De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 8 oktober pagina 3

8 oktober 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1163 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. iDziekteoorieelinp, HESKI VIOTTA. Concert-Fantasie voor Violoncel met begeleiding van orkest. (Pianopartituur). G. H. van Eek, 's Gravenhage CONSTANT VAN DE WALT,, op 22. Vier -PrcUiffiew. VortragssUvcke btim Kla vier-Ucterricht. G. H. van E;k. 's GraOTTO LIES, op 20. Fünf ernste Klavierstücke, A. A. Noske, Middelburg. OTTO LIES, op 14. Ti-auermarseh, tür Violine und Pianoforte (ana der Violinsonate). A. A. Noske, Middelburg. CORNÉLIE VAN OOSTERZEE op 15. l''éte Costumée. Trois Fantaisies pour Ie piano. A. A. Noske. Middelburg. KOR KAJILEB. Xi/jn Dood. Lied voor mezzosopraanstem. Tekst van Helene Swarth. A. A. Noeke, Middelburg. GEESJE POUTSMA op 1. Vier liederen voor Meisjesstemmen. G. H. van Eek, 'sGravenhage. Reeds al te lang is de stem der Muzen bij Henri Viotta verstomd gaweest. Zoo lang zelfs dat men zich aarzelend afvroeg of dan zyne lier immer voort zou zwy'gen ! Gelukkig blijkt zulks niet zoo; en een omvaogryk, belangrijk werk is het wat hier voor my ligt en tevens een werk dat met gretig heid zal begroet worden ; het is een ConcertFantasie voor violoncel. Men weet het de litteratuur voor dat instrument is niet bijster groot, zoodat vermoedelijk ieder geroepene zich meester zal maken van Viotta's jongste com positie. Viotta heeft wijselijk niet den gewonen conoertvorm gekozen voor zy'n opus ; trouwens het woord «Fantasie" zegt hier reeds genoeg. Toch ?on men zich vergissen indien men meende dat met den uiterlijken vorm ook gebroken ware met de »lyn", die hoofdfactor in elk kunstwerk, dat integreerend bestanddeel der symmetrie, zonder weik ieder geestesproJuct tot een chaotische opeenstapeling wordt van meer of minder belangrijke invallen en opwellingen. Neen, by Viotta's Fantasie ka'.i men wel degely'k den vorm van een symphonie- Allegro herkennen, waarbij echter de »Durchtïihrung" (wie weet een goed Hollandsen woord, voor de even leelijke Duitsche uitdrukking?) onder broken wordt door een langzaam Andantegedeelte met eigen thematisch materiaal. Na dit Andante treedt dan de Allegro-vorm wederom in haar oorspronkelijk recht. De be werking der motieven is die van een meester in de kunst, van iemand die speelt met zijn materiaal. Eigenaardig treedt de verwantschap der beide hoofdthema's van het Allegro op den voorgrond, door den gemeenschappelijken quinten- of quartensprong naar beneden. Overi gens zou men daarin een reminiscentie kunnen vinden, maar meer dan ook niet, aan het be kende thema der Tagund Nacht- episode uit de tweede acte van Wagner 's Tristan und Isolde. My" viel het even op, zonder dat ik mij er verder mede bezig behoefde te houden, want de be werking is eene gansch andere. Dit zal wel thuis behooren op het terrein waarop de »beaux esprits se rencontrent1'. Voorts zjj nog vermeld, dat de Cello-party', van af den eersten soloinzet zonder orchestbegeleiding «quasi una Fantasia", tot aan het slot met buitengewoon veel kennis yan het instrumenten uiterst dank baar ie geschreven. Op de laatste pagina voor de negende maat van achteren, mis ik een F-fleutel in de cello-party. En zoo zy' dan deze concert-Fantasie met warmte iedereen aanbevolen, die genoegzame vaardigheid en talent bezit om iets op zijn instrument te kunnen vertellen. De Pialudien van Constant van de Wall schijnen mij toe stukjes te zijn, die geschreven zy'n meer met het oog op de welluidendheid van den klaviertoon en de geschiktheid in de behandeling van. de klaviertechnhk, dan om eene boeiende gedachte op interessante wyze uit te werken. Dat ook in die vorm veel gedaan kan worden bewijzen de onvergely'kelyke Preludiums van Bach en op ander gebied, die van Chopin. Nochthans met het oog op het klavieronderwy's kunnen de Piü'udien van v. d. Wall goete diensten bewijzen en verdienen zy' hun weg te maken. De klavierstukjes van Otto Lies zal men mede zeer, goed voor het piano-onderwijs kun nen gebruiken. Zij klinken goed, vooral no. 2, doch schenen my' wat vluchtig bewerkt te zy'n. Is dan alles wat zoo maar aan iemands bruin ontspringt, ry'p om uitgegeven te worden? Zou de heer Lies over twee jaar zich nog verhen gen over het gedrukt zijn van zijn opus 20? De Trauermarsch zou men gaarne willen beoordeelen in verband met de geheele sonate. Hoe zonderling, alleen het langzame gedeelte eener sonate voor piano en viool uit te geven ! Waarom niet in haar geheel ? Gaarne wil ik erkennen, dat het Andante getuigt van gemakkelyke, vaardige bewerking en dat zich vooral de climax vóór het slot goed maakt; dat de gedachten my' voorts niet toeschijnen van diep tragische beteekenis te zy'n en dat de combi. natie van piano en «viool" my' ten slofte, met het oog op een Trauermarsch minder geschikt voorkomt. In opus 15 van Cornelie van Oosterzee her kent men dadelyk de begaafde en geestrijke componiste, zooals wij haar reeds uit zoo menig prachtvol werk hebben leeren hoog achten. De namen der drie «Fantaisies" zijn «Gnomes et Elfes", sintermezzo" en »Japonaise". Het eerste acht ik het best geslaagd, zonder daarom de andere twee te kort te willen doen. Het levendige, huppelende en rbythmisch piquante is volkomen in staat om het karakter der phantastiache wezentjes te doen uitkomen. En wat een sierlijkheid en gratie, zoowel in vinding als in bewerking! Men zou het bijna jammer vinden, dat van die mooie melodie in de tusschenstem op de derde balk, zoo toe vallig ontstaan, niet meer party is getrokken, b.v. in een of anderen rustigen muzikalen tusschenzin ; doch dat lag niet in de bedoeling van de componiste. Trouwens bij elk waar achtig componist, die zich gemakkelijk in de polyphone veelstemmige schrijfwy'ze beweegt. zullen ongezocht ook de tusschenstemmen eene melodische beteekenis erlangen. Het tweede nummer, Intermezzo, is een allerliefst Andante en het derde nummer is een elegant stukje in driekwartsmaat, met een wel wat gewrongen zinspeling cp den naam der begaafde pianiste, aan wie deze »Fantaisies" zijn opgedragen EmmA koCH ! Deze zal ze zeker voortreffelyk spelen; doch iedereen die zich gaarne met moderne klaviermuziek, van niet ernstig maar degely'k, pittig gehalte bezighoudt, zal hier wat vinden van zijn gading ! Ik kan my' best begrypen, dat een jong componist van talent, gelijk Kor Kuiler, zich aangetrokken voelt tot een lied gelijk »Zijn dood" van Hel. Swarth. Doch ik zou niet durven beweren dat de peilloos diepe smart, van de woorden, in de muziek tot voldoende uiting gekomen is. Het komt my voor, dat Kuiler tegen deze zware taak nog niet opge wassen is. Hoewel minder dan bij een vorig lied, vind ik zijn taal te conventionesl, te vormelijk, vergeleken bij de aangrypende woor den van de dichteres. Ik ben er van overtuigd, dat Kuiler later dit lied anders zou componeeren. Wil deze jonge componist werk e ijk tot een schoon?, rype ontwikkeling komen, dan componeere hy veel, zeer veel, vooral liederen ; maar geve ze niet dadelijk uit. Haast maken is hierby uit den booze. Eerst wanneer ze een paar jaar in portefeuille gebleven zijn en dan nog m het meer gerijpte oog van dea componist genade kunnen vinden, is het tijds genoeg zijn medemensen er mede te verblyden. Die raad moge den heer Kuiler hard toeachynen, ik wil haar hem in zijn eigen belang niet onthouden. Of de vier liederen van mpj. Gaesjfl Poutsma op. l reeds lang in portefeuille geweest zy'n ? Ik weet het niet, ik zou het haast vermoeden. Waarom mr-j. Poutsma ze dan uit haar zoete rust heeft gewekt ? Doch stil.... daar zie ik op den omslag staan, tweede druk. We zien dus daaruit, lezer, dat de eerste druk hiervan reeds uitverkocht is en tevens, dat de vier liederen voor meisjesstemmen van G^ei-je Puutsma opus l blijkbaar hun weg bij de meit-jes gemakkelijk kunnen vinden. AM'. AVERKAMI'. llllllllllimlIIIHHUHHMItlMIIIHIIUMIIIIIMItl ' Illltlllr Gioyamii Segaiitiui. Met Segantini is een der grootste of liever de grootste der hedendaagsche Itahaansche schilders overleden. Als kunstenaar van zeer persoonlijk talent, van geheel eigen observatie, was hij m het dijzotider de verto ker van het leven en het werken der herders en landlieden op de Hoog Alpen, waarover voor hem altijd een waas van droefheid en somberheid hing, als weerklank van zy'n eigen weinig vreugde volle jeugd. Zyn leven was dan ook als van zoovelen, de eeuwigdurende strijd van het genie, tegen de omstandigheden, die maar al te vroeg hem met droefheid en armoede, met eenzaamheid en hard werken hadden bekend gemaakt. Burnley Bibb zegt in een studie over zyn werk: »Ue bergbewoners op zijn schilderijen gaan terug naar hunne schaapskooien in de onbewuste bevalligheid van eenvoudige wezens, veredeld door hun leven, en hun werken, door hun liefde en hun smart ; de herders op de vlakten of hun kudde geleidende, zijn ge schilderd met de liefde en kennis van hem die zelf als herder over de kudde gewaakt heeft; de bergen zijn geteekend met een hand en hart die hun grootheid kent en de lucht boven dit alles spreekt van bovenaardsche frischheid. En behalve zijn opvatting en zyn diepge voeld medeleven met de bergbewoners, dat ons doet gevoelen wat er in zy'n ziel omgaat, be koren zyn schilderijen ons door de wijze van uitvoering, waardoor hij heter dan met men ging van kleuren, de trillingen en spelingen van licht en atmosfeer kon weergeven. Hij zelf schrijft hierover, naar aanleiding van een zy'ner eerste schilderyen Het koor van de Si. Antunio: xThrough an open window a torrent of light feil upon the carved stalls of the choir. In endeavouring to paint tuis effect I foiuid that mixing the colours on my palette gave me neither light nor truth, but that usir.g colours pure and laying than side by side upon the canvas, in the quantities I stiould have used in mixing upon the palette, and so leaving th% eye, looking at the painting from the itatural distance, to mix, to meit ihetn togetlier, gave an tfftct of more air, more light, and consequently of more truth''. Menigeen zal zich zijn »Daux Mères'' nog wel herinneren, dat een van de aantrekke lijkste doeken was op de Stedelijke tentoon stelling van 1881) te Amsterdam. In de toenmalige loods op het Daoirak waar vry' hooger kunst vertegenwoordigd was, dan men nu in het Stedelijk museum kan bewonderen, stond dit schildery als het ware op zichzelf door de groote bekoring, door den eenvoud en de waarheid die er van uitging. Laven zat er in de trillingen van het licht, dat van uit de stallantaarn, langa de twee moeders heen trok, langs de boerin met haar kind op deu schoot, langs de bruine koe, met haar kalf naast zich liggend. (De catalogus van de Münchener »Secéssion" van lyiW bevat een afbeelding van dit schilderij) Op de »Driejaarlijksche" in 1892 was Segantini eveneens door een viertal doeken vertegenwoordigd, die ons gezichten op de Alpen gaven, geheel afwijkend van de ge wone min of meer conventioueele Zwitsersche berglandschappen. Het waren : L'arature dans l'Engadine, Printemps dans les Alpes, een vrouwenkopje (Rêverie) en Travail d'hiver, die ons verplaatsen, in het leven en de omgeving der bergbewoners te midden waarvan de schil der geboren was en geleefd had. En zijn schilderijen en teekeningen, hoewel in verschillend materiaal behandeld, kenmerken zich altijd door een sterke gloed van licht, hetzij dat dit uitstraalt van een lantaarn, of de tinteling is van het zonlicht, of dat het weergeeft het blauwe schijnsel der maan, het omgeeft de voorwerpen met trillingen van glans, die ze doet leven. Op zijn werk is van toepassing: l) »The suggestiveness of a work oi art is in proporlion to the intensity of its conception, and this is in proportion to the delitacy, subtility and purity of the artist's senses.'' »Tüe fire of art burns in the painter. In the tension of the enotion hèis transferring to his work the fatigue of mechanica! labour is lost. The work ot art appears wliule of one piece. It lives. It is incarnation of soul in material. It is creation." K. W. P. Ju. 1) Uit een van Segantini's brieven over kunst. Tentoonstelling Yan fcnnstwerfcen van leraiöe meesters, in. Ik wenschte nu toch wel, dat al wat het be langrijke deel van deze tentoonstelling mocht heeten, bijeengegaard was. Wel is daar de eerezaal, maar die is toch maar een halve bandwijzing. Verschillende stukken daarin toch hebben hun equivalent ;n de andere zalen, terwijl ook enkele daar weer buiten gehouden werden, die in den kring der uitverkorenen zooals deze nu is, mochten worden opgenomen. Het gehalte der eerezaal is, behalve dat het niet zoo nitschittert als van zoo'n keurbende mocht verwacht worden, ook zeer ongelijk. De groote schilderij van Israëls, Saul en David, troont daar in opperheerschappij, en doet zicïj aan allen, die hier voor twee kwartjes kunst genot komen halen, voor als de clou van deze [ Viwjaarlnksche. De gelegenheid eigent er zich ' niet toe, nu een diepgaande critiek voor dit omvangrijk werk aan te leggen, gelijk oor spronkelijk myn-voornemen was. Maar dit zij toch als myn meening gegeven, rlat gely'k ook deze tentoonstelling heelemaal geen maat staf levert voor het hoogtepunt onzer tegen woordige kunst, evenmin dat groote doek voor ons aanschouwelijk doet zijn wat wer kelijk de kunst van Israëls heeft hoog geheven. Ik beschouw het als een misvatting van den meester en wfe,t voor 't oo^enblik geen andere vergelijkirg dan het te noemen een tableauvivant (in omgekeerde werking) van een bijbelsch tafereel met hetjjecor van een hollandsch landschap, en de Treuren en atmosfeer uit zy'ri elders zoo waarachtig levende visscherswereld. In zyn nabijheid bevindt zich de Blommers, aanmerkelijk kleiner, maar toch een vry' kapi taal schilderij, dat als een kordate volle uit haal van dezen waardigen genoot der Haagsche bent, op gevorderden leefiy'd, zich kenmerkt. Het heeft de eigenschap ons onmiddellijk te overrompelen door zy'n clat; maar 't dient gezegd, al heftt de royale werkii g in dit schilderij ook (ie macht warme ingenomenheid van ons af te dwingen, bij leader aanschouwing vermag het niet de dieper verscholen schoon heid eener grondige overtuiging aan ors mede te deelen en gaan we dan even betwijfelen of het al wel e°«d is wat daar blinkt in die gulden avond-hcht-kleuren. Aan (ien tegenovergestelden wand hangt er van Mesdag een nog al groot zeestuk met golven, schepen en bewolkte Incht, zooals wij dat van hem kenren, zelfs zóó, dat wy' dit meenen te hu''kennen. Al is het waar, dat ook Wülem Mitris schil deryen ons meermalen welbekende toeschijnen, is bij hem da verschijning van een nieuw werk minder een toevoeging aan een gelijktonige aaneenschakeling. Nu echter schenkt zijne inzending onder die der endoren het meest verheuging, en al voelen wij daarl'ij nog wel niet in <tie mate de verrukking, als zijn rijke kur.st or,s in andere dagen geschonken heeft, hij ontstemt, nu volstrekt r-iet door reminiscens, gelijk die in de laatste jaren rneer dan eens onder zijne productie kan aargewezeri worden. Iltt stooft daar weer in de lucht, en de zon, alomheerschend, heeft bet tintelleven weer gewekt in de weide met beesten ; een mooie accentueerirg daarin, vormt ook het zeilend schuitje op den achtergrond. Gabriel doet in dat polderlandschap zijn kwaliteiten maar zuinig kennen, en vac Bastert is het kleine schilderijtje met het boerenhofje het voornaamste deel zy'ner ruime iiuending; verrassend daarin is een verder trachten, een fijner aanslijpen van wat deugdelijk in zijn landschap is. Het schilderijtje van 't Hooft, laat zich in de nabuurschap van den grooten Blommers niet aanstonds opmerken, maar als we, zittend op den bank, de oogen keeren van den ophef in kleur1 en trant van het weelderige strand gezicht, doet dat kleine grachtje, rustig in zijn samenhang en toch levendig met zijn fijne kleur-iiidicatieV ons bijzonder weldadig aan. Het is een stuljje met begrip ineengezet, met smaak gesierd en met zuiver zien uitge voerd. Bosscha die met zy'n «Herfst" (in een andere zaal) in zoowat gelijke richting streeft, overwege, dat het wezen der dingen principieel is, niet het voordoend-uiterlijk daarvan; ik bedoel dat een grachtje met boomen niet zijn mooi vindt in den aard van den afschijn daarvan, zooals het door sommigen gegeven werd, maar om zijn wezen-zelf. Van Karsen is het Enkhuizer stukje zeker gaver werk dan het andere, dat hy mede exposeert. Alleen de stoffage van dat karretje met ezeltje, valt daarin wel wat uit het karakter van het geheel. Het fraaie schilderijtje van Bauer heb ik reeds genoemd, geen lijd daarbij nu weer eens te gaan stilstaan ; naast hem, in een vry groot doek, doet do Bock zich weer gunstig voor als de noeste en kloeke werker met de schilderhorstel. Het landschap in Noord-Brabant van Taco Mesdag mag ook als een ferme buitenstndie, hoewel niet eenig, aangeduid worden, en Gorter van wien in het groote stuk, als zoo vaak elders, een zucht naar mooidoen hinderlijk is, heeft in zijn. middagzon, nu eens wat gegeven, wat voor hem als een zuivir geobserveerd werkje met een werkelijk heel aardige liehtspeling erin, kan aangeduid worden. Het binnenhuis van Briet is als gewoonlijk van dezen schilder een deugdzaam werkstuk. Wel is in zijn schilderijen meest al te duidelijk het overleg van de compositie en geven ze al te veel den indruk uitgevonden te zyn, maar de trouwhartige zorg voor zijn arbeid en de onverdeelde aandacht voor al wat aan zijn sujetten kracht kan bijzetten, maakt wat hij voortbrengt, zeer waardeerbaar. Er is niets in dat werk, wat de maker niet verantwoorden kan. Het portret van Jacob Maris door Haverman is in opzet en in de wy'se waarop het figuur in het kader is gezet een aantrekkelyk specimen van portretteerkunst. Jamuier, «lat het niet nog wat verder doorwerkt is geworden. In ieder geval verkies ik het juist om den bouw, als schilderij, boven het wel uiterst ver zorgde, gaal' en riip in de kleur, maar ittwat onevenwichtig portretstuk van den knaap. De portretten op deze tentoonstelling zijn schaarsch. In de eerezaal is behalve het karak tervolle meisjesportret van mevr. lleyberg, misschien wat te veel afgebroken in do lichten-scbaduw-partijen van het gelaat, dat van mfj. Th. Scbwartze, waarbij wij als haar ge noegzaam kennende, nu niet behoeven te ver wijlen, en, een jonge vrouwekop van mfj. Wally Moes. Deze schilderes heeft zich nu een techniek eigen gemaakt, en tot haar privégebruik ge heel naar eiscb ingericht. Hoe habiel en onberispelijk van vorm dit portret zich nu vertoont, het beeft iets koutis en straks, en ik vrees dat hier de eerste stappen zijn gezet op den weg der in zich zelf verdorrende ge lijkmatigheid. Hoe veel inniger daarby ver geleken is de uitbeelding der twee lluiser meii-jes door Hait Nibbrig. In de eerezaal is ook opgenomen het sys tematisch en als een borduurwerk zoo langwijlig uitgewerkte havengezicht van Bosch lïeitz. IL t is verbazend zoo bewust dat gedaan is, en zeldzaam vast bleef volgehouden. Er is geen lijntje in van onzekerheid, geen kleurtje, dat afdwaalt. Als het werk van een chemicus in schilderkunst met wijs overleg, is bier rang schikking en afscheiding de leidende factor. Maar ik vraag me af of het leven niet schoener is dan het geraamte dat het onzichtbaar in stand houdt, en of in kunst de spontane manifestatie niet verre verkiesbaar is boven een betoog, hoe logisch ook in zijn gevolg trekking. En met zy'n we in de buurt van Leveque en mogen hè."! ni::-t verder nsgeeren. Wij Hollanders ('t zal wel overal zoo zyn!) be zondigen ons wel eens aan exclusivisme en voor een, die zich aanmatigt het publieke oordeel voor te lichten is het zaak zich voor dat euvel te behoeden. Ik heb dies meermalen my de oogen uitgewreven voor dit werk om tot helder inzicht te geraken van zy'ne werkelijke beteekeris. Ik heb het stuk her haaldelijk beschouwd en in zijn uiterlijke kenteekenen overwogen, maar ('erwijl mijn dunk oorspronkelijk volstrekt niet gering schattend was) ik voelde niets in mijn ont waken, dat de overtuiging mocht brengen van een groote daad in dit werk verricht. Achterhet gewicht van die vertooning mocht ik niet verder speuren dan de uiting eener schoolsche volmaaktheid. Alleen de figuur van de Parque zelf draagt een zeker cachet van eigenmacntige vinding. Ik neem dat aan als een schepping, wel niet van de onsterfelijke orde, maar eerder als de verschijning van het beeld eener nachtmerrie, verwekt door indrukken eener moderr. e occulte wetenschap en gerezen uit de asch van heden daagsche zwarte mystiek. Maar daar omheen in die mengeling van bloote lichamen en de evoluties van zooveel actie's en wendingen, met een mateloos ontrollen en onnavolgbaar dooree loopen van lijnen, in die figuren uit allerlei scholen en allerlei tijden byeen gebracht, hoe kranig ook de vormen gezet en met vaste lijnen omsloten zijn, fzoo vast-glad alsof die buiken, ruggen en borsten door een draaibank zijn afgeleverd), ik zie in die wereld toch weinig wat mij in die bewegelijke beelden doet zien de onbewuste slachtoffers van het starre noodlot. liet is ontegenzeggelijk kundig uitgevoerd werk, met «en menigte van voortrtffelijk geleek'nde naaktpoppen, maar als een monumentale schepping draagt het niet zy'n eigen stijl. En hiermede ineen ik met de eerezaal afge handeld te hebben; alleen de waschvrouwen van Schudt, die ik me nu nog herinner, moge als ee:i staal van bijzondere virtuositeit in schilderen, gepaard aan een zekere vastheid van teekener, nog wel even genoemd worden. Een volgenden keer nu toch zeker de rest. W. S. 's Rijfcs Terzamelingen. De verslagen betreffende het beheer, de schenkingen en aankoupen der Itijks verzame lingen van geschiedenis en kunst, die telken male, na in de Staatscourant gepubliceerd te zijn, tot boekdeeltjes vereenigd, worden uit gegeven, zijn. ditmaal, dank zij een aantal reproducties naar aanwinsten van 's Rijks Ethnographisch Museum te Leiden, van byzondere aantrekkelijkheid. Van welk groot belang ook de opgave van herstellingen en verbeteringen aan de verschil lende musea, van de aankoopen en schenkingen ook wezen mogen; voor menigeen blijkt bet niet meer dan een opsomming, waarvan zij zich door een beknopte omschrijving nog geen juist denkbeeld van kunnen vormen. Het is daarom voor hen, die deze verslagen in banden krijgen, dan ook bijzonder aan genaam, van enkele voorwerpen, waarmede het mnseum te Leiden in het afgeloopen jaar verrijkt werd, de afbeeldsels te kunnen zien. En daar zijn er onder die om meer dan een reden belangrijk zijn, daar zij enkele onderafdeelingen, die tot rog toe slecht vertegen woordigd waren, aanmerkellijk aanvullen. Zoo zyn bijv. een groot geelkoperen beeld van den stichter van het Lainaisme, een elf hoofdigbeeld van Avalukttu van zwaar verguld koper, be nevens twee ziiilvormige tempellampen aan Gunt r/i en likniratu gewijd, en die alle in reproductie aan het verslag zijn toegevoegd, belangrijke aanwinsten voor de ethnographische verzameling betreffende Tibet. Eveneens is de collectie voortbrengselen op land- en volkenkundig gebied der Admiraliteits eilanden, waarvan slechts weinig aanwezig was, aanrnerkelyk uitgebreid door tal van schenkin gen van den heer R Parkinson. Hieronder, zijn lepels van klapperdoppen vervaardigd met zeer fraai gesneden handvatseis, van beeldhouwwerk voorziene lanspunten en uiteinden van kulkspatels. die menscher.figuren vertoonen en tal van andere voorwerpen die tevens een blik geven op de kunstontwikkeling van de bewoners dezer eilandengroep. Ook de Indische afdeeling, de verzameling over Japan en China werden aanmerkelijk uitgebreid, waarvan tevens reproducties naar Waj ingpoppen, een gedamu&ceerde sinhschaar, een Vuticltuis (op de Jap. tentoonstelling aan wezig) tempelfriezen, en sieraden een beeld van hun schoonheid geven. Niet onvermeld mogen we nog laten de bronzen voetstukken voor olifantstanden en ander kunstig drijfwerk uit Benin, en de niet onbelangrijke aanwinst betreffende de Salomo-eilanden waarvan het museum door schenking van den heer R. Parkinson eigenaar werd. In het verslag hierover toch lezen wij : »De inboorlingen die deze eilanden bewonen, zyn de meest wreedaardige van alle Melanesiërs, en toch doet zich by hun het eigenaardige verschijnsel voor, dat in den vorm en de ver siering hunner voorwerpen zich een rijkdom openbaart, zooals men bij geen anderen volksstam in Oceaniëterug vindt." Hoewel de aanwinsten van andere musea in vergelijking niet minder belangrijk zyn, moeten we dit toch buiten bespreking laten, en is bet alleen ter wille van de af beeldingen, dat we even de aandacht op deze verslagen en hierdoor tevens op de Uijks Ethnographische verzameling te Leiden vestigden. R. W. P. Jr Kunstveiling. Naar wij vernemen zal de firma Frederik Muller & Co., behalve de reeds bekende Kunstveilingen, waarschijnlijk ook nog in dit jaar onder den hamer brengen het Atelier van David Bles. Dit atelier is niet alleen bekend door het werk van den meester en de antiquiteiten, maar vooral ook door de merkwaardige verza meling oude Engelsche en t'ransche prenten, die vooral uit het oogpunt van kostuum en zeden door Bles verzameld zijn. Talrijk moeten de aanvallen zijn, door liefhebbers en kunstkoopers op deze collectie gedaan, maar steeds weerde Bles ze af en hij behield de verza meling intact. Het eerste gedeelte van den «Atlas Wurfbain" de beroemde collectie teekeningen over topographie en historie van Amsterdam ie bij dezelfde firma reeds in catalogus gereed. Deze zal worden versierd met twaalf prachtige reproductidn der merkwaardigste teekeningen. Allerbelangrijkste kijkdagen zyn dus te wachten in de Brakke Grond. Vooral de Amsterdam merg zullen aan den »Atlas Wurfbain" hunne oogen verlustigen. Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam, exposeeren deze week eene aquarel »Voorjaar" van A. J. Grootens. NIEUWE UITGAVEN. Eene Wit op den verplichten Krijgsdienst in verblind met unze bexchouiciHqen omtrent de samenstelling run liet lèytrt door VEKO. Amers foort. Valkhoff & v. d. Dries. Onze flora, door dr. A. C. OUUEMANS, met een aanbevelend woord van prof dr. C. A J. A. OUDEMANS, met 80 gekleurde platen en circa 400 afbeeldingen in den tekst, Ie aft. Zutnhen, W. J. Tbieme & C). Teekenen de* tijds, tweernaandelyksch ty'dschrift in vrijzinnig godsdienstigeu geest. Leeuwarden, Meijer & Sahaafsma. Bloesem, door ELSK VAX BRABANT, met 12 platen in lichtdruk, door C. SP^OII Ju. Am sterdam, C. L. G. Veldt. Da liefde in de natuur, door W. BÖLSCUE, voor Nederland bewerkt dr. A. J. C. SKUDKBS! Zutpheri, W. J. Thieme & Cie. Plnn tuint) vun ontslagen gehangenen, door mr. B GEWIN. Amsterdam Pretoria, Boek handel v/h Höveker & Worraser. Inhoud van Tijdschriften. De Tuin, Het Woud door Siijn Streuvels; Wereldstroom door J. K. Rensburg; Jeanne d' Are; Critieken door Carel Hartse; Jacob Maris; Van Dij"k (Antwerpen) z'n Engelsche tijd; Japanse Verzon door J. K. Ransburg; Wimpels van Wirook; Platen. Ift Jaarg. pfl IV. Haarlem, H. Kleinman & Co. WetemchttppeUjke li/aden, 10 i afi : De heerschappij van het Panslavismus ; De ker kelijke crisis in Engeland ; Mickiewics en Pouchkine ; Het Biinapartisme ; Opvoedkunde als leervak aan de hoogeschool; Het geestelijk leven in Italiëen de school van Lombroso ; Een grootsche onderneming in Rusland. Eigen Hn/ird, No. 40: EMsabeth Blaeu, door M. W. Maclaire Pont, XXIV; Portret eener onbekende (hij de plaat) ; liembrandt, Dames portret (KJo!)), in bruikleen in het Rijksmuseum te Amsterdam; In de Binnenlanden der Resi dentie Probolinggo, door J. F. Jasper, asp.controleur B B, met afbeeldingen, II ; Uobert Wilhelm Bunsen. (Slot.); Over Batikken, door W. O. J. Nieuwenkamp, met afbeeldingen naar teekeningen van den schrijver ; Vóór honderd jaren (De invat der Engelschen en Russen), door J°de Vries. (Slot.); Verscheidenheid; Feuilleton. ........ tiiiiiiiHittiiiiimtiimm Vereeniging voor Volksbibliotheken. Het bestuur der Vereeniging voor Volks bibliotheken" zou de bibliotheek in school No. G in de Krayenhofstraat zóó gaarne een tweeden avond willen openstellen. Haar ontbreekt echter de noodige tiulp ter volvoering van het beoogde plan. Op iederen avond, dat n der 3 bibliotheken der Vereeniging geopend is, worden de bibliothecaressen en secretaressen, die beiden elke week aanwezig zijn, bijgestaan door a 4 dames by het uitdeelen der hoeken. Deze dames mogen naar eigen keuze opgeven, welke maanden zy zich disponibel willen stel len. Wij vragen daarom aan allen, wien dit stukje onder de oogen komt, en vooral aan hen uit den omtrek Prins Hendrikkade, Oosterk en Czaar Peterstraat, of zij allicht niet genegen zouden zy'n een paar maanden van het jaar ns per week, Woendagsavonds van V '/s?^ '/s uur ons behulpzaam te zijn; ook op Dirisdagsavonds is meerdere hulp zeer gewenscht. Zij, die bereid zijn te helpen, wor den verzocht zich schriftelijk f persoonlijk in betrekking te stell«n met mfj. II. Kr semann, Heerengracht 20:2, die gaa*rne nadere inlichtingen zal verstrekken. 40 cents per regel. TRADE MARK. NlARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle bekende Wijnhandelaars en bij de representanten KOOPMANS & BRUINIER, te Amsterdam. Prijzen van af ? 2.50 prFtai TENTOONSTELLING TE PARIJS W900. Verblijf voor ne of meerdere weken in de Grands Hotels du Trocadero" welke voor die gelegenheid speciaal nabij da Tentoonstelling gebouwd zijn. Bewijzen voor verblyf van af 67.50 guldens per week, betaalbaar in maandely'ksche of driemaandelyktche termijnen. In dezen prijs i» begrepen: Vervoer van reizigers en liac/nrje. in Parijs lij aan komst en vertrek; Logies en 3 maaltijden per dag; i4 toegangsbewijzen voor de Tentoonstelling; Orienteerinystocht gedurende een datj per rijluiy; Buna voor verminderde prijzen in verschillende groote maga zijnen; Verzekeringspolis tegen onr/elukken. Het uitsluitend recht van verkoop dezer bewijzen is toegestaan geworden aan de Cie INTERSfTale DES WACJONS-LITS Voor inteekening wende men zich tot, en het uitvoerige, geïllustr. prospectus vrage men aan b'vj LISSONE en ZOON, Singel 155, Amsterdam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl