De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 17 september pagina 2

17 september 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1160 worden van de geldwolven; de Engelsche naam wordt tot spot en schande in de beschaafde wereld. Voeg hier nog b\j de te verwachten opstand vul de Kaffers, de mens-dieren van ZuidAfrieka, belust op vrjjheid, plundering, vronwenachending en tengelloosheid, en geloof, dat er nooit meer ellende over 'en landstreek zal worden uitgestort dan over 't arme r\jke Trans vaal, tenzy', onverhoopt... Maar anders... Wat vreselike toekomst, die naaste, maar ge weldig zal dan ook het gericht van de historie zijn, als het Britse ryk op zijn beurt heeft afgedaan en instort, omdat het geen eerbied had voor het recht l J. B. SCHEPERS. iiiiiiiimiiim Het bezoek aan openbare leeszalen. »0ws Huis" te Middelburg. Het was naar aanleiding van het in deze rubriek gegeven overzicht van de verrich tingen der vereeniging »Ona Huis" te Am sterdam gedurende haar zesde werkjaar, dat ik een schrijven ontving van den heer A. J. Wijnne te Middelburg, die in 't bijzonder n zinsnede in dat overzicht wenschte te weerleggen. Gewag makende van het aantal bezoekers van de leeszaal van »Ons Huis" schreef' ik nl. het volgende in no. 1146 van het Weekblad: »De leeszaal van »Ons Huis" is een der weinige dier toch zoo nuttige inrichtingen, welke zich in een ietwat druk bezoek mogen verheugen; bijna overal elders toch worden leeszalen uiterst weinig bezocht, niettegen staande de meeste eene keur van kranten en tijdschriften aanbieden, als zelfs de meest onbescheiden, leesgrage mensch zich wenschen kan". Tegen de thans gecursiveerde woorden wenschte de heer Wijnne, die o. a. de functie bekleedt van Secretaris van de leeszaal van »Ons Huis" te Middelburg, te opppneeren, of beter, hij wenschte uitdrukkelijk te constateeren, dat tot dat «bijna overal elders" de onder zijne medeleiding staande inrichting niet mocht worden gerekend. De geachte oriefschrijver, wien ik voor zijne opmerking gaarne dank zeg, beloofde, deze bewering te zijner tijd, d. w. z. nadat het nieuwe jaarverslag zou zijn verschenen, met kracht van feiten te staven. Deze belofte nu is dezer dagen door hem ver vuld, hetgeen voor mij eene aangename aanleiding is, ook de ervaringen met Toynbee-werk in Zeelands hoofdstad opgedaan, en speciaal wat de leeszaal betreft, in ruimeren kring bekend te maken. Allereerst zij dan het een en ander om trent het middelburgsche »Ons Huis" in het algemeen medegedeeld, hetgeen wel in staat zal zijn ook buiten deze gemeente sympathie voor die vereeniging op te wekken. De leider, de ziel van het geheel is, naar ik meen te hebben kunnen opmerken, de heer Herman Snijders, die, behalve door zijn voorzitterschap van »Ons Huis" op sociaal-economisch gebied, den Middelbur gers geen vreemdeling is. Direkt naast nem staat de heer F. M. Wibaut, de bekende sociaal-democratische werkgever en propa gandist, die in voortdurende samenwerking met den voorzitter als secretaris der vereeni ging een niet onbelangrijk deel van zijn vrijen tijd aan het Toynbeewerk offert. Zeker niet het minst aan deze beide heeren is het te danken, dat deze middelburgsche Toynbee-vereeniging zich in een benijdenswaardigen bloei mag verheugen, al zij 't ook, dat ook haar, blijkens haar verslag nog wel te wenschen overblijft. Dat jaarverslag, dat thans voor mij ligt, is geenszins het eerste, dat door den secretaris werd samengesteld : »Ons Huis" te Middelburg bevindt zich reeds in haar xesde levensjaar en voor de vijfde maal dus reeds gaf het bestuur langs dien weg rekenschap van zijne daden, welke taak, naar het mij voorkomt, niet onaanzien lijk wordt verlicht, door de omstandig heid, dat ook buiten het uit achttien leden bestaande bestuur (waarin met de beide ?MMHimniiminiiHiiiiiiiiiiiiiiiiniiitiiiiiiiiiiiiiniiii DE VERLOREN" DOCHTER. Een Geschiedenis uit het verre Westen, DOOK WILLIAM ALLEN WHITE. Eenige jaren geleden werkte het dochtertje van Beasly in de fabriek. Ze was een mooi meisje, en natuurly'k ging zij nog al over de tong, want de menschen, die aan de Jersey Kreek wonen, zy'n geen zier beter dan die uit de voorname avenues, wat men ook praten moge dat de armoede geen liefdeloosheid kent. Toen ze dus wegging fluisterde men dat de onderbaas te vriendelijk tegen haar was ge weest. Maar als ze op de fabriek gebleven was, had men waarschijnlyk precies dezelfde reden gevonden voor haar bly'ven. Daarna zag men haar dikwy'ls in de comedie, met jonge heeren, die in voor- en najaar den kraag van hun jas opzetten in plaats van een overjas aan te doen en met de handen in de zakken loopen. In den zomer, volgend op haar ontslag uit de fabriek, werd ze een trouwe bezoekster van het park. Toen ze bedankte voor haar betrekking in den kruidenierswinkel, waar ze achter de toonbank verkocht, bleef ze thuis, zoo het scheen om haar huishouden te doen voor haar vader. Hy werkte in de bottom lands 1), kwam 'saroads rail, zwart, doodmoe, thuis en ging vroeg naar bed. Hij sliep in een kamertje achter de keuken, zy'n dochter had de voor kamer. Hij wist niet hoe laat zij 's avonds thuiskwam, ook zou 't nooit in hem opko men dat hij 't zou willen weten. De vader lette er niet op hoe het jongere broertje en zusje aan den maaltijd de oudste zuster plaag den met jonge mannen die dikwijls in huis kwamen. Hadden anderen het tienjarige meisje reeds genoemde ledeu Mei. van den Broecke als 2e secretaresse en de heeren Wijnne en jhr. mr. L. Schorer resp. als vice-voorzitter en als penningmeester het Dagelyksch Bestuw vormen), de vereeniging zich in veler steun en belangstelling mag verheugen: thans toch zijn tot haar niet minder dan 276 personen als leden toegetreden, die te zamen in het afgeloopen jaar aan contributiën een bedrag van ?723 inbrachten, terwijl daarenboven nog f 300 aan giften door den penningmeester in ontvangst werd genomen. Nu wij hier toch, op het gebied der financiën zijn gekomen, zij hieraan tevens toegevoegd dat tot de ontvangsten der vereeniging o. m. behooren : l jaar rente van een kapitaal van f 3400 N. W. Schuld, bedragende ? 100.98; aan opbrengsten van lessen f 50; aan opbrengsten van verhuur (sciopticon) en platen ? 65.05, enz., waartegen over tot de uitgaven o. m. behooren: aankoop ?300 3 pCt. N. W. Schuld ?293,57, gedepo neerd in de credietvereeniging ? 670, huis huur ? 150; subsidie aan de cluos, cursussen enz. ?294.20, enz. Het laatste vereenigingsjaar sloot tengevolge van dat een en ander met een batig saldo van ruim ?74. »De vereeniging kan met zekere voldoe ning terugzien op hare werkzaamheid in het afgeloopen jaar. Er spreekt uit de meeste verslagen opgewektheid", aldus vangt het vijfde jaarverslag aan, met deze blijmoe dige zinsnede een ieder, die het boekje in handen krijgt, nopend ook van die verslagen (van clubleidsters en leiders) kennis te nemen. De leidster der verstel lessen en knipcursussen deelt bv. mede, dat 50 meisjes aan de verstel- en maaslessen deelnamen (81 hadden zich aangemeld; bij drage 2Vs cent per les). Over den lust en de opgewektheid valt niet te klagen ; er heerschte voortdurend een gezellige toon." Door elf leerlingen werd de knipcursus (3 cents per les) tot het einde toe met ijver gevolgd. De beide zangklassen bestonden resp. uit 46 en 45 meisjes, wier ijver en lust voor de zaak. niets te wenschen over liet. De heer Snijders gaf een cursus in geschiedenis voor mannen (10 cent voor 6 avonden), waarvan verklaard wordt, »dat de bijeenkomsten tot zeer aangename, vaak ook onderhoudende gedachtenwisseling aan leiding gaven over belangrijke onderwerpen van den dag," terwijl de heer Wibaut met een 10-tal arbeiders een groot deel van Quack's »De Socialisten" las. Behalve deze bijeenkomsten werden nog diverse clubs voor meisjes (praatavonden) en clubs voor jongens (welke een meer onderwijzend karakter droegen) georganiseerd, terwijl bovendien lessen in vreemde talen werden gegeven, een kookcursus met 53 deelneemsters plaats vond, reisclubs naar Amsterdam en naar Arnhem togen en bovendien door verschil lende bevoegden voordrachten over onder scheidene wetenschappelijke onderwerpen werden gehouden. Kortom het leven in »Ons Huis", heeft in het afgeloopen jaar slechts weinig te wenschen over te laten, en onder de afdeelingen, die bijzonder de belangstelling trekken behoort dan ook de leeszaal, waaromtrent ik door den heer Wijnne werd ingelicht. Ten einde aan deze inrichting volle recht te doen wedervaren, worde het volgende uit het jaarverslag hier aangehaald: «Gedurende het 5e jaar van haar bestaan, bleek ook deze afdeeling weder in menig opzicht aan haar bestemming beantwoorden, immers al werd zij ook iets minder druk bezocht dan in de beide voorafgaande jaren toch beliep, op de 327 dagen waarop zij was opengesteld, het totaal aantal bezoekers het cijfer van 4734, het geen een gemiddeld maandelijksch bezoek van 394,5 en een gemiddeld dagelijksch bezoek van 14,5 aanwijst." »Van de als abonnenten ingeschrevenen was wederom een zeer groot deel, immers 40,6 pc. jongelieden beneden 20 jaar; de be zoekers beneden 50 jaren oud vormden nagenoeg 95 pc. van het geheele aantal." Verder vernemen wij, dat van de 229 ingeschrevenen 67 d. i. ruim 29 pCt. ge huwd waren en 162 ongehuwd, d. i. bijna 71 pCt. Het overzicht, volgens de beroepen door de leeszaalcommissie over de viji jaren dat »Ons Huis" bestaat, gemaakt, leert boven dien, dat de bakkers, de militairen en de IIMIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItltllllllllllllllHllllllllt 1) Rijke alluviale grond in het Westen van Amerika. geplaagd dat aldus schertste, de vader zou op hun gebabbel evenmin hebben gelet. Zy'n oudste dochter maakte hem zeer gelukkig, door tal van kleine vriendelykheden, ofschoon hy zelf niet wist, dat zy'n warm voelen voor haar, en het verlangen waarmee hy heel dien dag aan zy'n huis en den avondmaaltijd dacht, be hoorde tot die gewaarwordingen, die ons ge lukkig" doen zijn. Van lieverlede, evenwel, begon zy'n dochter, zonder dat hy' 't zich bewust was, een noodzakelyk deel van zijn leven te worden. Hij behoorde niet tot die wereld, die zich reken schap geeft van al wat haar aandoet, toch kon het niet missen of hij merkte haar schoonheid op en zijn hart werd van trots vervuld; wan neer zij gekleed was om uit te gaan en zij ging dikwijls uit dan verblindde hem zijn trots en hy had geen oog voor het zwierige van haar kleedij, voor het opzichtige kroeshaar, en het akelig blanketsel op haar lief gezichtje. Mogelijk was zijn blik niet scherp genoeg om deze dingen te zien, stel zijn liefde voor haar ware minder groot geweest. Maar andere vaders, die dochters hadden, zagen deze dingen wel, en moeders aan de Kreek, die zonen had den, noemden in den familiekring nimmer den naam van het dochtertje van Beasly. Alleen toen het meisje zich aansloot bij een rond reizend tooneelgezelschap, dat juist niet om het kunstgehalte van wat zij speelden heel het Westen door volle zalen trok, werd haar naam vryelijk genoemd door de goede lieden der Jersey Kreek, en er volgde een tijd dat het scheen alsof zy' dood was. En mrs. Hinkley, die zooveel mogelijk op de kinderen paste en voor den eenzamen ouden man zorgde, zei dik wijls tegen de vrouwen in haar buurt als zij er naar vroegen : Je hart breekt, mensch, als je den ouwen man ziet, zooals hij 't zich aan trekt van dat schepsel; als hij een brief van haar krijgt, dan leest hij hem 's avonds, aan 't eten, aan de kinderen voor,.. tut, tut, tut... 'k wou wel eens weten of hij alles weet!" En na eenig heen en weer gebabbel besloot ze met een zucht: Afijn, 't is niet aan mij om den man in te lichten." Wonderlijk werkt het van elkaar gescheiden zijn! De verbeelding heeft vrij spel, men schen, toestanden, het verband der dingen, schoenmakers in toenemd aantal van de zaal gebruik kwamen maken, dat de meeste categorieën vrijwel stationair bleven, maar dat daarentegen het aantal naaisters, arbei ders, goudsmeden (en andere metaalbe werkers), en vooral meubel- en kleermakers een duidelijk, deels zelfs sterke, daling aanwijs'. Was toch het aantal ingeschreven meu belmakers in die 5 jaren respectievelijk: 14 7 9?7 -2, voor de kleermakers beliep dit: 6 - 7 13 - 9 - 2. De steller van het jaarverslag zegt, slechts op deze cijfers te willen wijzen, zondereene poging te doen ze te verklaren, doch slechts eene waarschuwing erin ziende, om zorg te dragen, dat de leeszaal hare aantrek kingskracht niet verliest. Mijnerzijds kan ik naar aanleiding van die cijfers de op merking niet weerhouden, dat zij eenerzijds wél andererzijds geen bevreemding moet verwekken. Zij bevreemden, wijl het geringe gehalte der jaarlijksche congressen juist van de beide laatste hierboven genoemde categorieën van arbeiders, de meubelmakers en de kleerma kers, toch zoo ondubbelzinnig de dringende noodzakelijkheid hebben aangetoond, van zich te ontwikkelen en zich op een hooger verstandelijk peil te verheffen. In mijn laatste artikel nog vond ik gelegenheid, op het teleurstellende gehalte dier con gressen te wijzen. En dat lezen, veel lezen voor die gewenschte ontwikkeling een krachtige hulp kan vormen, mag wel Duiten twijfel worden gesteld. Anderzijds bevreemden die cijfers ons weder niet, zeg ik, wijl diezelfde congressen ook aantoonen, dat de hierbedoelde arbeidsrs zich nog niet bewust zijn, waar voor een groot deel de schoen hun wringt: zoo lang zijzelve nog niet begrijpen, dat gees telijke ontwikkeling voor hen de eerste stap tot den maatschappelijken vooruitgang moet zijn, zoolang zullen zij zelve nog niet naar dat krachtige wapen voor hunnen strijd, dat kennis heet, grijpen, en zullen zij eerst door schade wijs moeten worden. Voor het overige bewijzen de eerstge noemde cijfers, die het gemiddelde dagelijksche bezoek der leeszaal aanduiden, wél, dat de heer Wynne gelijk had, met te be weren, dat op de middeiburgsche»Ons Huis"leeszaal mijne woorden, in no. 1146 geschre ven, niet toepasselijk waren. Een gemiddeld cijfer van 15 bezoekers per dag mag voor eene stad als Middelburg voorzeker bevre digend worden genoemd, al toont het ook een groot verschil met de gelijknamige amsterdamsche instelling, welke, gelijk ik indertijd mededeelde, in een jaar tijds 21606 bezoekers, d. i. gemiddeld 59 per dag, ont vangen mocht. Maar Amsterdam met zijn ongeveer 500.000 inwoners, en Middelburg met ruim 17.000 mogen niet op n lijn worden gesteld. Procentsgewijze naar het aautal inwoners vergeleken echter, vertoont Middelburg een gunstiger beeld dan onze rijkshoofdstad: hier bezocht ongeveer 0,012 pc. der inwoners de leeszaal, ginds 0,087 pc.! Maar ook deze vergelijking ware natuur lijk hoogst onbillijk, wijl daardoor de vaak zeer groote afstanden, welke de eene wijk van Amsterdam van de andere scheidt, en welke in Middelburg onbekend zijn, geheel zouden worden weggecijferd. Blijft dus voorloopig de slotsom, dat het aantal leeszaalbezoekers te Middelburg niet «uiterst weinig" mag worden genoemd, het geen hier natuurlijk gaarne, en voorzeker ook ten genoege van den secretaris der leeszaal-commissie aldaar, den heer Wijnne, wordt geconstateerd. Nochtans behoeft deze slotsom vooralsnog geen reden te zijn, mijn vroeger ge schreven, hierboven aangehaald algemeen oordeel in te trekken, daar ik meen dit op grond der ervaringen omtrent verschil lende leesinrichtingen opgedaan te mogen handhaven, ook al kan dit thans nog niet met cijfers worden gestaafd. Delft. Dr. J. C. E. alles wordt anders.... Ofschoon ze onder zy'n oogen was opgegroeid, hadden de oude man en zijn dochter bijna nooit een ernstig woord met elkander gewisseld. De vader had nimmer gevraagd, wie of wat zy'n kind was of niet was. In zijn gedachten was ze zy", meer niet. Ze waren vreemden voor elkaar; maar toen hy begon te vergeten dat ze ooit bij hem geweest was, betrapte hij er zich op dat hy aanhoudend dingen in het hoofd had, die hij haar zou willen zeggen. Zy'" verdween, en in haar plaats kwamen er droomen, geheel verschillend van zy'ne vroegere opvatting van haar. Hij verlangde onbeschryfelijk, hij voelde een bijna onweerstaanbaren drang om voor haar uit te spreken de groote liefde die er voor haar was in zy'n hart. Onder het rumoer om hem heen mompelde hij in zich zelf kleine zinnetjes, die hij baar zou willen zeggen, en in den brief met hanepooten, dien hij van tijd tot ty'd aan haar afzond, krabbelde hij eenige van die lieve woorden neer. Op zekeren dag schreef zij dat ze met vacantie thuiskwam, en zijn hart was o zoo verheugd. Hij las den brief telkens en telkens, en dreunde hem 's avonds op, aan den maaltijd voor mrs. Hinkley en de kinderen. Onder het lezen vermoedden noch hij, noch zijn toehoor ders, hoeveel gevoel de schrijfster gelegd had in de onbeduidende woorden: ik verlang om weer thuis te zy'n bij u en bij allemaal." Ze waren bedoeld, die woorden, om te getuigen van een wereld van zielepijn, van eenzaamheid en wanhoop, maar gewoon als ze waren, had den ze die uitwerking niet. Want zeer een voudige, arme lieden weten in sommige opzich ten even weinig de beteekenis van een enkel woord als de rijken, met a! hun ontwikkeling en beschaving; ook al had mrs. Hinkley de mogelijkheid geopperd van eenig diep gevoel in het hart van het Beasly-kind, men zou de schouders opgehaald hebben, meer niet. Toen de dag dat het meisje zou thuiskomen,, aanbrak, verliet mrs. Hinkley de woning, doch de oude man had vrijaf" genomen. Hij was op zijn stille manier in een blijde stemming, dat hij al de teederheid, die er in zijn hart was voor zijn kind, en die hij in zijn brieven geuit had, zou kunnen zeggen nu, en dat haar bijzijn dit zoet gevoel van liefde zou doen Tolstoi over buist, Het is ons nu zoo ver klaar dat kunst met schoonheid en zedelijkheid niets te maken heeft. Men versta mij wel : kunst kan met schoonheid of zedelijkheid als het ware om kleed worden, maar deze twee begrippen behooren niet tot de essencie van dat wat kunst is. Om dat te vinden moeten wy' elders zoeken. Hy' die bij kunst van schepping heeft gespro ken, heeft getoond dat hy niet ver van de waarheid verwy'derd is. Kunst komt van kun nen zooals iedereen weet. Dit kunnen be tee kent niets anders dan kunnen maken of een weinig rhetorischer uitgedrukt kunnen schep pen. Het is dus de reproductie door de idee. Door de zuivere idee of door de zichtbare of materieel waarneembare wereld. Ik wil hier op myne beurt geene definitie geven, want daardoor zou ik grenzen willen stellen aan de begrippen van anderen, maar wil slechta sug gestief aanduiden in welke richting een naar mg' luisterende zich moet bewegen. De menscheiyke geest reproduceert op zy'n beurt, wat anders door lichamelijke of materieele machten geschied. Mens agitat moleen. De wetten volgens welke eene roos groeit en bloeit moeten analoog zijn aan die waarmede zy' ontstaat op het doek van een schilder. Logisch moet dat zoo wezen, alhoewel wy' er niets van begrijpen. Stof en geest zyn dichter by' elkander dan men gewoonly'k aanneemt. Mens agitat molem, Dit principe is eene hypothese die ons gevoel volkomen bevredigt. Eene verklaring vermag de menschelijke geest niet te geven. De geest is de schepper van de stof. Van den geest gaat alles uit en niet, zooals de materialisten meenen, het omgekeerde. Hoe die overgang wordt bewerkstelligd, zal wel alty'd een geheim voor den mensch bly'ven. By' benadering en intuitie kunnen wy alleen dit groote principe opstellen. Bewyzen draaien er wel om heen maar doordringen de zaak niet Begrijpen is geheel iets dan doordringen. De groote geest doet het laatste, de mindere begrijpt allén. Maar, daargelaten de vraag wat kuust is en de meening van de Grieken dat schoonheid en goedheid samenvallen, behandeld Tolstoi de vraag of kunst verstaanbaar moet zyn voor iedereen en beantwoordt deze vraag bevestigend. Zeer omslachtig gaat hij te werk : redenen geeft hij weinig ; telkens herhaalt hy' dat kunst door iedereen begrepen moet worden. Wel moeten de gevoelens van een kunstwerk nieuw zy'n en frisch. Gedachten moeten er in voor komen welke niet herhaald zy'n, alles moet niet van te voren reeds bekend wezen. Hy' beweert dat het religieuse bewustzijn en het religieuse gevoel de onuitputtelyke bron van steeds nieuwe gevoelens is, de bron van den vooruitgang der menschheid die geene grenzen heeft, terwy'l de bron van de hedendaagsche kunst het genot is, en allén het genot en dat heeft volgens zijne meening wél grenzen. Hoe hy' deze bewering precies inziet verklaar ik niet volkomen te begrijpen, maar wat men er uit kan verstaan, is, dat zy niet zooveel gewicht heeft als hy' het doet voorkomen, zoo kwamen, meent hij, de gedichten van Homerus en de treurspelen der drie tragici voort uit religieus gevoel, zoo de litteratuur van den By'bel, zoo die van de middeleeuwen. Maar nog eens : waarom het religieus gevoel allén onuitputtelijk zou zy'n voor de kunst en het genot niet, die tegenstelling komt m\j vreemd voor. En dan gaat hy' verder en be weert dat de hoeveelheid gevoel door de rijken en machtigen gekend, minder is dan die van het onbeduidende volk, want de eersten hebben het religieuse gevoel verloren, het volk heeft het behouden. Een boer zou dus fijner voelen dan de Czaar. Niet iedereen zal dit toegeven en my' dunkt dat de ry'ken in het algemeen een meer ontwikkeld gevoel hebben dan de armen. Doch beter komt het my' voor indien men de grensly'n niet trekt tusschen geldheb bers en gelddervers maar tusschen menschen van de daad en menschen van het woord. Wel valt den ry'kdom dikwy'ls met energie samen maar dikwy'ls ook niet. Daarentegen gebeurt het ook wel dat ry'kdom de zucht tot IHIUIIIIIIIINIIIIIMIIMIIIIItllllllllMlIIIIIMIIIIIIIIIHIIIIMIIIIIlUIH voortduren; toch vreesde hij een weinig dat zijn dochter zóó ver boven hem zou staan, dat zij er niet om geven zou. Hy trok zy'n beste kleeren aan, en stuurde de kinderen met een boodschap. Het huisje zag er echt visiteachtig" uit; met eigen hand had hy' het netjes gemaakt, had de Zondagsche orde en schoonheid aangebracht. In de woonkamer ging hij haar afwachten. Toen hy' aan het hekje stemmen hoorde, herkende hij die van zijn kind, wat zijn hart sneller deed kloppen; maar toen hij over 't gordijntje gluurde en een vreemde bij hair zag, zonk het hart hem in de schoenen. Vader en dochter ontmoetten elkaar aan de deur. Hij stak haar de hand toe en zij trad binnen, door den onbekende gevolgd, terwy'l de vader, ietwat verlegen, stamelde: Wel, Alie ...", en een oogenblik later ... hoe gaat het?" Een glimlachje vergezelde het geijkte ant woord, terwijl de oude man voortredeneerde, met een hooge stem, op eenigsztns vragenden toon, met een blik van niet-begrijpen naar den onverschilligen vreemdeling, wiens naam niet genoemd was. Je bent zeker, 'n erg voorname dame geworden, Alie ? " Hij lachte zenuw achtig, zelt voelend dat het toch niet aanging verlegen te zijn tegenover zijn eigen dochter. De dochter bood den gast een stoel aan, en de vader, met een poging om heel blij te schijnen, ging voort: Wat zie je er goed uit, Allie ..." Is er wat te vinden in de kast, pa?" vroeg het meisje, terwijl ze een paar vuile handschoe! nen uittrok, en haar langen slordigen mantel, en kostbaren maar erg verfomfaaiden hoed op het bed wierp. Ik heb honger als een wolf; we hebben nog niets gehai van daag." De oude man ging heen om iets te halen, en toen hij terugkwam was de vreemde weg. Zij lette niet op hetgeen hij voor haar neer zette, maar sloeg de armen om zijn hals, en had de oogen vol tranen toen ze fluisterde: O pa, pa! wat is het verrukkelijk weer thuis te zijn!" De vader raapte al zijn moed bijeen om ditmaal niet de gewone woorden van blijdschap over haar thuiskomst te zeggen, en begon weer met een bevende, zenuwachtige stem: »Wel, de daad verslapt en armoede deze versterkt, zoo is) raak het resultaat hetzelfde maar Tolstoi als grootgeest had dieper dan het resultaat moeten zoeken. Tolstoi's systeem zit logisch in elkander en zoo moest hy ook de conclusie trekken dat de kunst van den boer en den werkman grooter is dan die van de gepriviligeerde oude kasten. Om zy'n systeem eene soliede basis te geven moest Tolstoi de grootere gevoelscapaciteit der lagere standen betoogen. Het is nu wel een feit dat de sterkste liefde b.v. gevonden wordt tusschen menschen van verschillende of ongelijke standen en niet tusschen een man en eene vrouw beiden uit den hoogeien stand. Goethe, behalve door zy'n eigen leven, heeft dat bewust of onbewust door zy'n Faust en Gretchen aangetoond. Men zou dus kunnen besluiten wanneer men b.v. ziet dat artiesten zich meer tot vrouwen uit de lagere standen aangetrokken voelen, dat van uit een gewoon vrouwenhart meer gevoel uitstraalt dan van eene vrouw uit de hoogere standen. Maar heeft Tolstoi gely'k, wanneer hy' buiten tw\jfel stelt dat ware kunst door iedereen begrepen en gevoeld moet worden ? Men hoort zy'n betoog. De kunst dier hoogere standen zegt hy, heeft zich afgescheiden van de algemeene kunst. Deze laatste was allén de ware kunst. Zoo werd de kunst eene kunst van enkelen, totdat zjj op het laatst zoo zeer is ineen ge krompen, dat zij allén door den maker oi schepper behoeft begrepen te worden. Neen, zegt by, echte kunst valt altijd in den smaak van iedereen, zoo de verhalen in de Genesis, de gely'kenissen van het Evangelie, de volks legende. Echte kunst moet door iedereen be grepen kunnen worden. De verstandelijke poging die noodig is voor den toeschouwer, toehoorder of lezer om de gegeven raadsels van een kunstwerk op te lossen, is een hin derpaal voor de aandoening, omdat zy' afleidt. Zoo staat dus het interessante van een werk den artistieken indruk in den weg. Ik wil de laatste zy'n om Tolstoi hier te veroordeelen, ja ben zeer geneigd tot zijn uiiiimïiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii I111IIIIIII1II1IIIU 40 cents per regel. HiiHiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiitniiiiiiii Damast-Zijde 75 cent tot f 14.65 per Meter alsmede zwarte, witte en gekleurde Henneberg-Zljde van 45 ct« tot f 14.65 per Meter effen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en 2000 versch. kleuren, dessins enz.). Franco en vrij van invoer rechten In hui*. Stalen ommegaand. Dubbel brieipqrto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zijde-Fabrieken (k & k. Hoflever.), Zürich. Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG. Soraaal-WolartMeii K. F. DBUSCHLE-BBNQEB, Amsterdam, Kalverstr. 151 Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. TENTOONSTELLING TE PARIJS O «900. Verblijf voor ne of meerdere weken in de Grands Hotels du Trocadero" welke voor die gelegenheid speciaal naby de Tentoonstelling gebouwd zijn. Bewyzen voor verbly't van af 67.50 guldens per week, betaalbaar in maandely'ksche of driemaandelyksche termijnen. In dezen prjjs Is begrepen: Vervoer van reizigers en bagage in Parijs bij aan komst en vertrek; Logies en 3 maaltijden per dag; 14 toegangsbewijzen voor de Tentoonstelling; Orienteeringstocht gedurende een dag per rijtuig; Bun» voor verminderde prijzen in verschillende groote maga zijnen', Verzekeringspolis tegen ongelukken. Het uitsluitend recht van verkoop dezer bewyzen ia toegestaan geworden aan de Cie INTEKSiTale DES WAGONS-LITS Voor inteekening wende men zich tot, en het uitvoerige, geïllustr. prospectus vrage men aan by' LISSONE en ZOON, Singel 155, Amsterdam. iiiiHiniiiiifimiHifinniNiiiNiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifMn Allie,... ik hoop ... Je denkt toch niet daf je vadertje je vergeten heeft ? dat het ooit zou kunnen ? ... want, weet je, Allie je weet, ik denk dikwyls aan je ..." Meer kon hy niet zeggen, meer wist hy' niet te zeggen, maar hy' kuste haar, dat was toch iets, het was veel, voor allebei. Toen lieten zy' elkaar los, en praatten over de kinderen, waar zij met belangstelling naar vroeg, en over de buren, naar wie zij niet vroeg. De komediantentroep hetgezelschap" was bankroet, en zy' was thuis gekomen om er te blijven. Haar afwezigheid had beiden, vader en dochter, gebracht tot het besef hoeveel zij voor elkander waren. De kleine nietige uitingen van liefde verdwenen niet naarmate de dagen verliepen. Als zy hem voorbij liep, streek ze eens over zy'n haar, en hy hield haar by' haar japon vast en raakte haar even aan, als ze onder 't werken in zijn naby'heid kwam. Ja, zoozeer ging hij met heel zy'n hart in haar op, dat hij niet merkte hoe de kennissen weg bleven, en wanneer hy' hen vroeg toch eens aan te komen, en lachend hun gebrek aan belang stelling verweet, dan nam hij hun veront schuldigingen aan, zonder te hooren dat het geen verontschuldigingen waren. Zijn trots op haar ging alle paal en perken te buiten. Eens, toen op het werk de jongens hun boterham aten in de schaduw van de loods, keek hij van zijn maaltijd op om in een stilte van het gesprek te zeggen: Praat jullie maar over mooie meisjes. Ik heb er thuis een die veel mooier is dan jullie ooit er een gezien hebt. Kom maar eens aan, en zeg of ik geen gelijk heb." En als de jongens elkaar aan stootten en lachten, lachte de oude man ook en zei: Ja zeker, ik meen het! 't Is 't mooiste meisje dat er op de wereld bestaat al is 't haar vader die 't zegt." Hij vertelde haar dien avond, dat zij ge lachen hadden; hoe hij gebleven was bij het geen hij had gezegd, en ze hun mond wel hielden", maar zij bukte zich juist om naar de kachel te zien, die in een donkeren hoek stond, dus zag hij niet het flikkeren van haar oogen, en de van ergernis trillende lippen. De oude man en de kinderen babbelden door, tot zij zich weer kon beheerschen en haar plaatsje aan de tafel innemen. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl