De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 24 september pagina 9

24 september 1899 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

*Jo. 1161 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?«olley, naar een e teekening van Alexander Ter Hnell, met bijschrift. ' Zusters, door 'S. C. Landschap b\j Vaassen, naar de ?schilderij van H. A. C. Dekker. Verschei denheid. Feuilleton. Taal en Letteren, 15 Sept, J. Koopmans, Maerlant-Studieën, IV; B. Utenbroeke'u KonRtantijn; E., Nieuw opdnederjands; Jan Ligthart, Opmerkingen bij de lezing van Potgieter'a .Florence (Ie zang.) Psychologie. (Van der Kulk); J. Kleefstra, Over opvoeding, Reynardina <Dr. Hesseling); Dr. J. B. Schepers, Spanje door Jozef laraëls. Rgm (P. Leendertz; De populariteit van Cats. (Prof. Kalff); Kunst kritiek. (Prof. Kalff); Vergelijkingen in de gesproken taal. (I. A. Fischer); Eierbrand. .<H. v. B.) Wetenschappelijke Bladen. De Behoudzin van President Kruger; De toestand in Frankrijk; De oudste Christengemeenten en het kommunisme; De talenstrvjd in Oostenrijk; Imperia lisme in de Vereer igde Staten; De nieuwe planeet Heros; Onze bedienden; Buitenlandsch ?kapitaal in Rusland; De arbeiders onder het absolutisme in Duitschland. illiiilillllllimilllllllliiillllllllMMliliiiiiiliiiiiiiiiirinuiiii MUTSJES Naar het Russisch, van A. KYPKIN. Geen van ons vieren kende zijn toevallige Teisgenooten. Wij pmatten zooals men gewoon is 4e praten, wanneer men tegenover elkander zit in een sneltrein op een langen Decemberavond. De benauwde atmosfeer eeuer centrale ver?warming, het matgele schijnsel dat den waggon schaars verlichte, d; terugijeschoven verbleekte gordijnen voor de raampjes, bet vermoeiend eentorig geschok d«r wielen, waardoor wij gelijk tijdig waggelden van de eene op de andere zijde, ?de schaduwen van buiten die in de meest fan tastische vormen flitsten ti gen de zoldering van ?den waggon, dit alles bracht oas gesprek op vreemde, avontuurlijke voorvallen uit ons leven. Voor onze herinnering doemden gelezen en van anderen vernomen verhalen op, van raadselachtige verschijningen in het leven, van bovennatuurlijke machten, van geheimzinnige moorden, van zelf moorden en meer zulke zaken. Op dit punt conform in smaak en ervaring, lieten wij het ?een e verhaal op het andere volgen. Een onzer, naar alle waarschijnlijkheid een koopman, gehuld in een berenpels van zulke reusachtige afmeting, dat hij te groot leek voor den grcotsten beer, scheen bij voorliefde te vertellen van voorvallen op kerkelijk gebied. In zijn verhalen figureerden kerkroovers, er op bedacht om lijken te plunderen die in de kerken begraven lagen, roovers die de kloosters binnendrongen in den nacht en ver?moordden wien hen in den weg trad, of lieden, ontheiligend de beelden in de kerken, tot ze «ich ten slotte bekeerden een betrouwbaar ?voorteeken van hun naderend einde. De andere passagier, een medisch student verbaasde ons met verhalen aan sterfbedden vernomen, ?met histories r a verteld door geslacht op geslacht en schier ongeloofelijk van inhoud. Ik eveneens varieerde op zekere buitengewone verhalen door vrienden en kennissen mij verteld. De vierde reiziger een heer tot aan de schouders gewik keld in een plaid verbrak af en toe het stilzwijgen met een kleine korte opmerking. De trein snelde voort... De waggon schokte gelijkmatig en gelijk daar?inede de gedrochtelijke schaduwen aau de zolde ring. Langs de raampjes gleden in duizeling wekkende vaart smalle strepen groezelig-witte sneeuw, afgewisseld door zwarte silhouetten van aaakte struiken en boornen, en hoe meer bet oog drong in de koude duisternis waarin hemel en aarde schenen gehuld, hoe meer wij ons van onze nietigheid bewust werden. Onze zenuwen werden onwillekeurig geprikkeld bij de aanschou wing van die duistere geheimnisvolle ruimte. Waarlijk heeren, alles wat ge zooeven verteldet, ie bizonder en zeer vretmd, begon plot seling de heer met de plaid die tot dusverre vrijwel het zwijgen er toe had gedaan. Maar "'t is alles onbetrouwbaar. Wie uwer kan metzekergeid getuigen, dat dit alles werkel'jk geschied, dat htt niet de fantasie van een of ander bijgeloovig mensch is? Maar ik kan u iets vertellen, indien ge er belang in stelt, dat mij zalven is overkomen. Ik doorleefde het misschien in vijf, zes minuten, 't kunnen ook uren zijn geweest, ik weet het Biet, maar zeker is dat 't voor immer een onvergetelijk oogenblik in mijn leven zal blijuen, daar het bijkans tot de onmogelijk heden behoort, dat de een of andere inensch tweemaal in het leven zulk een angst doorleeft. Wij werden nieuwsgierig en verzuchten onzen medereiziger te willen vertellen. Tien jaar geleden, begon hij, diende ik als inspecteur aan het tolkantoor van htt greusplaatsje W. 'k Moest zorg dragen, dat generlei goederen van het britenlarid werden binnenge smokkeld. Om zes uur des avonds was mijn dienst afgeloopen en sloot het dienstpersoneel in mijn tegenwoordigheid de deuren; daarna was ik vrij te doen wat ik wilde. Als ge woonte had ik aangenomen, lederen aroad naar de aankomst van den sneltrein te gaan zien, ?dan was de wachtkamer vol vreemdelingen, handelslui, cfficieren, somstijds ook grondbezit ters uit den omtrek, 't Was er warm, licht, zelfs comfortable zoo ge wilt. Velen kwamen er met hun vrouwen en dochters, soupeerden -aan het buffet en praatten en -lachten. Om n uur na middernacht kwamen gelijktijdig twee treinen uit verschillende richting aan. l)au vulde zich de wachtkamer met memchen van allerlei landaard, vele talen klonken verward dooreen. Somwijlen bevond zich onder die reizende me nigte de een of ander incognito reizende kroon prins en wij zagen dan met vreugde, dat zulk een gekroond hoofd met even veel smaak sou peerde als gewone stervelingen, 't Geschiedde veel, ja bijna dagelijks, dat bij het onderzoek der bagage groote contrabande werd geconsta teerd, of dat de een of andere dame zich een fouilleering moest laten welgevallen. Ja, gesmokkeld werd er op groote schaal. Dat was een gelukkige tijd, waaraan de nu grijsgeworden inspecteurs en goederenbeambten met verlangen terugdenken. Destijds had ieder beambte zijn kring van cliënten onder de contrabaiidisten. Negen maal liet hij de verboden waar doorgaan, maar de tiende keer hield haar in met al de strengheid der wet eii ontving een premie. Groot was de ?woede van den smokkelaar, die nu, voor de tiende maal zijn waar binnensmokkelend, een ^roote som als boete moest betalen. Toen was 't een .goede tijd: de tolbeambten konden met De crisis in Transvaal. \ UXCLE SAM tot PAUL KRÜGEK : "Jaag mijn vriend John maar van je erf, Paul, zooals ik vroeger gedaan heb." nnnntnnnmt) miiiiiiiiiintn vrouw en kinderen zich eenige weelde veroor loven en zelfs eenige dagen van. 't jaar op reis gaan. Het plaatsje was van het station ongeveer 4 wersten verwijderd. Menschen van onzen stand woonden er niet, uitgezonderd de Kozakkencommandant en vier postbeambten, die allen oud en vervelend waren; 't was dus niet te verwonde ren, dat een wandeling van vier wersten mij des avonds een goede afleiding bezorgde. Eens op een avond in het laatst van Novem ber maakte ik mij, zooals gewoonlijk, gereed voor de avondwandeling naar het station. Twee wegen leidden daarheen. De een, de langste, ging door het dorp en het naburige Friederichafka ; de andere, de kortste, was niet meer dau eeii voetpad; dit liep schuin over een uit gestrekt, eenzaam veld en kwam uit op een spoordijk, waartegen het station gebouwd was. Dezen avond ging ik het smalle pad. 't Was acht misschien negen uur in den avond, en zoo donker dat ik tien schreden vóór mij uit ternauwernood iets kon onderscheiden. Ik be woog mij voorwaarts, den weg op 't gefoel vervolgend ; op de plek waar het voetpad zich bevinden moest, lag de sneeuw hoog en kraakte onder mijn treden. Naast het pad verhief zich <en rij telegraafpalen. De wind joeg klagend door de draden en ook de palen dreundtn rus teloos hun eentonig lied. 't Begon te sneeuwen. De vlokken vlogen me recht in de oogeu, verblindden me bijkans. 't Werd door en door koud. Een vreemd on aangenaam gevoel dat mij aliijd bekroop, wan neer ik grcote open vlakten, stadspleinen en zelfs lange zalen moest oversteken, beving mij ook nu. Het scheen mij alsof ik zoo vreeselijk nietig en onbeteekenend, het veld vóór mij zoo ontzettend groot en uitgestrekt WE s, dat ik mij vtrbeeldde 't nimmer ten einde te zullen bren gen. Dan was l et mij alsof het gausche veld onder mij wegzonk. Somwijlen keerde ik mij om en staarde' naai de langzaam wegstervende lichtjes van het dorp. Dit verlichtte en steunde mij. Nu verborgen de lichtjes zich, wijl ik daalde naar een lange smalle vlakte. Hond om mij een witachtige sombere nevel. Van deze plek had ik bij instinct een zekeren afkeer. Waarom? ik zou het niet kunnen zeggen. Telkenmale bij het gaan door dit dal, bekroop mij ctii beklemmend gevoel. En vreemd! In plaats van mij zelf tot kalm'e te dwingen, dacht ik altijd aan vreeselijke moorden en aanrandingen. Later hoorde ik dat vele menschen, vooral zenuwachtige mensclen voor de een of andere plek een zekeren vrees koesteren. Ik zeide reeds, ciat rondom mij slechts dui sternis en sneeuwjacht heerschte. Plotseling bemerkte ik recht voor mij op tamelijk grooten afstand, naar bet mij toescheen een donker on bewegelijk voorwerp. Ik bleef staan en ademde diep om beter te kunnen waarnemen, 't Was alles stil rondom; alleen de sneeuwvlokkeu joe gen mij in 't gelaat en mijn hart klopte zoo luid dat het mij scheen, alsof 't aan het andere eind van 't veld kon gehoord worden. Het donkere voorwerp bewoog zicli niet. Ik deed vijf sehreden voorwaarts en kwam oogenblikkelijk tot de overtuiging dat ik mij door de duisternis en de sneeuw in den afstand vergist had. Hél dicht bij zat daar onbewegelijk een man in de sneeuw, met den rug leunend tegen den telegraafpaal. Hij droeg een pels, die geheel los hem over de 'schouder hing, en geen hoed. Hij zat heel statig rechtop, de over elkaar gekruiste beeaen recht voor zich uitgestrekt, de armen langs het lichaam, zoodat de vingertoppen in de sneeuw verborgen waren. Het hoofd was een weinig achterwaarts gebogen. Wie zijt gij? vroeg ik den onbekende. Mijn stem was zwak. als die van. een kind en klonk als uit de verte. Hij zweeg. Wie zijt gij, herhaalde ik. Geen gtluid. Hij is zeker dood of men heeft hem vermoord, meende ik en deze gedachte stelde mij min of meer gerust. De angst die mij koude rillingen langs den rug had bezorgd, maakte plaats op dit oogenblik voor een ander gevoel, dat van naastenliefde. Ik trad op den onbekende in den pels toe en keek hem aan. Hij had een ongunstig uiterlijk met smalle lippen en een langen gebogen neus. Het puntig baardje en de schuine wenkbrauwen, de spits omgebogen ooren. gaven aan dit vreemde belachelijke gelaat een satanische uitdrukking. Hij leefde, want zijne oogen volgden mij. Angst, een ontzettende angst begon zich wederom van mij meester te maken en mijn lippen vertrokken zenuwachtig. Wie zijt gij? vroeg ik ten derden male met stokkende stem, alsof een brok in de keel mij belette 1e spreken. Intusschen nam ik scherp waar: ik merkte dat op de sneeuw bij den zittenden man geen voetspoor te ontdekken viul. De man zweeg en grijnsde mij aan. En ik staarde hem aan met wijdopen oogen, nut op elkaar geperste lippen, niet ia staat mijn oogen van hem af te wenden. Een angst, een ongeloofelijke niet in woorden weer te geven angst verstijfde mijn hersens, mijn bloed, mijn lichaam. De vingers aan mijn banden, de tcenen aau mijn voeten trokken krampachtig samen. Zoo stonden we tegenover elkaar, ik niet in staat mij van hem te keeren, hij, mij aan^rijnzend. Er gingen voorbij... ik weet niet hoeveel seconden, minuten ... mogelijk wel uren. En plotseling. . . (bier daalde de stem van den verteller) plotseling knipte de onbekende met liet satanisch gelaat me toe met het linker oog. Daarop trok bij zijn gelaat in de wacslaltigste vormen van spot en moordlust. Op dit oo^enblik kreeg ik een gevoel, alsof ik gedwongen werd mijn gelaat in dezelfde grimassen te vertrekken. Gij zijt de duivel! Wie zij1", gij anders! schreeuwde ik eindelijk in mijn angst uit en gaf den onbekende uit alle macht een slag tegen 't gelaat. Hij vit l neer als een blok, recht naar beneden zouder te wankelen. Ik wilde het op een loopen zetten, maar de voeten weigerden den dienst, ze waren als lood eu ik kou ze sh.ch.ts met moeite voortbewegen. Ik viel, stond op en viel wederom. Alleen in den slaap voelde ik vroeger wei eens een dergelijk gevoel, toen ik voor een onzichtbaren vijand wilde vluchten, en niet de macht had mijn beenen te verzetten. En al diej tijd schreeuwde ik zonder ophouden, gautch alleen deze woorden : De duivel! de duivel! de duivel! Toen moet ik bewusteloos neer zijn gevallen. Ik ontwaakte te huis in mijn bed iia een hevige ziekte. De heer in de plaid zweeg. En wie was 't die daar in de sneeuw gezeten was ? vroeg de student, die litt verhaal met de grootste aacdabht had gevolgd.. Later is alles opgehelderd, antwoordde de verteller, 't Bleek dat een Oostuirijksch koop man zich evenals ik op weg begeven had naar het station, doch onderweg door een plotselinge ongesteldheid bevangen was. Hij scliijnt zich nog naar den telegraafpaal te hebben gesleept en daar te zijn gaan zitten; daarna is hij zoo bevroren dat hij geen handen of voeten meer kon bewegen. Men vond hem later geen tien passen van mij verwijderd. Wij beiden waren bewusteloos. Ik hoop mijne heeren, besleot de spreker, dat ge u eenigszins kunt voorstellen, hoe groot mijn angst is geweest. Ik ben niet in staat 't u in woorden weer te geven, maar het beste bewijs kan u dit zijn: Hij nam de pelsmuts van 't hoofd. Zijn haar was wit als sneeuw. Zóó ben ik in dien nen nacht geworden, besloot hij met een weemoedigen glimlach. III1II11IIM11IIH Muren van beroemdheden. Een tegenwoordig beroemd journalist heeft zijn kamer laten behangen met die, den meesten leden van het schrijversgilde zoo welbekende briefjes, waarop de uitgevers »onder dankbe tuiging betreuren", dat zij zijn manuscripten niet kunnen aannemen. Een Londensch blad vertelt nog van eenige andere beroemdheden, die dergelijke herinneringen uit hun beroep tot het behangen hunner kamers hebben ge bruikt. Christine Nilsson bijvoorbeeld heeft twee op die wyze uitgedoschte kamers in haar woning. In een daarvan zijn de muren bedekt met muziekstukken uit de opera's, waarin de groote zangeres is opgetreden ; aan de muren der andere kamer pryken de gequiteerde rekeningen van de verschillende diners die zij heeft gebruikt in de plaatsen waar zij moest optreden. Deze twee vertrekken worden door hun eigenares zeker met meer genoegen be keken, dan de rookkamer van een Amerikaansch tooneelspeler door den bezitter daar van. Hierin zijn de muren namelijk versierd met dagblad-critieken over zijn spel; de on gunstige recensies zijn in blauwe, de gunstige in roode omlijstingen gezet. Uit het feit, dat de blauwe kleur verreweg den boventoon heeft, zou men kunnen afleiden, dat de gelukkige eigenaar van het vertrek niet altyd zooveel succes heeft gehad als tegenwoordig. Er be staan verder kamers, die met postzegels, speel kaarten, schouwburgbilletten, ja zelfs met champagnekurken zijn behangen. Zeer interes sant is een kamer in een Londensch restaurant, die de »autografen-kamer" wordt genoemd. Het vertrek dankt zijn naam daaraan, dat de gasten, musici, auteurs, dichters, soms hun handteekening op eon der muren schreven. De eigenaar heeft, als voorzichtig man van zaken, de autogrammen door glazen platen beschutten. Men vindt er o. a. de na"men van Mascagni, G. R. Sims, Pellegrini, Sarasate, Phil. May, Paderewski, Tosti, Melba en vele > anderen. Een jonge Amerikaansche erfgename, \ die door haar bewonderaars met tallzooze aan- | zoeken en liefdesverklaringen werd overstelpt, > is op het denkbeeld gekomen, van deze brieven > een soort lambrizeering in haar salon te maken. ! Daardoor heeft zij veel tot het onderhouden j harer gasten bijgedragen, want de vriendinnen j der jorge dame onderzoeken met de meeste j nauwkeurigheid al deze interessante documen- l ten, en dat niet alleen uit nieuwsgierigheid. Wij '. moeten n.l. tot eer van de jonge Amerikaansche constateeren, dat alle onderteekeningen en adressen zorgvuldig zijn weggeradeerti. Vruchtboomen in bloempotten. Het kweeken van dvergeiken, beuken, enz. in uitgeholde chinaasappelschillen naar het heette een Japansche kunst en eenige jaren geledan door velen ondernomen, heeft zeker bij weinigen succes gehad. Ons althans kwam geen goedgeslaagd geval ter pore. Omtrent bet kweeken van vruchtboomen in bloempotten, geeft iemand die bet geprobeerd heeft, in de Erfurter Hl. Zeitung een uitvoerig verslag. De kweekster had herhaaldelijk de boompjes in bloei gehad, maar het vroeger nooit tot vruchten kunnen brengen; eindelyk is bet haar gelukt, appelboomen in bloempotten te laten groeien. Zij schrijft het vroeger mislukken daaraan toe, dat zjj, evenals anderen, de bloeiende planten voor het raam zette; later beeft zij dat niet meer gedaan, Zy' nam eenige dwergvormen van edele soorten, die gewoonlijk in bol- of pyramidevorm gekweekt worden, en zette ze in den herfst in potten van 25 cM. diameter, in goede tuinaarde. Daarna werden de potten in den tuin zoo diep in den grond gezet, dat de rand vaa den pot niet meer te zien was; op eenige centimeters van den stam werd koemest gelegd, en dit in den winter eenige malen herhaald, zoodat zich in iederen pot een goede hoeveel heid reservevoedsel voor het voorjaar verza melde. Gedurende den winter werden de boomen niet tegen de koude beschut, zoowel om ze niet te teer te maken, als om het te vroeg bloeien te verhinderen; gedurende het bloeien echter werden er tegen de nachtvorst linnen zakken overheen gelegd. Na het uitbloeien werden de boompjes ver plaatst, uit het midden van de tuin naar de schaduw eener hooge heg; na eenige weken werden de minder goed gezette vrachtjes eraf genomen, zoodat iedere boom er maar acht of tien behield. In den loop van den zomer werden de boompjes nog van mest, en zoo dikwijls noodig van water voorzien; in den herfst kon men de boomen, ieder met eenige rijpe sappige appels voorzien, zoo op tafel zetten; ze waren niet meer dan een halven meter hoog. Om te maken dat de kroontjes een mooien vorm kry'gen, en de takjes bij deze beperkte ruimte elkaar niet in den weg zitten, kan men in het najaar drie of vier paal'j es in den grond rondom den pot zetten, en de'takken daaraan als by leiboomen bevestigen ; in het voorjaar hebben ze dan den verlangden vorm aange nomen. Voor zulke boompjes wordt, als aardig heid voor groote diners, een enorme prijs betaald. Een nieuwe Friesche Vereeniging. Hier ter stede is opgericht de vereeniging »Sljucht en Rjucht", die uitsluitend uit te Amsterdam gevestigde Friezen bestaat, en zich ten doel stelt: 1. de bevordering en de verbreidirg van kennis der Friesche taal; 2. den onderlingen vriendschapsband onder de Friezen te versterken. De vereeniging, die reeds een dertigtal leden telt, houdt hare vergaderingen eens per 14 dagen (Zondagavond 7 uur) in een der zalen van het café»Oost-Indie", Kalverstraat 2, en tracht, den avond door het houden van voordrachten, zang etc. aangenaam door te brengen, terwijl twee of driemaal per jaar de beste sprekers op het gebied der Friesche taal en litteratuur zullen worden uitgenoodigd. Overtuigd, dat een dergelijke ver eeniging, die berust op degelijken en soliden grondslag onder de vele hier wonende Friezen meer dan voldoende levensvatbaar heid heeft, heeft dte vereeniging met vertrou wen haar taak aanvaard en doet een beroep op den vereenigingszin van allen, die sympathiseeren met bovenstaand doel. Allen (damee en heerenleden) zullen natuurlijk welkom zijn, doch de aard der vereenigkg brengt mede, dat zij hare grootheid niet zal zoeken in de getalsterkte maar veeleer in de kracht harer ledc-n, en men kan dus verzekerd zijn, dat »S'jucht en Rjucht" steeds zal trachten het vereenigingsleven van een aangename zyde te doen kennen. Zij, die met het doel dezer vereeniging nader bekend wenschen te worden, vinden daartoe Zondag 24 Sept. e. k. aan bovenstaand adres gelegenheid. Prijsvraag: ,,de Korenbloem". Men schrijft ons uit Rotterdam -. Voor de prijsvraag, uitgeschreven door bovengemelde Academie ter verkryging van een ontwerp reclame-plaat, met als onderwerp «Horloges, merk de Korenbloem" zijn 120 antwoorden ingekomen. De jury bestaande uit de heeren P. A. Schipperus, 11. Evers en A. vanMaasdyk heeft e drie prijzen toegekend en wel de eerste ad f 100.?aan het ontwerp <>Stip", de tweede ad / 50?aan bet ontwerp »Groen', de derde ad ?25.?aan het ontwerp: *In het ver leden ligt bet beden." Na opening der naam briefjes, bleken de inzenders te zijn, respect, de heeren J. C. Voogt te Rotterdam, H. Schutte Groningen, H. Ellens te Arnhem. Het eerst genoemde ontwerp zal tevens door de lithogr. inrichting tirma J. Vürtheim en Zoon alhier, worden uitgevoerd. De heer Goudsmit te Rotterdam op wiens verzoek de prijsvraag was uitgeschreven - heeft ten slotte nog gratiiicatie's ieder ad ?20.-- ter beschikking gesteld, die door de jury zijn toegekend aan de ontwerpen »Tryal'7, »Kroon", »Tyd-Slijt", »Geel groen blauw zwart" en >Middag". Gebatikte stoffen. De firma J. Dona & Co. heeft BazarstraatSJ, hoek Anna Paulownaplein, 's-Gravenhage, een magazijn geopend, waar nevens verschil lende artikelen in Oostersche houtsoorten en zaken op 't gebied van kunstnijverheid, ook «Gebatikte stoften" worden aangetroffen, die voor verschuif nde doeleinden gebruikt worden. Deze batiks zijn door verschillende Hollandsche artiesten persoonlyk uitgevoerd, geheel volgens het Javaansche procédé. In de ruime winkeletalage kan men er eene fraaie collectie be wonderen, en we raden een ieder aan, het magazyn te gaan bezichtigen. De firma is gaarne bereid, aan belangstellenden inlichtingen te verstrekken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl