, schitterend causeur als hij wilde, de jeunesse om zich verzamelend; samen haalden zij VTerlaine-relieken voor den dag, brieven, boeken, en de drie overhemden (uit het pakje) die Bibi geërfd bad; samen praatten zij uren en uren achtereen, zuchtend en vele glazen ledigend; totdat Bibi zijn be roemde verklaring aflegde, dat hij die over hemden nooit zou uitleenen, en nooit andere zou dragen. Maanden verstreken, Bibi raakte zijn melancholie kwijt, en vroolijk en wel zag evenzeer zijne aaridauut, en wat zijne aandacht trok werd voorwerp van studie. Zoo heeft bij eene breede basis ee'egd, wat hem bij zijn latere wetenschappelijk i onderzoekingen zeer is te stade gekomer. Eerst na zijne promotie, toen hij, na een tweejarig conrectoraat te Winschoten in 1865, leeraar in het Nederlandsch te Haarlem was geworden, bakende zich zijn pad van studie meer en meer af. Met Verwijs begon hij in 1870 de Taal- en letterbode, en het volgende iuar trad hij op als medewerker aan het Neder landsen Woordenboek. De Nederlandsche grammatica en het taalonderwijs scheen eerst voorwerp van zijne studie te zullen worden. Voor zijne leerlingen aan de hoogere burger school had hij eene kleinere en eene grootere grammatica en eenige andere practische school boeken geschreven, die lange jaren de voor naamste hulpboeken waren aan burgerscholen en lagere scholen; eerst met de oprichting van de laai- en Letieibode vinden wij meer speciaal wetenschappelijke artikelen van zijne hand op dit gebied. De studie der nieuwere grammatica had hem tot de beoefening der oudere talen ge bracht. Middel-nederlandsch had hij aan de Universiteit niet geleerd ; voor de kennis van het Nererlandsch bleek het noodig dit te kennen en hij heeft het zich eigen gemaakt, zoo goed als de beste. Niet de letterkunde boeide hem maar de taal in al hare ontwikkelingsvormen; de historie harer wording trok hem aan, hier voor echter was kennis van het Middel-nederlandsch niet voldoende, ook de geschriften uit den tijd vóór het Middel-nederlandsch moesten onderzocht, en nu kwam hij op een gebied waar bij tal van moeilijkheden vond, waar haast alles nog gedaan moest worden. De zoo genaamd Oud-nederlandsche psalmen waren uitgegeven, maar niet grammaticaal behandeld; in 1873 verscheen van zijne hand de eerste spraakkunst van het taaleigen dezer psalmen, de glossen van Lipsius werden gecollationeerd, en uit alles bleek dat Cot.yn kennis genomen had van al wat er op grammaticaal gebied in die dagen in Duitschland omging. Dit was toen niet zoo gemakkelijk als thans. Alleen enkelen stonden in betrekking met de ouderen aldanr, maar de groote beweging op het gebied der grammaticale studiën ging van de toenmalige jongeren als Sievers, Braune, Pau), e. a. uit. De relatiën van den boek handel waren nog niet zoo goed geregeld als heden ten dage en de wetenschappelijke over zichten, over hetgeen in elk jaar verschijnt, ontbraken toen ten eenenaiale. De oudere tijdschriften waren op de bibliotheken aan wezig, maar de pas opgerichte, z. a. »Paul und Braunes Beitiüge", moest men zich zelf aanschaffen. Het heeft CoH'n in Haarlem, met het kleine tractement dier dagen, zeker wel eens over weging gekost of hij het een of ander boek zou aankoopen, maar wat het zwaarste was woog bij hem ot-k het zwaarst. Ilij had een zeldaam scherp oog op de waarde van een boek. Langzaam maar zeker breidde hij zijn kring van onderzoek uit; na het oud-nederfrankisch MtmuniniiiiiiiiiMiiiiiiMiiHiiiiiHtitiHiiiiiiiiiiiiHiHimiiniuHiiimiim men hem weer Procope bezoeker. Niemand wist hoe hij leefde of waar hij woonde, maar gestadig kreeg hij zijn biertj s, en soms ook wel zijn soup r. Hy was aliijd amusant en altijd bereid om iemand te helpen : hij deed allerlei verre boodschappen, en hij wist het hart te vermurwen van Pierre's of' Paul's hospes wanneer deze soms zijn geduld dreigde te verliezen. Hij verkocht boeken op de kaden ; hij wist beter dan eenig student hoe men moest omspringen met de beambten van den Montde-PiétéMaar op eens maakte een zonderlinge hartstocht zich van hem meester. Hij had hein vroeger r.ooit gikend en werd er plotseling door aangegrepen. Die hartstocht werd tot deze verschrikkelijke ondeugd: een onweer staanbaar verlangen om zich parapluie's toe te eigenen. Al zijn eergevoel bezweek er voor. Of ze oud of nieuw, sjofel of chic was, iedere paraplu riep dit oneerlijk verlangen in hem wakker. List en sluwheid nani hij te baat,: Schijnbaar toevallig liep liij in allerlei boeltjes, slenterende om jiaraplustandaards heen, ver dween plotseling, en dan hoorde men al gauw: Tiens, ui est Bib!? Et tiens, c est mon parapluie'/'' Den volgenden morgen stapte Bibi Procope binnen alsof er niets ge beurd was, en als hij beschuldigd werd was het: ,,\Yat:- Ik paraplu's stelen? Ik? Uibi la Puree V L'ami du Maitre? Jamais! Jamais!" Er kwam een verandering in de gevoelens van velen zijner vrienden; inplaals van de ver trouwelijke knipoogjes zag hij, bij zijn ver schijnen, handen die naar paraplu's grepen. Hij kreeg minder biertjes en minder aoupéetjes; totdat de verjaardag van Verlaine's overlijden naderde, en een pelgrimstocht weer naar zijn graf werd op touw gezet. Toen werden aller harten weer warmer gestemd jegens Bibi, en er werd ge.ld bijeengebracht voor een nieuw pak (waardig om te wo den gedragen over Verlaine's overhemden), en dit werd Bibi plech tig overhandigd in 't CaféProcope, na 't drinken van veel glazen en na veel sentimenteele redevoeringen. Bij het graf' weende Bibi bitter, en de medelijdende pelgrims besloten hem een feestje te geven na afloop van de plechtigheid. Doch helaas'. Bibi's gemoed was in beroering gebracht door een partijtje para plu's die tegen een boom stonden. Dit was hem te machtig: hij droogde zijn tranen en sloop weg, en met hem verdwenen niet minder dan vijftien paraplu's Nog tot op dezen dag lacht het Quartier Latin om 't geval. De bewoners van 't Quartier weten een klucht te apprecieeren, en, ge voelig voor 't komische in's mans onbeschaamdvolgde eerst de meer uitgebreide studie van het Angelsaksisch, dat zijn levenswerk zou worden, toen de studie van het oudnoorsch, want zonder dat, zeide hij eens, had hij toch aan de studie van het Angelsaksisch niets. Toen hij in 1877 benoemd werd tot hoogjeeraar te Leiden, om onderwys te geven in het Gotisch, Angelsaksisch, Middelhoogduitsch en de oude talen en letterkunde van de Germaansche vol keren, trad het woordenboek meer op den achtergrond, en werd het Angelsaksisch de taal waarvoor hij leefde, waarin hy by voorkeur werkte, en het liefst college gaf. Hier waren de moeilijkste problemen op te lossen, daartoe trok hem zijn vernuft en scherpzinnigheid, maar ook daartoe stelde zijne groote kennis van taal en geschriften, van vorm en inhoud hem beter in staat dan menig ander. Zoo staan naast zijne 'Alt-westfüchsiche Grammatik' (1888), die een voorbeeld voor eene weterschappelyke grammatica mag ge noemd worden, zijne fijn doordachte ,Aanteekeningen op den Beowulf,' zy'ne voordracht over de ,Waldere-fragmenten,' zijn talryke tekstverbeteringen en tekstverklaringen in Nederlandsche en Duitsche tijdschriften en zijne op letterkundig-historisch gebied zoo merkwaardige Ilectorale oratie. Wie dan ook ten onzent inlichtingen wilde hebben over Angel-Saksische woorden of vraagpunten, wie een scherp critische beschou wing over de eene of andere hypothese be geerde, hij wendde zich tot Cosyn en geen moeite was hem te veel om na te sporen wat de beste oplossing was, of om al de verschil lende gegevens nauwkeurig te toetsen. Voor zy'ne vrienden was zy'n raad van groote waarde want hij werd openhartig en onomwonden mede gedeeld, hoe het oordeel ook luidde. Die hem niet goed kenden stootte hij wel eens af door een zekere hardheid in zijne oordeelvelling; een latere uitspraak was soms wel eens in strijd met een zeer krachtig uit gesproken opinie van vroeger. Onder den indruk van hetgeen hem op dat oogenblik het sterkste trof, kon hij wel eens nu het een, dan het ander sterker laten spreken bij zijne beoordeeling eener persoon of zaak, maar zijne vrienden kenden deze eigenaardigheden en zagen het goede hart door den soms harden vorm; zij wisten dat hy nooit een persoonlijken strijd voerde, maar dat hij waarheid zocht; dat onder die soms luchtig en spottend uitgesproken opmerkingen, een grond "van hoogen ernst was, een ernst en waarheidszin, die hij ook van anderen eischte. Dit hield hij altijd in het oog, al verleidde ook zijn aangeboren geestigheid en vernuft hem wel eens om voor een oogenblik aan zijn zin voor puntigheid en pittigheid meer toe te geven, dan hij zelf later voor billijk hield. Wat dwaas, wat belachelijk was, kon hij niet ongehinderd laten voorbijgaan; zijn goed. eerlijk karakter kon geen vertoon of inbeelding lijden en waar by die meende te zien, achtte hij het zijn plicht, ze aan de kaak te stellen. Voor leerlingen, die zelf wilden werken en denken, die zijne dikwijls tot tegenspraak prikkelende, altijd tot nadenken aansporende wijze van doceeren, konden waardeeren, was hij een onschatbaar leermeester. Voor de Leidsehe Universiteit, voor de wetenschap, voor zijne leerlingen en vrienden is zijn heengaan een groot verlies, maar vooral voor haar, wier leven hij was, die met hem moeielijke dagen van arbeid en opoffering doorleefd heelt, voor wie, vóór in het vorige jaar de noodlottige ziekte zich openbaarde, nog zooveel dagen van gelukkig samenleven schenen te zijn weggelegd, en die, even weinig als hij, vermoedde, dat de lauweren van het rectoraat met rouwfloers zouden zijn saamgestrengeld. Coeijn is een dier mannen geweest, die niet onopgemerkt zijn voorbijgegaan, wiens per soonlijkheid bij allen, die hem kenden een fterken indruk heeft achtergelaten, wiens karakter en geestesgaven door zijne vrienden niet zullen vergeten worden en wiens naam op het gebied der germaansche taalwetenschap een eervollen klank zal blijven behouden. J. H. GAI.LKI;. heid, schenken zij Bibi hun klandizie nu hij is opgetreden als paraplu verhuurder. Want dit is nu zy'n vak; hij verhuurt ze tegen vijftig centimes per stuk. Dagbladen hebben Bibi doan ii4atviewen; Wat Bibi van paraplu's zegt'", een artikel in de Patrie, maakte sens-atie. Liedjeszargers zingen van Bibi; Les Parapluies de Bibi" had een verbazend succes in de Noctambiiles. In sommige café's vindt men de bekendmaking: Hier worden parapluie's in bewaring genomen door Bibi la Puree ". Dag en nacht is hij te vindsn op den Boul' Mich', waar hij zich altijd nuttig weet te maken. Zijn zakken zijn gevuld met allerlei kleinig heden, als reuhflescbjes, pleister, naalden en garen. Hij is altijd haantje de voorste bij een opstootje, altijd bij de har.d als men hem noodig heeff. Grappenmakers noemen hem Ie Docteur Bibi." Soms probeeren zij hem dronken te maken; maar Bibi, begrijpende wat de bedoe ling is van de edelmoedige invitatie: bestel maar wat je hebben wilt", slikt terluiks een geheimzinnig poeiertje, en is volkomen nuchter als zijn gastheeren naar huis gebracht wor den. Dikwijls ziet men hem in wijnhuizen zonderlinge oude dames tracteeren, vriendinnen van vóór zestig jaren, vroeger danseressen in de opera, nu lucifersverkoopsters. Samen zingen zij liedjes van Béranger, praten van de Tuilerieën, vertellen anecdotes van Boulanger, storten tranen e:i nemen snuifjes. Geer) feest, geen karneval-optocht is comp eet zonder Bibi: met half-vasten rij It hij door de straten op een troon, eenvoudig als Bibi, met parap'u's om zich heen, of' als Voltsire (op wien hij lijkt), in een mantel gehuld, met den sourire malin et tendre" op 't gelaat; of als Koning van 't ! (,1'iartier, omgeven door kamerheeren, met een J schitterende kroon op 't hoofd. Omtrent aile l punten van etiquette de etiquette van 't Q'iartier Latin wordt Bibi geraadpleegd; j ook heeft hij de hand in iedere grap, die uit gehaald wordt. Hij waa het, die Karl, den student, hielp om Quesnay de Beaurepaire de bekende poets te spelen; het idee van de Gesluierde Dame" was van hem. Toen bet complot eindelijk aan den dag was gebracht, en heel Parijs lachte, maakten Bibi en Karl een triomftocht naar Bullier. Bibi trad binnen met de Gesluierde Dame" aan den arm. gevolgd door Karl met twintig of derlig vrienden. Een optocht werd gevormd, en terwijl de muziek de Marche Lorraine speelde trok men, achter Bibi en de Gesluierde Dame", langzaam door de balzaal. Daverende, toejuichingen weerklonken. Bibi boog, terwijl KarJ, een theatrale houding aanTwee oordelen over let 25ste taal- ea letterM congres, i. De waardeering voor de Nederlandsche taai en letterkundige congressen is er na de jongste bijeenkomst der noordelijke en zuidelijke kunst broeders en confraters te Gent niet beter op geworden. Vry algemeen is men van gevoelen, dat dergelijke congressen zeer weinig nut af werpen en slechts tot de pretjes kunnen ge rekend worden. Drie dagen achtereen wordt er vergaderd in de afdeelingen en in de algemeene zittingen, wordt er veel gepraat, nu en dan gekibbeld, en ook wel eens een verstandig woord gehoord, doch de resultaten zijn meestal nihil, en de reputatie kan slechts worden opge houden door het woordenboek, het tooneel-ver bond en het algemeen Nederlandsen- verbond, tot welke drie de congressen den stoot gaven. IK het bijzonder is men ontevreden over het congres te Gent, waar de arbeid elke voorberei ding miste, de leiding te wenschen overliet en de uitkomsten werden weggemoffeld in een pa piermand, zoo zij niet reeds tusschen debestuurstafel in de afdeeling en het congres bureel ver loren gingen. Men verwyt verder den Vlamingen, dat zij deze congressen meer hebben benut als politiek agitatie-middel, dan wel ter bevordering van de Nederlandsche taal, terwy'l by sommigen de liefde voor het Vlaamsch alleen aan den buiten kant waarneembaar is, hoe opgewonden en schy' nbaar overtuigd er wordt grjubeld en gejuicht. In dit alles is veel vaars en toch ook evenveel, dat onjuist of overdreven moet heeten. Wel is waar zijn de directe gevolgen van de congressen schijnbaar niet by'ster groot en gelukkig, maar de indirecte worden te weinig geteld, en onder deze mag in de eerste plaats gelden dn overwin ningen door de Dietach sprekende Balgen be haald op de Waalscbe elementen. De strijd, aan gebonden door Willems, heeft telkens nieuwe kracht geput uit de sympathie der mannen van het Noorden, en zonder overdrijving kunnen dan ook de voorstanders van de congressen beweren, dat deze het hunne hebben by'gedragen om te kunnen getuigen, dat thans ongeveer 10 millioen zielen het Hollandsch schrijven en verstaan. Wordt nu beweerd dat het Vlaamsen nog geen Hollandsch is, het jongste congres heeft v°l-* doende bewezen, dat de zucht om zuiverder te spreken mede uitgaat van de Belgfin. Ook is hot algemeen Nederlandsen verbond daar om te doen zien, hoe de zucht naar aansluiting tusschen de verschillende Nederlandsche elementen zich niet het minst openbaart aan gene zijde van de Schelde. Merkwaardig is tevens het woord door den voorzitter van de Gentsche congressen laatstelijk in zijn openingsrede gesproken. Alles hebben vrij in de Vlaamsche gewesten op de Walen veroverd, zoo ongeveer redeneerde hij, het Vlaamsch heeft hier wettelijk geheel dezelfde rechten als het Fransen, alleen n burcht bleef tot heden weerstand bieden aan onze jarenlange aanvallen in den strijd voor eigen taal en eigen zeden: namelijk het huisgezin, waar de Fransche taal het voertuig der ge dachten blijft. Maar die laatste burcht zullen wij ten slotte ook vermeesterer, en wij rusten niet voor en aleer zij de onze is. Juist in den mond van een der invloedrijkste Belgen zijn die woorden een zeer opmerkelijk verschijnsel, en menig Hollander, die zich ergerde over de Vlamingen, welke in het open baar strijden voor het Vlaamsch. doch in hunnen familiekring en in nu ne sociëteit Fransch denken en Fransch spreken ; menig Hollander zal voortaan nog iets meer moeten doen dan alleen getuigen, want de Vlaamsche zaak is voor Holiand van groot gewicht, en elke waarachtige poging om het Hullandsche element in Belgiëte versterken, vordert iets meer dan toejuiching. Waar zoo dikwijls aan de Vlaamsche broeders is verweten, dat zij wel dapper meejubelden, maar het daarbij verder lieten, mogen wij dan toch wel iets meer doen, dan alleen ons verheugen in het streven van de Zuid-Nederlanders Is men er werkelijk van overtuigd, dat het voor ons, Nederlanders, nog van eenig belang is, het Hollandsche element ook buiten onze limietpalen aan te kweeken, dan veroordeele men die letterkundige bijeenkomsten niet te MnmimiiiMmiitimimmiiiiiiiiriHHiiiiiiiiniiiiiiHtiiiiiiKiiiMiHitft nemend, hem warm de hand drukte. Vive Karl!" riep de Gesluierde, Vive Bibi!" Stu denten kwamen hunne hulde bewijzen; dochteren Murgers bestrooiden hen met rozen. Telkens en telkens weer moesten Karl en Bibi hun verhaal doen. Hoe schreeuwden de toe hoorders 't uit, toen Karl pkchtig de woorden herhaalde, die zoo'n indruk gemaakt hadden op M de Beaurepaire: Je suis l'nomme que vous attendez!" Wat schaterden ze bij de levendige beschrijving van Bibi, hoe Karl en hij zaten bier te drinken in een café, terwijl du Gesluierde Dame" M. de Beaurepaire zat op te winden met haar treft'jnd verslag van wat Karl deed, ver weg, in Bazel! En wat juichten ze toen de muziek inviel, en de stoet, steeds voorafgegaan door Bibi en de Gesluierde Dame", aftrok naar de Taverne Lorraine om te gaan soupeeren. Hier werd druk getoost, tot een der gasten penige sensi is teweeg bracht door l et gezelschap mee te deelen dat hij een pijnlijken plicht had te vervullen. Hij stond op en sprak: Bibi, je over hemd is blauw, en Verlaine's overhemden waren wit. Hoe, Bibi, hoe heb je de plechtige gelofte gehouden, die je hebt afgelegd in 't CaféProcope V Wat moet er zoodoende van je worden, Bib!?" La parole est a Bibi l" riepen de gasten, en Bibi stond op en stamelde : oordeelt m\i niet te gestreng, o jeunesse ! Vandaag voel ik me als boven de wolken, als hemelwaarts geheven. Boven het Quartier Latin is de hemel blauw; Verlaine had het blauw lief." Maat- helaas ! men voni de verontschuldiging heel zwakjes en volkomen ongeldig. O Bibi, Bibi!" klonk het door de zaal. Toen kwam Karl tusschen beiden; hij zei dat men Bibi niet te streng moest beoordeelen waar het maar een over hemd of een paraplu gold. Zijn groote ver diensten behoorden dergelijke zwakheden te doen vergeten ; hij had er toe bijgedragen om vreug de te verschaffen, aan rechtvaardigen, van hem was het idee van de Gesluierde Dame". Hij kreeg vergiffenis. Maar het Quartier verwachtte dat hij den volgenden dag dat blauwe overhemd zou opofferen, en de gelofte van trouw aan Verlaine zou hernieuwen. Met een stem heesch van aandoening beloofde Bibi dat hij doen zou wat het Quartier verlangde; en de Gesluierde Dame" den arm biedend. leidde hij nog eens den stoet de zaal rond, fusschen de tafeltjes door, het buffet vcorbij en de deur uit naar den Boni' Mich', nu eens buigend, dan weer glimlachend: Bibi van de lïue Gauche, Bibi de Bohémien, Bibi la Puree,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl