Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDEHLAND.
No. 1160
Ane Jnstitia,
(Pick-me-Up.)
In Frankrijk vermoord, door ?
In den spionneerdienst.
(ülk.)
Officieren in het (keuken)vuur.
By de vuile wasch.
De oorlogsplaneet
(Punch.)
CHAMBERLAIN : «Wilt u niet eens naar Mars kijken, meneer ? Door
my'n ky'ker ziet u hem heel dicht bij." ,,j
ik den vorigen keer sprak zyn nog niet ge
publiceerd. Nauwkeurig onderzoek der plannen,
volgens vertrouwbare gegevens, is dus nog niet
mogely'k. Het Philadelphia plan schy'nt het
meeet gesteund te worden; daarvan getuigt
ook de samenstelling van het
beschermingscomitéop initiatief van het Bestuur der
Vereeniging voor den Effectenhandel benoemd.
De namen der leden wekken veel vertrouwen.
De europeesehe staatsfondsen zyn niet ver
meldenswaardig gewy'zigd in prys.
Spanjaarden iets vaster. Het voorstel dat
ernstige overweging wordt waardig gekeurd
bepaalt, dat aan de obligatiehouders een
jaarlyksche interest van 3X pCt. in plaats van
4 pCt. zou worden uitbetaald ; het overblijvende
K pCt. zou tot aflossing worden aangewend.
De koersveranderingen der andere
Staatsfondsen geven behalve die der
Venezuelanen geen aanleiding tot bespreking. De
kleine Venezuelanen daalden van 32J4 tot
30 % en de groote van 32?tot 29^ naar
aanleiding van geruchten aangaande een uit
gebroken opstand tegen de bestaande regeering.
Van financieel standpunt gezien, is daarvoor
de ty'd allerminst geschikt.
Amst., 15 Sept. '99. D. STIGTEK.
Boei- en Tlscnrift
De Arbeid.
De Arbeid heeft zyn eersten jaargang vol
bracht.
Dit tijdschrift nu komt uit de windselen en
de nevelen, die het in de geboorte omgaf. Er
spreekt uit het werk van deze jongeren een
niet gering te schatten streven, om onze taal
te laten vloeien en golven, de woordmuziek er
in terug te brengen, die de jaren van
schoolschheid en gewrongenheid er uit gedreven hebben.
De laatste afleveringen staan, om 't begrip
eenigszins duidelijker te maken, op de hoogte
van de beste afleveringen der tweede Nieuwe
Gids-aerie. En wanneer deze jongeren nu
maar dat schelden en schimpen willen laten,
zooals nog onlangs Carel Scharten deed, die
sonnetten h la Kloos publiceerde, met de
tijdmeter erbij waarin hij ze vervaardigde, dan
zal eveneens Kloos inzien, dat het al heel
onverstandig is, deze menschen af te breken,
die toch eigenlijk hetzelfde willen bereiken,
wat hy wil, zal hy begrijpen, dat zy slechts
doen wat Kloos en van Deyssel in '80 deden.
En al zijn de omstandigheden eenigszins anders,
het komt toch op 't zelfde neer. Zij willen
onze litteratuur verheffen. Zij verhoeden de
terugvalling die reeds merkbaar was, tot zelfs
by de hesten, nu de N. Cridswoordjes mode
zijn geworden, elk ongelikt poetaster er mee
rondhuppelt, alsof het knikkers zijn.
Wat De Arbeid nog ontbreekt is een
prozaschryver, die in meer dadelijke aanvoeling blijft
met het ons omringende. Want woorden, die
draaien in zinwendingen, meer kleurig zyn
van klank den zaak van realiteit, kunnen
op zichzelf hooge literatuur zijn, maar
een tijdschrift, wil het verder gaan dan de
heel-enkelen, kan daarmee alleen niet volstaan.
De goede en moedige lezer, die veel voor lief
neemt, wel eens met den be-poëeten
prozaschryver de hoogte in gaat, krijgt bij dat ge
durig zweven een gevoel van weeheid, wat ver
holpen kan worden door ook iets te geven uit
het werkelyk leven.
De heer Heuvelman b.v., die vroeger in
onbekend-gebleven kranten, die werkelijkheid
beschreef, soms wel wat erg banaal is nu tot
het ander uiterste overgeslagen en zweelt ge
durig in de wolken. Er bly'kt in zijn visie veel
goeds te schuilen, maar als men nu en dan
niet op den beganen grond terugkomt, loopt
men toch kans zichzelf te verliezen in de
nevelen.
Wat denkt men om iets aan te toonen van
deze begin-clause uit De Heilige Moord?"
Hoog in het glanzend hemelsblauw lichtte
de zon, een gouden Godsoog, en strooide de
blikkende stralen-blikken als brandende zoenen
over de bonte bloemenhoofden, die sluimerden
in kalme, even wind bewogen ruste".
O, o! die blikkende stralen, blikken als erg
blikkerig om dan tegelyk als brandende zoenen
dienst te doen. Over gouden Godsoog wil ik
nu maar niet spreken. Dit beeld is zoo vaak
misbruikt, en ten onrechte, omdat de zon er nu
heelemaal niet als een oog uitziet, heelemaal
niet in ons de gewaarworwording oproept dat de
zon bespiedt. Dit gevoel kunnen wy' nog eerder
bij de maan ondergaan. Hoog in het glanzend
hemelblauw lichtte de zon ? Dat is weer te
veel. Als de heer Heuvelman dit glanzend
eruit had gelaten, was 't beter geweest, omdat
we hemelblauw nu eenmaal niet als iets don
kers zien. Bonte bloemenhoofden?" Het adjec
tief is hier ook al te veel. We zien bloemen
altijd kleurig. Alleen als ze wit zijn of van
een enkele tint of kleur is, de aanduiding
noodig. Kalme, even wind bewogen rust ? Kalme
rust zegt weer niets of teveel, even wind be
wogen rust was weer voldoende.
In diezelfde afl. is een zeer bijzonder stuk
proza van Carel Scharten. De zang der boomen".
't Is proza dat de vorm der poëzie nadert, en
waarby men alleen zou willen, volgens de
bovenvermelde redenen, dat de schrijver de
dadelijk-voelbare dingen, die toch meestal niet
ontbreken waar boomen zijn, er tusschen had
laten vloeien.
Overigens is dit zeer goed werk.
Van J. H. Rensburg zijn in vereenvoudigde
spelling een tiental Japansche verzen, wel weel
derig vloeiend en in zuivere kadans. Hier volgt
er een : Het Chrysanthenrijk.
Als Rijk van Mythe in 't breed, uitwaaj'rend
licht,
Waarsan de goudvis de hoog-rode gloed
Tot in het diepst van donk're waat'ren schicht,
Zoo placht nog Oud-Japan, 't Golft van den voet
Des blanken Foedzi Yama overspicht
Van ewig pijnboomgroen: zijn hemelvloed
Naar zee. Gelijk een vloot bloemjonken ligt
Het pralend door den Oceaan omspoed.
't Is of elk dakscherm, dat ten hemel langt,
Geen god of boeddha, di in tempels woont,
Di met op gulden kelk: de Lotus troont
En 't imperiaal blazoen van 't zonneland
Siert, heraldiek verstijfd, de bloem Chrisant.
Dan zijn er nog verzen van Estor, van
Willem Kalman en van Bob Bowles.
Van Albert Rehm is een kritiek op Borels
studiën, waarin vooral wordt gewezen op Borel's
overvloedig gebruik van woordjes uit de
confiturenwinkel. 't Is eigenlijk hetzelfde als wat
hierboven eenigszins anders over hun medewer
ker Heuvelman wordt gezegd: het gemis aan
zuivere, dadelijke visie, en het niet gebruiken
van alleen-juist-zijnde woorden, die vervangen
worden door mooidoenerij.
In afl. 12 is een zeer breedvoerige,
zwaarop-de-handsche, maar dan ook gemotiveerde
beoordeeling over Van 't Hoog's verzen door
Carel Scharten. Heel genadig komt Van 't Hoog,
en met hem Eloos, die dit werk zoo gunstig
besprak, er niet af. De bundel, zoo merkt de
heer Scharten op, kon even als voor honderd
jaar, innig en zelfgenoegzaam Het Nut der
Tevredenheid" genoemd worden, 't Doet voor
Helmers niet onder.
J. H. v. Bremen schreef over de
Rodintentoonstelling en door een nagedachtenis over
Jacob Maris. Verder zyn er nog verzen van
Bob. Bowles, en naar Clara Muller.
* *
De Vlaamsche School.
Aflevering I en II tezamen van den 12en jaar
gang is een zeer mooi nummer. Het zou nog heel
wat belangryker kunnen zyn, indien Pol de
Mont het niet zoowat geheel had moeten vullen.
De twee afl. te zamen zijn driekwart van hem.
't Is of Pol de Mont geheel alleen blyft staan
voor de Vlaamsche School".
Waar Van Nu en Straks" het geheele jaar,
als ik mij niet vergis, nog niet verscheen
en bij beoordeeling van de Vlaamsche School",
hier slechts ligt de afl. Jan. en Febr. zonder
dat ik weet of de volgende zijn verschenen,
daar bly'kt het wel dat het in Vlaanderen met
de tydschriften niet erg lukt.
Waarom gaan de mannen Van Nu en Straks"
dan niet naar De Vlaamsche School" om zoo
gezamenlijk, althans een tydschrift in leven te
houden. Men moet die kleine persoonlijke
veetjes maar eens achterstellen bij het groote
doel. En al zullen er bezwaren zyn weder
zijds, Pol de Mont is toch niet de ergste
jugendfresser.
Men heeft in 't oog te houden het groote
doel, dat is, doordringen tot het Vlaamsche volk,
en dat doet men allerminst op deze wijze.
Een groot bezwaar bly'ft in Vlaanderen het
niet honoreeren van de medewerkers. Men
betaalt den drukker, den papierhandelaar,
clichémaker, de post, maar aan de auteurs
wordt niet gedacht. Die moeten maar om-niet
leveren, 't Is grappig, zoo'n methode! Dit is
dan ook de rechte dilettanten-wyze; kunst
staat te hoog om betaald te worden, niet waar?
Laten ze maar eens kijken naar onze
Engelsche buren. Die geven je, als 't niet anders
kan, zakkenpapier, maar wat er op staat is
behoorlijk gehonoreerd. Zoolang men in Vlaan
deren dat lief hebberij-gedoe niet laat varen, zal
er niet spoedig wat krachtigs opbloeien. In
NoordNederlandis,ook voor hen, copy in overvloed zoo
al niet van 't allerbeste, dan toch wel
van dragelijken aard. Men moet vooral niet
vergeten, dat het Vlaamsch-lezend publiek
zooveel lager staat dan het onze, terwy'l wy
daarbij tal van tijdschriften hebben, naar den
smaak der meer gewone lezers. Door te streven.
zooals ook de Vlaamsche school doet, naar het
meer artistieke, gaat men 't eigenly'k doel
wel voorbij.
In deze afl. is, behalve 't werk van Pol de Mont,
een bespreking van J. Winkler Prins over de
beteekenis van Rembrandt. Doel van 't opstel
is, aan te dringen op het zaakkundig
by'eenvoegen van zijn werken, om eindelijk voor
onze oogen een levende Rembrandt te kry'gen.
A. W. Sanders van Loo bespreekt in de rubriek
Over Nederlandsche gotieken", de lakenhal
te Leiden, met wat daar aanwezig is.
Van Victor de Mey'ere is er een opdracht
vers bij een wel treffend portret van Kloos,
naar een fotografische opname. Deze woorden
zijn er uit:
»Gy, rijke man, gaaft anderen voldragen,
Uw eigen luiter in barmhartigheid;
In vreemde borsten deedt gij manlik jagen,
Uw eigen liefde en haar oneindigheid."
Behalve een zeer gevoelig en mooi portret van
Virginie Loveling, naar een teekening van Anna
de Weert, nu overleden, en waarby Pol de
Mont een waardeerend »In Memoriam" voegde,
zijn er tal van reproducties naar schetsen van
Emiel Claus. Daar zijn zeer goede, uitmuntende
krabbels bij.
* *
*
De Hollandsche Revue.
Ook van dit tijdschrift zijn twee afleveringen
te bespreken.
Het zomernummer, dat einde Juli verscheen,
heeft als frontispice, een door Hart-Nibbrig
zeer gelukkig weergegeven zomerlandschap.
De zachte majesteit der volle velden en de
blanke rust straalt er.
Onder de belangrijke onderwerpen is Trans
vaal en daarmee de kogel no. IV, die de
Engelschen voornemens zijn te gebruiken,
behandeld. Tal van illustraties lichten het
onderwerp toe.
De karakterschets geldt dit keer geen generaal,
staatsman of wat men meer onder hooge per
sonages rekent, 't Is nu de eenvoudige, maar
in zijn eenvoud zoo groote aannemer van
Sliedrecht, de heer A. Volker. Op de hem
kleurige wijze, vertelt ons Netscher van dezen
man, die gely'k zoo vele aannemers begonnen
is als onaanzienlijke vletschipper langs de
boorden der Merwede, en nu geldt als een der
autoriteiten op 't gebied der waterbouwkunde.
De aannemers in Sliedrecht zijn echte
rasmenschen, begiftigd met wilskracht en ijzeren
volharding, waarvan de oude, Volker, als hun
aller koning, aan het hoofd staat.
Het boek van de maand is Levensdoel" van
Anna Kaulbach, waarin Netscber heel veel
goeds vindt, al is 't niet in vele opzichten
superieur. Een verklaring gaat vooraf, hoe
hij er toe kwam, wat men gewoonlijk als tweede
klas werk beziet, te bespreken.
Frontispice van de laatste aflevering is het
portret van Labori. Ook in deze afl. krijgt
Transvaal weer zijn deel. Dan worden de
Armeniërs besproken, is er tusschen den tekst
een portret van Troelstra.
De karakterschets geldt de nieuw-benoemde
Gouverneur-generaal, de heer W. Rooseboom,
waarin de ontvangst van '84 beschreven wordt.
Boek van de maand is: Femmes Nouvelles
van Paul en Victor Margueritte.
G. v. HULZEN.
Nederlandsche
ToonkunstenaarsVereeniging.
Gevolg gevende aan het besluit van de
jongste Algemeene Vergadering der Neder
landsche Toonkunstenaars-Vereeniging, den
3den Juni jl. te Rotterdam gehouden, heeft
het Bestuur besloten, het volgend jaar, waar
schijnlijk in de maand Juli, bij gelegenheid
van het 25-jarig bestaan der Vereeniging, te
's-Gravenhage eene tentoonstelling
vanmuiiekinstriimenten. muziekstukken en werken over
mtiziek, door Nederlanders of in Nederland
wenenden vervaardigd, te houden.
Het Bestuur vleit zich, dat door deze ten
toonstelling de kunstenaars en kunstvrienden
van Nederland in de gelegenheid zullen zijn
zich een juister en waardeerender oordeel te
vormen over hetgeen ten onzent op het gebied
van instrumentenbouw en van muziekuitgave
geschiedt, dan tot heden het geval kon zijn,
en dat deze poging er tevens toe zal bydragen
de door onze landgenooten vervaardigde muziek
instrumenten in ruimer kring bekend te maken.
Met het oog op de tijdige mededeeling dezer
Slannen hoopt en vertrouwt het Bestuur, dat
e Nederlandsche fabrikanten en
muziekuitgevers tot verwezenlijking daarvan zullen willen
medewerken.
De tentoonstelling zal bevatten: a,
Stry'kinstrumenten en toebehooren; b. Blaasinstru
menten en toebehooren; c. Vleugelpiano's en
pianino's; d. Afbeeldingen en disposities van
door den inzender vervaardigde kerkorgels;
e. Middelen die by het muziekonderwijs wor
den gebruikt; f. Fondsartikelen van
muziekuitgevers; g. Boekwerken en lexica; h. Ma
nuscripten en Curiosa op de muziek betrekking
hebbende. Zoodra het Bestuur een voldoend
aantal toezeggingen tot deelneming aan deze
tentoonstelling ontvangen heeft, zal het een
begin van uitvoering maken. Antwoorden
worden uiterlijk tot 8 October a.s. ingewacht
aan het adres van den Isten Secretaris A. J.
Ackermann, 's-Gravenhage, Witte de
Withstraat 1.
NIEUWE UITGAVEN.
Vyfde jaarverslag van de vereeniging »0ns
huis" te Middelburg, over l Mei 1898-30
April 1899.
Open brief aan de leden der Eerste en
Tweede Kamer der Staten-Generaal, door WONG
TANIE. Amsterdam, H. J. W. Becht.
De Strijd der Werelden, door H. G. WELLS,
vertaald door B. CANTER, geïllustreerd. Am
sterdam, Cohen Zonen.
Betrekkingen voor Vrouwen, door JOHANNA
VAN WOUDE, Geneeskundige Gymnastiek en
Massage. Amsterdam, L. J. Veen.
Beschouwingen aangaande de Volkswelvaart
en het irrigatiewezen op Java, in verband
met de Solovalleiwerken, J. HOMAN VAN DER
HEIDE, Ingenieur. Batavia, G. Kolff & Co.
Den Haag, W. P. Stockum & Zoon.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard, No. 37: Elisabeth Blaeu, door
M. W. Maclaine Pont, XXI. -r De Haven
werken van Amsterdam, door W. Toose, met
afbeeldingen. (Slot). Over vaderlandsche
Arcadia's door J°de Vries, II. Aan boord
van Hr. Ms. schoener »Argus," door F. K.
Weber, met afbeeldingen. (Slot). David
Jozef Bles (1821?1899), met portret. Ver
scheidenheid. Feuilleton.
milllllllimillllllllllllllllHIllllllllllllllllllinilliiiiimiiilMllllllilliiiiiilH
Brief nit utrecht
door GlESE VAN DEN DOM.
Zie zool De Augustusmaand is achter den
rug en daarmede behoort dan ook officieel de
komkommertyd van dit jaar alweer tot het
verledene. Officieel, zeg ik; want officieus
duurt die tijd hier nog een poos voort, ja, laat
ik 't maar erkennen, eigenlijk is 't hier van
l Januari tot 31 December van elk jaar kom
kommertyd. Alleen verschilt de nuance" van
den komkommer nog wel eens aanmerkelyk en
dit jaar was die zoo mat en wit en daardoor
de smaak zoo flauw, dat zelfs de saus der
kermis en van het congres van oogheelkundigen
er niets pikants aan vermocht te brengen.
Voor eenige jaren was het omgekeerde het
geval en goot de komkommer, doordien deze
een kermisdicliter inspireerde, een zeer pikante
saus over de jaarmarkt, als boeren en boerinnen,
heeren en dames in n gemeenschappelijken
hos het lied van den komkommer uitgilden.
Maar dit jaar zongen we in tegenstelling
met verleden jaar toen we er op aandrongen
om door Siena losgelaten te worden dit jaar
zongen we: Kom Katrieneke kom. En
Katrieneke kwam! Welke rechtgeaarde Katrien
is in staat aan zulk een verleidelijke lokstem
weerstand te bieden, 'vooral als zy begeleid
wordt door de opwekkende toonen der
stoomdraaiorgels van Tewe's stoomdraaimolens l Ka
trieneke kwam in grooteren getale en stroomde
naar het algemeen rendez-vous van Tewe en
was er uitgelaten vroolijk met de jongens en
wierp er met serpentines of werd er mede in
gewreven en werd omhelsd en geliefkoosd, dat
het lieve kind er best het geheele jaar op
teren kan.
Maar van de kermis merkte men in de stad
althans nog iets. In de eerste plaats was er
drukte in de stad en kon iedere burger, die
er plezier in had, mee van de vroolijkheid
profiteeren; en in de tweede plaats zal de
stadskas er wel een duizend gulden of zeven
bij opgestoken hebben, een waarlijk niet te
versmaden bate.
Doch van het congres van oogheelkundigen,
heeft de stad nu letterlijk niets gemerkt, als
dat de kas er drie duizend gulden lichter door
geworden is; om de vreemdelingen met hunne
dames netjes en fatsoenlijk te kunnen ontvangen.
Overigens bespeurde de geachte burgerij niets
van de aanwezigheid van zooveel wetenschap
in haar midden. Ja, zij zag wel dagely'ks een
groot aantal rijtuigen met vreemde gezichten
van het Universiteitsgebouw wegryden, maar
dan trok de wetenschap juist uit haar midden
en ging de omstreken der stad bezoeken of
toog naar Amsterdam of Scheveningen en
zochten hare vertegenwoordigers verpoozing van
de moeitevolle taak die hun het geheele jaar
door wetenschap" was opgelegd. Niemand,
die dezen heeren de verpoozing misgund zal
hebben en evenmin zal iemand er zich aan
hebben gestooten dat de stad van Donders en
Snellen aan wien zy' zulke onberekenbare
voordeelen dankt, ook een sommetje opgeofferd
heelt om de eer te genieten hare beide groote
stadgenooten op haar eigen stadhuis door geheel
de wetenschappelyke wereld naar verdienste te
hooren huldigen. Maar waartoe dan nog die
schijnvertooning noodig was van een weten
schappelijk congres, verklaar ik niet te begrijpen,
of ja toch, ik begrijp het wel: 't is eigenly'k
maar een doekje voor het bloeden !
Is het niet een weinig vernederend voor het
groote publiek als groote mannen nog zulke
kleine middeltjes te baat nemen om het zand
in de oogen te strooien (wat men althans van
oogheelkundigen niet verwachten zou). Wat
drommel, is het al niet nuttig genoeg dat zulke
groote mannen, aan wie de wereld zooveel te
danken heeft, elkaar van tijd tot ty'd eens zien
en spreken en de resultaten van hun werken
mededeelen? Moet daarbij dan nog den schijn
aangenomen worden van voordrachten over
velerlei gewichtige onderwerpen, waarnaar de
meesten toch niet eens komen luisteren en die
toch ook zeker wel in druk zullen verschijnen
en dan stellig niet minder invloed zullen uit
oefenen dan door het gesproken woord.
Ik ben geen oogheelkunstenaar en had dus
met het congres niets te maken en heb dan
ook daarvan alleen de receptie op het stadhuis
meegemaakt en de speech gehoord, die de