Historisch Archief 1877-1940
No 1162
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Inderdaad heeft de heer Meswhaert hier een
vryheid en ongedwongenheid in de behandeling
van het rbythme, een elegance in de voordracht
weten te verkrijgen en tevens was hierin de
zuiverheid zoo onberispelijk, dat het genot dier
nummers zeer groot was. Daarnaast zou ik
willen noemen Alla riva del Tebro" van
Palestrina, in der Mariënklrche" van Lówe
en de beide Psalmen van Sweelinck. Prachtvol
klonken ook die nummers, want een enkel
?onbeduidend vlekje kon toch den indruk niet
verstoren. Jammer dat het koor'je van Löwe
tweemaal werd gezongen. Het was de eerste
keer zoo beiooverend mooi, vooral het tenoren
trekje inet den Weissdorn" en de tweede maal
?detoneerde het een weinig. Trouwens er «aren
meer nummers waar de (oonhoogte niet ge
handhaafd bleef: vooral daa-, waar het koor
meer dan dubbel pian svinio zong, Hoe schoon
nu ook zulk een effect moge zijn, voor een
enkele keer, zou ik toch denken dat, die on
berispelijke zuiverheid, die ideale reinheid, die
de gedachte aan de materie geheel buiten sluit,
toch nog een grootere deugd is voor een a
cappel'a koor.
Het was goed dat het publiek van Lowe's
lm Fiühling" een. bis vroeg; toen h»d het
koor gelegenheid een ongelukje te herstellen,
?dat men overigens niet te hoog moet achten.
Moest ik in mijn vorige bei-preking wijzen
op het ietwat vlakke, mondaine iu de klankkleur
der vrouwenstemmen, voornamelijk bij de sopra
nen, thans heeit het mij minder gehinderd, zelfs
b\j de kerkelijke nummers. In de geestige
liederen van Gestel"i en Donati, by de refreinen,
komt een open vocaliseering aan het effect zelfs
ten goede; maar bovendien, in een concertzaal,
waarby de dames van het koor in concerttoilet
veieehynen, vind ik ook ae herinnering aan
het mondaine nii-t zoo ong motiveerd; daar
gelaten echter de vraag of b v. het Crucifix as
van Lotti in die omgeving en onder die om
standigheden op zyn plaats is.
Bet motet van Brahms was zeer schoon ;
vooral hij de driestemmige bturtzangen Troste
mica wiedei''.
Eigenaardig was het te bespeuren dat de
nieuwere componisten zonals Löwe en zelfs
Brahms het tegenover de oudere moesten
afleggen iu de behandeling van het vocale idioom.
Na de uitvoering van Zaterdagavond ben ik
beslist van meening dat het terrein, waarop deze
vereeniging groote en welverdiende lauweren
zal kunneu behalen, ligt in de Cuiicertzaal, niet
in de kerk.
Ik wil niet verzwijgen dat thans by alle
?componisten n jaartal (het geboortejaar) ge
voegd was. Twee ware natuurlijk beter geweest.
Als men werken van oude meesters gaat uit
voeren, begeeft men zich in zekeren zin op
het terrein der muziekgeschiedenis. Daarom
is het geen overbodige weelde het publiek
bekend te maken met den tijd, waarin de
«uitgevoerde werken ongeveer zijn ontstaan.
Nog een klein erratum. Volgens de laatste
nasporingen moet men het geboortejaar van
'Palestrina op 1526 en dat van Orlando di Lasso
op 153i stellen. Sweelinck werd niet in 1561
?doch in 1562 geboren.
Het speet mij Zondag 11. de eerste
orgelbespeling van den heer Tierie niet te hebben
-kunnen bijwonen, in de eerste plaats omdat ik
daardoor het spel van ,den heer Tierie moest
missen, maar ook omdat ik de solisten, mevr.
de Haan-Manifarges en mpj. de Jong, een
veelbelovende jeugdige violiste uit den Haag,
>vart wien ik niei s dan goeds gehoord heb, moest
verzuimen.
.ANT. AÏEBKAMP.
De Vereeniging van Muziekonderwijzers en
-onderwijzeressen te Amsterdam heeft haar
eerste jaarverslag verzonden waaruit blijkt dat
-zij in bloeienden toestand veskeert. Het aantal
werkende leden is gestegen van 29 tot 6? ;
voorts zyn er behalve n eerelid, Harold
Bauer, nog 4 buitengewone en 8
adspirantleden, beuerens 6 donateurs. Behalve de ver
melding van de voordrachtsavouden, die in den
kring plaats vonden, bevat het verslag een
opwekking tot steun, ten einde in de mogelijk
heid geste;d te worden er een eigen
vereenigingslokaal op na te houden.
"""MIMIMHIHIIlmHtlHtlllHHinilimillllltlUHIIIttlllll!
Een marehe funébre,
DOOK
F. DE SINCLAIR.
Z'n moeder zei, dat hij een me.ziek sjenie"
was en z'n .vader schold hem uit voor Ui
varken."
't Was niet .gemakkelijk voor Thomas uit die
benamingen Benige zelfkennis te putten.; maar
gelukkig was bij philosoof.
De -stem van z'n vader klonk altijd hard en
onaangenaam en daarom luisterde hij Baar deze
niet; die -van z'n moeder was 'n beetje scherp,
maar toch vriendelijk... en als ze
meziekejenie" zei, ireeg Thomas een gevoel van warmte
en dikwijls om te gaan huilen.
Maar wat //sjenie1' beteekende wist hij niet,
al scheen hem de benaming ook -arg vleiend.
Vier hoog, drie maal bellen ; het kostte .dus
moeite toegang te krijgen tot ie atmosfeer.,
waarin Thomas zic'i binnenshuis bewoog. Daar
waren, als de vervelooze deur openging,
sc'itereeuvolgens drie steile trappen ; van de onderste
waren de treden 'tot op de helft afgesleten, vae
de volgend» tot op drie vierde en de laatste
trap was alleen ma&r wat uitgehold in't midden,
dat kou ook niet andere; want op de Ie
tage wooaden drie gezinnen, op de tweede
evenveel en <oj* de ioogste jeaar een, en dat
was het zijue.
't Was er beet wonen; zei de moeder van
homas : Hoog Is gezocd en as je vader 'n
goeie snee in zijn oor heit,, zal-ie 't wel uit,
z'n Larsens laten om naar boven te klimmen."
't Was waar, Thomas had zelf al 'n paar
maal gezien, dat z'u vader sinoordronken voor
z'n deur belandde, z'n hoofd e feu binaen stak,
maar dan, naar boven ziende, met 'n
nielancoliek gezicht, flauwe oogen en 'n neerhangende
onderlip, mistroostig z'n dikken kop schudde,
binnensmonds vloekte en dan weer
wegstrompelde.
Bij zm'n gelegenheid liep Thomas gauw naar
z'n moeder om 't gebeurde te vertellen, waut
dan kieeg hij 'n paar centen en dan was z'n
moeder veel liever dan anders en klonk haar
stem ook veel minder scherp.
Maar als z'n vader dan terug kwam, den
volgenden da'.', met modder eu straatvuil aan
z'n jas en iu z'n lang ruig haar en krabbels op
z'n gezicht en zonder pet, dan was er onmid
dellijk ruaie, dan zei z'n vader, dat hij 't langer
verdomde, en verhuizen wilde en dan zette z'n
moeder d'r handen in de zijdeu eu zei, dat hij
voor haar part kon verhuizen naar de hel; dau
klonk haar . stem zóó rauw, dat Thomas bang
werd en in de donkere alkoof kroop en z'n
hoofd verborg in de dekens van z'n ledikantje
om niks te boorer.
Als hij dan niks meer hoorde, ging hij zacht
jes naar binnen, keek schuw naar z'u vader,
mtlHIUIIIUHHIIlnlIMIIMIIIIIIIIlnilllllllllllltllMIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIMIIkW
TeütQoiisteiliDg van tetwerten yan
Irafle meesters,
n.
Ik heb den vorigen keer te kennen gegeven
geen boedelbeschry'ving te willen mtken van
al hetgeen in die gastvrije lokalen van het
Suasso-Museum, als in zoovele magazijnen is
bijtens>egaard. Evenmin wilde ikergernisgaar.de
maken bij het schouwspel van dat
tijeenraapsel van schilderijen van de meest
uiteenloopende soort, nu veilig onder vlag gebracht
eener Tentoonstelling van kunstwerken v. J.
m. Een ieder, die hier exposeert, moge als
voorheen gebruikelijk was, zich als meesier
in het gilde ingeschreven achten. De beste
stuurlui staan aan wal, en de Cjmmissie, be
last met de keuring der inzendingen, mag niet
te hard gevallen worden over de volbrenging
harer taaK. Wel moet er nu en dan door de
vingers worden gezien, dair er nog verschil
lende dingen zijn, die zelfs door de meest
goedertieren en lankmoedigste jurie dienden
teruggezonden te zijn, gelijk aan den anderen
kant wellicht enkele oiievenredigheJen zullen
plaats gehad hebben met weigering van in
zendingen. Men bedenke de eischen van het
publieke schouwspel eener vierjaarlijksche, en
als alleen kunstwerken van levei.dw meesters
waren aangenomen, zou de eerezaal amper
gevuld zijn. Buiten de verschillende bepaald
hinderlijke »croutes". bestaat het gros uitwerken,
die to'. zekere hoogte van eenige'lei ervaring
in het handwerk van het schilderen blijk
geven en voor het uiterlijk althans aan e
eischen van moderniteit voldoen. Als zoodanig
is zoo'n tentoonstelling niet een toonbeeld van
de ontwikkeling der hedendaagsche kunst, maar
een vertooning van da wijze van arbeid, tegen
woordig by de schilders het meest gantslmar.
Ik neem een paar vourbeelden. Da
»l'ioegpaarden" van Scherrewitz moet voor iedere
jury een flink stuk werk heeten; er zijn geen
noemenswaardige aanmerkingen te maisen op
de teekening der paarden, dus goed geteekend,
en alles is, wat men noemt breed geschilderd;
het geheel toont zich degelijk doorwerkt en
de kleuren zijn niet onverdienstelijk
Mauveachtige.; een braaf schilderij ontegenzeggelijk.
Vroeger kwam deze schilder Poggenbeek meer
nabij. In dezelfde zaal hangt nog een stuk van
Bernard de Hoog, die mede onder tentoonsprei
ding van kwaliteiten, elders geleend, termen
vindt tot wettiging zijner aanwezigheid. Zoo zou
er heel wat te rangschikken vallen uit deze ten
toonstelling in 't bijzonder en uit de tegen
woordige kunstvoortbrengselen in 't algemeen ;
een vruchtbare arbeid voor de kunsthistorici
over twee honderd jaar. School Maris,
school Israëls, school Mauve etc. En even als
soms prenten van Lievens, K<>1 of Renesse
voor niet iedereen maar zoo te onderkennen
zijn van JKembrandt, kunnen er zich dan ook
mystificatie's ontwikkelen. Zoo zag ik hier
ook twee .portretjes a la Veth, maar een uit
zijn vroegeren ty'd, toen hy nog zocht in
gamma's van gedempte kleurer, en een uit
de latere periode van «positivisme."
Maar is bjy verschillenden, die, hoewel ge
heel en al liggende onder den invloed van
anderen, een zekere plichtmatigheid en warmen
? IMIMIIMIIIMIIHIIimMIIIIIIM
mimmimiitti
greep z'n pet en sloop de deur uit, en de trap af.
Hij was altijd 'u stumperd geweest, 'n nietig
zwak kereltje, van de school was hij al heel
gauw thuis gebleven, 't was zoo ver, hij kon
niet met de andere jougeus meedoen en 'i ver
moeide hem zoo; die lange afstand vier maal
daags.
Hij kon 'n beetje lezea eu schrijven en op
de klok zier,, maar niet niet den langen wijzer;
toeu ze daar aan begonnen, wer.i hij ziek.
De dokter zei -van 'u hartkwaal, hij was hè-1
hèM erg geweest en had iii 't gasthuis gelegen,
waar hij 't heel prettig vond, als nij niet be
nauwd was.
Als ze thuis saaien ruzie halden, verlangde
hij terug naar die groate ziekeu^aal met al die
Ifdikaiitjps, waar andere kind Ten iu lagen, eu
naar de pleegzustej-s, die altijd om hem heen
waren, ook 's nachts als hij wakker werd en
zoo bang was om dood te gaaa.
Vooral ii zuster was zoo lief voor hem
daar, zóó hef, dat T.iornas eens zei: juffrouw
t.'jster, ik wou dat u su"u moeder wa«."
Toen had die zuster gelachen en gezegd: »Dat
beu ik ook, zoolang als je hier bent."
Maar 's middags was z'n eigen moeder gekomen,
iu haar Z;)udagsche klecren en ze had hem wel
tien maal gezoend met tirauen in d'r oogen eu
verteld, dat «'11 vader goddank voor 'n dag of
zes in de nor sat ; dat was wel 'n leugen, maar
ze zei 't om hem iets prettigs te vertellen
eu toen ze wegging, zoende ze hem nog eens
i eu nog eens, en lei 'u groote sinaSappel op z'u
j tafeltje., omdat hij zoo'ii lekkere stakkerd was.
; Toen had hij vreestlijk berouw over wat hij
j tegen die aardige ruster gezegd had; hij begou
hardop te schreien met z'n magere vuisf.jes in
c'n oogen, zoo lang, zoo lang, totdat de zuster
i'ii kussen keerde CE. hem toestopte.
Toen was hij in slaap gevalleu.
Ma 'n dag of veertien was liij weer thuis
gebracht.
't Zal nu wel gaan1-', zei de dokter, maar
hij is l i'd, h er l zwakjes, vooral niet vermoeien,
krachtig voedsel, 'n opgewekte omgeving en veel
in de buitenlucht."
//Jawel mijnheer dokter;" zei z'a moeder;
rnaar dat ging heel moeielijk in 'n achterkamer
op de 4e tage.
Van dien tijd af, kwam Thomas nog minder
buiten dan vroeger. De trap af, ging wel;
maar naar boven dau moest hij telkens
rusten en dan klopte z'a liart zoo, dat je 't ia
z'n koofd zag slaan.
Van 't krachtige voedsel kwam ook niet veel,
z'n moeder had, op raad van 'u buurvrouw,
Haarlemmer olie gekocht en z'n vader in 'n
royale bui cognac; dat moest, dan samen naar
binnen; maar de cognac was al op voor ze aan
de olie begonnen en als dau z'n vader dronken
was en z'a moeder uit werken, dan was die
olie alles wat Thomas kreeg.
Wat de dokttr bedoelde met 'n opgewekte
omgeving begrepen ze geen van allen en de
buitenlucht.... dan mot dat jong z'u kop
maar uit 't raam steken," zei z'n vader eu dat
deed Thomas ; dan keek hij op 'n binnen
plaats waar waschgoed hing te drogen en waar
wel tw'utig duiventilleu waren, en dat rook
ijver tot navo'gicg van hun voorbeeld te prezen,
ergerlijker zijn zij, die in dezelfde conditie,
alle nauwgezetheid by den materieelen arbeid
prysgeven, en »a bout portant" als 't ware, op 't
onoeschaamdst hun gewichtigheid opdringen.
Dan zyn er weer anderen, die misschien
wel iets eigens hebben, maar te zwak, en by
de volvoering van hun voornemen telkens weer
verwarren in de consequentie's van den arbeid.
Zoo is mij he$ groote landschap van Sehaap
wel sympathiek, maar bij al wat ik in zijn
intentie waardeer, kan ik met de voldragenheid
ervan nog geen genoegen nomen. Hij bedoelde
een hymi.e aan de lei.te in dat schilderij neer
te zingen, maar bij de stugge stofverwerking is
veel van zijn bedoeling er bij ingeschoten en
vertoont zich bet stuk nu als een lyriek die
door geelzucht is aangetast.
In dat zelfde eerste zaaltje bevindt zich ook
een klein stukje van Van Blaaderen, dat eerlijk
bedoeld lijkt, en dat, al is het ook slechts in
enkele syllaben, iets van zich zelf uitspreekt.
Verder is weer odifée; ziju buurtjes en
huisgeveltj^s zijn schilderijtjee, waarin iets
verblijdend aan het ophelderen is; zoo is ook
in een andere zaal een graehije, met enkele
oude huizen in het front gezitm, van de Vries
Lam, een scbilderij'je dat naar ontwikkeling
van ontluikende kwaliteiten doet verlangen.
Er zyn nu nog rauwe veifi takjes in en het
heeft nog langena niet die gedegen tft'enheid
van Karssen in ziju buur'je uit Eriknuizen.
Gunstig onderscheid maakt het werk van du
genoemden zektr al niet de twee scbildeiijeii van
Brrkemeyer, die voor knap uiaakweik kunnen
gelden, maar al te koud van wezen zyn. Het
werk van Oosterzee is te bedachtzaam, de
fijnneid, die hij zoek', verloopt wel wat Raar
tamheid.
DankTipyer's landschap daarentegen is weer
goor en h«t vertunfiaid realisme'daarin. vormt
een curieus contrast m^t het net
af^epoetste landschap van een rom-intischer
geziiidmi Diutseher, naast hem. Uit de eerste
zaal herinner ik m^ nog een kleurig levenden
bloementuin van Wijuerna, dien iK de vorige
maal bij de buitenlanders vergat. En rnuteen
noem ik nu maar de bloe'uen van Fautin la
Tour. Hij heeft een zeer persoonlijke wijze
om zich m den aard van bloernschilderöii te
verdiepen en toont zich bij de schikking en
uitvoering een zeld/.aam vei fijner; maar tocb,
hoe nauw ook zichtbaar, venomien die
precieuse stukjes zweemen van arutkieele voor
dracht, diu ifi hit kleine scbiiderijijs van
moeder en kind duidelijker merkbaar is.
Dan is onder de vreemden nog William
Logsdail, van wien Tne Bronze Horses of
Ht. Mark's te Venetiëeen zeer in 't oog
vallend werk is. Maar is hot, zachtst ge
nomen, toch niet uriens om zulke voorwerpen
van monumer.talen aard te bezigen als acces
soires voor het schilderen van een stilleven,
waarbij tevens htt gewichtige van bun karakter
verloochend wordt, door het bijbrengen van
zooveel duifjes, die van gelijke stof gemaakt
schijnen. Hoe men monumenten, die in de
tijden staan, in het kader van een omgeving
zei, en welken stempel zij daarin kunnen
ontvangen door de opvatting van den kunste
naar, heeft bijv. Bauer ons getoond met zijn
teekening van Ie Sphii x (bier niet aanwezij;).
Dat stuk mag nu knap werk geheeten worden,
maar laten wij dan ook Springer gedenken,
die zich in meerdere stadsgezichten minstens
even knap heeft betoond. Apropos Bauer, die
heeft een schilderijtje op d«ze tentoonstelling
dat onder zijn schilderwerk zeer bijzonder is.
't Doet denken aan Monticelli. Zelden zag ik
op doek zijn rijke verbeeldingen zoo vlot uit
het penseel gevloeid.
We zijn nu toch in de eerezaal en kunnen
meteen het groote stuk van Heyberg wel
aaniiiiiiiiiiniiiiiM
zoo benauwd, dat hij 't nooit langer dau vijf
minuten volhield.
Toeu z'u ouders op 'u kei r elkaar weer zoo
uitscutldeu, sloop Ttioinas sulletjes de kamer
uit, en hot zich langhaam langs de leuning van
do trap naar b.:uedeii glljen.
Op 't portaal, waar hij toen te land kwam,
kwTuneii ilrie deureu uu, eu achter ecu dier
deureu hoorde Taouias 'u zwaar dreunend ge
luid; ntt of 't in de verte donderde", vond
hij eerst.
Hij drukte z'n oor tegen de deur, om nog
beter te l.ooren, *aut boven schreeuwden z'n
vailer eu mordtr zoo hard, dat je 't op straat
wel kon verslaan; hij luisterde eu luisterde tot
op eens de deur open ging door deu druk van
z'u klein lichaam eu tuuii viel hij naar binnen
iu de vreemde kamer.
Hij stond dadelijk op en wist geen ander
txcuus te stamelen dau o! je", toeu begou hij
te lacueu eu koek om tith heen.
't Was er prachtig gemeubileerd ; een kleed
op den grom! ou groene i,ordijneu vour de raineü,
111 'n IIOCK stond 'n bid, dat wei Inslapen, maar
niet was afgeha-ild eu op de tafel was 'u
icepbord met. res'jes p*p en 'u lepel er in.
't Knok er, of tr iu lang niet geiucht eu veel
gerookt was.
l!i] 't raam stond voor 'n muzieklessenaar
'11 magere mail contrabas te spelen.
HIJ was m z'u hemdsmouwen 'u lorgnet op
z'n neus, waardoor twee groole oogen altijd
even vorbaa-d in de wi rdd keken.
Toen Tuomas zoo plotseling naar binnen viel,
was de man opgehouden eu nu staarde hij ver
schrikt, eu m 11 open mond het magere jongetje
aan, dat zich gauw omwendde om te maken,
dat, hij weg kwam.
Maar oer 't zoover was, vroeg de man plot
seling :
«?Wie bon je ?"
//Vau boven," zei Tuomas bedremmeld, ter
wijl hij mot z'n oogen naar 't plafond wees.
//Jo wou zeker 's zien wat ik deed r"
Ttiouias knikte.
West, je. hoe dit heet?"
Jawel, 'n viool."
Er kwam 'n tnoinphantelijke grijns om't ge
zicht, van den muzikant.
Nee, dat dacht ik wel. Contrabas.''
Thomas lachte en schudde ongeloovig z'n hoofd ;
maar toch kwam hij 'n paar stippen naderbij.
///iromt die zoo ?"
Ja, hoor maar en de man streek de lage E aan.
//Mooi l,è? Hou je vau muziek ?"
Ja, zei Thomas en z'u flauwe oogjes kregen
'n soort schittering en toen in eens niet 'n
zekere vermetelheid, spoel der is op."
De man met 't verbaasde gezicnt keek liet
bleeke jongetje aan, dat nu vrijmoedig mot de
handen op den rug voor hem stond en er kwam
'11 vriendelijke crijus op z'n mager gezicht.
Doe dau eerst, de deur dicht zoo en ga
dan daar maar zitten."
Thomas kleurde van plezier en hij drukte al
schuivend z'n kleine lichaam in de zachlc rug
leuning van deii grooten stoel.
De man begon te strijken, en Thomas wist
niet waar hij 't meest naar kijken zou ; naar
klampen, waarop die levensgroote soldaat, maar
al te duidelijk de aandacht tot zich roept.
't Heet «Garnizoenswacht", maar wat in zoo'n
eenvoudig, alledaagsch soldatentafereeltje den
korporaal zoo sterk naar voren doet treden,
als wil h j gen vers van >ik .viei in 't lot..."
ei c. gaan declameeren, is een klein raadsel.
't Is jammer, dat de heer Ileyherg zich niet
begeeft op het terrein van het militair-historie
schilderen. Verbeelden we ons zoo'n figuur
voor Jan van Speyk of Jacob Hobein; wat zou
dat afstralende, omstralende licht op en om
den kop dienstig zijn tot verhoojing van het
heroike in de figuur. Nu brengt hij zich onder
verdenking sensatie-werk te maken, maar we
zagen ergens in een hoekja gemoffeld, een klein
schilderijtje van hem, dat op den keper be
schouwd, al weinig gewicht had om het geloof
aan zijn uitgestalde kwaliteiten te versterken.
Nu het er toch om gaat een bekwaam schilder
te zijn, zet het dan eens naast een schilderijtje
van een ouden Hollander, een stukje van
Brekelenkam bijv.
Het »Haakstertje" in dezelfde zaal heeft mij
desillusie bezorgd; ik zag daarin een gevoelig
heid in een oprechte toewijding aan het werk
zelf, die ik bij den soldatenschilder niet ver
wachtte ; toen bemerkte ik dat mevrouw Heyberg
het geschilderd bad. Intusi-chen lijkt het werk
in uiterlijk zeer veel op dat van haar
echtgtnoot, en 't zal nu bij de aanstaande gelegen
heid van bekroningen moeten blijken, of de
vrouwenbeweging al iets heeft uitgewerkt voor
het gelijke toekennen van rechten voor man
en vrouw.
In het soort van militaire onderwerpen, ver
kies ik die schermutsehrg van Iloynck van
Papendrecht boven de schilderijen van
soldatencbaco's van Heyherg.
Tot nog toe zijn deze beschouwingen wat
echotsch en scheef dooreenverzeild. Ik hoop
den volgenden keer aan het overzicht meer
de toornen v.in orde aan te leggen, en tot
een samenvatting van al het verspreide in dien
doolhof te geraken. Ik heb dau dit voor, dat
bijna al het goede nog genoemd moet worden.
W. S.
Goudeket & Co., Hokin 50, Amsterdam,
exposeeren deze week ei-n schilderij
»Weesperzijde'' van Alex Boom.
Ecu Belg over HollaüMe litteratuur,
Ik weet niet of de opmerking reeds is ge
maakt, maar de gevolgtrekking i-chijnt gewet
tigd, dat onze taal bestemd is u'éne van de
eer-ten onder rle Europeetche te verdwijnen.
Bij het einde der middeleeuwen was het Neder
landsen taalgebiei een derde groo'er dan het
nu nog K Emilen, Keulen en Rijssel waren
steden die Ne:lerlar,dsch spraken, doch zijn nu
aan onze taal ontvallen <lo. r het opdringen
van machtiger volkeren, en bet lijdt geen twijfel,
dut ten slotte het Iloogdui'sch eene volkornene
overwinning zal behalen. Want van het Oosten
komt de heftigste druk. Vreemd is hierbij,
dat Aken nooit tot het Nederduitsch taalgebied
heeft behoord. Zoo zal ook eenn.aal de taal
van Finland ver (wijnen voor de Russische. Het
is een ijdel pogen en eene bekoorlijke naïviteit
geweest, van die uitgelezen schare van
intellectuels", die aan de deur van den czar ging
kloppen om hem te verzoeken aan Finland/ijn
rechten terug te geven. Wat wonder, dat hun
piet werd opengedaan? Kn even naief mag het
heeten eene petitie aan de koningin van Enge
land te richten, opdat zij de Transvaal zou
sparen. De machtige stioomingen der volki n
HIIIIIIIIIIMIIIIt
den stok, die maar al heen en wef r werd getrok
ken, naar de magere band, die als 'n groote
witte spinnekop over de snaren krabbelde of
naar 't verbaasde gezicht va» den man, met de*
opgetrokken wenkbrauwen boven He oogen, die
onafgebroken in de muziek op den lessenaar
tuurden.
Eindelijk na eene flicke streek op de g, die
Thomas m z'n buik voelde trillen hield de
man op, en keek over den lessenaar lachend
naar z'n kleine hoo'der. Wel?
Mooi," zei Thomas, die zicli wonderwel ver
maakte met al dat nooit geziene.
»Wat moet je worden?" vroeg de verbaasde
man, die z'n instrument voorzichtig op den
grond legde.
Nik?," zei Thomas, ,,ik ben ziek."
»Zoo !" . . . nou, ga dau nou maar weer weg.
Wil je 'n koekje.
//Asjeblieft," zei 't ventje, gereed om weg te
gaan.
De man deed 'n kast open en kreeg er 'n
trommeltje uit, maar 't was leeg.
D'r zit niks meer ia," zei hij 'n beetje
verlegen ; //'n andere keer dan maar.
Thomas knikte, 'u beetje teleurgeste'd.
Goeien middag" en toen stond Thomas weer
op 'r, portaal en klauterde zacht naar boven.
Halverwege hoorde bij de contrabas weer.
Hij ging op de trap zitten luisteren gtlrund
tegen den witten kalkmuur en toen hij niets
meer hoorde, kwam er 'n blije peinzende uit
drukking op z'n bleek mager gezichtje, alsof hij
zich illusies schiep en aan iets dacht, dat heel
mooi moest zijn en heel groot voor z'n klein
begrip.
Maar Lij kreeg het daar eindelijk te koud en
gin? naar boven.
Z'n vader was weg en z'n moeder werd ver
bonden door 'n buurvrouw, want haar echtgenoot
had haar met de kolenschop 'n gat in haar hoofd
geslagen.
Dat was 'n belangwekkende dag geweest in
Thomas' leven.
Hij vond het zoo gewichtig, dat hij 't zelfs
niet vertelde aan z'u moeder; maar als bij
eenigszins kon, liep hij de trap af en vatte post
voor de buwuste deur.
Naar binnen gaan durfde hij niet, maar hij
vond het prettig daar te staan, droomend en
plannen makend.
Als de straatdeur beneden openging dan woei
er 'n koude tocht omhoog; maar dat voelde hij
meestal niet eens, zóó waren z'n gedachten elders.
Korten tijd later zat hij eens op de onderste
trene der trap, 'n beetje mistroostig, want hij
hoorde daarbinnen niets, toen de buitendeur
openging en er iemand naar boven kwam.
Dat gebeurde dikwijls genoeg; maar de
voetstappen stierven meestal weg, na 't piepen van
'n deur op een der tages.
Ditmaal echter kwamen ze al hooger en hooger.
Dat moest dus voor 't portaal zijn, waar hij
op stond.
Z'n kleine hartje klopte sneller.
Als lüj 't eens was ! .. .
De aankomende floot fl vroolijk deuntje...
Toen, om dea bocht, z>g Thomas 'n lioed en
laten zich niet tegenhouden en in de geschie
denis hebben de handigste diplomaten deze
geëerbiedigd, en zij waren des te gelukkiger
taarmate zij die stroomingen volgden Slechts
volkeren op het toppunt hunner evolutie ge
komen, kunnen grootmoedig zyn, zooals het
Fransche onder Napo eon I en III. Daarvan kun
nen Polen en Italiëspreken. Niettemin is er in
de laatste jaren meer notitie van onze taal en let
teren gei omen dan sedert twee eeuwen het geval
was. Het is vooral Couperus, welks werktn
de grenzen hebben overschreden. Het
cosmopolitische karakter van zijne personen of liever
gezpgd'bun cosmopolistisch vernis hebben de
belangstelling in het buitenland gewekt ea
inderdaad zijn de rijkdom zijner sentimenten,
de voornaamheid zijner denkwijze deze belang
stelling waard. Hij hetft een slag menschen
gegeven die tot nog toe in onze litteratuur
niet door een werkelijk artiest waren beha
.deld. Hij kent zijn millieu en doet zijre per
sonen er uit grotien als uit hijn natuurlijken
bodem. Zijn taal is de fluwtelen grond waarop
ze rusten in poses van weelde en de fijn zilve
ren ntvfl van weemoed waarin ?e ademen.
Zyne volzinnen zijn correct en rijk uitgedoscht.
Het is alles fonkel nagelnieusv en niet alleen
de stof maar ook de coupe der volzinr.en, is
van eene elegar'cie zooals ze tot nog toe niet
werd geleverd. Hij heeft onze taal ontdaan van
het logge dat haar bezwaart, haar licht gemaakt
en haar de vleiiüe en gegeven, waarmee ze de
grenzen is overgevlogen.
Ken die zeker vtel heeft bijgedragen tot de
verspreiding van onze litteratuur, in Belgiëen
Frankrijk is de beer Van Ifrymeuler. Zijn
boek: Etquisses flimaudis et hollandaises, dat
ik verzocüt b'm aan te kond gen. b'vat o a een
artikel over Couperus en over ilultatuli t n een
over de nieuwere Vlaameche dichters. Het zijn
opstellen vroeger in de Kevue des deux rnondcs
en de Revue .E; cyclopédique verschoren.
Vooral de opstellen over Multaluli en zijn
brieven zijn «.ene compleete biogagraj hische
studie. Al zijn de be chiuwirgei niet diep rn
niet altij l even belangrijk, het verhaal is
piquant tn tal van levens-b zonderhed n doen
Alultatuli's gecompliceerde persoonlijkheid hel
derder voor den dag k. men. Deze is zeker
eene van de meest curieuse in de Europeesche
litteratuur. Niemand h;eft de verwanbchap van
gedachte tn daid inniger gedacht, maar is
dikwijls bedrogen u'.tgekom-n. Man van ge
dachte terwijl bij meende man van de daad te
zyn, waren zijne daden sprongen enhthbrekende
toeren op wier steile punten bij zich niet altijd
sta<nde vermocht te houden. Zijn leven is een
verwoede innerlijke strijd geweest te,'en dit
dualisme en hij is gestorven zonder de over
winning op de daad te kui nen behalen. Doch
zijn gedachte is een triomph geweest en zijn
woord heeft in veel levende zielen gesneden.
Hij was de speerwerper van het sarcasme, waar
hij trof was het raak en gromden de holle
ingewanden rler houterige regeer ngsteKels en
verkaikte administraties. Hij is de ecrs'e' ge
weest, die heeft durven schrijven zooals men
spreekt en heitt daarom aan de
conventioneele rhetorica den genadeslag toegetracht.
Alhoewel hij ah denker veel gedwaald heeft
was het indringen van zijn geest in tal
van psycbologii-cue problemen van eene be
wonderenswaardige scherpte en kracht. Doch
wij staan heden nog verstomd dat een geest
dia bewezen heeft zoo veel te kunnen omvatten
in sommige opzichten zoo bekrompen was.
Maar misschien d eef de sluiting aan de eene
zijde zijn faculteiten in de verre richting van
de andere. 4
Het Franfch dat de heer Van Keymeulen
schrijft, lijkt me correct vertaald Hollandsen.
Ken Hollandsen semi-deftig zooals onze groote
bladen het schrijven. Een Ilolland&ch, dat niet
1MIIIIIIIIIIIIII
iiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiifi
daaronder... het jubelde in z'n binnenste...
keken de twee verbaasde oogen door het gouden
lorgnet naar boven.
Thomas stond op en de uieuwaangekomeae
begon te lachen.
//Zoo jonge vriend, kom je je koekje halen ?...
ga binnen.1'
Dat was meer dan Thomas had durven hopen,
hij kleurde t r van en toen de deur dicht was
en de man z'n hoed afzette en z'n jas uittrok,
toen was het hem of hij in die kamer al hon
derd maal was geweest en z'n kleine oogen
gingen rond en vonden alles op de oude plaats.
Alleen de contrabas stond onder'n verschoten
groen laken in 'u botk.
Hij mocht weer op den grooten stoel zitten
en toen werd er voor hem op tafel een trommel
met koekjes gezet.
Daar eet uu maar, net zooveel als je lust."
Maar Tnomas kou zooveel niet eten en toen
hij er drie op had, wilde hij niet meer.
Lust je ze niet?" vroeg de verbaasde man
mistroostig, ,/ze zijn toch lekker," en hij stak
er zelf een in z'n mond.
't Was lekker:" zei Thomas heel dankbaar,
maar ik kan der niet meer op."
Zoo," zei de man en hij staarde naar het
smalle witte gezichtje... hm!"... wil ik
nou nog eens op de b'as strijken 'f"
Of hoor je liever 'n trommel?"
Ja, ja, op 'n trommel!'1 dat was 'n prachtig
iets eu de man opende de kast en nam daar
een kleine koperen trommel uit, die hij aan
'n riem over z'u schouder hing.
Toen begon bij te roffelen, eerst zachtjes en
toen harder, al harder, totdat Thomas angstig
z'n handen voor de ooren bracht; maar toen
werd het weer zachter, al zachter, alsof het hél
ver weg ging en hij niets meer hoorde dan
'n zacht geruisch.
Dat was prachtig, nog mooier dan die groote
viool," zei Tnomas, verrukt over dit nieuwe
wonder.
Wil ik het je eens leeren r" vroeg de ver
baasde man.
Thomas schudde z'u hoofd, erg ongeloovig.
//Dat kan niet."
Dat moet je nooit zeggen, kom hier" en
toen voelde Thomas den riem over z'n mageren
smalleu schouder en moest hij op 't vel slaan,
terwijl de man z'n handjes bestuurde en den'
slag regelde.
Hij werd heel ernstig bij die les ; hij vond
het gewichtig en prettig en toen 't genoeg was
en hij moe was geworden, zei de verbaasde man,
dat t best gaan zou en dat hij 'n flinke jougen
wassen den volgenden dag terug moest komen.
Zóó had Thomas gedroomd, dat het gaan zou;
eiken dag in die mooie kamer met al dat vreemde,
maar nu 't zoo eensklaps waarheid werd, maakte
het hem zenuwachtig, Lij greep de hand van
z n nieuwen vriend en begon te schreien.
De verbaasde man verschrok en ze'i, dat
't nou weer genoeg was en toeu drong hij hem
zachtjes de kamer uit.
En Thomas klom heel langzaam de trap op
nog zenuwachtig; maar z'n hartje klopte vau
blijdschap alsof 't bersten zou.
(Wordt vervolgd].