Historisch Archief 1877-1940
*Jo. 1161
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?«olley, naar een e teekening van Alexander
Ter Hnell, met bijschrift. ' Zusters, door
'S. C. Landschap b\j Vaassen, naar de
?schilderij van H. A. C. Dekker. Verschei
denheid. Feuilleton.
Taal en Letteren, 15 Sept, J. Koopmans,
Maerlant-Studieën, IV; B. Utenbroeke'u
KonRtantijn; E., Nieuw opdnederjands; Jan
Ligthart, Opmerkingen bij de lezing van Potgieter'a
.Florence (Ie zang.) Psychologie. (Van der
Kulk); J. Kleefstra, Over opvoeding, Reynardina
<Dr. Hesseling); Dr. J. B. Schepers, Spanje
door Jozef laraëls. Rgm (P. Leendertz; De
populariteit van Cats. (Prof. Kalff); Kunst
kritiek. (Prof. Kalff); Vergelijkingen in de
gesproken taal. (I. A. Fischer); Eierbrand.
.<H. v. B.)
Wetenschappelijke Bladen. De Behoudzin
van President Kruger; De toestand in Frankrijk;
De oudste Christengemeenten en het
kommunisme; De talenstrvjd in Oostenrijk; Imperia
lisme in de Vereer igde Staten; De nieuwe
planeet Heros; Onze bedienden; Buitenlandsch
?kapitaal in Rusland; De arbeiders onder het
absolutisme in Duitschland.
illiiilillllllimilllllllliiillllllllMMliliiiiiiliiiiiiiiiirinuiiii
MUTSJES
Naar het Russisch,
van A. KYPKIN.
Geen van ons vieren kende zijn toevallige
Teisgenooten. Wij pmatten zooals men gewoon is
4e praten, wanneer men tegenover elkander zit
in een sneltrein op een langen Decemberavond.
De benauwde atmosfeer eeuer centrale
ver?warming, het matgele schijnsel dat den waggon
schaars verlichte, d; terugijeschoven verbleekte
gordijnen voor de raampjes, bet vermoeiend
eentorig geschok d«r wielen, waardoor wij gelijk
tijdig waggelden van de eene op de andere zijde,
?de schaduwen van buiten die in de meest fan
tastische vormen flitsten ti gen de zoldering van
?den waggon, dit alles bracht oas gesprek op
vreemde, avontuurlijke voorvallen uit ons leven.
Voor onze herinnering doemden gelezen en van
anderen vernomen verhalen op, van raadselachtige
verschijningen in het leven, van bovennatuurlijke
machten, van geheimzinnige moorden, van zelf
moorden en meer zulke zaken. Op dit punt
conform in smaak en ervaring, lieten wij het
?een e verhaal op het andere volgen. Een onzer,
naar alle waarschijnlijkheid een koopman, gehuld
in een berenpels van zulke reusachtige afmeting,
dat hij te groot leek voor den grcotsten beer,
scheen bij voorliefde te vertellen van voorvallen
op kerkelijk gebied. In zijn verhalen figureerden
kerkroovers, er op bedacht om lijken te plunderen
die in de kerken begraven lagen, roovers die de
kloosters binnendrongen in den nacht en
ver?moordden wien hen in den weg trad, of lieden,
ontheiligend de beelden in de kerken, tot ze
«ich ten slotte bekeerden een betrouwbaar
?voorteeken van hun naderend einde. De andere
passagier, een medisch student verbaasde
ons met verhalen aan sterfbedden vernomen,
?met histories r a verteld door geslacht op geslacht
en schier ongeloofelijk van inhoud. Ik eveneens
varieerde op zekere buitengewone verhalen door
vrienden en kennissen mij verteld. De vierde
reiziger een heer tot aan de schouders gewik
keld in een plaid verbrak af en toe het
stilzwijgen met een kleine korte opmerking.
De trein snelde voort...
De waggon schokte gelijkmatig en gelijk
daar?inede de gedrochtelijke schaduwen aau de zolde
ring. Langs de raampjes gleden in duizeling
wekkende vaart smalle strepen groezelig-witte
sneeuw, afgewisseld door zwarte silhouetten van
aaakte struiken en boornen, en hoe meer bet
oog drong in de koude duisternis waarin hemel
en aarde schenen gehuld, hoe meer wij ons van
onze nietigheid bewust werden. Onze zenuwen
werden onwillekeurig geprikkeld bij de aanschou
wing van die duistere geheimnisvolle ruimte.
Waarlijk heeren, alles wat ge zooeven
verteldet, ie bizonder en zeer vretmd, begon plot
seling de heer met de plaid die tot dusverre
vrijwel het zwijgen er toe had gedaan. Maar
"'t is alles onbetrouwbaar. Wie uwer kan
metzekergeid getuigen, dat dit alles werkel'jk geschied,
dat htt niet de fantasie van een of ander
bijgeloovig mensch is? Maar ik kan u iets vertellen,
indien ge er belang in stelt, dat mij zalven is
overkomen. Ik doorleefde het misschien in vijf,
zes minuten, 't kunnen ook uren zijn geweest,
ik weet het Biet, maar zeker is dat 't voor
immer een onvergetelijk oogenblik in mijn leven
zal blijuen, daar het bijkans tot de onmogelijk
heden behoort, dat de een of andere inensch
tweemaal in het leven zulk een angst doorleeft.
Wij werden nieuwsgierig en verzuchten onzen
medereiziger te willen vertellen.
Tien jaar geleden, begon hij, diende ik als
inspecteur aan het tolkantoor van htt
greusplaatsje W. 'k Moest zorg dragen, dat generlei
goederen van het britenlarid werden binnenge
smokkeld. Om zes uur des avonds was mijn
dienst afgeloopen en sloot het dienstpersoneel
in mijn tegenwoordigheid de deuren; daarna
was ik vrij te doen wat ik wilde. Als ge
woonte had ik aangenomen, lederen aroad naar
de aankomst van den sneltrein te gaan zien,
?dan was de wachtkamer vol vreemdelingen,
handelslui, cfficieren, somstijds ook grondbezit
ters uit den omtrek, 't Was er warm, licht,
zelfs comfortable zoo ge wilt. Velen kwamen
er met hun vrouwen en dochters, soupeerden
-aan het buffet en praatten en -lachten. Om n
uur na middernacht kwamen gelijktijdig twee
treinen uit verschillende richting aan. l)au vulde
zich de wachtkamer met memchen van allerlei
landaard, vele talen klonken verward dooreen.
Somwijlen bevond zich onder die reizende me
nigte de een of ander incognito reizende kroon
prins en wij zagen dan met vreugde, dat zulk
een gekroond hoofd met even veel smaak sou
peerde als gewone stervelingen, 't Geschiedde
veel, ja bijna dagelijks, dat bij het onderzoek
der bagage groote contrabande werd geconsta
teerd, of dat de een of andere dame zich een
fouilleering moest laten welgevallen.
Ja, gesmokkeld werd er op groote schaal.
Dat was een gelukkige tijd, waaraan de nu
grijsgeworden inspecteurs en goederenbeambten
met verlangen terugdenken.
Destijds had ieder beambte zijn kring van
cliënten onder de contrabaiidisten. Negen maal
liet hij de verboden waar doorgaan, maar de
tiende keer hield haar in met al de strengheid
der wet eii ontving een premie. Groot was de
?woede van den smokkelaar, die nu, voor de
tiende maal zijn waar binnensmokkelend, een
^roote som als boete moest betalen. Toen was
't een .goede tijd: de tolbeambten konden met
De crisis in Transvaal.
\
UXCLE SAM tot PAUL KRÜGEK : "Jaag mijn vriend John maar van je erf, Paul, zooals ik vroeger gedaan heb."
nnnntnnnmt)
miiiiiiiiiintn
vrouw en kinderen zich eenige weelde veroor
loven en zelfs eenige dagen van. 't jaar op reis
gaan.
Het plaatsje was van het station ongeveer 4
wersten verwijderd. Menschen van onzen stand
woonden er niet, uitgezonderd de
Kozakkencommandant en vier postbeambten, die allen oud en
vervelend waren; 't was dus niet te verwonde
ren, dat een wandeling van vier wersten mij des
avonds een goede afleiding bezorgde.
Eens op een avond in het laatst van Novem
ber maakte ik mij, zooals gewoonlijk, gereed voor
de avondwandeling naar het station. Twee
wegen leidden daarheen. De een, de langste,
ging door het dorp en het naburige
Friederichafka ; de andere, de kortste, was niet meer
dau eeii voetpad; dit liep schuin over een uit
gestrekt, eenzaam veld en kwam uit op een
spoordijk, waartegen het station gebouwd was.
Dezen avond ging ik het smalle pad.
't Was acht misschien negen uur in den avond,
en zoo donker dat ik tien schreden vóór mij uit
ternauwernood iets kon onderscheiden. Ik be
woog mij voorwaarts, den weg op 't gefoel
vervolgend ; op de plek waar het voetpad zich
bevinden moest, lag de sneeuw hoog en kraakte
onder mijn treden. Naast het pad verhief zich
<en rij telegraafpalen. De wind joeg klagend
door de draden en ook de palen dreundtn rus
teloos hun eentonig lied.
't Begon te sneeuwen. De vlokken vlogen
me recht in de oogeu, verblindden me bijkans.
't Werd door en door koud. Een vreemd on
aangenaam gevoel dat mij aliijd bekroop, wan
neer ik grcote open vlakten, stadspleinen en
zelfs lange zalen moest oversteken, beving mij
ook nu. Het scheen mij alsof ik zoo vreeselijk
nietig en onbeteekenend, het veld vóór mij zoo
ontzettend groot en uitgestrekt WE s, dat ik mij
vtrbeeldde 't nimmer ten einde te zullen bren
gen. Dan was l et mij alsof het gausche veld
onder mij wegzonk.
Somwijlen keerde ik mij om en staarde' naai
de langzaam wegstervende lichtjes van het dorp.
Dit verlichtte en steunde mij. Nu verborgen
de lichtjes zich, wijl ik daalde naar een lange
smalle vlakte. Hond om mij een witachtige
sombere nevel. Van deze plek had ik bij instinct
een zekeren afkeer. Waarom? ik zou het niet
kunnen zeggen. Telkenmale bij het gaan door
dit dal, bekroop mij ctii beklemmend gevoel.
En vreemd! In plaats van mij zelf tot kalm'e
te dwingen, dacht ik altijd aan vreeselijke
moorden en aanrandingen. Later hoorde ik dat
vele menschen, vooral zenuwachtige mensclen
voor de een of andere plek een zekeren vrees
koesteren.
Ik zeide reeds, ciat rondom mij slechts dui
sternis en sneeuwjacht heerschte. Plotseling
bemerkte ik recht voor mij op tamelijk grooten
afstand, naar bet mij toescheen een donker on
bewegelijk voorwerp. Ik bleef staan en ademde
diep om beter te kunnen waarnemen, 't Was
alles stil rondom; alleen de sneeuwvlokkeu joe
gen mij in 't gelaat en mijn hart klopte zoo
luid dat het mij scheen, alsof 't aan het andere
eind van 't veld kon gehoord worden.
Het donkere voorwerp bewoog zicli niet. Ik
deed vijf sehreden voorwaarts en kwam
oogenblikkelijk tot de overtuiging dat ik mij door de
duisternis en de sneeuw in den afstand vergist
had. Hél dicht bij zat daar onbewegelijk een
man in de sneeuw, met den rug leunend tegen
den telegraafpaal.
Hij droeg een pels, die geheel los hem over
de 'schouder hing, en geen hoed. Hij zat heel
statig rechtop, de over elkaar gekruiste beeaen
recht voor zich uitgestrekt, de armen langs het
lichaam, zoodat de vingertoppen in de sneeuw
verborgen waren. Het hoofd was een weinig
achterwaarts gebogen.
Wie zijt gij? vroeg ik den onbekende.
Mijn stem was zwak. als die van. een kind
en klonk als uit de verte.
Hij zweeg.
Wie zijt gij, herhaalde ik.
Geen gtluid.
Hij is zeker dood of men heeft hem vermoord,
meende ik en deze gedachte stelde mij min of
meer gerust. De angst die mij koude rillingen
langs den rug had bezorgd, maakte plaats op
dit oogenblik voor een ander gevoel, dat van
naastenliefde.
Ik trad op den onbekende in den pels toe
en keek hem aan. Hij had een ongunstig uiterlijk
met smalle lippen en een langen gebogen neus.
Het puntig baardje en de schuine wenkbrauwen,
de spits omgebogen ooren. gaven aan dit vreemde
belachelijke gelaat een satanische uitdrukking.
Hij leefde, want zijne oogen volgden mij. Angst,
een ontzettende angst begon zich wederom van
mij meester te maken en mijn lippen vertrokken
zenuwachtig.
Wie zijt gij? vroeg ik ten derden male met
stokkende stem, alsof een brok in de keel mij
belette 1e spreken. Intusschen nam ik scherp
waar: ik merkte dat op de sneeuw bij den
zittenden man geen voetspoor te ontdekken viul.
De man zweeg en grijnsde mij aan. En ik
staarde hem aan met wijdopen oogen, nut op
elkaar geperste lippen, niet ia staat mijn oogen
van hem af te wenden. Een angst, een
ongeloofelijke niet in woorden weer te geven angst
verstijfde mijn hersens, mijn bloed, mijn lichaam.
De vingers aan mijn banden, de tcenen aau
mijn voeten trokken krampachtig samen.
Zoo stonden we tegenover elkaar, ik niet in
staat mij van hem te keeren, hij, mij
aan^rijnzend. Er gingen voorbij... ik weet niet hoeveel
seconden, minuten ... mogelijk wel uren. En
plotseling. . . (bier daalde de stem van den
verteller) plotseling knipte de onbekende met
liet satanisch gelaat me toe met het linker oog.
Daarop trok bij zijn gelaat in de wacslaltigste
vormen van spot en moordlust.
Op dit oo^enblik kreeg ik een gevoel, alsof
ik gedwongen werd mijn gelaat in dezelfde
grimassen te vertrekken. Gij zijt de duivel!
Wie zij1", gij anders! schreeuwde ik eindelijk in
mijn angst uit en gaf den onbekende uit alle
macht een slag tegen 't gelaat. Hij vit l neer
als een blok, recht naar beneden zouder te
wankelen. Ik wilde het op een loopen zetten,
maar de voeten weigerden den dienst, ze
waren als lood eu ik kou ze sh.ch.ts met moeite
voortbewegen. Ik viel, stond op en viel wederom.
Alleen in den slaap voelde ik vroeger wei eens
een dergelijk gevoel, toen ik voor een
onzichtbaren vijand wilde vluchten, en niet de macht
had mijn beenen te verzetten. En al diej tijd
schreeuwde ik zonder ophouden, gautch alleen
deze woorden :
De duivel! de duivel! de duivel!
Toen moet ik bewusteloos neer zijn gevallen.
Ik ontwaakte te huis in mijn bed iia een
hevige ziekte.
De heer in de plaid zweeg.
En wie was 't die daar in de sneeuw gezeten
was ? vroeg de student, die litt verhaal met
de grootste aacdabht had gevolgd..
Later is alles opgehelderd, antwoordde de
verteller, 't Bleek dat een Oostuirijksch koop
man zich evenals ik op weg begeven had naar
het station, doch onderweg door een plotselinge
ongesteldheid bevangen was. Hij scliijnt zich
nog naar den telegraafpaal te hebben gesleept
en daar te zijn gaan zitten; daarna is hij zoo
bevroren dat hij geen handen of voeten meer
kon bewegen. Men vond hem later geen tien
passen van mij verwijderd. Wij beiden waren
bewusteloos.
Ik hoop mijne heeren, besleot de spreker,
dat ge u eenigszins kunt voorstellen, hoe groot
mijn angst is geweest. Ik ben niet in staat 't
u in woorden weer te geven, maar het beste
bewijs kan u dit zijn:
Hij nam de pelsmuts van 't hoofd. Zijn haar
was wit als sneeuw.
Zóó ben ik in dien nen nacht geworden,
besloot hij met een weemoedigen glimlach.
III1II11IIM11IIH
Muren van beroemdheden.
Een tegenwoordig beroemd journalist heeft
zijn kamer laten behangen met die, den meesten
leden van het schrijversgilde zoo welbekende
briefjes, waarop de uitgevers »onder dankbe
tuiging betreuren", dat zij zijn manuscripten
niet kunnen aannemen. Een Londensch blad
vertelt nog van eenige andere beroemdheden,
die dergelijke herinneringen uit hun beroep
tot het behangen hunner kamers hebben ge
bruikt. Christine Nilsson bijvoorbeeld heeft
twee op die wyze uitgedoschte kamers in haar
woning. In een daarvan zijn de muren bedekt
met muziekstukken uit de opera's, waarin de
groote zangeres is opgetreden ; aan de muren
der andere kamer pryken de gequiteerde
rekeningen van de verschillende diners die zij
heeft gebruikt in de plaatsen waar zij moest
optreden. Deze twee vertrekken worden door
hun eigenares zeker met meer genoegen be
keken, dan de rookkamer van een
Amerikaansch tooneelspeler door den bezitter daar
van. Hierin zijn de muren namelijk versierd
met dagblad-critieken over zijn spel; de on
gunstige recensies zijn in blauwe, de gunstige
in roode omlijstingen gezet. Uit het feit, dat
de blauwe kleur verreweg den boventoon heeft,
zou men kunnen afleiden, dat de gelukkige
eigenaar van het vertrek niet altyd zooveel
succes heeft gehad als tegenwoordig. Er be
staan verder kamers, die met postzegels, speel
kaarten, schouwburgbilletten, ja zelfs met
champagnekurken zijn behangen. Zeer interes
sant is een kamer in een Londensch restaurant,
die de »autografen-kamer" wordt genoemd.
Het vertrek dankt zijn naam daaraan, dat de
gasten, musici, auteurs, dichters, soms hun
handteekening op eon der muren schreven.
De eigenaar heeft, als voorzichtig man van
zaken, de autogrammen door glazen platen
beschutten. Men vindt er o. a. de na"men van
Mascagni, G. R. Sims, Pellegrini, Sarasate,
Phil. May, Paderewski, Tosti, Melba en vele >
anderen. Een jonge Amerikaansche erfgename, \
die door haar bewonderaars met tallzooze aan- |
zoeken en liefdesverklaringen werd overstelpt, >
is op het denkbeeld gekomen, van deze brieven >
een soort lambrizeering in haar salon te maken. !
Daardoor heeft zij veel tot het onderhouden j
harer gasten bijgedragen, want de vriendinnen j
der jorge dame onderzoeken met de meeste j
nauwkeurigheid al deze interessante documen- l
ten, en dat niet alleen uit nieuwsgierigheid. Wij '.
moeten n.l. tot eer van de jonge Amerikaansche
constateeren, dat alle onderteekeningen en
adressen zorgvuldig zijn weggeradeerti.
Vruchtboomen in bloempotten.
Het kweeken van dvergeiken, beuken, enz.
in uitgeholde chinaasappelschillen naar het
heette een Japansche kunst en eenige jaren
geledan door velen ondernomen, heeft zeker
bij weinigen succes gehad. Ons althans kwam
geen goedgeslaagd geval ter pore. Omtrent
bet kweeken van vruchtboomen in bloempotten,
geeft iemand die bet geprobeerd heeft, in de
Erfurter Hl. Zeitung een uitvoerig verslag.
De kweekster had herhaaldelijk de boompjes
in bloei gehad, maar het vroeger nooit tot
vruchten kunnen brengen; eindelyk is bet
haar gelukt, appelboomen in bloempotten te
laten groeien. Zij schrijft het vroeger mislukken
daaraan toe, dat zjj, evenals anderen, de
bloeiende planten voor het raam zette; later
beeft zij dat niet meer gedaan,
Zy' nam eenige dwergvormen van edele
soorten, die gewoonlijk in bol- of
pyramidevorm gekweekt worden, en zette ze in den herfst
in potten van 25 cM. diameter, in goede
tuinaarde. Daarna werden de potten in den tuin
zoo diep in den grond gezet, dat de rand vaa
den pot niet meer te zien was; op eenige
centimeters van den stam werd koemest gelegd,
en dit in den winter eenige malen herhaald,
zoodat zich in iederen pot een goede hoeveel
heid reservevoedsel voor het voorjaar verza
melde. Gedurende den winter werden de
boomen niet tegen de koude beschut, zoowel
om ze niet te teer te maken, als om het te
vroeg bloeien te verhinderen; gedurende het
bloeien echter werden er tegen de nachtvorst
linnen zakken overheen gelegd.
Na het uitbloeien werden de boompjes ver
plaatst, uit het midden van de tuin naar de
schaduw eener hooge heg; na eenige weken
werden de minder goed gezette vrachtjes eraf
genomen, zoodat iedere boom er maar acht of
tien behield. In den loop van den zomer werden
de boompjes nog van mest, en zoo dikwijls
noodig van water voorzien; in den herfst kon
men de boomen, ieder met eenige rijpe sappige
appels voorzien, zoo op tafel zetten; ze waren
niet meer dan een halven meter hoog.
Om te maken dat de kroontjes een mooien
vorm kry'gen, en de takjes bij deze beperkte
ruimte elkaar niet in den weg zitten, kan men
in het najaar drie of vier paal'j es in den grond
rondom den pot zetten, en de'takken daaraan
als by leiboomen bevestigen ; in het voorjaar
hebben ze dan den verlangden vorm aange
nomen. Voor zulke boompjes wordt, als aardig
heid voor groote diners, een enorme prijs
betaald.
Een nieuwe Friesche Vereeniging.
Hier ter stede is opgericht de vereeniging
»Sljucht en Rjucht", die uitsluitend uit te
Amsterdam gevestigde Friezen bestaat, en zich
ten doel stelt: 1. de bevordering en de
verbreidirg van kennis der Friesche taal; 2. den
onderlingen vriendschapsband onder de Friezen
te versterken. De vereeniging, die reeds een
dertigtal leden telt, houdt hare vergaderingen
eens per 14 dagen (Zondagavond 7 uur) in
een der zalen van het café»Oost-Indie",
Kalverstraat 2, en tracht, den avond door het
houden van voordrachten, zang etc. aangenaam
door te brengen, terwijl twee of driemaal per
jaar de beste sprekers op het gebied der
Friesche taal en litteratuur zullen worden
uitgenoodigd. Overtuigd, dat een dergelijke ver
eeniging, die berust op degelijken en soliden
grondslag onder de vele hier wonende
Friezen meer dan voldoende levensvatbaar
heid heeft, heeft dte vereeniging met vertrou
wen haar taak aanvaard en doet een beroep
op den vereenigingszin van allen, die
sympathiseeren met bovenstaand doel. Allen (damee
en heerenleden) zullen natuurlijk welkom
zijn, doch de aard der vereenigkg brengt
mede, dat zij hare grootheid niet zal zoeken
in de getalsterkte maar veeleer in de kracht
harer ledc-n, en men kan dus verzekerd zijn,
dat »S'jucht en Rjucht" steeds zal trachten
het vereenigingsleven van een aangename zyde
te doen kennen. Zij, die met het doel dezer
vereeniging nader bekend wenschen te worden,
vinden daartoe Zondag 24 Sept. e. k. aan
bovenstaand adres gelegenheid.
Prijsvraag: ,,de Korenbloem".
Men schrijft ons uit Rotterdam -. Voor de
prijsvraag, uitgeschreven door bovengemelde
Academie ter verkryging van een ontwerp
reclame-plaat, met als onderwerp «Horloges,
merk de Korenbloem" zijn 120 antwoorden
ingekomen. De jury bestaande uit de heeren
P. A. Schipperus, 11. Evers en A. vanMaasdyk
heeft e drie prijzen toegekend en wel de
eerste ad f 100.?aan het ontwerp <>Stip",
de tweede ad / 50?aan bet ontwerp »Groen',
de derde ad ?25.?aan het ontwerp: *In het ver
leden ligt bet beden." Na opening der naam
briefjes, bleken de inzenders te zijn, respect, de
heeren J. C. Voogt te Rotterdam, H. Schutte
Groningen, H. Ellens te Arnhem. Het eerst
genoemde ontwerp zal tevens door de lithogr.
inrichting tirma J. Vürtheim en Zoon alhier,
worden uitgevoerd. De heer Goudsmit te
Rotterdam op wiens verzoek de prijsvraag
was uitgeschreven - heeft ten slotte nog
gratiiicatie's ieder ad ?20.-- ter beschikking gesteld,
die door de jury zijn toegekend aan de ontwerpen
»Tryal'7, »Kroon", »Tyd-Slijt", »Geel groen
blauw zwart" en >Middag".
Gebatikte stoffen.
De firma J. Dona & Co. heeft BazarstraatSJ,
hoek Anna Paulownaplein, 's-Gravenhage,
een magazijn geopend, waar nevens verschil
lende artikelen in Oostersche houtsoorten en
zaken op 't gebied van kunstnijverheid, ook
«Gebatikte stoften" worden aangetroffen, die
voor verschuif nde doeleinden gebruikt worden.
Deze batiks zijn door verschillende Hollandsche
artiesten persoonlyk uitgevoerd, geheel volgens
het Javaansche procédé. In de ruime
winkeletalage kan men er eene fraaie collectie be
wonderen, en we raden een ieder aan, het
magazyn te gaan bezichtigen. De firma is gaarne
bereid, aan belangstellenden inlichtingen te
verstrekken.