Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1160
worden van de geldwolven; de Engelsche naam
wordt tot spot en schande in de beschaafde
wereld.
Voeg hier nog b\j de te verwachten opstand
vul de Kaffers, de mens-dieren van
ZuidAfrieka, belust op vrjjheid, plundering,
vronwenachending en tengelloosheid, en geloof, dat er
nooit meer ellende over 'en landstreek zal
worden uitgestort dan over 't arme r\jke Trans
vaal, tenzy', onverhoopt... Maar anders...
Wat vreselike toekomst, die naaste, maar ge
weldig zal dan ook het gericht van de historie
zijn, als het Britse ryk op zijn beurt heeft
afgedaan en instort, omdat het geen eerbied
had voor het recht l
J. B. SCHEPERS.
iiiiiiiimiiim
Het bezoek aan openbare leeszalen.
»0ws Huis" te Middelburg.
Het was naar aanleiding van het in deze
rubriek gegeven overzicht van de verrich
tingen der vereeniging »Ona Huis" te Am
sterdam gedurende haar zesde werkjaar,
dat ik een schrijven ontving van den heer
A. J. Wijnne te Middelburg, die in 't
bijzonder n zinsnede in dat overzicht
wenschte te weerleggen. Gewag makende
van het aantal bezoekers van de leeszaal
van »Ons Huis" schreef' ik nl. het volgende
in no. 1146 van het Weekblad:
»De leeszaal van »Ons Huis" is een der
weinige dier toch zoo nuttige inrichtingen,
welke zich in een ietwat druk bezoek mogen
verheugen; bijna overal elders toch worden
leeszalen uiterst weinig bezocht, niettegen
staande de meeste eene keur van kranten
en tijdschriften aanbieden, als zelfs de meest
onbescheiden, leesgrage mensch zich
wenschen kan".
Tegen de thans gecursiveerde woorden
wenschte de heer Wijnne, die o. a. de functie
bekleedt van Secretaris van de leeszaal
van »Ons Huis" te Middelburg, te
opppneeren, of beter, hij wenschte uitdrukkelijk
te constateeren, dat tot dat «bijna overal
elders" de onder zijne medeleiding staande
inrichting niet mocht worden gerekend. De
geachte oriefschrijver, wien ik voor zijne
opmerking gaarne dank zeg, beloofde,
deze bewering te zijner tijd, d. w. z. nadat
het nieuwe jaarverslag zou zijn verschenen,
met kracht van feiten te staven. Deze
belofte nu is dezer dagen door hem ver
vuld, hetgeen voor mij eene aangename
aanleiding is, ook de ervaringen met
Toynbee-werk in Zeelands hoofdstad opgedaan,
en speciaal wat de leeszaal betreft, in
ruimeren kring bekend te maken.
Allereerst zij dan het een en ander om
trent het middelburgsche »Ons Huis" in
het algemeen medegedeeld, hetgeen wel in
staat zal zijn ook buiten deze gemeente
sympathie voor die vereeniging op te wekken.
De leider, de ziel van het geheel is, naar
ik meen te hebben kunnen opmerken, de
heer Herman Snijders, die, behalve door
zijn voorzitterschap van »Ons Huis" op
sociaal-economisch gebied, den Middelbur
gers geen vreemdeling is. Direkt naast
nem staat de heer F. M. Wibaut, de bekende
sociaal-democratische werkgever en propa
gandist, die in voortdurende samenwerking
met den voorzitter als secretaris der vereeni
ging een niet onbelangrijk deel van zijn
vrijen tijd aan het Toynbeewerk offert.
Zeker niet het minst aan deze beide heeren
is het te danken, dat deze middelburgsche
Toynbee-vereeniging zich in een
benijdenswaardigen bloei mag verheugen, al zij 't
ook, dat ook haar, blijkens haar verslag
nog wel te wenschen overblijft.
Dat jaarverslag, dat thans voor mij ligt,
is geenszins het eerste, dat door den
secretaris werd samengesteld : »Ons Huis"
te Middelburg bevindt zich reeds in haar
xesde levensjaar en voor de vijfde maal
dus reeds gaf het bestuur langs dien weg
rekenschap van zijne daden, welke taak,
naar het mij voorkomt, niet onaanzien
lijk wordt verlicht, door de omstandig
heid, dat ook buiten het uit achttien leden
bestaande bestuur (waarin met de beide
?MMHimniiminiiHiiiiiiiiiiiiiiiiniiitiiiiiiiiiiiiiniiii
DE VERLOREN" DOCHTER.
Een Geschiedenis uit het verre Westen,
DOOK
WILLIAM ALLEN WHITE.
Eenige jaren geleden werkte het dochtertje
van Beasly in de fabriek. Ze was een mooi
meisje, en natuurly'k ging zij nog al over de
tong, want de menschen, die aan de Jersey
Kreek wonen, zy'n geen zier beter dan die uit
de voorname avenues, wat men ook praten
moge dat de armoede geen liefdeloosheid kent.
Toen ze dus wegging fluisterde men dat de
onderbaas te vriendelijk tegen haar was ge
weest. Maar als ze op de fabriek gebleven
was, had men waarschijnlyk precies dezelfde
reden gevonden voor haar bly'ven. Daarna zag
men haar dikwy'ls in de comedie, met jonge
heeren, die in voor- en najaar den kraag van
hun jas opzetten in plaats van een overjas aan
te doen en met de handen in de zakken loopen.
In den zomer, volgend op haar ontslag uit de
fabriek, werd ze een trouwe bezoekster van
het park.
Toen ze bedankte voor haar betrekking in
den kruidenierswinkel, waar ze achter de
toonbank verkocht, bleef ze thuis, zoo het
scheen om haar huishouden te doen voor haar
vader. Hy werkte in de bottom lands 1), kwam
'saroads rail, zwart, doodmoe, thuis en ging
vroeg naar bed. Hij sliep in een kamertje
achter de keuken, zy'n dochter had de voor
kamer. Hij wist niet hoe laat zij 's avonds
thuiskwam, ook zou 't nooit in hem opko
men dat hij 't zou willen weten. De vader
lette er niet op hoe het jongere broertje en
zusje aan den maaltijd de oudste zuster plaag
den met jonge mannen die dikwijls in huis
kwamen. Hadden anderen het tienjarige meisje
reeds genoemde ledeu Mei. van den Broecke
als 2e secretaresse en de heeren Wijnne
en jhr. mr. L. Schorer resp. als vice-voorzitter
en als penningmeester het Dagelyksch
Bestuw vormen), de vereeniging zich in veler
steun en belangstelling mag verheugen:
thans toch zijn tot haar niet minder dan
276 personen als leden toegetreden, die
te zamen in het afgeloopen jaar aan
contributiën een bedrag van ?723 inbrachten,
terwijl daarenboven nog f 300 aan giften
door den penningmeester in ontvangst werd
genomen.
Nu wij hier toch, op het gebied der
financiën zijn gekomen, zij hieraan tevens
toegevoegd dat tot de ontvangsten der
vereeniging o. m. behooren : l jaar rente
van een kapitaal van f 3400 N. W. Schuld,
bedragende ? 100.98; aan opbrengsten van
lessen f 50; aan opbrengsten van verhuur
(sciopticon) en platen ? 65.05, enz., waartegen
over tot de uitgaven o. m. behooren: aankoop
?300 3 pCt. N. W. Schuld ?293,57, gedepo
neerd in de credietvereeniging ? 670, huis
huur ? 150; subsidie aan de cluos, cursussen
enz. ?294.20, enz. Het laatste
vereenigingsjaar sloot tengevolge van dat een en ander
met een batig saldo van ruim ?74.
»De vereeniging kan met zekere voldoe
ning terugzien op hare werkzaamheid in
het afgeloopen jaar. Er spreekt uit de meeste
verslagen opgewektheid", aldus vangt het
vijfde jaarverslag aan, met deze blijmoe
dige zinsnede een ieder, die het boekje
in handen krijgt, nopend ook van die
verslagen (van clubleidsters en leiders)
kennis te nemen. De leidster der verstel
lessen en knipcursussen deelt bv. mede,
dat 50 meisjes aan de verstel- en maaslessen
deelnamen (81 hadden zich aangemeld; bij
drage 2Vs cent per les). Over den lust en
de opgewektheid valt niet te klagen ; er
heerschte voortdurend een gezellige toon."
Door elf leerlingen werd de knipcursus
(3 cents per les) tot het einde toe met ijver
gevolgd. De beide zangklassen bestonden
resp. uit 46 en 45 meisjes, wier ijver en
lust voor de zaak. niets te wenschen over
liet. De heer Snijders gaf een cursus in
geschiedenis voor mannen (10 cent voor 6
avonden), waarvan verklaard wordt, »dat
de bijeenkomsten tot zeer aangename, vaak
ook onderhoudende gedachtenwisseling aan
leiding gaven over belangrijke onderwerpen
van den dag," terwijl de heer Wibaut met
een 10-tal arbeiders een groot deel van
Quack's »De Socialisten" las. Behalve deze
bijeenkomsten werden nog diverse clubs voor
meisjes (praatavonden) en clubs voor jongens
(welke een meer onderwijzend karakter
droegen) georganiseerd, terwijl bovendien
lessen in vreemde talen werden gegeven,
een kookcursus met 53 deelneemsters plaats
vond, reisclubs naar Amsterdam en naar
Arnhem togen en bovendien door verschil
lende bevoegden voordrachten over onder
scheidene wetenschappelijke onderwerpen
werden gehouden. Kortom het leven in
»Ons Huis", heeft in het afgeloopen jaar
slechts weinig te wenschen over te laten,
en onder de afdeelingen, die bijzonder de
belangstelling trekken behoort dan ook de
leeszaal, waaromtrent ik door den heer
Wijnne werd ingelicht.
Ten einde aan deze inrichting volle recht
te doen wedervaren, worde het volgende
uit het jaarverslag hier aangehaald:
«Gedurende het 5e jaar van haar bestaan,
bleek ook deze afdeeling weder in menig
opzicht aan haar bestemming beantwoorden,
immers al werd zij ook iets minder druk
bezocht dan in de beide voorafgaande
jaren toch beliep, op de 327 dagen
waarop zij was opengesteld, het totaal
aantal bezoekers het cijfer van 4734, het
geen een gemiddeld maandelijksch bezoek
van 394,5 en een gemiddeld dagelijksch
bezoek van 14,5 aanwijst."
»Van de als abonnenten ingeschrevenen
was wederom een zeer groot deel, immers
40,6 pc. jongelieden beneden 20 jaar; de be
zoekers beneden 50 jaren oud vormden
nagenoeg 95 pc. van het geheele aantal."
Verder vernemen wij, dat van de 229
ingeschrevenen 67 d. i. ruim 29 pCt. ge
huwd waren en 162 ongehuwd, d. i. bijna
71 pCt.
Het overzicht, volgens de beroepen door
de leeszaalcommissie over de viji jaren dat
»Ons Huis" bestaat, gemaakt, leert boven
dien, dat de bakkers, de militairen en de
IIMIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItltllllllllllllllHllllllllt
1) Rijke alluviale grond in het Westen van
Amerika.
geplaagd dat aldus schertste, de vader zou
op hun gebabbel evenmin hebben gelet. Zy'n
oudste dochter maakte hem zeer gelukkig, door
tal van kleine vriendelykheden, ofschoon hy
zelf niet wist, dat zy'n warm voelen voor haar,
en het verlangen waarmee hy heel dien dag
aan zy'n huis en den avondmaaltijd dacht, be
hoorde tot die gewaarwordingen, die ons ge
lukkig" doen zijn.
Van lieverlede, evenwel, begon zy'n dochter,
zonder dat hy' 't zich bewust was, een
noodzakelyk deel van zijn leven te worden. Hij
behoorde niet tot die wereld, die zich reken
schap geeft van al wat haar aandoet, toch kon
het niet missen of hij merkte haar schoonheid
op en zijn hart werd van trots vervuld; wan
neer zij gekleed was om uit te gaan en zij
ging dikwijls uit dan verblindde hem zijn
trots en hy had geen oog voor het zwierige
van haar kleedij, voor het opzichtige kroeshaar,
en het akelig blanketsel op haar lief gezichtje.
Mogelijk was zijn blik niet scherp genoeg om
deze dingen te zien, stel zijn liefde voor
haar ware minder groot geweest. Maar andere
vaders, die dochters hadden, zagen deze dingen
wel, en moeders aan de Kreek, die zonen had
den, noemden in den familiekring nimmer den
naam van het dochtertje van Beasly. Alleen
toen het meisje zich aansloot bij een rond
reizend tooneelgezelschap, dat juist niet om
het kunstgehalte van wat zij speelden heel het
Westen door volle zalen trok, werd haar naam
vryelijk genoemd door de goede lieden der
Jersey Kreek, en er volgde een tijd dat het
scheen alsof zy' dood was. En mrs. Hinkley,
die zooveel mogelijk op de kinderen paste en
voor den eenzamen ouden man zorgde, zei dik
wijls tegen de vrouwen in haar buurt als zij er
naar vroegen : Je hart breekt, mensch, als je
den ouwen man ziet, zooals hij 't zich aan
trekt van dat schepsel; als hij een brief van
haar krijgt, dan leest hij hem 's avonds, aan
't eten, aan de kinderen voor,.. tut, tut, tut...
'k wou wel eens weten of hij alles weet!"
En na eenig heen en weer gebabbel besloot
ze met een zucht: Afijn, 't is niet aan mij
om den man in te lichten."
Wonderlijk werkt het van elkaar gescheiden
zijn! De verbeelding heeft vrij spel, men
schen, toestanden, het verband der dingen,
schoenmakers in toenemd aantal van de
zaal gebruik kwamen maken, dat de meeste
categorieën vrijwel stationair bleven, maar
dat daarentegen het aantal naaisters, arbei
ders, goudsmeden (en andere metaalbe
werkers), en vooral meubel- en kleermakers
een duidelijk, deels zelfs sterke, daling
aanwijs'.
Was toch het aantal ingeschreven meu
belmakers in die 5 jaren respectievelijk:
14 7 9?7 -2, voor de kleermakers
beliep dit: 6 - 7 13 - 9 - 2.
De steller van het jaarverslag zegt, slechts
op deze cijfers te willen wijzen, zondereene
poging te doen ze te verklaren, doch slechts
eene waarschuwing erin ziende, om zorg
te dragen, dat de leeszaal hare aantrek
kingskracht niet verliest. Mijnerzijds kan
ik naar aanleiding van die cijfers de op
merking niet weerhouden, dat zij eenerzijds
wél andererzijds geen bevreemding moet
verwekken.
Zij bevreemden, wijl het geringe gehalte
der jaarlijksche congressen juist van de beide
laatste hierboven genoemde categorieën van
arbeiders, de meubelmakers en de kleerma
kers, toch zoo ondubbelzinnig de dringende
noodzakelijkheid hebben aangetoond, van
zich te ontwikkelen en zich op een
hooger verstandelijk peil te verheffen. In
mijn laatste artikel nog vond ik gelegenheid,
op het teleurstellende gehalte dier con
gressen te wijzen. En dat lezen, veel lezen
voor die gewenschte ontwikkeling een
krachtige hulp kan vormen, mag wel Duiten
twijfel worden gesteld.
Anderzijds bevreemden die cijfers ons
weder niet, zeg ik, wijl diezelfde congressen
ook aantoonen, dat de hierbedoelde
arbeidsrs zich nog niet bewust zijn, waar voor
een groot deel de schoen hun wringt: zoo
lang zijzelve nog niet begrijpen, dat gees
telijke ontwikkeling voor hen de eerste stap
tot den maatschappelijken vooruitgang moet
zijn, zoolang zullen zij zelve nog niet naar
dat krachtige wapen voor hunnen strijd,
dat kennis heet, grijpen, en zullen zij eerst
door schade wijs moeten worden.
Voor het overige bewijzen de eerstge
noemde cijfers, die het gemiddelde
dagelijksche bezoek der leeszaal aanduiden, wél,
dat de heer Wynne gelijk had, met te be
weren, dat op de middeiburgsche»Ons
Huis"leeszaal mijne woorden, in no. 1146 geschre
ven, niet toepasselijk waren. Een gemiddeld
cijfer van 15 bezoekers per dag mag voor
eene stad als Middelburg voorzeker bevre
digend worden genoemd, al toont het ook
een groot verschil met de gelijknamige
amsterdamsche instelling, welke, gelijk ik
indertijd mededeelde, in een jaar tijds 21606
bezoekers, d. i. gemiddeld 59 per dag, ont
vangen mocht. Maar Amsterdam met zijn
ongeveer 500.000 inwoners, en Middelburg
met ruim 17.000 mogen niet op n lijn
worden gesteld. Procentsgewijze naar het
aautal inwoners vergeleken echter, vertoont
Middelburg een gunstiger beeld dan onze
rijkshoofdstad: hier bezocht ongeveer 0,012
pc. der inwoners de leeszaal, ginds 0,087 pc.!
Maar ook deze vergelijking ware natuur
lijk hoogst onbillijk, wijl daardoor de vaak
zeer groote afstanden, welke de eene wijk
van Amsterdam van de andere scheidt, en
welke in Middelburg onbekend zijn, geheel
zouden worden weggecijferd.
Blijft dus voorloopig de slotsom, dat het
aantal leeszaalbezoekers te Middelburg niet
«uiterst weinig" mag worden genoemd, het
geen hier natuurlijk gaarne, en voorzeker
ook ten genoege van den secretaris der
leeszaal-commissie aldaar, den heer Wijnne,
wordt geconstateerd.
Nochtans behoeft deze slotsom vooralsnog
geen reden te zijn, mijn vroeger ge
schreven, hierboven aangehaald algemeen
oordeel in te trekken, daar ik meen dit
op grond der ervaringen omtrent verschil
lende leesinrichtingen opgedaan te mogen
handhaven, ook al kan dit thans nog
niet met cijfers worden gestaafd.
Delft.
Dr. J. C. E.
alles wordt anders....
Ofschoon ze onder zy'n oogen was opgegroeid,
hadden de oude man en zijn dochter bijna nooit
een ernstig woord met elkander gewisseld. De
vader had nimmer gevraagd, wie of wat zy'n
kind was of niet was. In zijn gedachten was
ze zy", meer niet. Ze waren vreemden voor
elkaar; maar toen hy begon te vergeten dat
ze ooit bij hem geweest was, betrapte hij er
zich op dat hy aanhoudend dingen in het hoofd
had, die hij haar zou willen zeggen. Zy'"
verdween, en in haar plaats kwamen er droomen,
geheel verschillend van zy'ne vroegere opvatting
van haar. Hij verlangde onbeschryfelijk, hij
voelde een bijna onweerstaanbaren drang om
voor haar uit te spreken de groote liefde die
er voor haar was in zy'n hart. Onder het
rumoer om hem heen mompelde hij in zich zelf
kleine zinnetjes, die hij baar zou willen zeggen,
en in den brief met hanepooten, dien hij van
tijd tot ty'd aan haar afzond, krabbelde hij
eenige van die lieve woorden neer.
Op zekeren dag schreef zij dat ze met
vacantie thuiskwam, en zijn hart was o zoo
verheugd. Hij las den brief telkens en telkens,
en dreunde hem 's avonds op, aan den maaltijd
voor mrs. Hinkley en de kinderen. Onder het
lezen vermoedden noch hij, noch zijn toehoor
ders, hoeveel gevoel de schrijfster gelegd had
in de onbeduidende woorden: ik verlang om
weer thuis te zy'n bij u en bij allemaal." Ze
waren bedoeld, die woorden, om te getuigen
van een wereld van zielepijn, van eenzaamheid
en wanhoop, maar gewoon als ze waren, had
den ze die uitwerking niet. Want zeer een
voudige, arme lieden weten in sommige opzich
ten even weinig de beteekenis van een enkel
woord als de rijken, met a! hun ontwikkeling
en beschaving; ook al had mrs. Hinkley de
mogelijkheid geopperd van eenig diep gevoel
in het hart van het Beasly-kind, men zou de
schouders opgehaald hebben, meer niet.
Toen de dag dat het meisje zou thuiskomen,,
aanbrak, verliet mrs. Hinkley de woning, doch
de oude man had vrijaf" genomen. Hij was
op zijn stille manier in een blijde stemming,
dat hij al de teederheid, die er in zijn hart
was voor zijn kind, en die hij in zijn brieven
geuit had, zou kunnen zeggen nu, en dat
haar bijzijn dit zoet gevoel van liefde zou doen
Tolstoi over buist,
Het is ons nu zoo ver klaar dat kunst met
schoonheid en zedelijkheid niets te maken
heeft. Men versta mij wel : kunst kan met
schoonheid of zedelijkheid als het ware om
kleed worden, maar deze twee begrippen
behooren niet tot de essencie van dat wat kunst
is. Om dat te vinden moeten wy' elders zoeken.
Hy' die bij kunst van schepping heeft gespro
ken, heeft getoond dat hy niet ver van de
waarheid verwy'derd is. Kunst komt van kun
nen zooals iedereen weet. Dit kunnen be tee
kent niets anders dan kunnen maken of een
weinig rhetorischer uitgedrukt kunnen schep
pen. Het is dus de reproductie door de idee.
Door de zuivere idee of door de zichtbare of
materieel waarneembare wereld. Ik wil hier
op myne beurt geene definitie geven, want
daardoor zou ik grenzen willen stellen aan de
begrippen van anderen, maar wil slechta sug
gestief aanduiden in welke richting een naar
mg' luisterende zich moet bewegen. De
menscheiyke geest reproduceert op zy'n beurt,
wat anders door lichamelijke of materieele
machten geschied. Mens agitat moleen. De
wetten volgens welke eene roos groeit en bloeit
moeten analoog zijn aan die waarmede zy'
ontstaat op het doek van een schilder. Logisch
moet dat zoo wezen, alhoewel wy' er niets van
begrijpen.
Stof en geest zyn dichter by' elkander dan
men gewoonly'k aanneemt. Mens agitat molem,
Dit principe is eene hypothese die ons gevoel
volkomen bevredigt. Eene verklaring vermag
de menschelijke geest niet te geven. De geest
is de schepper van de stof. Van den geest
gaat alles uit en niet, zooals de materialisten
meenen, het omgekeerde. Hoe die overgang
wordt bewerkstelligd, zal wel alty'd een geheim
voor den mensch bly'ven. By' benadering en
intuitie kunnen wy alleen dit groote principe
opstellen. Bewyzen draaien er wel om heen
maar doordringen de zaak niet Begrijpen is
geheel iets dan doordringen. De groote geest
doet het laatste, de mindere begrijpt allén.
Maar, daargelaten de vraag wat kuust is en
de meening van de Grieken dat schoonheid
en goedheid samenvallen, behandeld Tolstoi
de vraag of kunst verstaanbaar moet zyn voor
iedereen en beantwoordt deze vraag bevestigend.
Zeer omslachtig gaat hij te werk : redenen
geeft hij weinig ; telkens herhaalt hy' dat kunst
door iedereen begrepen moet worden. Wel
moeten de gevoelens van een kunstwerk nieuw
zy'n en frisch. Gedachten moeten er in voor
komen welke niet herhaald zy'n, alles moet
niet van te voren reeds bekend wezen. Hy'
beweert dat het religieuse bewustzijn en het
religieuse gevoel de onuitputtelyke bron van
steeds nieuwe gevoelens is, de bron van den
vooruitgang der menschheid die geene grenzen
heeft, terwy'l de bron van de hedendaagsche
kunst het genot is, en allén het genot en
dat heeft volgens zijne meening wél grenzen.
Hoe hy' deze bewering precies inziet verklaar
ik niet volkomen te begrijpen, maar wat men
er uit kan verstaan, is, dat zy niet zooveel
gewicht heeft als hy' het doet voorkomen,
zoo kwamen, meent hij, de gedichten van
Homerus en de treurspelen der drie tragici
voort uit religieus gevoel, zoo de litteratuur
van den By'bel, zoo die van de middeleeuwen.
Maar nog eens : waarom het religieus gevoel
allén onuitputtelijk zou zy'n voor de kunst
en het genot niet, die tegenstelling komt m\j
vreemd voor. En dan gaat hy' verder en be
weert dat de hoeveelheid gevoel door de rijken
en machtigen gekend, minder is dan die van
het onbeduidende volk, want de eersten hebben
het religieuse gevoel verloren, het volk heeft
het behouden. Een boer zou dus fijner voelen
dan de Czaar. Niet iedereen zal dit toegeven
en my' dunkt dat de ry'ken in het algemeen
een meer ontwikkeld gevoel hebben dan de
armen. Doch beter komt het my' voor indien
men de grensly'n niet trekt tusschen geldheb
bers en gelddervers maar tusschen menschen
van de daad en menschen van het woord.
Wel valt den ry'kdom dikwy'ls met energie
samen maar dikwy'ls ook niet. Daarentegen
gebeurt het ook wel dat ry'kdom de zucht tot
IHIUIIIIIIIINIIIIIMIIMIIIIItllllllllMlIIIIIMIIIIIIIIIHIIIIMIIIIIlUIH
voortduren; toch vreesde hij een
weinig dat zijn dochter zóó ver boven hem zou
staan, dat zij er niet om geven zou. Hy trok
zy'n beste kleeren aan, en stuurde de kinderen
met een boodschap. Het huisje zag er echt
visiteachtig" uit; met eigen hand had hy' het
netjes gemaakt, had de Zondagsche orde en
schoonheid aangebracht. In de woonkamer ging
hij haar afwachten. Toen hy' aan het hekje
stemmen hoorde, herkende hij die van zijn
kind, wat zijn hart sneller deed kloppen; maar
toen hij over 't gordijntje gluurde en een
vreemde bij hair zag, zonk het hart hem in de
schoenen.
Vader en dochter ontmoetten elkaar aan de
deur. Hij stak haar de hand toe en zij trad
binnen, door den onbekende gevolgd, terwy'l
de vader, ietwat verlegen, stamelde: Wel,
Alie ...", en een oogenblik later ... hoe
gaat het?"
Een glimlachje vergezelde het geijkte ant
woord, terwijl de oude man voortredeneerde,
met een hooge stem, op eenigsztns vragenden
toon, met een blik van niet-begrijpen naar den
onverschilligen vreemdeling, wiens naam niet
genoemd was. Je bent zeker, 'n erg voorname
dame geworden, Alie ? " Hij lachte zenuw
achtig, zelt voelend dat het toch niet aanging
verlegen te zijn tegenover zijn eigen dochter.
De dochter bood den gast een stoel aan, en
de vader, met een poging om heel blij te
schijnen, ging voort:
Wat zie je er goed uit, Allie ..."
Is er wat te vinden in de kast, pa?" vroeg
het meisje, terwijl ze een paar vuile
handschoe! nen uittrok, en haar langen slordigen mantel,
en kostbaren maar erg verfomfaaiden hoed op
het bed wierp. Ik heb honger als een wolf;
we hebben nog niets gehai van daag."
De oude man ging heen om iets te halen,
en toen hij terugkwam was de vreemde weg.
Zij lette niet op hetgeen hij voor haar neer
zette, maar sloeg de armen om zijn hals, en
had de oogen vol tranen toen ze fluisterde:
O pa, pa! wat is het verrukkelijk weer
thuis te zijn!"
De vader raapte al zijn moed bijeen om
ditmaal niet de gewone woorden van blijdschap
over haar thuiskomst te zeggen, en begon weer
met een bevende, zenuwachtige stem: »Wel,
de daad verslapt en armoede deze versterkt,
zoo is) raak het resultaat hetzelfde maar Tolstoi
als grootgeest had dieper dan het resultaat
moeten zoeken. Tolstoi's systeem zit logisch
in elkander en zoo moest hy ook de conclusie
trekken dat de kunst van den boer en den
werkman grooter is dan die van de
gepriviligeerde oude kasten.
Om zy'n systeem eene soliede basis te geven
moest Tolstoi de grootere gevoelscapaciteit
der lagere standen betoogen. Het is nu wel
een feit dat de sterkste liefde b.v. gevonden
wordt tusschen menschen van verschillende of
ongelijke standen en niet tusschen een man
en eene vrouw beiden uit den hoogeien stand.
Goethe, behalve door zy'n eigen leven, heeft
dat bewust of onbewust door zy'n Faust en
Gretchen aangetoond. Men zou dus kunnen
besluiten wanneer men b.v. ziet dat artiesten
zich meer tot vrouwen uit de lagere standen
aangetrokken voelen, dat van uit een gewoon
vrouwenhart meer gevoel uitstraalt dan van
eene vrouw uit de hoogere standen. Maar
heeft Tolstoi gely'k, wanneer hy' buiten tw\jfel
stelt dat ware kunst door iedereen begrepen
en gevoeld moet worden ? Men hoort zy'n
betoog. De kunst dier hoogere standen zegt
hy, heeft zich afgescheiden van de algemeene
kunst. Deze laatste was allén de ware kunst.
Zoo werd de kunst eene kunst van enkelen,
totdat zjj op het laatst zoo zeer is ineen ge
krompen, dat zij allén door den maker oi
schepper behoeft begrepen te worden. Neen,
zegt by, echte kunst valt altijd in den smaak
van iedereen, zoo de verhalen in de Genesis,
de gely'kenissen van het Evangelie, de volks
legende. Echte kunst moet door iedereen be
grepen kunnen worden. De verstandelijke
poging die noodig is voor den toeschouwer,
toehoorder of lezer om de gegeven raadsels
van een kunstwerk op te lossen, is een hin
derpaal voor de aandoening, omdat zy' afleidt.
Zoo staat dus het interessante van een werk
den artistieken indruk in den weg.
Ik wil de laatste zy'n om Tolstoi hier te
veroordeelen, ja ben zeer geneigd tot zijn
uiiiimïiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii I111IIIIIII1II1IIIU
40 cents per regel.
HiiHiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiitniiiiiiii
Damast-Zijde 75 cent
tot f 14.65 per Meter alsmede zwarte,
witte en gekleurde Henneberg-Zljde
van 45 ct« tot f 14.65 per Meter effen,
gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240
versch. qual. en 2000 versch. kleuren, dessins
enz.). Franco en vrij van invoer
rechten In hui*. Stalen ommegaand.
Dubbel brieipqrto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k & k. Hoflever.), Zürich.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
Soraaal-WolartMeii
K. F. DBUSCHLE-BBNQEB,
Amsterdam, Kalverstr. 151
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
TENTOONSTELLING TE PARIJS O «900.
Verblijf voor ne of meerdere weken in de
Grands Hotels du Trocadero"
welke voor die gelegenheid speciaal naby de
Tentoonstelling gebouwd zijn.
Bewyzen voor verbly't van af 67.50 guldens
per week, betaalbaar in maandely'ksche of
driemaandelyksche termijnen. In dezen prjjs Is
begrepen:
Vervoer van reizigers en bagage in Parijs bij aan
komst en vertrek; Logies en 3 maaltijden per dag;
14 toegangsbewijzen voor de Tentoonstelling;
Orienteeringstocht gedurende een dag per rijtuig; Bun»
voor verminderde prijzen in verschillende groote maga
zijnen', Verzekeringspolis tegen ongelukken.
Het uitsluitend recht van verkoop dezer
bewyzen ia toegestaan geworden aan de
Cie INTEKSiTale DES WAGONS-LITS
Voor inteekening wende men zich tot, en het
uitvoerige, geïllustr. prospectus vrage men aan by'
LISSONE en ZOON, Singel 155, Amsterdam.
iiiiHiniiiiifimiHifinniNiiiNiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifMn
Allie,... ik hoop ... Je denkt toch niet daf je
vadertje je vergeten heeft ? dat het ooit zou
kunnen ? ... want, weet je, Allie je weet,
ik denk dikwyls aan je ..."
Meer kon hy niet zeggen, meer wist hy'
niet te zeggen, maar hy' kuste haar, dat
was toch iets, het was veel, voor allebei.
Toen lieten zy' elkaar los, en praatten over
de kinderen, waar zij met belangstelling naar
vroeg, en over de buren, naar wie zij niet vroeg.
De komediantentroep hetgezelschap"
was bankroet, en zy' was thuis gekomen om er
te blijven. Haar afwezigheid had beiden, vader
en dochter, gebracht tot het besef hoeveel zij
voor elkander waren. De kleine nietige uitingen
van liefde verdwenen niet naarmate de dagen
verliepen. Als zy hem voorbij liep, streek ze
eens over zy'n haar, en hy hield haar by' haar
japon vast en raakte haar even aan, als ze
onder 't werken in zijn naby'heid kwam. Ja,
zoozeer ging hij met heel zy'n hart in haar
op, dat hij niet merkte hoe de kennissen weg
bleven, en wanneer hy' hen vroeg toch eens aan
te komen, en lachend hun gebrek aan belang
stelling verweet, dan nam hij hun veront
schuldigingen aan, zonder te hooren dat het
geen verontschuldigingen waren.
Zijn trots op haar ging alle paal en perken
te buiten. Eens, toen op het werk de jongens
hun boterham aten in de schaduw van de loods,
keek hij van zijn maaltijd op om in een stilte
van het gesprek te zeggen: Praat jullie maar
over mooie meisjes. Ik heb er thuis een die
veel mooier is dan jullie ooit er een gezien
hebt. Kom maar eens aan, en zeg of ik geen
gelijk heb." En als de jongens elkaar aan
stootten en lachten, lachte de oude man ook
en zei: Ja zeker, ik meen het! 't Is 't mooiste
meisje dat er op de wereld bestaat al is 't
haar vader die 't zegt."
Hij vertelde haar dien avond, dat zij ge
lachen hadden; hoe hij gebleven was bij het
geen hij had gezegd, en ze hun mond wel
hielden", maar zij bukte zich juist om naar
de kachel te zien, die in een donkeren hoek
stond, dus zag hij niet het flikkeren van haar
oogen, en de van ergernis trillende lippen. De
oude man en de kinderen babbelden door, tot
zij zich weer kon beheerschen en haar plaatsje
aan de tafel innemen. (Slot volgt).