Historisch Archief 1877-1940
No, 11C2
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
«en hsrtelrjk woordje, waaraan, «ooals wrj bat
>-an hem gewoon zjjn, de humor niet ontbreekt.
Chineesche dames.
MPVT. Henry Clarence Paget vertelt in
CornJnll van September van hasr reizen in
oina. Zrj heeft op een stoomboot op den
Peiho goed de Mandschoevrouwen bekektn,
«n de Mongoolsehe in een kamp juist binnen
den grooten Muur.
»De dames op de booten zagen er allerliefst
uit in haar heldergeklenrde tuinieken tot de
Jtnie reikend,-en haar wijde blauwe broeken,
?om de enkels vastgemaakt. Haar blauwzwart
haar is met coametiek naar achteren gestreken en
met bloemen versierd ; van achteren staat het
met lange sierlijke spelden wijd uit. Het
blanfcetten moet haar veel tjjl kosten, want van
voorhoofd tot kin is het gezicht bedekt met
«en fijn glad wit deeg, met een schel-rose
plekje midden op de wang. Linge oorringen,
meest van paarlen en koraal, een waaier en
zwarte geborduurde satjjnen schoentje»
completeeren het costntim. De Mandsehoevrouwen
verminken haar voeten niet tot «gouden
leliën"; zij dragen zwarte of blauw satijnen
fchoentjes, waarvan de zolen ver-cheidene
lagen vilt hebhen, zoodat zy er heel zacht op
loopen en een heel stuk grooter door scbynen."
Uit het Mongoolsche kamp kwamen eerst de
mannen de vreemdelingen bekeken, en haalden
toen hun vrouwen. De Mongoolsche vrouwen
bewonderden vooral de strooien hoeden der
Engelschen; beurtelings moesten zrj ze be
tasten, en glimlachten erover tot elkaar. Deze
vrouwen waren mooier en langer dan de
mannen, zy droegen fraaie kapsels van gedre
ven, zilveren platen met turkooizen en paarlen,
«n lange paarlenlussen om de ooren. Haar
?costuum bestond uit een korte ruwe
bruinwollen rok met roode strepen, en een wollen
jakje, waarover een paletot van schaapsvel
met de wol naarbinnen.
«umiinimmiiiimtmtiHiimmmmmmuitmmmtiiiumitmHiiuiMi
Uit Rotterdam,
Het waa mijn
plan in dezen
brief een en an
der te vertegen
van het bezoek
?van H.H. M.M. op Maandag 1.1, maar ik
Tuoet er van afzien. Ik kan niet tegen de
-Nieuwe Rotterdammer op. 't Is of ze tooveren
aan die krant tegenwoordig. Nog
denzelf?den avond twee bladen vol met het verslag
tot 4 uur; en even over vijven kun je de
krant al krijgen! En wat een volledigheid;
en -passant kun je er heele cursussen uit
leeren over de margarine-industrie, den
scheepsbouw, de werking van kolentips,
de handelsbeweging van Rotterdam. Op
«en punt maar was het minder compleet
?dan btj de vorige visite. Er stonden veel
minder namen en voornamen in van boe
ketten presenteerende kinderen. De vorige
maal waren die alleen bij 't gymnasium
weggelaten, omdat de rector ze er niet in
hebben wou, en de reporter was daar toen
erg boos om geweest. Maar de rectorale
vermaning schijnt toch gewerkt te hebben ;
jammer voor Keesje van Putten en Mietje
van Staveren.
Dan was er n ding, dat wat erg en
bagatelle was behandeld: hel optreden van
H.M.'s pantserdekschepen Kortenaer en
Evertsen en H.M.'s torpedobooten
Lamongan, Goentoer, Idjen, Makjan en
Batok, welke laatste om hunne dood- en
verderfbrakende werkzaamheid geestiglijk
naar Javaansche, gedeeltelijk reeds lang
niet meer werkende vulkanen schijnen
genoemd te zijn; waar alleen het rustige
eiland Makjan zonderling tusschen in
verdwaald is. Het was waarlijk een trotsch
gezicht, deze twee groote en vijf kleintjes
?(de laatste waren voor alle zekerheid
stilletjes »binnendoor" van 't Nieuwediep
gekomen) in ne lijn op de rivier te zien
liggen. Wat zeg ik, het was minstens een
hartverheffend schouwspel, en onvergetelijk
was het oogenblik, waarop het extra goed
schoon gemaakte
landverhuizerstransportboolje Colutnbus, in maagdelijk wit
gedoscht als de koninklijke jonkvrouw zelve,
H.H. M.M. voorbij deze fiere linie voerde
en alle hens met treffende gelijkheid de
rechterhand hoog hieven, zoo goed naar
steek als naar pet en muts
Ik heb tegenwoordig ook een zwak op
H. M's marine, wat misschien daarvandaan
komt dat ik een neefje heb die aan den
wal niet best oppast. Erg veel aan sport
doen en erg weinig leeren, zoo is hij
gezakt voor.'zijn eindexamen H. B. S. En
h;j heeft niet zoo geboft als de zoon van
-een inspecteur van het lager onderwijs, dien
ze zijn diploma per ongeluk hebben thuis
gestuurd. Dat is een gekke geschiedenis,
die ik hier wil mededeelen, zooals ze hier
ter stede algemeen verteld wordt en mij
door met de zaak van nabij bekenden
verteld is, en waarvan ik toch onmogelijk
gelooven kan dat ze precies zoo is gebeurd.
Maar zoo niet, dan wordt liet hoog tijd
dat de betrokkenen weten wat er wordt
verhaald en een rectificatie geven.
Het eind-examen der hoogere burger
scholen in Zuid-Holland is dit jaar afge
nomen te Rotterdam, het vorige jaar te
Delft. Midden in de bondsdagen, als
de sterkste hersens soms hun dienst
weigeren, zijn. de jongens onder 't mes,
en wordt alle vergaarde wijsheid, even veel
kleurig als de nestharen hunner kinnen,
er afgeschoren. En terwijl jongens en
leeraren zweeten, schrijft de voorzitter der
commissie vast voor iederen jongen een
diploma, om dan later die te verscheuren,
die niet kunnen worden uitgereikt. Dat
fchijnt al jaren lang zoo gewoonte te zijn.
Edoch een vergissing is menschelijk
daar is nu per ongeluk n diploma niet
verscheurd, maar verzonden ! De voorzitter,
stelde eerst aan de vergadering voor, het
jongmensch, dat allang gehoord had dat
hij was afgewezen, toch maar als toegelaten
te beschouvven ! Maar de vergadering vond
dat toch niet in orde. Zoo trok de
voorDe nieuwe versiering van het Rijksmuseum.
DK REFEKKXDAIÏIS VOOR K.
FREDERJK HENDRIK: »St.
J)E STUKR.S : »B.-rnulphus, de groote Bernulphus !"
FBEDEBIK HENDRIK : »Nooit van gehoord."
(tot prins Frederik Hendrik) : »Mag ik u uw vis-a-vis voorstellen ?''
imiiiiiutiumii
zitter naar den inspecteur om het diploma
terug te verzoeken. En ziet deze weigert.
Zyn zoon, zegt hij, houdt het diploma kalm
in zijn zak en dat om een afdoende reden:
het vorig jaar, toen het examen te Delft
geweest is, zijn er veel Rotterdammers afge
wezen ; daarvoor heeft men nu te Rotterdam
revanche genomen door veel Delftenaars
af te wijzen. Nu als door een wonder zijn
zoon aan die strafoefening ontkomen is,
ware het toch te veel gevergd het beter te
willen weten dan de Nemesis.
Rauwelijks had ik dit alles vernomen
of' mijn eerste gang was naar de vuilnis
belt, die hier nogal altijd in de kom de"
gemeente ligt (omdat dit al zooveel jaren
zoo is, al onder burgemeester Hoffrnann
was het zoo) en voor een paar kwartjes
wees de oppersorteerder mij al spoedig de
bewaarplaats der papieren. Ik had eea
gevoel als een lid van den Franschen
generalen staf' toen ik daar tot over de
knieën door die papiersnippers waadde.
En alsof het noodlot ook mij wilde helpen,
waarlijk, ik vond den inhoud van de
papiermand van den examen voorzitter! Al
die verscheurde diploma's nam ik mee
naar huis en toen aan 't plakken; Lauth
zou 't mij niet hebben kunnen verbeteren.
Nu wou ik uit aardigheid dat ik het
aaneengeplakte diploma van mijn neefje
reproduceeren kon. Je ziet er bijna niets
van. En van al de jongens heb ik zoo,
omdat ik toch bezig was, de diploira's
gereconstrueerd; gaarne stel ik ze tot hun
beschikking. Tot mijn inriigen spijt is er
echter een waar ik een hoekje niet van
terug heb kunnen vinden. Dat zou men
allicht voor een valscli stuk houden en ik
kan ket daarom niet uitreiken. Zoo ziel
men alweer hoe er altijd een slachtoffer
moet zijn. Maar misschien wil de voor
zitter dat hoekje er wel in plakken. Ik
vertrouw dat de Inspecteur bij dit verzoek
mijn voorspraak zal willen zijn.
O. J. VAX DONG EX.
rais.m il'Ktnt, il c moti patrimoiue privé, j'ai
vuulu me livrer au travail.
J'aurais ]»i, assure'iueut, vivre ik ]a lisle civile
(juc Ie )o\alisme de mos amis m'aiirnit continude.
Pas plus q ui- P i c IX et Léon XIII nc
rongissem dn Dénier de Saint Pierre, les héritieïs d'uiii'
ihnaslie niillériaire ii'auniient a roui^ir d'nn
Dénier ile -Saint Louis".
.Muis ehacun sou gout. Le micn, c'est de
inniijtiT iiion pain a mui.
Voila pourijuiii, dc\enn lionnne, proloiidéuient
rccoiijiaissiut <te tont ie uien qui Jut fait u ma
jemicsse, j'ai notiliéa nies amis ma rcsolut'on
d'cmbrasscr la carrière du nc^oce. Quclqucs uii
c u out ciéscaiulalisés : Le Dauphin de i'rauc:
inarelnmd ili! vius!'' se sont-ils doulolireusemeul
cri-les. ('ar, f\épur les circonslances a Luncl,
dans inie re^ion oüIr seul comnierat prospcrc
est celui d,'s vius, j'avais résoln de m'y livrer.
Kt je im: fiïure avoir ilérugiiéaiusi beaucoup
moins i|iin ceilaines Majesiés résnaiites dont les
fiuanccs prépareut, ponr Ie X\e siècle, de ro\ ales
banqiicrnnfes bieil pi'cvuc.s. .Ie pcusc que Ums
les lionnetes ^ens serollt de ]non avis.
Du resle, j'ai ilcja dounéa mes amis el au
public Ie- e\|,'licalions nécessaires par mes
circnluii-cs des 1:1 Oclobre IhUÖet 16 Avril 1897.
Ou p:.'iit s'y rélerei1.
Kii tont eas, aiijoiird'hui, c'est uu fait acipiis,
et, (jraiT a la JIVI:SM' euUèvc, bie.ii comm du public.
Xiil ne sera doue lonné, >i je vicns lui dire
niijounl'liiii iiuc, i!éM-lop|>»nt uu's iifiaiivs. j'ai
cl'eémie nouvelle iiiarquc dit Vin de ('hanipaiiie :
Le (Jrémanl Knviil A Heuste de lioui'bon"
11 iiirrite il.jubli'ineiit ce tilrc de, Koyal, et
]iaree (put je Ie vernis el parcc (pi'il est di^ne
<le fij:ui1('r nux 1ira-l- des vois.
Doiie, Monsieur, (|uelies (pic soient vos
symjialbies et MIS opiiiKuis, ailivs<cx-vi)iis a moi,
si-vous voiiiez eire ro\'aleiie'iit
r-i- v IJK.-> v ir u H t. t
Orrmniit R<i\ ;il x'.ö'
Cuvet.' R '?<(.?!? VLT o.
u c rt'\ ii n'iH' n i ^
Ar ifSTi: J K.Y.N
i
SNUIFJES.
Auguste de Bourbon zc-udt mij het vol
gend schrijven :
Survivatiee dn ]!"i-.AIartj r.
M
Pctii-fil- de }^,;\\- XY1T, m'.;, dèponillé, pat
r,nr l ,tiv.<r.i i/-- l,-j /?»//.?///,..
l\em!u Iraneo u-are de^tinalaire
Valeur ' ?!" ''" " .'"' Ullll'tl'
( o') jours au pan'.
I',l",' C, >.,!,llll,llli-X ,'/ /,'? «v,v'//,7/-,.V'-,V/,V s II'//'',«"/
<> .u./?«-^.v/ a <;.in.ti:i>.i\ i.r_\i:i. (iiér?ii).
Auguste voegt daarbij eeiie verklaring van
Ln^ Co»n/i' Hisloriijiti: tic Li/un, waaruit
blijkt, dat zijn afstamming van den zoon
van Lodewjik XVII nog minder aan twijfel
ondcrheyigis, dan de zuiverheid zijner wijrien.
Voor die laatste echter durf ik zelf in te
staan. Dadelijk toch heb ik het, nieuwe
Champagne-merk, de Crémant-royal, voor
f l:2~>, ontboden en ik moet zeggen, ik
gevoelde me een »roi" toen ik hem dronk.
't Was om er een toost op een koning mee
te slaan, en nauwelijks had ik de ilesch
half' geledigd, of ik kreeg een gewaarwor
ding, alsof ik zelf' Auguste I was, en in
mij het woord bewaarheid moest worden,
mij in de verklaring van Le Cwnit
llistonqur d c Lynn heriniieul: »En 1GSÏI
XotreKeigneur dit h la Bienheureuse
MargueriteMarie: >'.Te veux régner dans Ie palais du
Roi de France, tre peint ->ur sos tendards
et g-ravésur ses armes afin de les rendre
victorieuses de tous .«es eiüieruis et de tous
les ennemis de la Hainte ICglise." " In óóu
opzicht echter, voldeed mij Auguste's schrij
ven niet en bleef mij ook degewenschte
opheldering ontbreken.' U spreekt, zoo
schreef ik hem, van zekere Majesteiten, die
in de twintigste eeuw een bankroet zullen
slaan, dat nu reeds is te voorzien. Wie
bedoelt u daar mee? Zou u mij niet eenige
namen kunnen noemen ? Ik beloof u, xa
niet te zullen publiceeren, mede omdat het
mij een proces op den hals zou kunnen
halen, wegens majesteitsschennis. Denkt
u aan een mijner naaste buren, of aan een
paar gekroonde luidjes wat verder af ?
Ik ontving geen letter tot antwoord. Dit
nu bevreemde mij een weinig. Ik kan mij
niet voorstellen, dat een »Dauphin de France
marchand de vins" de beste »buveur» de
vins" in verdenking zou willen brengen,
en dat doet mij, ondanks de superioriteit
van Ls Crémant Royal Auguste de Bourbon
mij toch nog vragen, is hij wel een Bourbon ?
Dat een koning of een koningszoon
wijnkooper wordt, verwondert mij weinig. Dit
geeft mij geen aanleiding, zijn echtheid in
twijfel te trekken. De wereld gaat in dit
opzicht gelukkig vooruit. Ik koop mijn
melk tegenwoordig bij een jonkheer, mijn
kaas bij ^een baron, mijn leven heb ik ver
zekerd bij een graaf en ik weet zeker, dat,
als ik sterf, de een of andere adellijke heer
nog wel iets aan mijn lijk zal verdienen.
En waarom ook niet? ik gun het ze van
harte. Best mogelijk dat zelfs Z. M. Leopold,
die in olifantstandeu doet, er nog een
profijtje van trekt; want, bij mijn leven er
naar_gevraagd, welk monument ik begeer,
zou ik van een ivoren grafnaald mij niet
af'keerig betuigen. Maar en dit ineen
ik met nadruk te moeten constateeren
van alle gekroonde en met kroontjes ver
sierde leveranciers, die ik heb leeron kennen,
is Auguste de Bourbon toch de beste. Het
meerendee! der adellijke leveranciers, han
delaars en industrieelen, hebben in den aan
vang eenige moeite het met hun bedrijf te
vinden, voor een klant zich behoorlijk te
buigen, en hun prijscourant samentestellen
in overeenstemming met de eischen van
hun portemonnaie. Hun ondernemingen
pokken en mazelen nogal eens. Maar
Auguste is het dadelijk gelukt zich op de
hoogte te stellen van hergeen het vak van
hem vordert. Het noblesse oblige geurt u
tegen als een aroom uit elke flesch. Hij is
zakenman en gentleman en als Bourbon
die koopman is geworden, zou hij het zeker
winnen van eiken koopman, die tot Bourbon
mocht zijn gepromoveerd. Ook in dat op
zicht dus Auguste de eerste.
De heer W. A. H. Hooft,, phil. cand.,
heeft in het Uirevhlsck Sictiwsblad Het Recht
en de Dreyfuszaak in hare juiste verhouding
geplaatst, zóó dat, onzes inziens, van dezen
lintworm werkelijk de kop is beetgepakt.
»Het kan den ontwikkelden en naar de
regelen van den nieuwen tijd opgevoedeii
mensch, wien geen enkele, of slechts weinige
factoren ontbreken om dooi1 te dringen tot
het wezen aller dingen en der dingen einde
zeive,_niet ontgaan zijn, dat de intense en
sensitieve verhouding waarin het recht, het
malerieele recht zonder wettelijken vorm
staat tot de Dreyfuszaak, ecne verhouding
is, die door de logica der feiten niet alleen
woidt gelogenstraft, maar bij het wezenlijke
rechtsbegrip in het niet verzinkt."
Aldus begint de phii. eaudidaat, en
na een klemmend beioog eindigt hij :
We hebben slechts willen betoogeu, dat
niets bij deze hoogst treurige geschiedenis
aan het recht in den weg heeft gestaan
dan Cesaristische willekeur en despotieke
heerschersmacht. Het jus ster aas tegenover
het jus in tjllectas. Het recht van den
sterkste tegenover dat van het idee. Tot
op dezen oogenblik overwon het eerste,
maar de wereld getuigde ervan : dit onrecht
eindigt ns en dan zal 't klinken. Non
tali aixiliaire! Geen macht boven recht!"
Ik behoef wel niet te zeggen dat ik het
jus ster cas ten zeerste veroordeel en als
de hoogste injuria beschouw; maar nu is
er nog een jus zet kastis, dat in de
schrijvers-wereld niet minder noodlottig
werkt ter onderdrukking van het jus in
tellectas. Zou hij dat ook niet eens willen
helpen den nek om te draaien ?
Tot mijn genoegen heeft De Beaufort, bij
de discussie over het Adres van Antwoord,
weer bewezen de man te zijn, waarvoor ik
hem hield. Voor den brief'van de Koningin
aan den Paus neemt hij geheel de verant
woordelijkheid op zich. Het was dus, - ik
heb er in 't geheel niet aan getwijfeld
volstrekt geen list van hem of van zijn
confraters om dit schrijven niet te
contrasigneeren. Dat is gebeurd: zoo maar; als
iets waarover niet gedacht is; toevallig; in
der haast, dat onderteekenen is hem
door het hoofd gegaan bij de enorme
drukte aan zijn departement.
Toch, natuurlijk, had de booze wereld
er venijn uit gezogen. Zoo braaf en flink
kan je nu eenmaal niet zijn, of', als ze een pik
op je hebben, wordt er met een angeJtje naar
je gestoKen. Maar, zooals ik zei, De Beaufort
deert dat_ niet; geenszins omdat hij een
dikke huid heeft, neen, eenvoudig omdat
hij met de wierook, die hij bij zich
draagt, de wespen op een afstand weet te
houden. Hij heeft den moed der deugd;
hij durft en zoo is hij onaantastbaar.
Ah, wat zag hij er bij de opening der zitting
beminnelijk en indrukwekkend uit! Welk
ridderorde zou hij ditmaal tot bewijs zijner
voortreffelijkheid dragen. Zal hij zich sieren
met zijn Newsky, zijn Medjidié, zijn Legioen
van eer... _. ? Aan welk feit zal hij ons her
inneren uit de reeks zijner groote daden ;
welk licht zal hij van zijn borst op ons
land, op ons volk, ook op onze koningin
doen stralen? zoo vroeg ik mij zelf af,
vóór hij verscheen. Zal het de Czaar, de
de Sultan, of Marianne zijn ? Waarschijn
lijk de groote Turk, dacht ik. Maar neen,
ik had het mis; de groote Republiek was
ditmaal zijne uitverkorene, en dat juist op
een moment, waarop voor haar een kleine
hartversterking niet onnoodig mocht geacht
worden. Daar stond hij dan in zijn vollen
luister... majestueus en toch bescheiden;
meteen blik,waaraan men kon.zien dat hij de
schoonste bladzijde zijner politieke loopbaan
opsloeg en tegelijk de treurende en treurige
Marüimie een weinig bemoedigde. Wat
eeti man! Altijd dezelfde.