Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 116.2;
den frac maar den smoking aan heeft. Ik wil
daarom niet zeggen dat het slecht Fronsen \s,
want dan zou de Revue des deux mo .des zeker
z\jn opstellen niet hebben gepubliceerd, maar
het verraadt den auteur en laat ons zien dat
hy in het Vlaamsen of Hollandsch denkt. Toch
z\jn z\jn opmerkingen hier en daar goed, b. T.
het slot van z\jn artidel over Multatuli:
II y B de quoi faire pardonner bien des
erreurs de jugement, bien des carts de con
duite. Eat-il même prêehédans Ie désert, il
faudrait lui pardonner encore, car il aposséd
au plus haut degrédeux des qualités, qui font
Ie. plus d'honneur a la nature humaine. Ia
generositénative et la pitiédésinteressée.
Al had Dekker niet geschreven, dan zouden
déze hoedanigheden hem toch tot een groot
man stempelen.
En al hoort men in de laatste jaren vaak
de tegenwerping: Dekker was een goed schrij
ver maar een slecht ambtenaar", mij dunkt
dat de mensch moet voorgaan en pas in de
tweede plaats de ambtenaar komt. Een staat
die aan zyn ambtenaren anders zou
voorschry\en, zou zijn eigen doodvonnis onderteekenen,
z\jn eigen ledematen doen verdorren, zoodat
ze zonder buigen gemakkelijk onder den eerst
opstjjgenden storm van anarchie zouden breken
en vallen.
* *
*
In een zy'ner laatste opstellen komt de heer
Van Keymeulen op tegen eene zeer verspreide
dwaling ten opzichte van het Vlaamscae ras.
Wanneer men de romanschrijvers wil
gelooven, dan zyn de Vlamingen kolossen en hunne
vrouwen Junonische gestalten. Maar het is
vooral Rubens die door zy'ne over de heele
wereld verspreide schilderyen, (volgens Jozef
I-iraeh het geweldigste schildertemperament dat
ooit heeft bestaan), het is vooral Rubens, zeg
ik, die deze voorstelling in de hand heeft ge
werkt. Zy'ne baardige kerels, en hunne ge
spierde armen en beenen, zyne vleesige
vroawen zijn aan ieder bekend. In werkelijkheid,
zegt de heer Van Keymeulen, is het ras ver
zwakt en vermagerd door drie eeuwen onheil
volle" burger- en godsdienstoorlogen, die hen
de meest krachtige en gezonde elementen heb
ben ontnomen.
Dit werk van degra'atie is vervolgd door de
armoede, door de slechte voeding en woningen,
door het fabriekswerk en door het kantwerk."
Dit is juist. Vooral in Brugge onder de
talryke aruie bevolking kan men deze woorden
bevestigd vinden. De lichamen zyn verminderd
maar veler zielen hebaen kracht behouden en
diep onder zachten sehy'n vindt men veel
v innigheid.
Toch had de heer Van Keymeulen er bij
kunnen voegen dat het Rubenstype niet geheel
is uitgestorven, men vindt nat nog h.er en
daar op afgelegen dorpen, zelfs in de groote
steden, schitterend vertegenwoordigd.
Doch wenscbte ik den auteur te vragen of
Rnbens niet de eenige is die een dusdanig
menschensiag heeft geschilderd, terwyl toch
Memling Pourbuj en veel anderea gestalten
h bben gegeven, ook twee a drie eeuwen ge
leden zooals ze slechts nu nug ia verzwakten
toestand zouden bestaan volgens zy'ne meeniug.
Zm het ras wel zojveel veranderd zijn?
***
Van de nieuwere tiollandsche litteratuur
wordt door dezen Belg geen notitie genomen. Ais
wy Couperus en Helene Lapidoth bwarth en den
terloops geaoemden Frans Netscher uitzonderen,
zwy'gt hy over de nieuwere dichters en
prozaschryvers, toch heefc hun Coupjrus veel te
verdanken. 0/er de an.dere hollaudsche auteurs
luidt zijn ojrdeel aldus: Certains de nejamais
trouver Ie bout de la patience de leurs lecteurs
les autres ne leur font graci d'aueune parti
cularité, si o seuse qj'elle soit et après avoir
employétrois pages a racouter qu'nn ae leurs
persounages s'est grattél'oreille ils en consacrent
six autres a des réfl.xions morales ou
humoristiques sur eet evenement.
Nu weten wy het: Couperus allén is niet
langdradig of vervelend. Op wie de heer van
Keymeulen hier doelt is niet duidelij'f. .Heeft
hy het gemunt op de romans van Schimmel
of mevrouw Bssboom Toussaint; misschien doelt
hy ook op van Deyssel of van Looy. Dan zou
echter zyn voorstelling zeer gebreKkig wezen,
zoo niet glad mis. In ieder geval dunkt me
zyn kennis van onze litteratuur nog niet volledig.
Hy zal nog vael moeten aanvullen. Er is in
het hollandsch toch nog meer geschreven wat
de moeite waard is gelezen te worden behalve
de Vlamingen, Couperus enMultutuli. De heer
van Keymeulen kan nog veel voor onze letteren
in het ouitenland doen. Hij late dit niet na.
F. EBENS.
De oorafceüm de taal-iupisitic,
Een landsbelang 1).
Nee waarlik, het is voor 'en mens niet goed
zich zo boos te maken, want bij lijdt er zelf
maar onder. Toen ik alle kwellingen, waaraan
m'n kollegaas blootgesteld geweest zijn en mis
schien noch zyn, gedrukt onder m'n oogen zag
voorbijgaan, aacht ik aan Labori's woord, dat
er meer misverstand dan kwade trou* onder
de mensen is.
Bij de leraarskwestie is dat stellig meer waar
dan bij de Dreyfusgeschiedenis. Verkeerd begrij
pen is alweer de schuld ook hier. Die kollega van
me en die kurator hadden ieder 'en apart be
grip over taal, en de begripsirkels dekten
elkaar maar voor 'en heel klein stukje. De
kurator is de verpersojnliking van het oude
stelsel, dat afgedaan heeft ouder 'en jonger
geslacht, voorzover het zich aan taal heeft
gewijd. En in plaats van nu te geloven aan de
toekomst en aan de personen die hem voorbe
reiden, houdt hij angstvallig z'n oude begrip
vast, omdat hij bij gemis daarvan alle steun
mist. Zijn toestand en die van tal van andere
landgenoten is deze: hem is geleerd dat
wy hebben 'en schrijftaal, 'en taal waarvan
ieder de woordenschat tot z'n beschikking
heeft in 'en woordenboek; 'en taal, waarvan
de uiterlike vorm door de geleerden is vast
gesteld ; 'en taal, waarbuiten alles plat, waar
binnen alles fatsoenlik is.
Dat denkbeeld van'en schrijftaal" apart mei
woordenboek en spraakkunst is 'n overblijfse
van die mooie tijd van de renaissance. Toen
toch herleefden voor dood-enkele geleerden de
oude Romeinse, later ook de Griekse schrijvers
zij namen hun geest in zich op en verfriste:
er hun eigen denkbeelden mee, zodat zij veel
ouds overboord gingen gooien. Toen ook
spoorde het mooie-van-buiten onze besten aan
het mooie-in-hun-eigen-binnenste te uiten.
Toen ook kwam echter aanbrnisen die zee
van mietologiese namen, van goden en godinnen,
helden en heldinnen maar bij verreweg de
meesten werden die geen personen die leefden ;
1) Zie Weekblad 10 Sept. Inquisitie door
Sagittarius.
't bleven namen en noch eens namen
klinkklank.
Maar dat was noch niet zo erg en er waren
toch ook voor de grote massa wel aardige
vertelseltjes bij de klassieke rommel, die men. uit
de kloosters haalde en vertalen ging.
Maar nu kwam het wanbegrip: het Latijn
was 'en taal uit n stuk, vond men; er waren
uit al die auteurs samen regels te maken waar
naar zy zich richtten bij hun schrijven en zo'n
taal moest het Nederlands nu ook worden,
bleek gaandeweg. Het was de behoefte om 'en
algemene beschaafde taal te hebben. In de
Twespraaek van de Nederduitse ie Letterkunst''
(1584) wordt nog gekonstateerd dat de
verscheydenheid zó heel gróót is, dat Landsluyden
uyt verscheyden plecken by een komende, alzo
elck in dezen zyn byzoi.der gtbreck heeft,
elckander an de uytspraack op een prick kennè.
Dats onwedersprekelyck." Zij die dat boekje
schreven voelden noch, dat men uit gaan moest
van. het levende woord, dat niet zo licht tot
n enige eenheid te brengen is, waarvan het
kenmerk is grote verscheidenheid van vormen.
Lateren kwamen echter en regelden d^
schrijftaal naar hun inzichten, d.w.z. zy ver
klaarden uit eigen autorieteit dit of dat woard
voor plat en niet voor het schrift bestemd,
omdat het in sommige kringen, in een of ander
gewest, plat geworden wa , al werd het ook
het gewone woord in andere beschaaf'ie krin
gen. En boa meer zy werkten in die richting,
des te verdieneteliker maakten zij zich jegens
de moedertaal, meenden ze.
Vooral ik doe maar 'en greep, hoor en
geef dus hun die 't niet met me eens mochten
zyn 'en fraaie gelagenheid om 'en andere greep
te doen en me daarmee dood te gooien het
genootschap Nil volentibus arduum" heeft
zich verdienstelik (?) gemaakt op dit als op
zo menig ander gebied
Alleen de echte artiesten, ze Heten zich niet
aan banden leggen, die de natuur niet aan lei;
ze deden net wat zij zelf verkozen. Van uaar
ook de heftige aanmerkingen op het Nederlands
van de dames Wolff en IJekeii. Och, in de 18a
en 19e eeuw hBeft men Vondel wel op taal
fouten betrapt l
Toch is er nu meer eenheid dan vroeger,
maar zonder dat voorstel van Roemer uit de
Twespraaek", dat blykbiar niet zo heel ernstig
gemeend was t men se al te hoop by een riep
om t' ghischil te effenen".
A'ee, geen taalkundig kocgres heeft gemaakt
dat men nu 'en vergadering van mensen uit
alle oorden van ons land byeen Jsan breugen
zonder dat het is, alsof hanen krayen, hennen
kaekelen, katten maewen, oyevaars klapperen,
mosschen tjilpen, ravei.s króchen, exters
schaeren, duyven korren, eenden quaecken,
coeckoex roepen, muizen piepen, honden blaffen,
nerden brinssen, schaepen blaeten, wolven
luilen, koeyen loeyin, ez-^ls balckè, verckens
snorren ende morrè, ende al dezen hoop
gheyckelyck een duivels muzyck voort brengen".
Ja, wanneer' men al de mensen die in de ver
schillende mooie pakjas, bij gelegenheid van de
jroning by'eea gebracin, gewoon zyn te lopen
of dat alleen soms is docsn, samea riep tot'en
monsterconvocatie" en ze gelastte daarbij
lun eigen gouspraak of diealekt te gebruiken,
de vergader n^ zju noch veel hebben vaa de
arke Noachi, maar de nistorie van
ruim-drieeeuwen-samen-én-geheel-zij n, het delen van alle
ef en leed; verkeer van allen met allen;
geykaoortig onderwijs ; Cats, de Bijbel, de preek,
let toneel en mo^elik noch meer faktoreii
hebaen iets zich doen ontwikkelen, doen zijn, dat
:oen begon te groeien, en dat is het Beschaafde
Nederlands", d*t zich wel is waar ook wijzigt
naar de landstreek waar het klinkt, dat ooit
niet in alle rangen en standen gelijk is, maar
dat bestaat, voorzover men dat woord mag
bezigen als man over de grote abstractie taal"
spreekt.
Ea abstractie ? Taal ? Ja, waarde lezer, mag
ik u dringend aanraden, ah u er eens nader
over denken wil, na te slaan Tegenstrijdig
heden in de Taalkunde" uit het Frans van
Victor Hénry vertaald door D. C. Hesselitig en
J. J. Salverda de rave. Dan oehoeft u mij,
zo'n Kol ewy'nieaan, niet te geloven, hua iiamen
hebben al dadelik 'en veel defiiger klank.
Het boekja begint met nat plaatsen van d;ze
twee stellingen tegenover elkaar:
Thesis. De wooraen taal, talen en dialect,
ja zelfs de uitdrukking woord" geven op de
keper beschouwd niet anders weer dan afge
trokken denkbeelden.
Antithesis. Er bestaat een taalweten
schap, die zich ten doel stelt de studie der
verschy'nselen van het leven der taal, d. i. van
het- leven der talen en van het leven der
woorden "
' Vooral om de eerste stelling gaat het nu en
pas wanneer wij die waarheid aiüjd in het oog
houden, mogen wij spreken van het beschaafde
Nederlands. Dan pas zullen we lüaar niet
misverstaan misschien !
Als we er dieper op wilden ingaan samen,
zouden we eerst hele lange voorafspraken
moeten houden om elkaar niet verkeerd te
begrypen, maar voorshands is het genoeg, dat
wij aannemen met De Vries en Te VViukel,
dat er 'en algemene beschaafde taal is. Wy
horen die dageliks klinken, we begrijpen die,
we voelen die mee, ook al is 't 'eu abstractie.
En is ernu 'en zichtbare scaryftavl 'i Waar leeft,
waar verandert, waar sterlt de taal, waar worde
nieuwe taal geboren ? Toch zeker in dat grote
onbekende in ons, wat men ziel of denkieven
kan noemen. Eu 'en schrijttaal dan V Ja,
waarde lezer, dat is nu het rezultaat geweest van
de 18e en 19e eeuwseschoolvosserij,andersniet.
De regels, waarnaar wy ons richten, zijn onbe
wust in ons; ze zijn in biezondtfrneüen niet
overal gelijk; ze zijn veelvuldig, de klanken,
waarin wij vaak hetzelfde willen, zeggen en die
regels kunnen worden waargenomen, en neer
gezet, zoals in de Antithesis hierboven vermeld
staat, maar er mag bij geen. enkele wetenschap
dwang zijn in het vaststellen van wetienotde
wetenschap zelf wordt er de dupe van. En.
toch leest u de talloze spraaksunsten vaa
het Nederlands eens na ! Wat weten de ge
leerden best wat goed is en wat niet, wat in
dit laatje hoort en met dat etieketje moet
voorzien zyn, waar het laatje met de uitzon
deringen is (als het vol is wordt het naaste
er bygevoegd, want het blijven uitzonderingen
al is het regel-laatje ook noch zo leeg.) En zo
zitten ze dan op hun studeerkamers te prutsen
en met inkt te knoeien, elkaar na te schrijven,
wetten uit hun duim te zuigen in de tussen
tijden, dat ze zich de pennehouder stuk bijten.
omdat ze voor 'en ntoeilikheid staan. En daar
buiten joelt en woelt, bruist en juicht het
taalleven, dat het volksleven is, want de taal
is gins het volk", zo hebben ze vol geestdrift
zonder het te vatten getoost op de Taal- en
Letterkundige Kongressen. Zy prutsen en
knoeien en de taal leeft z'n eigen leven voort,
altijd voort, buiten hun om.
(Wordt vervolgd).
- en
Tweemaandelijkse!! Tydschrift.
Een doorwerkte schets van Frans Coenen Jr.
Bezwaarlijke liefde "
't Is de liefde van een man voor een kel
nerin, met al de bezwaren van den dubieuzen
toestand, en het bezwaar van haar kant te
houden van iemand, die erg goed voor haar
is, het erg meent, maar waaraan zij geldelijk
niets heeft, 't Is vol, gaat en ry'p werk dat
van Coenen, met kleine loutjes er in, die ieder
op zijn beurt wel maakt.
Van Albert Verweij is er een vertaling van
Henri de Kegnier's De man en de Sirene"
en van hem zelf n gedicht Een Koning",
uit den bundel Het brandende Braambosch"
die dezer dagen verschijnen zal.
Van den Duitschen dichter Stephan George,
zijn gedichten gepubliceerd uit Der Teppich des
Lebens", waarbij de redactie, in een noot, ver
klaart, dat men hoe langer hoe meer de oogen
over de grenzen moet richten, opdat in den wed
ijver met het vreemde, het eigene gedijen moet.
Men kan meenen, dat dit eigenlyk in hoofd
zaak geldt voor dichters en schryvers, terwyl
eea tydtchrift toch ook voor 't publiek ge
schreven wordt, maar enfi ?.
Van den gemoedelyken dichter Penning,
wiens werken in den laatsten tijd grooter
waardeering ondervindt, is er een vervolgdeel
Uit Tom's Dagboek."
Ter nagedachtenis van Jacob Maria zyn in
de afi. deze regels:
Een die 't penseel voerde en geen andre daad
Behoefde: een droomer, die geen drama dacht
Maar bouwde uit hollandsch land, en stad en
vaart,
Verheerlijkte aard; een zulker, die bjj ons
Koningen heeten, wij hun onderdaan.
Van Mr. S. Muller Fzn. een beschrijving
van een huifbouding zonder geld in de Xllle
eeuw, toen het geld als ruilmiddel nog niet
zoo algemeen was doorgedrongen, dat de
UtrecutBche kanuniken, zied die staat van zaken
niet goed konden voorstellen.
Dan nog van den heer D. C. Hesseling een
verhandeling over den dierenroman (lieiaaert
de Vos) in de Griek<che litteratuur.
* *
*
Elzevier's maandschrift.
't Vorig jaar schreef Elzeder's maandschrift
een prijsvraag uit voor een geschikte novelle,
op te nemen in 't eigen tijdschrift of in Van
Kigen B >dem".
Ue redactie bericht nu, dat door het groote
aantal, nog geen eindbeslissing kan gegeven
worden, 'e Zal toch dit jaar nog geschieden.
Nu evenwel worden al gepubliceerd de
motto's van enkele stukken, die bepaa'delijk
zija afgekeurd. Daar zijn werkelijk prachtige
motto's onder, en het aantal afgekeurde stuk
ken is niet geringer dan 63. Oef, dat was
me een rijstebrijberg voor redactie en jury om
die door te bijten. En dan zeggen ze nog, dat
wy in o ze litteratuur geen volume hebben!
Johan de Meester begint zijn beschouwing
over Rodin in deze woorden :
't Is het beste den roem te beschouwen als
iets bijkomstigs, van niet veel gewicht. Anders
gaat men zoo giftig denken over veel dingen
en mentenen; iets, dat deze immers niet waard
zijn. Mag het ons nog wel verba2en, dat Zola
bij heele klompen mensctidom eerst een man
van beteekenis werd; iemand voor wien men
eerbied moet hebben, door zijn brief betreffende
Dreyt'us, terwijl juist dezelfde moed Zola zijn
boefcen heeft doen schrijven, en dat stukje
proza J accuse". En Rodin was evenals Zola,
reeds Jang groot, eer hij het grootste brok van
zijn roem kreeg door het gekibbel over 't ge
weigerd Balzac onderwerp
Het opstel van de Meester, met details,
waaruit blijkt dat hij Rodin goed kent, is ver
aanschouwelijkt met afbeeldingen van velen
zijner werken.
Dat men Jacob Maris in dit tijdschrift niet
zou vergeten, dat was te bedenken. Fh Zilcken
is hier aan 'c woor.i; er zija tusschen den
tekst portretten, waarbij n, gemaakt door
een zijner dochters, voor zijn vertrek naar
CUrlsbad.
Van Helene Lapidoth?Swarth een schets
Een Naam", terwijl van den restor der redact e,
H J. Schimmel, eveneens een novelle Mijnheer
Frits", aanwez g is, die in 't volgend nummer
wordt voortgezet.
Luitenant J. Eijsten beschrijft, met vele
fotografische opnamen toegelicht, het slaan van
bruggen over de Merwede door het korps
pontonniers. Een schetsje uit onze historie,
Een Conferentie op het stadhouderlijk kwar
tier" van den overleden Arnold Ising, nu door
den zoon als laatste werk van zijn vader in
gezonden, bezit aantrekkelijkheid, en voor velen.
In 't bjitealandsch overzicht worden de
uitkoms'en van de Vredesconferentie besproken ;
iri de rubriek der redactie nog bebandeid de
gemoedelijkheid, waarmee inen in ons land
schrijvers plunderen kan. (Iïf.t bekende geval
van den letterkundige communist \V. de Bruijn.)
De redactie zegt, d.<t het bespreken van dit
geval noodig is, omdat door veel g-schrijf tegen
de Berner Canventie mogelijk een meening
ontstaat, dat letterkundige eigendom maareen
fictie is.
In (Je boekbeoordeeling wordt Paardje" van
Mil van Hoorn gekritiseerd.
* *
*
Vragen van den Dag.
Deze afl. bevat vele bolangrijke onderwerpen.
Zóó een juridische bespreking van't vrije huwe
lijk door M. J. van D/ooge. Deze bespreking
is, naar aanleiding van de mislukte prysvraag,
uitgeschreven duor de vereeniging Uaderlinge
Vrouwenbescherming."
Dr. H. Blink bepraat de Javaansche deasa,
haar uiterlijk, het ontstaan ervan en de in
deeling.
De onderwijzer Groustra toont aan de be
langrijkheid van 't leesonderwijs op school.
Men leest niet als vroeger, zes jaar maar slechts
twee jaar uit boekjes. Het spreekonderwijs
moet het taalgevoel vermeerderen, daar mag
men niet van terug, meent de heer Groustra.
Ook slivjd kan de school in haar geheel niet
verbeteren, omdat handenarbiid niet een inte
greerend deel ervan is, wel deel van
veraanschouwing. Zoo moet ook de taal niet van
buiten, dat is door woorden, maar binnen uit,
dat is door uitbreiding van kennis en gevoel,
groeien.
Van den heer P. Bylhouwer is er het slot
stuk over oude en nieuwe maten en gewichten,
hier en in de Oost.
Dan nog tal van kleine onderwerpen als ?.
Over Behoud of Vernieuwing" over titelatuur
in brieven, Nederland en de Z. Afrikaansche
republieken, enz. enz.
G. VAN HULZEN.
VERBETERING.
De heer Heuvelman maakt naar aanleiding
van het door den heer v. Hulzen over De
Arbeid geschrevene, den heer v. Hulzen en
den lezers er opmerkzaam op, dat de woorden
«blikkende stralen blikken" abusivelijb gedrukt
zijn, in -plaats van «blinkende atralenblikken."
BOEKBEO ORDEELIN G.
Eene stem, die gehoor vraagt, door
J. J. BBUNS Ju.
Men zal zich herinneren, dat voor eenigen
tijd door den heer Bruns de aandacht gevestigd
is op het gevaar van besmetting, dat de wij
water-bakken in de katholieke kerken ople
veren, een gevaar, waarvan al de ernst hem in
zijn eigen gezin op droevige wijze was gebleken.
Een door deskundigen ingesteld onderzoek
van het wij water in tal van kerken toonde eene
hooge mate van verontreiniging aan, in vele
gevallen niet de gevaarlykste bacteriën en ziekte
kiemen.
De heer Bruns heeft een apparaat samen
gesteld, dat de bedoelde gevaren volkomen
wegneemt. Zyne vinding is niet slechts door
bevoegde medici, scheikundigen, bacteriologen
en hygiënisten proefhoudend bevonden, maar
ook door vele katholieke geestelijken goed
gekeurd.
Dat zy nog niet algemeen is toegepast, ligt
misschien grootendeels aan onbekendheid.
Daarom heeft de heer Bruns in eene kleine
brochure de voordeelen van zijn
wy'water-apparaat uitaengezet.
Op franco aanvrage aan den schrijver (te
Arnhem) wordt de brochure aan belangstel
lenden kosteloos toegezonden.
NIEUWE UITGAVEN.
De Sociale en Kliese leteekenis van liet
l eyrtarisme, door D. BK CLEKCIJ. Rotterdam,
H. Masereeuw.
Jiomans in proza, door prof. dr. JAN TEN
BRINK Ie afi. Leiden, Boekhandel en drukkerij
voorh. E J. MUI.
Avonturen aan gene zijde van den Ecenaar,
door Krui' VON ALIJBBCJJT, naar het Duitsch
door mevr. VAN HiiirvEr.ixK, geïllustreerd.
Amersfoort, G J. Slothouwer.
Een beroep op onze j'jngens en meisjes, uit
gegeven door de Ned. Ver. tot bescüerming
van vogels te 's Gravenhage.
Een stem die gehoor vraat/i, door J. J.
BIU:NS JB, te Arnhem op franco aanvraag aan
den schrijver gratis verkrijgbaar.
Eakele voorden tot allen die lielang stellen
in de naiuur, of: de NcderlandscJie voyelwet
en het optreden van den mensch teqenorer de
rogels, door P. J. BOU.EMAN VAN UEH VEEN.
Uitgegeven met steun van de »Ned. Ver. tot
bescherming van vogels" te 's Gravenhage.
»Pi\jks Ethnographiseh Museum te Leiden",
Verslag van den directeur over het tijdvak
van l Januari 1807 tot 1-50 September 1898,
met 44 illustraties, den Haag, Landsdrukkerij.
Een woord over de katholieke partij in Neder
land, door een Katholiek. Utrecht, wed. J. R.
van Rossum.
FRANS COENKN JR , Slceke levens. Den Haag,
Loman Funke.
JAN MACLAREN (John Watson) Harten von
Goud. Schetsen uit Schotland, bewerkt door
W. VAN NKS. Geïllustreerd, 4e druk. Rotterdam
J. M. Bredée.
NATAI.Y VON Escnunii. Lentestonnen Een
roman in 2 deelen vertaald door CATII A. VAN
Gonii-VissEK. Leiden, Boekhandel en Drukkerij
voorheen E. J. Brill.
Dtt is het boeck van Kehna en den
VredeVorst. Verkrijgbaar bij Schalekamp van de
Grampel en Bakker, Amsterdam.
Jou. F. SNET.LEJIAX. ]\[aziek en Muziekin
strumenten in Onze Oost. Overgedrukt uit de
»Encyclopaedie van NeJ. Indië'1. dl. 11.1899.
Betrekkingen voor Vrouwen. IV, Leerares
in de Nederlandscha en de Vreemde Talen,
door JOHANNA VAN WouDE. Amst., L. J. Veen.
c/nq&zotib&n.
Nopiaals: teulenzout,
Gaarne wil ik erkennen dat men, door de
woorden uit het Stuiverskookboek voor Vege
tariërs op zoo uiterst welwillende wijze te
interpreteeren als K. V. W. v. M. doet, hunnen
schrijver vrijpleit van de mijnerzijds tegen hem
ingebrachte beschuldiging. Lis ik in die woor
den de voorstelling alsof zouten, bij het
afkooken van groenten verloren gegaan, wat
hunne roedingswutarde betreft, te vervangen zijn
door keukenzout, eene voorstelling, die slechts
gemaakt kan worden in de meening dat er
geen beteekenend verschil tusschen «voedende
zouten'' en «keukenzout" bestaat, de heer v. M.
gelooft dat er enkel gedoeld wordt op een
overeenkomst in smaak, en maakt daardoor
het geval tot een, waarover niet te twisten
valt. Ik herhaal evenwel, slechts de zér wel
willende stemming waarin, blijkens zijn schrij
ven, de heer v. M. tegenover den Ked.
Vegetariërsbond verkeerde, maakte het mogelijk
dat hij aan de door mij gewraakte woorden
zoodanigen uitleg gaf. Misschien was het ook
deze stemming die bem verleidde aan mij, den
beschuldiger, verwijten te doen, die ongegrond
zijn. Den heer v. M. schijn ik te wezen een
voorstander van het gebruik van keukenzout;
omdat deze schijn niet slechts voor my, maar
ook voor prof. Bunge, op wien ik mij beroep,
compromittant is, haast ik mij hem van mij
af te schuiven. Men vergeve mij dat ik dit
doe, door een zin van mij zelf te citeeren.
Ik schreef in bet door v. M. aangevallen
artikel o. a.: «Keukenzout wordt niet enkel
gebruikt als noodzakelijke voedingsstof, maar
ook ais genotmiddel. En als zoodanig wordt
er soms een zeer onmatig misbruik van ge
maakt. Prof. Bunge drukt zich uit in deze
woorden: »0 verigens moet ik in het licht stellen,
dat de hoeveelheden zout, die wij aan onze spijzen
toevoegen, veel te groot zijn." Mij dunkt, mijn
artikel in het nummer van 27 Aug. wees genoeg
zaam uit, dat het niet aangaat zich kortweg
vóórof tegenstander van 't gebruik van zout te ver
klaren. Ik zei van het menschelijk organisme
dat het «ander zekere omstandigheden" zout
voor zijn voeding behoeft. Namelyk als het voed
sel nuttigt, dat veel kali en weinig natron bevat.
En meent v. M. dat Bunge slechts ne plant kent
die voldoende natron bevat, om gebruik van zout
overbodig te maken, dan heeft hy het glad mis.
Zeer duidelijk zegt Bunge »dat de mensch en de
planteneters een voeding, waarin de verhouding
van kali tot natron staat als 4?U aequivalenten
tot l, zeer goed verdragen kunnen zonder toe
voeging van zout" en dat »er ook vele plant
aardige voedingsstoffen zija, waarin de ver
houding niet hooger is". In het by zonder
noemt hij nog rijst, die, hoewel met betrekking
tot natron, veel kali bevattend^ toch van beide
zóó weinig bevat, dat de volken die zich in
hoofdzaak er mee voeden, weinig of geen zout
gebruiken. De cijfers van E. Welff, door dan
heer v. M. aangehaald zijn dus in volkomen
overeenstemming met de woorden van Bunge.
Zy' bevatten voor mij trouwens geen nieuws.
Vrijwel in overeenstemming zyn ze met de
cijfers van B. Pott gepubliceerd door König
in zijn groot werk »Chemie der menschlichen
Nahrungs- und Genussmittel (biz. 662; Bd. II).
Voor de asch van
bloemkool 2(5.37 pet. kali en 10.24 pet. natron.
spiuazie 1(5.50 pet. tali en 35.29 pi-t. natroü.
(?Kömisclier") salade 35.30 pet. kali en 35.30 pet. natr-on.
Daarentegen voor kropsla 37.63 pCt. kali en
7.54 pCt. narion.'Slechts verbaasden my' decyfers
voor appelen en aardbeien. Bunge geeft op dat
op 1000 deelen droge substantie voorkomen by
appels 11 kali en 0 l natron
aardbeien 22 »» 0.2 »
Daar ik echter weet dat de analyses van
E Wolff over het algemeen zeer betrouwbaar
zijn, zou ik niet gaarne tegen hem part\j
kiezen. Da zaak i& van geen praktisch belang
omdat van deze vruchten zelden zeer groote
hoeveelheden worden gebruikt, <sa niemand
den heer v. M. betwisten wil dat het mogelijk
is zoodanig plantaardig voedsel te kiezen,, dat
te groote kali-rijkdom geen gevaar is. Dat
is stellig mogelyk. Maar even stellig is het,.
dat men by de keuze van zija voedsel slechts
zelden zich door zulke, of andere
wetenschappelyke overwegingen laat leiden. Men eet wat
men krijgen kan, brood, aardappelen, boonen,
en verlangt dan naar zout. Bunge drukt het
zeer juist uit als hij zegt: «Het gebruik van
zout m lakt het ons mogelijk, den kring onzer
voedingsstoffen uit te breiden".
Dat dr. Lohman, een tegenstander van
zoutgebruik, het met Bunge oneens is, wil ik
gaarne gelooven; maar zijn door v. M. geci
teerde tegenspraak beperkt zich tot een zeggen
dat voedsel, waarbij zout gebruikt moet worden,
onjuist is samengesteld. Met evenveel recht,
kan men, meen ik, beweren, dat aan de juist
heid der samenstelling slechts de toevoeging
van enn weinig zout ontbreekt. Om de theorie
door Burge verkondigd te staven, kan ik nog
wij sen op de meeningen van enkele gezag
hebbende mannen op chemisch en hygiënisch
gebied. In zyn zooeven vermeld werk zege
König (deel I blz. 132) in navolging van Bunge:
»De plantaardige voedingsstoffen en juist
degenen, die de mensch bij voorkeur gebruikt
koren, groenten, aardappels enz.), zyn in ver
houding tot de dierlijke voedingstoffen zeer
rijk aan kali; hun gehalte aan keukenzout is
te gering om het grooter geworden verlies te
dekken; daarom moet bij grootendeels plant
aardig voedsel aan het lichaam keukenzout
als zoodanig worden toegevoerd, om te voor
komen dat het gebrek daaraan ly'de". Gsheel
daarmede in overeenstemming is wat Carl
Flugge zegt, in zijn Grundriss der Hygiëne
(blz,. ril8): »By' uitsluitend plantaardige voeding
ontstaat verder een deficit aan keukenzout,
doordat de kalizouten der planten inwerken
op het keukenzout in het lichaam ; er worden
riatriumpho^phaat en kaliumchloride gevormd,
en zoo komt er meer en meer gebrek aan
keukenzout."
Ten slotte moet ik opkomen tegen de voor
stelling alsof Bunge's «teleologische,
morphologische en endere gevolgtrekkingen'' slechts
steunen op het feit dat wij keukenzout ge
bruiken, en vooral op deze, dat men door te
zeggen »het talrijke plantenvoedsel is niet voor
ons het normale" aan zijn schrandere rede
neering allen grond ontneemt. Neen, de om
standigheid dat wy een stof uit het
delfstoffenrijk als voeding gebruiken, moge aanleiding
zijn geweest tot zijn onderzoek, ze is geenszins
het krachtigste argument voor de juistheid
zijner gevolgtrekkingen. Dat is het hooge
natrongehalte der gewervelde dieren in over
eenstemming met dat der zeedieren, en in
tegenstelling tot het lage natrongahalte der
ongewervelde dieren. Al gebruikt men zelfs
niet het korreltje zout dat v. M. ons wil
gunnen, dat feit blijft bestaan en verklaring
eischen. Met v< Ie anderen vindt bet die in
Bunge's hypothese.
C. F. L.
40 cents per regel.
niiiiniiiiiiiimiiiiiiHmiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiMiimiiimiiiminHiimiimiu
Henneberg-Zijde
al leen echt,indien direct van inij i fvbrieken
betrokken, zwart, wit en gekleurd van -43
c(» tot f 14.O5 per Meter eft'in, gestreept,
geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch.
qual. en 2000 versch. kleuren dessin-;, enz.).
F"rai»co en vrif van invoerrechten
in huis. Stalen ommegaand. Dubbel
bnefporto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Zürich.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
Somiaal-WolariMeii.
K. F. DEUSCHLE-BENSBB,
Amsterdam, Kalverstr. 157*
.Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
TENTOONSTELLING TE PARIJS l \ 1900.
Verblijf voor ne of meerdere weken in de
Grands Hotels du Trocadero"
welke voor die gelegenheid speciaal nabij de
Tentoonstelling gebouwd zijn.
Bewijzen voor verblijf van af 67.50 guldens
per w?ek, betaalbaar in maandelijksche of
driemaandelijksche termijnen. In dezen prgs is
begrepen:
Vervier van reizigers en bagage in Parijs bij aan
komst en vertrek; Logies en 3 maaltijden per dag;
U toegangsbewijzen voor de Tentoonstelling;
Orientverlngstoctit gedurende een dag per rijtuig; Bons
voor verminderde prijzen in verschillende groote maga
zijnen; Verzekeringspolis tegen ongelukken.
Het uitsluitend recht van verkoop dezer
bewijzen is toegestaan geworden aan de
Cie IXTEKSTale DES WACONS-LITS
Voor inteekening wende men zich tot, en het
uitvoerige, geïllustr. prospectus vrage men aan bij
LISSONE en ZOON, Singel 155, Amsterdam