De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 8 oktober pagina 8

8 oktober 1899 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

s DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1163 De Tromal-iwestie, Zou hij hem op de horens nemen ? De Britscüe leeuw. (Judy.) OOM PAUL : »Zou hij me bijten J" Politieke natuurlijke historie. (Sketch) De Secretaris (Koloniën) en de Boer Constrictor. Uit st. Panl's" (lllttsirated pa»er.} Ontevreden Uitlanders. De oorzaiea m e taal-innaisitie. Een landsbelang. H. Maar is er dan waarlik geen schrijftaal ?" Ik geloof, waarde lezer, dat er tussen ons alweer 'en misverstand is: er is verschil tussen spreken en scheen, zeker! Als ik zeg wijje dad boek lamme hebben Y" dan schrijt ik dat anders : er is dus bij de Kollewijnieanen geen sprake van liet schrijf zoals je spreekt", wat hun altijd voor de voeten geworpen wordt 1); ook m'n kollega schrijtt natuunik niet ver huisde, verhuiti, melde (verl. tijd). Maar was dat niet konsekwent dan 't" Zener, maar de uiterste konsekwentsie, d. i. de foneiiese spel ling, waarbij alle klanken hun eigen teken hebben en dat tesen alleen voor die ene klank geldt, is toch niet te bereiken zonder toevoe ging van 'en* groot a»ntal lettertekens aan het aitaöet; wat weer de moeilikheden eer vergro ten dan verminderen zou in aantal. Dus nie mand denkt aan ionetitse spelling voor het publiek, maar ook zonder tot die konsekwentsie te gaai1, kau men natuurlik zijn. Schrijven is niets anders dan het in tekentjes, krabbtltjes aanduiden van de gesproken klank ; ons alfabet is 'eu soort van geheimschrift als dat van de telegrafie. Maar wij passen daarbij zelf 'en beper king toe, zonder dat aie ons veel moeite kost; de regel van de gelijkvormigheid b v., die ons doet ischrijvec wil je in plaa's van wijje, van me in plaats van vainine. We scheiden de woorden van elkaar, we laten i,iet uitkomen dat de volgende b 'en verzachtende invloed uitoefent op de voorjaaride scherpe klank, zoals in dad boek"; dat overigens de scheipeklank d« volgende zachte medeklinker verscherpt als in »üot£ ^arnme." We schrijven meldde om de zelfde reden mee 2 d's eiiz. Maar dat alles u louter 'en soort van afspraak, die noch niet maakt dat men 'en aparte schrijftaak beeft. Kr is dus spreken en schrijven, maar daarmee is ook het hele ver schil aangeduid. 01 er nu al mensen zijr, die zich. zeli 'en tchrijftaaltje scheppen door b.v. te schrijven : het is heden schoon weder", terwijl ze zeggen het is vandaMj mooi ^veer'' dat verandert de zaak niet: zij bereiken er alleen dit rezultaat mee, dat hun uitingen op schntt onnatuurlik zijn, maar als het krachtige persoonlikheden zijn. blijkt hun kracht toc uit hun werken, zo niet ? er is niet veel aaa verloren. Maar is er niet ii schrijftaal, er zijn, zou men eerder zeggen, wei veel scbrijttaién en naar het voorbeeld van de klassieken hebben onze graminatiekaschrijvers daaruit hun regels gedistilleerd, in hooldzaaïten minste ; maar dat was alles noch uit de goeie oue tijd van vóór 1SSO, toen aiJeen 'en enkele wilde persooiilikheid als Multatuli ris iets nieuw.-, iets ongeboords waagde. Daarna is er 'en massa geschreven, waarmee geen grammatiekaschrijver wegweef, denk maar aan het proza van Ary Prins, Van Jjeyssel en de verzen van Gorter allén. Ieder van de echte auteurs, de niet naiipers heelt scherp geprononceerde karakter trekken in zijn taal en stijl ; ieder heelt z'n eigen schrijftaal en die talen dekken elkaar wel voor 'en gedeelte, net als de kringetjes die men voor ogen heeft als men lang in de zon gekeken heeft savends bij 't ondergaan, maar er is veel verschil. Onzinniger dan ooit zou het nu zijn om uit hel schrijven van de eersten-onder-ons de rebels te halen vcor iedereen. Maar niet alleen bij de artiesten zijn veel (8chnjt)talen ze hebben buiten hun eigenlike artiestetaai ook noch de gewone voor de brief, of het betoog, dus minstens 3, om noch niet eens te spreken van de koiiversaatsie taal ieder mens heeft in zich meer dan n taal en hij zal anders s-chrijven in 'en brief, dan wan neer hij voor het IS ut moet optreden en zich er toezet om die redevoering duidelik neer te schrijven; maar ook hierbij net zo goed als bij de artiesten sticht het woord «schrijftaal'' voor mij verwarring. Pas wanneer de schrijvers gestorven zijn en dus hun schrijven alleen ons maar rest, pas dan heelt men liet recht om te zeggen: zie, dat was nu de taal zoals b. v. Vondel die schreef. Daaruit is dan 'en grammatieka en woordenlijst samen te stellen, die menteliker wijs gesproken volledig kan zijn, maar bij levende auteurs is zo ieta de grootste dwaasheid. Telkens weer als ze hun scheppingsuren hebben, komen als van zelf uit hun binnenste te voorschijn de verklankingen van hun lief en leed, de woorden waarmee zij hun beelden schilderen ; niaar te midden van die hoge kunst schrijven ze heel gewoon 'en brief aan 'en vrind die verloofd is en ook uu is hun taal geschikt voor het onderwerp, of ze worden gestoord door iemand die hun komt spreken over 'en afdeling van het Alg. Xederl. Verbond en weer is hun taal geschikt daarvoor, terwijl ze ten slotte b. v. de meid 'en stanrije moeten geven omdat ze vergeten heelt olie in de lamp te doen. Vier verschillende talen op n avond en allen komen ze voort uit datzelfde ondoorgrondelike ik. Maar niemand ook de auteur zelf niet weet welke taal er noch uit z'n binnenste voort kan komen. Dus ook hier verschil tussen spreken en schrijven, zeker, maar geen schrijftaal. Het hangt geheel van iemands persoor.likheid af hoe z'n taal i», of er vcrscliil is tussen z'n gesproken en geschreven woord; z'u opvoeding draagt er veel toe bij, om umi al ot niet te doen luisteren naar de (aal die er in z'n ziel gesproken wordt en om hem die goed of slecht te laten weergeven in, z'n schrijven. (Wurdt vervolgd.) 1) Het laatst noch door Te Winkel in Een halve eeuw. II. blz. 32,'i. Boet- en Tütórift. De Gids van October. liet komt niet vaak voor dat een schrijver achter zijn werk zet : wordt welliclit vervolgd. Deze vrijheid van wellicht heeft zich veroor loofd de heer G. F. Haspels. Xu, fragmen tarisch is dit stukje literatuur wel en 't vreemd-moeiolijke in de zinwending maakt het lees-begrijpen voor een gewoon lezer niet al te gemakkelijk, 't Is de zielstoestanJ van een hoogbegaafde vrouw, die in geen enkele man hare meerdere of gelijke kan vinden, aldoor mannen ontmoet lagergevorind dan zij zelf', nu hare liefde overdraagt op het natuurlijk kind, van don, waartoe zij zich in 't begin wel aan getrokken voelde, maar, die zich van dat kind afmaakt met wat geld en woorden. Afgezien van 't moeielijke der zinwending, is 't wel subtiel werk. Van I'rot. L. W. C. var, den Berg een breeduitgemeten opstel over, of liever, tegen de jong-Turksciie partij, naar aanleiding van het optreden hier te lande. Mag men Prof. v. d. Berg gelooven, dan bestaat deze partij uit niet veel meer dan een samenraapsel van gedegenereerde menschen, waaraan de politie (een handelwijs die hij overigens afkeurt) te veel eer bewees. Er zulten velen zjjn, die dit artikel met zoo veel aan boeken-ontleende kennis, hoofd schuddend zullen lezen. Want de heer v. d. Berg plaatst zich hij zijne beschouwing geheel in 't abstrakte. Voor hem is een verlicht niet-geloovig jong-Turk, noodwendig voorzichzelf, ook voor zijn volk, een minderwaar dige persoonlijkheid dan een geloovig Ottomaan, al knevelt die laatste nog zoo hard, en al vervolgt en moordt hij de Armeniërs. Als een merkwaardig voorbeeld van weinig natio nale gevoelens bij sommige jong-Turken, noemt prof', v. d. Berg, dat dr. Abdullah Djevdet in de kerker te Tripoli troost zocht in't reciteeren van Les C! a'iments van Victor Hugo, in plaats nationale Turksche lektuur te nemen. 't Is overigens verbazend hoe iemand als prof. v. d. Barg die, naar zijn eigen verklaring, alles uit geschriften moest opsnutï<Uen, nooit persoonlijk in Turkije was, zoo'n positiefoordeel durft neerschrijven, enkel uit de onder stelling, die steunt op zijn historisch-religieusconservatieve opvatting. Hij beroept zich erop dat Gladstone evenmin de zaken van dichterbij zag en zoo bekeken is zijn oordeel zoo goed als van ieder ander. Als er tegenspraak komt, zal het inzicht in deze aangelegenheid er door winner. Van prof. G. Kalft' is er nu het tweede ge deelte van zijn opstel over Cats. 't Is geen sterk persoonlijk oordeel, dat prof. Kal ff geeft. Al het goede en al het minder goede van Cits worden blootgelegd, uitgeplozen en uitgerafelj, het voor en het tegen gewikt, maar 't einde is, dat men bij lezing nog even ver blijft: de schaal nog altijd in 't midden. Conclusie: Cats was de leermeester van zijn tijd, heeft bijgedragen tot de beschaving van zijn volk, was godsdienstig, maar soms wat plat. Over de groote lockout in Denemarken, nu gelukkig geëindigd, schrijft Margaretha Meyboom, een krachtig woord. Wie deze be weging niet geheel volgde en niet waar ? de Dreyf'us-quaestie was voor de meesten zoo belangrijk, dat het uitsluiten en laten ver hongeren van 50000 arbeiders bijra niet mt telt, welnu deze kunnen in dit artikel nog geheel op de hoogte komen. Men verkrijgt hier een overzicht van 't begin tot het eind van dezen merkwaardigen strijd, een strijd waar beide partn'en even sterk, hebben gewonnen en verloren. Van dr. Bijvanck is er nu het VI en laatste gedeelte over Goethe. Dr. A. Kluyver schrijft een waardeerend woord over den onlangs over leden hoogleeraar dr. P. J. Cosijn. Van Helene Lqpidoth?Swarth zijn er weer een aantal sonnetten, met mooie, forsche gang In de letterkundige kroniek wordt bespro ken de brochure »Sucialisme en Literatuur" van Ilenriëtte Iloland Holst en daarmee in verband »Levensdoel" van Anna Kaulbach, dat niet gunstig beoordeeld wordt, als werk van een begaafde dilettante, dat nog moet rijpen. Over de socialistische litteratuur van de Jongt fi-ids (redactie Heyermans) blijkt de chroniqeur allermintt te spreKen. Het rnuziek-overzicht door Henri Viotta is een uit elkaar-zetting van Adolphe Appia's »üie Mus-ik und die Inscenirung". In 't buitenlandsch overzicht heeft, verklaarbaar, ngej land-Transvaal het breedste deel. '.' De Levende Natuur. In de 7e afl. een causerie door Jac. P. Thijsse l over vlierbessen, die met voorliefde groeien op verborgen plekjes, in drassige tuintjes en toch zulke krachtige planten zijn. P. Pieters schrijft over stekelbaarsjes, waarbij de schilder Koekoek een illustratie gaf van nesten in 't Aquarium. Christiaan II. J, Raad vervolgt zijn vier dagen in een Dorado. Zoo ook nog een vervolgstuk van J. Jaspers Jr. over kevers. »0p oude muren" is een beschrijving van muurplantjes op 't kasteel Zuijlenstein bij Leersum, door (i. A. Kuijk. Dan nog een vervolgstuk over het Icsectarium in JST. A. M. door 11. A. Polak, en een opstel over de in ons land i.og niet waargenomen, in 't wildgroeiende plant Crupina Vulgaris, door den heer P. II. Buisma van 't Koloniaal museum Volgt nog de altijd interessante rubriek van Vragen en korte mededeelingen, waarin de abonnenten zelf zooveel deelnemen. Dit keer is er b.v : van F. van Eeden over een bijzon dere vlinder, een vlinder die veel overeenkomst heeft met een stukje berkenbast; van II. J. van Aken over het lichten van 't water, niet alleen in de zee, maar in de Beemster Ringvaart. Er zijn vele en goede illustraties in den tektst. De Natuur. Dit tijdschrift voor 't lager onderwijs, heeft een praatje over de Xieuwjaars-Xarcis, een dito over bladluizen door B. Boon, een boek bespreking voor onderwijzers en een meer algeuieene over »De vlinderwereld" van F. J. Uildriks en Dr. Vitua Bruinsma. Volgt: de rubriek voor insekten-verzamelaars, een derge lijke over het zetten van bloembollen en de afdruk van een circulaire van den Belgischen minister over dierenbescherming in de scholen. * * * Pick-nic in Proza. Verschenen nu bij den uitgever van Looy, een tweede en vermeerderde druk van 6en »Pick-nic in Proza". De eerste uitgave, destijds saamgelezen door Dr. Oh. van Deventer, gaf alleen werk van de N. Crti/.smannen van Si) Xu zijn er bijge komen zij die na 'DO ongeveer in richting met hen overeenstemmen. 't Is een kloek, mooi boek geworden van een kleine vierhonderd bladzijden, een staalen adreskaart van onze nieuwe litteratuur. Behalve de ouderen als : van Eeden, van Deyssel, Kloos, van Looy, Ary Prins, Erens pn'A'etrino. zijn nu ook vertegenwoordigd. Xetscher, Louis Couperus, Marcellus EmantP, Frans Coenen, Joh. de Meester, Delang, Hfijermans, van Groeningen, HeleneLapidoth Swarth, Hora Adema en Aug. Peaux, terwijl van de jongeren voorkomen : Herman Robbers (Piiocius), van Oordt, v. Hulzen, Stija Streuvels en Uoosdorp. In het tweede gedeelte »0ver Woord kunst" zijn opstellen van : Kloos, J. Vv'inkler Prins, van der Goes, Jan Veth, Boeken, Albert Verwey, van Deyssel en van Eeden. Jammer, dat hier C h. van Deventer ont breekt. Jammer, dat ook een stukje sociale of' zg. proletarische kunst er niet in is, en enkele drukfouten niet vermeden werden. In 't geheel zijn er 4 U prozastukken van UU auteurs. De samensteller, dr. Buitenrust llettema, nam in volgorde het proza, van 't minst moeielijke naar 't meer afwijkende, zoodat ook voor de lezers, die eenig&zins vreemd tegenover de N. Gids staan, die bezwaren zijni weggenomen. Bij elkaar gezier, is deze verzameling proza stukken een monument van de jongere litera tuur, een verzameling, waarmee wy gerust kunnen uitkomen tegen 't buitenland. Velnn zullen dit, ook technisch goed verzorgde boek, zich willen aanschaffen. G. v. HUL/EN. De machtigste man in Engeland. Deze titel is eenigszins overdreven, maar dat een zekere meneer Radford, dien niemand kent, een der me«st invloedrijke mannen uit het Vereenigile Koninkrijk is, dat is zeker. De als beoefenaar van de sociale politiek en theoreticus evenzeer bekende »fabian" G. Bernard Snaw houdt zich met hem bezig in de North-American Re'view ; zijn artikel is een nieuwe bijdrage tot het oude thema, met hoe weinig verstand de wereld wordt geregeerd. Het Fransche leger is toevertrouwd aan Marcier en consorten, de Engelsdhe dramatische litte ratuur aan den chef-de-bureau Hertford. Eigen lijk is het de taak van den Lord Clmnberlain der Koningin, er voor te waken, dat er geen stuk wordt opgevoerd, dat iets onzedelijk» bevat of iets, dat voor het tooneel niet past; de groote mijnheer geeft zich echter niet de moeite, de ingekomen stukken te lezen, doch laat dit over aan zijn ondergeschikte, die als voormalig employébij een bank waarschijnlijk geen gelegenheid heeft gehad, door al te veel litteraire ontwikkeling zijn naïveteit te ver liezen. Of een drama al of niet mag worden, opgevoerd, wordt beslist door Redford ; voor Londen all««n ig dat een geldkwestie van on geveer £ 4000 ; de ideale qiiaestie is natuurlijk van nog voel grooter belang Soms slaagt men er in, den heer Redford te foppen. Toen bijv. de Shelley-vereeniging, ter viering van het honderdjarige gedenkfeest van den dichter,. »Cenci" wilde t pelen, en de censor het stuk ver bood, liet zij het in een besloten vergadering voor de leden opvoerer, d. w. z. voor allen, die met dat doel voor drie maanden lid wilden worden. Maar in den regel gelukt het dezen kleinen despoot, het Engelsthe tooneel te bewaren voor eiken frisschen lucht stroom en de wonderlijke Engelschen laten zich dat rustig welgevallen, niettegenstaande hun vrijheidsliefde op andere punten. Shaw heeft getracht, de wetten, volgens welke Redford zijn oordeel velt, te doorgronden en heeft bet volgende gevonden: »Vóór alle dingen mag een drauia nooit de drager van nieuwe ideeën over gewichtige vraagstukken zijn, want nieuwe ideeën zijn altijd bedenkelijk en Hare Majesteit de Koningin mag htt verspreiden van bedenkelijke ideeën niet bevorderen. Verder mogen geon verhalen uit den bijbel gedramatiseerd worden. Er mogen geen aardig heden over gezanten, ministers, of andere hoog geplaatste personen in voorkomen, alleen generaal Booth of een socialist, of zoo iemand, mag voor den gek worden gehouden. ledere liefdesbetrekking waarbij volgens het Praijer Book een huwelijk uitgesloten is, is verboden. Komt een viveur in een ernstig stuk voor, dan is hij tegen het slot te »redden'' door een huwelijk met een onschuldig jong meifje. Is de losbandige persoon een vrouw, dan moet zij in het laatste bedrijf sterven, ot' in een stroom van tranen uitbreken, terwijl zij de hand van een fatsoenlijk meisje aanraakt. Mannes Heraanus Aücfó. 1819-1899. Werd den stadhouder Krederik Hendrik eenmaal den naaai stededwinger gegeven, niet ongepast zou de naam van torendwinger zijn voor den A m sterdam se hèn stads horlogemaker J. II. Addicks, die heden, nog in het volle bezit van levenskracht en gezondheid zijn tachtigsten verjaardag viert. Legio toch is het aantal torens, zoowel te Amsterdam als elders, die vroeger slecht of onvoldoende hun taak vervullend, door hem gedwongen werden als juiste openbare tijds aanwijzer dienst te doen. Johannes Hermanus Addicks werd den 7 Octoher 181!) te Arnhem geboren, als oudste zoon van Oltman Xicolaas Addicks (17!>1 18'!:>) en Anna Wendelina van der Horst (lïlW-lSöl). Xa tot op elf-jarigen leeftijd de school be zocht te hebben, kwam bij in de leer bij zijn vader, een zeer kundig horlogemaker, van wien. hij al de geheimen van het vak overnam. In lS;j:> trad hij in betrekking bij den wagenmaker Van der Slootente Arnhem, waar hij tot ISoli werkzaam bleef. Misschien wel, omdat hij forsch en krachtig opgroeiend, zijn spieren wilde stalen door het gebruik van zwaardere gereedschappen, dan die welke ge woonlijk door de horlogemakers gebruikt worden. Xa het verblijf bij den wagenmaker werd hij bediende bij den horlogemaker Kutel te Wageningen en was hij in 1K38 voor het eerst aan een torenklok werkzaam, daar zijn vader de herstelling van den openbaren tijdaanwijzer te Hummelo (Gelderland) was opgedragen. In Juli 1815 trok bij weder naar Amster dam en van dien lijd af tot op heden heeft <le naam van J. H. Addicks altijd een plaats ingenomen op het bevolkingsregister der hoofdstad. Goedhartig en dienstvaardig van karakter vond men hem altijd bereid het door hem op wetenschappelijk of werktuigkundig gebied

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl