De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 1 oktober pagina 3

1 oktober 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No 1162 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Inderdaad heeft de heer Meswhaert hier een vryheid en ongedwongenheid in de behandeling van het rbythme, een elegance in de voordracht weten te verkrijgen en tevens was hierin de zuiverheid zoo onberispelijk, dat het genot dier nummers zeer groot was. Daarnaast zou ik willen noemen Alla riva del Tebro" van Palestrina, in der Mariënklrche" van Lówe en de beide Psalmen van Sweelinck. Prachtvol klonken ook die nummers, want een enkel ?onbeduidend vlekje kon toch den indruk niet verstoren. Jammer dat het koor'je van Löwe tweemaal werd gezongen. Het was de eerste keer zoo beiooverend mooi, vooral het tenoren trekje inet den Weissdorn" en de tweede maal ?detoneerde het een weinig. Trouwens er «aren meer nummers waar de (oonhoogte niet ge handhaafd bleef: vooral daa-, waar het koor meer dan dubbel pian svinio zong, Hoe schoon nu ook zulk een effect moge zijn, voor een enkele keer, zou ik toch denken dat, die on berispelijke zuiverheid, die ideale reinheid, die de gedachte aan de materie geheel buiten sluit, toch nog een grootere deugd is voor een a cappel'a koor. Het was goed dat het publiek van Lowe's lm Fiühling" een. bis vroeg; toen h»d het koor gelegenheid een ongelukje te herstellen, ?dat men overigens niet te hoog moet achten. Moest ik in mijn vorige bei-preking wijzen op het ietwat vlakke, mondaine iu de klankkleur der vrouwenstemmen, voornamelijk bij de sopra nen, thans heeit het mij minder gehinderd, zelfs b\j de kerkelijke nummers. In de geestige liederen van Gestel"i en Donati, by de refreinen, komt een open vocaliseering aan het effect zelfs ten goede; maar bovendien, in een concertzaal, waarby de dames van het koor in concerttoilet veieehynen, vind ik ook ae herinnering aan het mondaine nii-t zoo ong motiveerd; daar gelaten echter de vraag of b v. het Crucifix as van Lotti in die omgeving en onder die om standigheden op zyn plaats is. Bet motet van Brahms was zeer schoon ; vooral hij de driestemmige bturtzangen Troste mica wiedei''. Eigenaardig was het te bespeuren dat de nieuwere componisten zonals Löwe en zelfs Brahms het tegenover de oudere moesten afleggen iu de behandeling van het vocale idioom. Na de uitvoering van Zaterdagavond ben ik beslist van meening dat het terrein, waarop deze vereeniging groote en welverdiende lauweren zal kunneu behalen, ligt in de Cuiicertzaal, niet in de kerk. Ik wil niet verzwijgen dat thans by alle ?componisten n jaartal (het geboortejaar) ge voegd was. Twee ware natuurlijk beter geweest. Als men werken van oude meesters gaat uit voeren, begeeft men zich in zekeren zin op het terrein der muziekgeschiedenis. Daarom is het geen overbodige weelde het publiek bekend te maken met den tijd, waarin de «uitgevoerde werken ongeveer zijn ontstaan. Nog een klein erratum. Volgens de laatste nasporingen moet men het geboortejaar van 'Palestrina op 1526 en dat van Orlando di Lasso op 153i stellen. Sweelinck werd niet in 1561 ?doch in 1562 geboren. Het speet mij Zondag 11. de eerste orgelbespeling van den heer Tierie niet te hebben -kunnen bijwonen, in de eerste plaats omdat ik daardoor het spel van ,den heer Tierie moest missen, maar ook omdat ik de solisten, mevr. de Haan-Manifarges en mpj. de Jong, een veelbelovende jeugdige violiste uit den Haag, >vart wien ik niei s dan goeds gehoord heb, moest verzuimen. .ANT. AÏEBKAMP. De Vereeniging van Muziekonderwijzers en -onderwijzeressen te Amsterdam heeft haar eerste jaarverslag verzonden waaruit blijkt dat -zij in bloeienden toestand veskeert. Het aantal werkende leden is gestegen van 29 tot 6? ; voorts zyn er behalve n eerelid, Harold Bauer, nog 4 buitengewone en 8 adspirantleden, beuerens 6 donateurs. Behalve de ver melding van de voordrachtsavouden, die in den kring plaats vonden, bevat het verslag een opwekking tot steun, ten einde in de mogelijk heid geste;d te worden er een eigen vereenigingslokaal op na te houden. """MIMIMHIHIIlmHtlHtlllHHinilimillllltlUHIIIttlllll! Een marehe funébre, DOOK F. DE SINCLAIR. Z'n moeder zei, dat hij een me.ziek sjenie" was en z'n .vader schold hem uit voor Ui varken." 't Was niet .gemakkelijk voor Thomas uit die benamingen Benige zelfkennis te putten.; maar gelukkig was bij philosoof. De -stem van z'n vader klonk altijd hard en onaangenaam en daarom luisterde hij Baar deze niet; die -van z'n moeder was 'n beetje scherp, maar toch vriendelijk... en als ze meziekejenie" zei, ireeg Thomas een gevoel van warmte en dikwijls om te gaan huilen. Maar wat //sjenie1' beteekende wist hij niet, al scheen hem de benaming ook -arg vleiend. Vier hoog, drie maal bellen ; het kostte .dus moeite toegang te krijgen tot ie atmosfeer., waarin Thomas zic'i binnenshuis bewoog. Daar waren, als de vervelooze deur openging, sc'itereeuvolgens drie steile trappen ; van de onderste waren de treden 'tot op de helft afgesleten, vae de volgend» tot op drie vierde en de laatste trap was alleen ma&r wat uitgehold in't midden, dat kou ook niet andere; want op de Ie tage wooaden drie gezinnen, op de tweede evenveel en <oj* de ioogste jeaar een, en dat was het zijue. 't Was er beet wonen; zei de moeder van homas : Hoog Is gezocd en as je vader 'n goeie snee in zijn oor heit,, zal-ie 't wel uit, z'n Larsens laten om naar boven te klimmen." 't Was waar, Thomas had zelf al 'n paar maal gezien, dat z'u vader sinoordronken voor z'n deur belandde, z'n hoofd e feu binaen stak, maar dan, naar boven ziende, met 'n nielancoliek gezicht, flauwe oogen en 'n neerhangende onderlip, mistroostig z'n dikken kop schudde, binnensmonds vloekte en dan weer wegstrompelde. Bij zm'n gelegenheid liep Thomas gauw naar z'n moeder om 't gebeurde te vertellen, waut dan kieeg hij 'n paar centen en dan was z'n moeder veel liever dan anders en klonk haar stem ook veel minder scherp. Maar als z'n vader dan terug kwam, den volgenden da'.', met modder eu straatvuil aan z'n jas en iu z'n lang ruig haar en krabbels op z'n gezicht en zonder pet, dan was er onmid dellijk ruaie, dan zei z'n vader, dat hij 't langer verdomde, en verhuizen wilde en dan zette z'n moeder d'r handen in de zijdeu eu zei, dat hij voor haar part kon verhuizen naar de hel; dau klonk haar . stem zóó rauw, dat Thomas bang werd en in de donkere alkoof kroop en z'n hoofd verborg in de dekens van z'n ledikantje om niks te boorer. Als hij dan niks meer hoorde, ging hij zacht jes naar binnen, keek schuw naar z'u vader, mtlHIUIIIUHHIIlnlIMIIMIIIIIIIIlnilllllllllllltllMIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIMIIkW TeütQoiisteiliDg van tetwerten yan Irafle meesters, n. Ik heb den vorigen keer te kennen gegeven geen boedelbeschry'ving te willen mtken van al hetgeen in die gastvrije lokalen van het Suasso-Museum, als in zoovele magazijnen is bijtens>egaard. Evenmin wilde ikergernisgaar.de maken bij het schouwspel van dat tijeenraapsel van schilderijen van de meest uiteenloopende soort, nu veilig onder vlag gebracht eener Tentoonstelling van kunstwerken v. J. m. Een ieder, die hier exposeert, moge als voorheen gebruikelijk was, zich als meesier in het gilde ingeschreven achten. De beste stuurlui staan aan wal, en de Cjmmissie, be last met de keuring der inzendingen, mag niet te hard gevallen worden over de volbrenging harer taaK. Wel moet er nu en dan door de vingers worden gezien, dair er nog verschil lende dingen zijn, die zelfs door de meest goedertieren en lankmoedigste jurie dienden teruggezonden te zijn, gelijk aan den anderen kant wellicht enkele oiievenredigheJen zullen plaats gehad hebben met weigering van in zendingen. Men bedenke de eischen van het publieke schouwspel eener vierjaarlijksche, en als alleen kunstwerken van levei.dw meesters waren aangenomen, zou de eerezaal amper gevuld zijn. Buiten de verschillende bepaald hinderlijke »croutes". bestaat het gros uitwerken, die to'. zekere hoogte van eenige'lei ervaring in het handwerk van het schilderen blijk geven en voor het uiterlijk althans aan e eischen van moderniteit voldoen. Als zoodanig is zoo'n tentoonstelling niet een toonbeeld van de ontwikkeling der hedendaagsche kunst, maar een vertooning van da wijze van arbeid, tegen woordig by de schilders het meest gantslmar. Ik neem een paar vourbeelden. Da »l'ioegpaarden" van Scherrewitz moet voor iedere jury een flink stuk werk heeten; er zijn geen noemenswaardige aanmerkingen te maisen op de teekening der paarden, dus goed geteekend, en alles is, wat men noemt breed geschilderd; het geheel toont zich degelijk doorwerkt en de kleuren zijn niet onverdienstelijk Mauveachtige.; een braaf schilderij ontegenzeggelijk. Vroeger kwam deze schilder Poggenbeek meer nabij. In dezelfde zaal hangt nog een stuk van Bernard de Hoog, die mede onder tentoonsprei ding van kwaliteiten, elders geleend, termen vindt tot wettiging zijner aanwezigheid. Zoo zou er heel wat te rangschikken vallen uit deze ten toonstelling in 't bijzonder en uit de tegen woordige kunstvoortbrengselen in 't algemeen ; een vruchtbare arbeid voor de kunsthistorici over twee honderd jaar. School Maris, school Israëls, school Mauve etc. En even als soms prenten van Lievens, K<>1 of Renesse voor niet iedereen maar zoo te onderkennen zijn van JKembrandt, kunnen er zich dan ook mystificatie's ontwikkelen. Zoo zag ik hier ook twee .portretjes a la Veth, maar een uit zijn vroegeren ty'd, toen hy nog zocht in gamma's van gedempte kleurer, en een uit de latere periode van «positivisme." Maar is bjy verschillenden, die, hoewel ge heel en al liggende onder den invloed van anderen, een zekere plichtmatigheid en warmen ? IMIMIIMIIIMIIHIIimMIIIIIIM mimmimiitti greep z'n pet en sloop de deur uit, en de trap af. Hij was altijd 'u stumperd geweest, 'n nietig zwak kereltje, van de school was hij al heel gauw thuis gebleven, 't was zoo ver, hij kon niet met de andere jougeus meedoen en 'i ver moeide hem zoo; die lange afstand vier maal daags. Hij kon 'n beetje lezea eu schrijven en op de klok zier,, maar niet niet den langen wijzer; toeu ze daar aan begonnen, wer.i hij ziek. De dokter zei -van 'u hartkwaal, hij was hè-1 hèM erg geweest en had iii 't gasthuis gelegen, waar hij 't heel prettig vond, als nij niet be nauwd was. Als ze thuis saaien ruzie halden, verlangde hij terug naar die groate ziekeu^aal met al die Ifdikaiitjps, waar andere kind Ten iu lagen, eu naar de pleegzustej-s, die altijd om hem heen waren, ook 's nachts als hij wakker werd en zoo bang was om dood te gaaa. Vooral ii zuster was zoo lief voor hem daar, zóó hef, dat T.iornas eens zei: juffrouw t.'jster, ik wou dat u su"u moeder wa«." Toen had die zuster gelachen en gezegd: »Dat beu ik ook, zoolang als je hier bent." Maar 's middags was z'n eigen moeder gekomen, iu haar Z;)udagsche klecren en ze had hem wel tien maal gezoend met tirauen in d'r oogen eu verteld, dat «'11 vader goddank voor 'n dag of zes in de nor sat ; dat was wel 'n leugen, maar ze zei 't om hem iets prettigs te vertellen eu toen ze wegging, zoende ze hem nog eens i eu nog eens, en lei 'u groote sinaSappel op z'u j tafeltje., omdat hij zoo'ii lekkere stakkerd was. ; Toen had hij vreestlijk berouw over wat hij j tegen die aardige ruster gezegd had; hij begou hardop te schreien met z'n magere vuisf.jes in c'n oogen, zoo lang, zoo lang, totdat de zuster i'ii kussen keerde CE. hem toestopte. Toen was hij in slaap gevalleu. Ma 'n dag of veertien was liij weer thuis gebracht. 't Zal nu wel gaan1-', zei de dokter, maar hij is l i'd, h er l zwakjes, vooral niet vermoeien, krachtig voedsel, 'n opgewekte omgeving en veel in de buitenlucht." //Jawel mijnheer dokter;" zei z'a moeder; rnaar dat ging heel moeielijk in 'n achterkamer op de 4e tage. Van dien tijd af, kwam Thomas nog minder buiten dan vroeger. De trap af, ging wel; maar naar boven dau moest hij telkens rusten en dan klopte z'a liart zoo, dat je 't ia z'n koofd zag slaan. Van 't krachtige voedsel kwam ook niet veel, z'n moeder had, op raad van 'u buurvrouw, Haarlemmer olie gekocht en z'n vader in 'n royale bui cognac; dat moest, dan samen naar binnen; maar de cognac was al op voor ze aan de olie begonnen en als dau z'n vader dronken was en z'a moeder uit werken, dan was die olie alles wat Thomas kreeg. Wat de dokttr bedoelde met 'n opgewekte omgeving begrepen ze geen van allen en de buitenlucht.... dan mot dat jong z'u kop maar uit 't raam steken," zei z'n vader eu dat deed Thomas ; dan keek hij op 'n binnen plaats waar waschgoed hing te drogen en waar wel tw'utig duiventilleu waren, en dat rook ijver tot navo'gicg van hun voorbeeld te prezen, ergerlijker zijn zij, die in dezelfde conditie, alle nauwgezetheid by den materieelen arbeid prysgeven, en »a bout portant" als 't ware, op 't onoeschaamdst hun gewichtigheid opdringen. Dan zyn er weer anderen, die misschien wel iets eigens hebben, maar te zwak, en by de volvoering van hun voornemen telkens weer verwarren in de consequentie's van den arbeid. Zoo is mij he$ groote landschap van Sehaap wel sympathiek, maar bij al wat ik in zijn intentie waardeer, kan ik met de voldragenheid ervan nog geen genoegen nomen. Hij bedoelde een hymi.e aan de lei.te in dat schilderij neer te zingen, maar bij de stugge stofverwerking is veel van zijn bedoeling er bij ingeschoten en vertoont zich bet stuk nu als een lyriek die door geelzucht is aangetast. In dat zelfde eerste zaaltje bevindt zich ook een klein stukje van Van Blaaderen, dat eerlijk bedoeld lijkt, en dat, al is het ook slechts in enkele syllaben, iets van zich zelf uitspreekt. Verder is weer odifée; ziju buurtjes en huisgeveltj^s zijn schilderijtjee, waarin iets verblijdend aan het ophelderen is; zoo is ook in een andere zaal een graehije, met enkele oude huizen in het front gezitm, van de Vries Lam, een scbilderij'je dat naar ontwikkeling van ontluikende kwaliteiten doet verlangen. Er zyn nu nog rauwe veifi takjes in en het heeft nog langena niet die gedegen tft'enheid van Karssen in ziju buur'je uit Eriknuizen. Gunstig onderscheid maakt het werk van du genoemden zektr al niet de twee scbildeiijeii van Brrkemeyer, die voor knap uiaakweik kunnen gelden, maar al te koud van wezen zyn. Het werk van Oosterzee is te bedachtzaam, de fijnneid, die hij zoek', verloopt wel wat Raar tamheid. DankTipyer's landschap daarentegen is weer goor en h«t vertunfiaid realisme'daarin. vormt een curieus contrast m^t het net af^epoetste landschap van een rom-intischer geziiidmi Diutseher, naast hem. Uit de eerste zaal herinner ik m^ nog een kleurig levenden bloementuin van Wijuerna, dien iK de vorige maal bij de buitenlanders vergat. En rnuteen noem ik nu maar de bloe'uen van Fautin la Tour. Hij heeft een zeer persoonlijke wijze om zich m den aard van bloernschilderöii te verdiepen en toont zich bij de schikking en uitvoering een zeld/.aam vei fijner; maar tocb, hoe nauw ook zichtbaar, venomien die precieuse stukjes zweemen van arutkieele voor dracht, diu ifi hit kleine scbiiderijijs van moeder en kind duidelijker merkbaar is. Dan is onder de vreemden nog William Logsdail, van wien Tne Bronze Horses of Ht. Mark's te Venetiëeen zeer in 't oog vallend werk is. Maar is hot, zachtst ge nomen, toch niet uriens om zulke voorwerpen van monumer.talen aard te bezigen als acces soires voor het schilderen van een stilleven, waarbij tevens htt gewichtige van bun karakter verloochend wordt, door het bijbrengen van zooveel duifjes, die van gelijke stof gemaakt schijnen. Hoe men monumenten, die in de tijden staan, in het kader van een omgeving zei, en welken stempel zij daarin kunnen ontvangen door de opvatting van den kunste naar, heeft bijv. Bauer ons getoond met zijn teekening van Ie Sphii x (bier niet aanwezij;). Dat stuk mag nu knap werk geheeten worden, maar laten wij dan ook Springer gedenken, die zich in meerdere stadsgezichten minstens even knap heeft betoond. Apropos Bauer, die heeft een schilderijtje op d«ze tentoonstelling dat onder zijn schilderwerk zeer bijzonder is. 't Doet denken aan Monticelli. Zelden zag ik op doek zijn rijke verbeeldingen zoo vlot uit het penseel gevloeid. We zijn nu toch in de eerezaal en kunnen meteen het groote stuk van Heyberg wel aaniiiiiiiiiiniiiiiM zoo benauwd, dat hij 't nooit langer dau vijf minuten volhield. Toeu z'u ouders op 'u kei r elkaar weer zoo uitscutldeu, sloop Ttioinas sulletjes de kamer uit, en hot zich langhaam langs de leuning van do trap naar b.:uedeii glljen. Op 't portaal, waar hij toen te land kwam, kwTuneii ilrie deureu uu, eu achter ecu dier deureu hoorde Taouias 'u zwaar dreunend ge luid; ntt of 't in de verte donderde", vond hij eerst. Hij drukte z'n oor tegen de deur, om nog beter te l.ooren, *aut boven schreeuwden z'n vailer eu mordtr zoo hard, dat je 't op straat wel kon verslaan; hij luisterde eu luisterde tot op eens de deur open ging door deu druk van z'u klein lichaam eu tuuii viel hij naar binnen iu de vreemde kamer. Hij stond dadelijk op en wist geen ander txcuus te stamelen dau o! je", toeu begou hij te lacueu eu koek om tith heen. 't Was er prachtig gemeubileerd ; een kleed op den grom! ou groene i,ordijneu vour de raineü, 111 'n IIOCK stond 'n bid, dat wei Inslapen, maar niet was afgeha-ild eu op de tafel was 'u icepbord met. res'jes p*p en 'u lepel er in. 't Knok er, of tr iu lang niet geiucht eu veel gerookt was. l!i] 't raam stond voor 'n muzieklessenaar '11 magere mail contrabas te spelen. HIJ was m z'u hemdsmouwen 'u lorgnet op z'n neus, waardoor twee groole oogen altijd even vorbaa-d in de wi rdd keken. Toen Tuomas zoo plotseling naar binnen viel, was de man opgehouden eu nu staarde hij ver schrikt, eu m 11 open mond het magere jongetje aan, dat zich gauw omwendde om te maken, dat, hij weg kwam. Maar oer 't zoover was, vroeg de man plot seling : «?Wie bon je ?" //Vau boven," zei Tuomas bedremmeld, ter wijl hij mot z'n oogen naar 't plafond wees. //Jo wou zeker 's zien wat ik deed r" Ttiouias knikte. West, je. hoe dit heet?" Jawel, 'n viool." Er kwam 'n tnoinphantelijke grijns om't ge zicht, van den muzikant. Nee, dat dacht ik wel. Contrabas.'' Thomas lachte en schudde ongeloovig z'n hoofd ; maar toch kwam hij 'n paar stippen naderbij. ///iromt die zoo ?" Ja, hoor maar en de man streek de lage E aan. //Mooi l,è? Hou je vau muziek ?" Ja, zei Thomas en z'u flauwe oogjes kregen 'n soort schittering en toen in eens niet 'n zekere vermetelheid, spoel der is op." De man met 't verbaasde gezicnt keek liet bleeke jongetje aan, dat nu vrijmoedig mot de handen op den rug voor hem stond en er kwam '11 vriendelijke crijus op z'n mager gezicht. Doe dau eerst, de deur dicht zoo en ga dan daar maar zitten." Thomas kleurde van plezier en hij drukte al schuivend z'n kleine lichaam in de zachlc rug leuning van deii grooten stoel. De man begon te strijken, en Thomas wist niet waar hij 't meest naar kijken zou ; naar klampen, waarop die levensgroote soldaat, maar al te duidelijk de aandacht tot zich roept. 't Heet «Garnizoenswacht", maar wat in zoo'n eenvoudig, alledaagsch soldatentafereeltje den korporaal zoo sterk naar voren doet treden, als wil h j gen vers van >ik .viei in 't lot..." ei c. gaan declameeren, is een klein raadsel. 't Is jammer, dat de heer Ileyherg zich niet begeeft op het terrein van het militair-historie schilderen. Verbeelden we ons zoo'n figuur voor Jan van Speyk of Jacob Hobein; wat zou dat afstralende, omstralende licht op en om den kop dienstig zijn tot verhoojing van het heroike in de figuur. Nu brengt hij zich onder verdenking sensatie-werk te maken, maar we zagen ergens in een hoekja gemoffeld, een klein schilderijtje van hem, dat op den keper be schouwd, al weinig gewicht had om het geloof aan zijn uitgestalde kwaliteiten te versterken. Nu het er toch om gaat een bekwaam schilder te zijn, zet het dan eens naast een schilderijtje van een ouden Hollander, een stukje van Brekelenkam bijv. Het »Haakstertje" in dezelfde zaal heeft mij desillusie bezorgd; ik zag daarin een gevoelig heid in een oprechte toewijding aan het werk zelf, die ik bij den soldatenschilder niet ver wachtte ; toen bemerkte ik dat mevrouw Heyberg het geschilderd bad. Intusi-chen lijkt het werk in uiterlijk zeer veel op dat van haar echtgtnoot, en 't zal nu bij de aanstaande gelegen heid van bekroningen moeten blijken, of de vrouwenbeweging al iets heeft uitgewerkt voor het gelijke toekennen van rechten voor man en vrouw. In het soort van militaire onderwerpen, ver kies ik die schermutsehrg van Iloynck van Papendrecht boven de schilderijen van soldatencbaco's van Heyherg. Tot nog toe zijn deze beschouwingen wat echotsch en scheef dooreenverzeild. Ik hoop den volgenden keer aan het overzicht meer de toornen v.in orde aan te leggen, en tot een samenvatting van al het verspreide in dien doolhof te geraken. Ik heb dau dit voor, dat bijna al het goede nog genoemd moet worden. W. S. Goudeket & Co., Hokin 50, Amsterdam, exposeeren deze week ei-n schilderij »Weesperzijde'' van Alex Boom. Ecu Belg over HollaüMe litteratuur, Ik weet niet of de opmerking reeds is ge maakt, maar de gevolgtrekking i-chijnt gewet tigd, dat onze taal bestemd is u'éne van de eer-ten onder rle Europeetche te verdwijnen. Bij het einde der middeleeuwen was het Neder landsen taalgebiei een derde groo'er dan het nu nog K Emilen, Keulen en Rijssel waren steden die Ne:lerlar,dsch spraken, doch zijn nu aan onze taal ontvallen <lo. r het opdringen van machtiger volkeren, en bet lijdt geen twijfel, dut ten slotte het Iloogdui'sch eene volkornene overwinning zal behalen. Want van het Oosten komt de heftigste druk. Vreemd is hierbij, dat Aken nooit tot het Nederduitsch taalgebied heeft behoord. Zoo zal ook eenn.aal de taal van Finland ver (wijnen voor de Russische. Het is een ijdel pogen en eene bekoorlijke naïviteit geweest, van die uitgelezen schare van intellectuels", die aan de deur van den czar ging kloppen om hem te verzoeken aan Finland/ijn rechten terug te geven. Wat wonder, dat hun piet werd opengedaan? Kn even naief mag het heeten eene petitie aan de koningin van Enge land te richten, opdat zij de Transvaal zou sparen. De machtige stioomingen der volki n HIIIIIIIIIIMIIIIt den stok, die maar al heen en wef r werd getrok ken, naar de magere band, die als 'n groote witte spinnekop over de snaren krabbelde of naar 't verbaasde gezicht va» den man, met de* opgetrokken wenkbrauwen boven He oogen, die onafgebroken in de muziek op den lessenaar tuurden. Eindelijk na eene flicke streek op de g, die Thomas m z'n buik voelde trillen hield de man op, en keek over den lessenaar lachend naar z'n kleine hoo'der. Wel? Mooi," zei Thomas, die zicli wonderwel ver maakte met al dat nooit geziene. »Wat moet je worden?" vroeg de verbaasde man, die z'n instrument voorzichtig op den grond legde. Nik?," zei Thomas, ,,ik ben ziek." »Zoo !" . . . nou, ga dau nou maar weer weg. Wil je 'n koekje. //Asjeblieft," zei 't ventje, gereed om weg te gaan. De man deed 'n kast open en kreeg er 'n trommeltje uit, maar 't was leeg. D'r zit niks meer ia," zei hij 'n beetje verlegen ; //'n andere keer dan maar. Thomas knikte, 'u beetje teleurgeste'd. Goeien middag" en toen stond Thomas weer op 'r, portaal en klauterde zacht naar boven. Halverwege hoorde bij de contrabas weer. Hij ging op de trap zitten luisteren gtlrund tegen den witten kalkmuur en toen hij niets meer hoorde, kwam er 'n blije peinzende uit drukking op z'n bleek mager gezichtje, alsof hij zich illusies schiep en aan iets dacht, dat heel mooi moest zijn en heel groot voor z'n klein begrip. Maar Lij kreeg het daar eindelijk te koud en gin? naar boven. Z'n vader was weg en z'n moeder werd ver bonden door 'n buurvrouw, want haar echtgenoot had haar met de kolenschop 'n gat in haar hoofd geslagen. Dat was 'n belangwekkende dag geweest in Thomas' leven. Hij vond het zoo gewichtig, dat hij 't zelfs niet vertelde aan z'u moeder; maar als bij eenigszins kon, liep hij de trap af en vatte post voor de buwuste deur. Naar binnen gaan durfde hij niet, maar hij vond het prettig daar te staan, droomend en plannen makend. Als de straatdeur beneden openging dan woei er 'n koude tocht omhoog; maar dat voelde hij meestal niet eens, zóó waren z'n gedachten elders. Korten tijd later zat hij eens op de onderste trene der trap, 'n beetje mistroostig, want hij hoorde daarbinnen niets, toen de buitendeur openging en er iemand naar boven kwam. Dat gebeurde dikwijls genoeg; maar de voetstappen stierven meestal weg, na 't piepen van 'n deur op een der tages. Ditmaal echter kwamen ze al hooger en hooger. Dat moest dus voor 't portaal zijn, waar hij op stond. Z'n kleine hartje klopte sneller. Als lüj 't eens was ! .. . De aankomende floot fl vroolijk deuntje... Toen, om dea bocht, z>g Thomas 'n lioed en laten zich niet tegenhouden en in de geschie denis hebben de handigste diplomaten deze geëerbiedigd, en zij waren des te gelukkiger taarmate zij die stroomingen volgden Slechts volkeren op het toppunt hunner evolutie ge komen, kunnen grootmoedig zyn, zooals het Fransche onder Napo eon I en III. Daarvan kun nen Polen en Italiëspreken. Niettemin is er in de laatste jaren meer notitie van onze taal en let teren gei omen dan sedert twee eeuwen het geval was. Het is vooral Couperus, welks werktn de grenzen hebben overschreden. Het cosmopolitische karakter van zijne personen of liever gezpgd'bun cosmopolistisch vernis hebben de belangstelling in het buitenland gewekt ea inderdaad zijn de rijkdom zijner sentimenten, de voornaamheid zijner denkwijze deze belang stelling waard. Hij hetft een slag menschen gegeven die tot nog toe in onze litteratuur niet door een werkelijk artiest waren beha .deld. Hij kent zijn millieu en doet zijre per sonen er uit grotien als uit hijn natuurlijken bodem. Zijn taal is de fluwtelen grond waarop ze rusten in poses van weelde en de fijn zilve ren ntvfl van weemoed waarin ?e ademen. Zyne volzinnen zijn correct en rijk uitgedoscht. Het is alles fonkel nagelnieusv en niet alleen de stof maar ook de coupe der volzinr.en, is van eene elegar'cie zooals ze tot nog toe niet werd geleverd. Hij heeft onze taal ontdaan van het logge dat haar bezwaart, haar licht gemaakt en haar de vleiiüe en gegeven, waarmee ze de grenzen is overgevlogen. Ken die zeker vtel heeft bijgedragen tot de verspreiding van onze litteratuur, in Belgiëen Frankrijk is de beer Van Ifrymeuler. Zijn boek: Etquisses flimaudis et hollandaises, dat ik verzocüt b'm aan te kond gen. b'vat o a een artikel over Couperus en over ilultatuli t n een over de nieuwere Vlaameche dichters. Het zijn opstellen vroeger in de Kevue des deux rnondcs en de Revue .E; cyclopédique verschoren. Vooral de opstellen over Multaluli en zijn brieven zijn «.ene compleete biogagraj hische studie. Al zijn de be chiuwirgei niet diep rn niet altij l even belangrijk, het verhaal is piquant tn tal van levens-b zonderhed n doen Alultatuli's gecompliceerde persoonlijkheid hel derder voor den dag k. men. Deze is zeker eene van de meest curieuse in de Europeesche litteratuur. Niemand h;eft de verwanbchap van gedachte tn daid inniger gedacht, maar is dikwijls bedrogen u'.tgekom-n. Man van ge dachte terwijl bij meende man van de daad te zyn, waren zijne daden sprongen enhthbrekende toeren op wier steile punten bij zich niet altijd sta<nde vermocht te houden. Zijn leven is een verwoede innerlijke strijd geweest te,'en dit dualisme en hij is gestorven zonder de over winning op de daad te kui nen behalen. Doch zijn gedachte is een triomph geweest en zijn woord heeft in veel levende zielen gesneden. Hij was de speerwerper van het sarcasme, waar hij trof was het raak en gromden de holle ingewanden rler houterige regeer ngsteKels en verkaikte administraties. Hij is de ecrs'e' ge weest, die heeft durven schrijven zooals men spreekt en heitt daarom aan de conventioneele rhetorica den genadeslag toegetracht. Alhoewel hij ah denker veel gedwaald heeft was het indringen van zijn geest in tal van psycbologii-cue problemen van eene be wonderenswaardige scherpte en kracht. Doch wij staan heden nog verstomd dat een geest dia bewezen heeft zoo veel te kunnen omvatten in sommige opzichten zoo bekrompen was. Maar misschien d eef de sluiting aan de eene zijde zijn faculteiten in de verre richting van de andere. 4 Het Franfch dat de heer Van Keymeulen schrijft, lijkt me correct vertaald Hollandsen. Ken Hollandsen semi-deftig zooals onze groote bladen het schrijven. Een Ilolland&ch, dat niet 1MIIIIIIIIIIIIII iiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiifi daaronder... het jubelde in z'n binnenste... keken de twee verbaasde oogen door het gouden lorgnet naar boven. Thomas stond op en de uieuwaangekomeae begon te lachen. //Zoo jonge vriend, kom je je koekje halen ?... ga binnen.1' Dat was meer dan Thomas had durven hopen, hij kleurde t r van en toen de deur dicht was en de man z'n hoed afzette en z'n jas uittrok, toen was het hem of hij in die kamer al hon derd maal was geweest en z'n kleine oogen gingen rond en vonden alles op de oude plaats. Alleen de contrabas stond onder'n verschoten groen laken in 'u botk. Hij mocht weer op den grooten stoel zitten en toen werd er voor hem op tafel een trommel met koekjes gezet. Daar eet uu maar, net zooveel als je lust." Maar Tnomas kou zooveel niet eten en toen hij er drie op had, wilde hij niet meer. Lust je ze niet?" vroeg de verbaasde man mistroostig, ,/ze zijn toch lekker," en hij stak er zelf een in z'n mond. 't Was lekker:" zei Thomas heel dankbaar, maar ik kan der niet meer op." Zoo," zei de man en hij staarde naar het smalle witte gezichtje... hm!"... wil ik nou nog eens op de b'as strijken 'f" Of hoor je liever 'n trommel?" Ja, ja, op 'n trommel!'1 dat was 'n prachtig iets eu de man opende de kast en nam daar een kleine koperen trommel uit, die hij aan 'n riem over z'u schouder hing. Toen begon bij te roffelen, eerst zachtjes en toen harder, al harder, totdat Thomas angstig z'n handen voor de ooren bracht; maar toen werd het weer zachter, al zachter, alsof het hél ver weg ging en hij niets meer hoorde dan 'n zacht geruisch. Dat was prachtig, nog mooier dan die groote viool," zei Tnomas, verrukt over dit nieuwe wonder. Wil ik het je eens leeren r" vroeg de ver baasde man. Thomas schudde z'u hoofd, erg ongeloovig. //Dat kan niet." Dat moet je nooit zeggen, kom hier" en toen voelde Thomas den riem over z'n mageren smalleu schouder en moest hij op 't vel slaan, terwijl de man z'n handjes bestuurde en den' slag regelde. Hij werd heel ernstig bij die les ; hij vond het gewichtig en prettig en toen 't genoeg was en hij moe was geworden, zei de verbaasde man, dat t best gaan zou en dat hij 'n flinke jougen wassen den volgenden dag terug moest komen. Zóó had Thomas gedroomd, dat het gaan zou; eiken dag in die mooie kamer met al dat vreemde, maar nu 't zoo eensklaps waarheid werd, maakte het hem zenuwachtig, Lij greep de hand van z n nieuwen vriend en begon te schreien. De verbaasde man verschrok en ze'i, dat 't nou weer genoeg was en toeu drong hij hem zachtjes de kamer uit. En Thomas klom heel langzaam de trap op nog zenuwachtig; maar z'n hartje klopte vau blijdschap alsof 't bersten zou. (Wordt vervolgd].

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl