De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 1 oktober pagina 5

1 oktober 1899 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1162 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. LES HOÜEAÏTE'S DOTER Robes, Manteaux, Chapeaux, Blouses, Peignoirs, Lingeries, Soieries, Velours, Lainages au grand complet. des LUJVDI p» 0 OCTOBRE. HIRSCH & MimnMIIIIIIIHtlMMMinMIIMMIMnmilllMnHMIMMniinmMMMIMMIHniMmMIIIIMnilimiHllimijmillllMIIHlIlimiM nUllllllMUHIIMMMMimiminUmiMMIIMmMIIHnimillMiniimillinimiMMimilllMIIIIHMMIIfnMIIIIMIMnilM KiBóerlectimr. F. J. VAN UILDKIKS, Voor de Jongelui. Leesboek voor Kweek-, Normaalscholen, enz. Groningen, P. Noordhoff. Drie Verhalen, door PAULINE. Rotterdam, D. J. P. Storm Lotz. Ons Jongensblad, Onder hoofdredactie van J. HENDRIK VAN BALEN. Amsterdam, Uitgevers-Maatschappij Vivat. Mevr. COLOMB, De Goede Engel van het Huis. Naar het Fransch door LOUISE MOÜNIEE. Derde druk. Wie de Natuur liefheeft, heeft een schoon heidsideaal altijd om en by' zich; hy' behoeft geen verre reizen te maken en hooge bergen te beklimmen om te genieten. In 't vrije veid, in de frissche buitenlucht, vindt hy' als 't ware altyd weer een trouwe vriend. Daarom ver dient het zooveel lof, wanneer in een leesboek voor de school het doel: liefde te wekken yoor de levende natuur, met warmte wordt nagestreefd. "Wel bevat het leesboek van F. J. van Uildriks »Voor de Jongelui" een aantal artikeltjes, die allerlei onderwerpen van popu- j Jair wetenschappeljjken aard behandelen, maar verreweg de aardigste stukjes zy'n die, waarin de schrijfster de leerlingen voert in het koren veld, op den akker, aan den dyk en in de nevelen van het zonlooze winterlandschap, met hen doordringt tot de verborgen schoon heden der natuur. Men kan de natuur al analyseerend en elassificeerend op school tot een voor kinderen dor en saai studievoorwerp maken, maar ge lukkig is dit niet meer in den geest des tyds. Het is louter liefde voor de grootsche en won derlijk levende, zich zelf steeds hernieuwende schoonheid der natuur, die ook F. J. Uildriks noopte de leerlingen op te wekken tot het ontleden der fijnste bloemen en het nasporen van zoovele liefelijke wonderen. Zoo wordt het sprookje teruggevonden in de werkelijkheid, want met recht kan men by' menig verschy'nsei vragen, wat de schryver van «Door het Riet land", aan zy'n lezers vraagt, als hy verteld heeft van de legenden die in omloop waren omtrent het bloeien der varens en bij daarnaast de ware geschiedenis van dit bloeien mede deelt: «zeg eens jongens, wat is er nu wonderlyker, de legende of de werkelijkheid?" Over bet leesboek van F. J. Uildriks ge bogen, in het schoollokaal, zullen de leerlingen een drang voelen naar buiten, om de wilde bloemen te zoeken, door deze schrijfster zoo fraai geteekend, om zich neder te vlijen aan den rand van het ruischend woud der korenaren, wier bochten en ly'nen zy zoo aantrekkelijk aanduidt. En zeker zullen zy een afkeer krijgen van dat Zondagsche wandelen, mooi aangekleed, vader en moeder naast elkaar, kinderen keurig in de pas vooruit, als zy in hun leesboek lezen: «De kunst van wandelen! Och, er, zy'n zoo weinig menschen, die haar verstaan. Devooroefening zelf is al een genot en met het bereiken van een zekere hoogte in die kunst, gaat een verhooging van levensgenot gepaard, waarvoor men zich wel wat moeite mag ge troosten." En verder: »0m het rechte nut van ons wandelen te hebben, moet er weer iets van den Zigeuner in ons aller gemoed worden gebracht, die de natuur om haars zelfs wil liefheeft en tot wien de winden en de wolken, de bloemen en de sterren iets te zeggen hebben." Hoe beter men de natuur kent, hoe mooier men haar ziet, en dit »mooier zien" is het wat deze schryfster jonge menschen wil leeren. Een groote fout in de taal voor een school boek, schynt my het veelvuldig gebruik van vreemde woorden en uitdrukkingen. Waarom te spreken van zich »breitmachend" en »dat is am Ende" enz. Waarom is een «moment" beter dan een >oogenblik" en kunnen er in onze taal geen woorden gevonden worden voor «affront", «frappeeren", «controleeren", en «continent" ? Deze woorden geven iets gemaakts aan de overigens flinke volzinnen en aan den dikwyls schilderachtigen styl. «Drie Verhalen door Pauline" is een boekje om voor eenige jonge kinderen hardop en langzaam te lezen. De mooie teekenende zinnen, de zuivere Hollandsche taal, het kinderlyke en toch diepgaande van den inhoud, alles te zamen maakt van dit kleine boekje een uitstekend geheel. Vervuld van den geur van zomerdagen, van versch hooi- en koren velden, en ook van teere gevoelens in kleine meisjes ontwakend, zy'n de schetsjes Liesbet en Trineke wel heel bijzonder mooi. Dat de boerenbevolking beschaafder wordt voorgesteld dan ze in werkelijkheid is, schaadt hier niet. In het eerste verhaal is de jalouzie van het zusje op haar klein broertje wat onwaarschijnlijk, en lijkt, de visscher, die in den stormnacht nog tobt over een karakterfout van zijn dochtertje, al te sentimenteel, maar ook hier weer een ry' van penteekeningen en naïve schetsjes, zooals men zelden in kinderboeken aantreft. Een tegenstelling met dit stille, bescheiden boekje biedt wel die lectuur, die speciaal »voor jongens" bestemd is. Slaat men bijv. de eerste bladzijde op van Ons Jongensblad, dan weet men al gauw dat men hier niet heeft te vreezen voor te veel didactiek of teergevoeligheid. «Neen, ik houd het niet langer uit in &it ver vloekte land", zoo begint het eerste verhaal in de eerste aflevering als om direct den stempel te drukken op het genre. «Voor jon gens" schijnt te beteekenen alles wat grof is en ruw. Twee Europeanen zy'n belust op den schat van een Afrikaanschen Mahdi en voeren nu het volgende gesprek : «Het zou toch zonde zijn, den schat te laten, waar hij is." «Dat is te zeggen", begon de heer Kamer ling (die scrupules had.) % »Neen", zei Van Hemert, «laten wy nu niet beginnen over de kwestie van eerlijken of oneerlijken diefstal, dat zullen wy later doen. Wy" moeten het land in, eerstens om contracten te sluiten met handelaars en ten tweede om dien schat te zoeken." Brutaler en cynischer kan het al niet! Het is of de jongelui nu al opgevoed moeten worden in de kolonisten-moraal, dat een blanke by' wilde volken maar moet stelen wat hij kan. Toch vindt men in »0ns Jongensblad" ook weer de eerlykheid aangeprezen, vooral by' arme jongens in hun eigen land, DV. Een eerlyke, doch arme jongen brengt een gevonden hondje aan de eigenares terug; hij wordt beloond met.. . / 150; nu wil hy edelmoediglijk / 50 weggeven aan een arm vriendinnetje, waarop de rijke dame hem weder beloont door hem' als zoon aan te nemen en hem op te leiden tot «een flink en kranig officier by de Koninklijke Nederlandsche marine en Ridder van de Militaire Willemsorde." Meer dan 1ÜOO kinderen ontvangen een deel van hun «opvoeding" met deze lectuur. liet groote publiek koopt op het gebied van geestesvoedsel voor de kinderen nog steeds gedachte loos wat aan de markt gebracht wordt, met de grofste reclames, terwijl juist de reclame hier eene waarschuwing moest zijn. Abonné's voor «Ons Jongensblad" worden gelokt door herhaaldelijk verlotingen te houden onder de lezers, van »20 remontoirhorloges" en »100 jongensboeken". Zelfs weten de uitgevers de kinderen te gebruiken als wervers van nieuwe abonné's. Wie een nieuwen lezer aanbrengt, krijgt «een fraaie stempelband" of weer een splinternieuw «jongensboek" cadeau. Maar ook de redacteur doet zijn best voor de reclame. Hij schrijft wedstrijden uit, ook al met remontoir-horloges en jongensboeken als prijzen. Of die wedstrijden nu wel zoo goed zijn voor jongens, die toch al genoeg huiswerk hebben? Er is o. a. een wedstryd gehou den in het schrijven van een verhaal by een plaat, voorstellende: een hinderlaag van roodhuiden. De jongens moesten dus een opstel maken niet over een onderwerp, dat in hun bereik ligt, en waardoor het een oefening in eigen waarnemen en weergeven zou zy'n, zooals dat op school gebeurt, maar een verhaal samenknutselen uit de avonturen, die hun uit de vele jongensboeken, die ze gelezen hebben, in het hoofd zy'n blyven hangen. Voor dezen wedstryd zy'n niet minder dan een en tachtig verhalen ingekomen, die haast alle geprezen worden als »goed". Tot verbazing van de redactie zy'n er echter jongens geweest, die de Roodhuiden in Afrika hebben laten optreden. Voor de lezers van »0ns Jongensblad" wel een onverklaarbare fout! Er is eigenlijk geen leely'ker verhouding denkbaar, dan die waarin de beschaafde blanke staat tot den bewoner van onbeschaafde landen. Het is een verhouding van heerschzucht en hebzucht aan de ne zyde, van woest ver zet en wantrouwen aan den anderen kanf. Van paedagogisch standpunt is er geen enkele reden om juist deze verhouding tot uitgangs punt voor eindelooze avonturen-verhalen te nemen. Men zou haast zeggen, ieder genre is beter dan dit. Toch gaan de schrijvers van jongensboeken onverstoorbaar voort om te scheppen uit deze onuitputtelyke bron, de uitgevers varen er wel bij, de jongens verslinden de gepeperde kost en krijgen nog remontoir horloges tot belooning. En dat in een tijd waarin zooveel mooie geschriften voor de jeugd het licht zien! »De Goede Engel van het Huis" van mevrouw Colomb (.'ie druk) behoort ook tot de veel ge lezen boeken. Hier komt geen luw of onvertogen woord in voor. Het is meisjeslectuur, dat wil zoo wat zeggen, onbeduidend genoeg om uitsluitend voor meisjes geschikt te zijn. Het is de geschiedenis van een familie, »die niet tot de rijken dezer aarde gerekend kan worden". Om de lezers daarvan te overtuigen, wordt de woonkamer beschreven: er is een piano, er zijn boeken, er is speelgoed voor de kleinsten,een viool,er zijn smaakvolle platen aan den wand, maar deze woonkamer moet tevens voor eetkamer dienen. Niettegenstaande deze bekrompen omstandigheden is de familie ge lukkig en braaf! Als de moeder zoo eens naar haar dochter ky'kt, houdt zy' de volgende bespiegelingen: «Valentine ! wat zag die er goed uit met hare groote donkere oogen, het ravenzwarte haar, het fraai besneden profiel, de bevallige leest en dd bloeiende gelaatskleur! daarby was zy vroolyk, levendig, zeer handig en wist zich met een bagatel te tooien. Wat Marcelle be trof, wanneer zij Valentine's leeftijd had be reikt, zou zy evenveel opgang maken als deze. Die twee zouden niet ongetrouwd Wijven enz." Zulke ordinaire burgerstand-moedersillusies worden in zoo'n boek gegeven als hooge, edele gedachten. Er is moraal genoeg in het boek, maar die is van een onoprechte soort. Er wordt in ge preekt, dat de ry'kdom de menschen dikwyls trotsch en verkwistend maakt en dat men heel gelukkig kan zijn zonder kristal op tafel, zoolang men maar geurige bouillon in de terrice, eieren in het kippenhok, rozen ia het tuintje en wijn in den kelder heeft, dat het heel braaf is van meisjes, die geen bruid schat hebben om lessen te geven aan huis, en.aquarellen te schilderen voor geld, en, dat zij daarvoor toch eindelijk met bruidskrans en sluier beloond worden. Zoo schadely'k als de echte jongensboeken, zy'n de meisjesboeken gewoonlijk niet. Maar toch, waarom moeten onze meisjes zich bezig houden met onbeduidend geleuter, als er zoo veel mooiere boeken zijn ? Laat men toch niet meenen, dat b.v. de levensbeschrijvingen van Edison, Nansen en Gladstone, die door Brouwer zoo boeiend en aantrekkelijk zy'n beschreven, met de bedoeling kinderen te leeren, dat er nog andere helden zijn dan oor/ogshelden, uitsluitend voor jongens zijn bestemd. Meisjes hebben ook behoefte aan degelijke lectuur. Is een boek eenmaal goed, dan is het voor jongens en meisjes even goed. Het is voor de meeste ouders onmogelijk al de boeken, die hun kinderen in handen kry'gen, van a tot z te lezen, maar men kan ze toch al licht eens doorbladeren. En dit zou reeds voldoende zijn om zulke leelijke tijdschriften als Ons Jongensblad niet aan zijn jongens te geven. Over 't algemeen zou men alJe speciale jongens en meisjes lectuur moeten wantrouwen, en vooral zeer voorzichtig zy'n, als het commercieele zoo plomp voor den dag treedt, dat het boek er niet meer is voor het kind, maar het kind voor den uitgever en den schryver. En wil men zy'n kinderen niet laten ge bruiken tot louter winst-voorwerp voor boekenmakers en uitgevers, dan is men wel verplicht een weinig toe te zien op hun lectuur. M. WIBAUT?B. v. BERLEKOM. Middelburg, 13 Sept. '!»!). iiniiiiiiin.il min n iiiiHiiniiiiii ir niriiiiint Mode. Na het congres. Vruchten verzenden. Jteclame en weelde. ZooaJs niet moeilyk te voorspellen was, komt nu alreeds de reactie tegen de «nieuwe lyV, de collante mode zonder heupen. Zooals een Fransch blad zegt, al spoediger dan men had durven «hopen", want zoowel al te magere als al te corpulente vrouwen vreesden de on gunstige nieuwe richting, wordt er krachtig geprotesteerd. Er is nu op gevonden, dat de algemeene «coupe'' der rokken dezelfde blyft, maar reeds op 10 a 15 centimeter van de taille de plooien en golvingen en versieringen be ginnen, in plaats van op CO a 70 centimeter. Men kon nauwelijks de knieën bewegen als men modieus gekleed wou zijn. Eenige coutu riers leveren reeds weer de twee of drie platte plooien achter op den rok, die pas afgeschaft zijn; de Venus Kallipygos heeft weer afgedaan. Het verschil met de vorige mode van de twee of drie platte plooien is nu, dat de sleep teruggekomen is, die er destijds niet by' be hoorde ; de omvang van den rok van onderen is nu nog 3.25 a. 4 meter, maar zal al heel spoedig veel meer bedragen. Toch is nog het idee van lenigheid, soepelheid, slapte gebleven ; geen balayeuse, geen eigenlijke rokken, velen nemen zelfs geen voering, maar een lossen voeringrok die op een paar centimeters van den grond eindigt, en waarover de japon zwaar en slap neerhangt. Dit geldt voor de lakenstoffen, die dezen winter de mode zullen beheerschen, de dunnere, als cachemir, worden met faille of slap taf gevoerd, maar met eenige stalen veeren van voren strak gehouden. De band van deze losse voeringrokken wordt plat op de heupen gelegd, die van den japonrok omsluit de taille. De voering wordt heel licht genomen, zelfs by heel donkere japonnen; men kiest er de heerly'kste schitterendste kleuren voor, rose de chine, rose cerise, oranje, goudgeel, amandelgroen, lilas, in overeenstem ming met de een of andere kleinigheid in het overig toilet. De rok bestaat uit zooveel banen al» men wil; als hy' uit n stuk is, plaatst men den naad van achteren of op zyde; als hy uit twee banen bestaat is de een een smalle tablier, terwyl de andere van achteren onder de taille dwars gelegd wordt en naar beide kanten ge lijkelijk op den tablier aansluit; of ook men neemt beide banen dwars en laat ze zoo van voren en van achteren een naad vormen. Maar men gaat tot zeven of negen banen, naar ieders verkiezing en de eischen der stof. De tunique wordt niet zoo algemeen als men gedacht had; een bewy's is, dat men haar reeds vervangt door een paar volants in tuniekvorm op den rok te leggen. Het garnituur voor dezen winter, in plaats van al de pailletten en borduursels, zal op de laken japonnen vooral uit patronen van stiksteken bestaan. * » Het Londensche vrouwencongres heeft nog steeds een nasleep van tijdschriftartikelen. De presidente, gravin van Aberdeen, houdt in The j\'orth- American liecieio een speech vol tevre denheid over wat zij noemt, «het internationaal vrouwenparlement". Een der voornaamste practische resultaten noemt zy het plan om tehuizen voor ontwikkelde arbeidsters te stichten ; drie gedenkwaardige oogenbükken noemt zij de openingsvergadering in Church House, de gods dienstoefening in Westminster Abdij door den bisschop van Southampton, en het défilévoor de koningin. »Het was een aandoenlyk gezicht, de vorstin, wier naam in alle landen der wereld wordt bemind en vereerd als de ideale koningin en de ideale vrouw, langzaam het vierkante plein in het oude kasteel te zien rondrijden langs de rijen vrouwen, die in alle deelen der aarde, trachten de wereld beter achter te laten (Jan zy haar gevonden hebben." In het zelfde nummer komt een artikel voor van, «Kassandra Vivaria" in dezen zin: «Langzaam kwam over my de overtuiging, dat er iets jeugdigs en dilettanterigs en onvoldoends was in bijna al de voorgelezen stuk ken, dat het algemeen streven was, het individueele werk van eenige flinke vrouwen in een soort van collectieve dweperij te verzwelgen, vele van de vrouwen die hoogstens tot wat middelmatigs in staat waren, naar den voor grond te brengen, en het werk der vrouw apart te houden van dat van den man. Ieder die het congres by woonde moet den indruk gekre gen hebben van veel onlogisch en oncatuurlyks, van veel innig vrouwelyks in dezen zin, dat kalmpjes wereldfeiten geïgnoreerd werden, feiten welke, als niet met de maatschappy en hare vooroordeelen ook de wetten der natuur het onderste boven gezet worden, de wereld moeten blyven regeeren." Miss Kassandra Vivaria spreekt lynrecht de bewering der gravin van Aberdeen tegen, als zou het congres niet tegen de mannen bedoeld zy'n; maar wat zy al heel erg vindt, is de eisch van eenige vrouwen, dat »de huisvrouw, dia meer werk doet dan eenige huishoudster, mins tens het loon van eene huishoudster moet ont vangen". »Het ly'kt mij wel hard voor een man, dat hy' zijn vrouw zou moeten betalen voor het toezicht houden op het comfortable tehuis, waarvan zij zelve het meest genieten kan, en dat wel terwyl bij zy'n dagen op het kantoor moet doorbrengen om dat alles, huis, huishoudster en gezin te onderhouden". Zij citeert dan het Hooglied en vindt daar drie vrouwentypen in, de twee vroegere en de toekomstige volmaakte. Voor het eerste type is de tekst: «Wie komt daar «it de wildernis als een zuil van rook, geurende met myrrhe en wierook ?" dat wil zeggen: de traditioneele vrouw als een rookzuil van het huisaltaar oprijzend, geurend naar zelfverloo chening, bitterheid en dood. Het tweede type is de geëmancipeerde, koel, helder, stry'dbay, geteekend in deze woorden : »Wie is het die vooruitziet als de morgen, blank als de maan, klaar als de zon, vreeselyk als een leger met banieren ?" De ideale vrouw, die nog komen moet, is dan deze: »Wie is het die voortreedt uit de wildernis, ryk in vreugde, leunende op haren geliefde ?" Wat de schryfster in de vrouwen der toekomst vooral noodig acht, is niet juist wat zij het laatst geeischt hebben, maar : »meer inspanning en meer liefde." * * « Voor het verzenden van rijpe vruchten is het inpakken in zaagsel aanbevolen, maar veel duurzamer of frisscher dan hooi of stroo is dat niet gebleken. Het beste middel is geraspte kurk, zooals die in maneges en circussen gebruikt wordt. Maar het moet nieuwe schoone kurk zy'n. Men legt eerst een grondje van kurk, plaatst er de vruchten op, en zorgt dat deze door geraspte kurk volkomen van elkaar gescheiden blijven. Dan kan een tweede laag kurk, een tweede laag vruchten volgen, maar meer niet; eene laag kurk en daarop het deksel stevig aangedrukt moet alles bedekken. Dit alles is voor peren, perziken en pruimen. Voor druiven gebruikt men geen kurk, maar knipt met zorg alle vochtige of aangestoken bessen eruit, omwoelt de trossen zooveel mogely'k met vloei en papiersnippers, en'ver zendt ze in manden of spanen doozen. * * He In Blackwood's Magazine komt een heftig artikel voor over de toenemende weelde in de kleeding, »the delirium of dress" zooals de schryver het noemt. Volgens hem is het aan trekken van kleurige gewaden de groüte bezig heid der Londensche season; «men zou bijna wenschen dat andere mode-ondeugden, het spel, de drank, of iets anders, hun beurt weer kregen; de gevolgen zijn niet verderfelijker dan die van den lagen, Indiaanschen wedstrijd in het opdirken". Als verklaring voor deze rage noemt deze Cato vooral het opdry'ven der wereldsche kronieken in de bladen. «De begeerte naar een soort roem, die door de dagbladpers tegelijk geprikkeld en bevredigd wordt, heeft eindely'k ook de rijke luie vrouwen bekropen. Bij hen komt de dame-journaliste om hen aan haar ideaal te helpen; en lang zamerhand wakkeren haar beschrijvingen van mevr. B 's wonderschoone verschijning in het eene pak, en van lady C,'s feeërieke gratie in het andere, by' deze dames een wedijver in kosten en vertoon uit, die met ieder saizoen ryst." Maar de epidemie eindigt niet waar zy begon. Eenige honderden aanzienlyke dames achten zich tot den wedstryd geroepen; maar in wyden kring daarbuiten zy'n even ry'ke vrouwen, die meenen, wanneer mooie k'leeren evengoed beroemd maken, als geboorte of schoonheid of deugd, daarmee ook wel te kunnen meedingen. In elk geval geeft een courantenbericht haar een voorsprong boven haar omgeving, doet haar beny'den door haar vriendinnen. En zoo gaat het, met een opbieden van alle financieele en wereldsche krachten, totdat weer van een heelen kring de levensstandaard, de maatschappelijke be hoefte, een eind omhoog gevoerd is. Liit alles zonder eenig genoegen, zonder andere streeling dan die der ydelheid ten koste van anderen. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl