De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 15 oktober pagina 1

15 oktober 1899 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

NV1164 WEEK DE AMSTERDAMMER . 1899. VOOK NEDEELAN Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar Q.121/» INt blad U verkrijgbaar Kio»k 10 Boulevard des Capacines tegenover hit Grand Café, te Parijs, em to Londen, Librairie Counopoüte, 56 Charlottostreet, Fitzroy Square. Zondag 15 October, Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel » 0.40 Annonces nit Daitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma HU DOLF MÜSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. INHOUD. VAN VEBRE EN VAN NABIJ: Progressie. Militaire Gezondheidsleer. Het Nederlandse ras in de 20ste eeuw, door J. B. Schepers. De oorlog. Treurige tegenstelling, door Ch. M. Dozy. De Nederl. Hervormde Gemeente te 8t. Petereborg, door E. E. Smelt. (Slot.) SOCIALE AANGELEGENHEDEN : Eenige opmerkingen naar aanleiding van de jaarvergadering van den Neder landsehen Coöperatieven Bond, door Dr. J C. E. Signalementen uit Utrecht, door Jan van 't Sticht. (Met portret). KCNST EN LETTEREN: Kroniek, door C. F. van der Horst. Muziek in de hoofd stad, door Ant. Averkamp. Tentoonstelling van kunstwerken van levende meester-', door W. 8. (IV.) Oude knnst in den Eotterdamsche knnstkring door C. H. C. Flugi van Aspremont. Nog eens: Tentoonstelling van Japansche kunst te Leiden, door K. W. P. Jr. De tuin, door W. S. Boek en tijdschrift, door G van Hulzen. Les Qnntres Evangïles, door 3. K Kensburg. (I.) De oorzaken van de taal-iixjuisitie. (III) FEÜILLtTON : Een marche funèbre, door F. de Sinclair. (III) BECLAMhS. VOOB DAMES: Over opzettelijke en gedwongen ventilatie, door C. F. L. (Stot.) Haudelsonderwjjs voor vrouwen. Allerlei, d«»r E-e Ingezonden. SCHAAK SPEL. FINANCIEELE ES OECONOMISCHE KBONIEK, door T>. Stigter. INGEZONDEN. PEN- EN POTLOOD KBA8SEN. ADVEUTENTIEN. «?MMMMIHttltlllllMIIUIIIIIUIIHIItMMIItlMltllllltlllllllHIIIMIIIIIUIHMi Progressie. Ia de provincie Drenthe heeft men een «progressie-beweging" gewekt, met het oog op art. 243 der gemeentewet, dat, zooals men weet, het heffen van een progressieve belasting van het inkomen na Januari 1301 uitsluit. Een comitévan negen leden, waarin ?oofc de heer H. Smeenge zitting heeft, werd benoemd, en richtte tot 34 gemeenten het verzoek om inlichtingen te verschaffen aangaande de wijze waarop de inkomsten belasting werd geheven. Van de meeste ge meenten mocht het coraiiéantwoord ont vangen, en nu gaf het in de Asser Ct, van verleden Zaterdag, een tabellarisch overzicht van de ontvangen antwoorden. Wij nemen daaruit het volgende over: lastbaar inkomen tot pi.m. 7*A pCt. wor den opgevoerd; de 6e, 7e en 8e klassen ook nog profiteeren, maar alle anderen meer betalen." Steen: »Thans van f150 42 etc. be lasting, na 1901 f3 40; thans van ?200 ?1.12 belasting, na 1901 ?4.61; thans van ?2400 ?127.22 belasting, na 1901 ?55 36." ? Vledder: »De belastingdruk zal, bij invoering van art. 243, voor personen met een ink- men gelegen tusschen ?500 en ?1000 belangrijk verzwaard, voor personen m t een inkomen beneden ?500 of boven ?1000 daarentegen verlicht worden." Westerbork: »ïhans van ?175 ?0.85 belasting, nieuw art. ?2.81; thans van ?3510 ?294 84 belasting, nieuw art. ?192.86." Dit tabellarisch overzicht, met de op merkingen, is zóó welsprekend, dat men er waarlijk geen toelichting bij behoeft te schrijven. Achttien gemeenten van de 30 hier ge noemd, belasten reeds een inkomen van ?151! Dat er niet de geringste evenredigheid bestaat tusschen de percentage van de belasting en het aantal bewoners, blijkt dadelijk; evenmin evenredigheid dus tus schen genot en het percentage van het inkomen, dat men er voor betaalt. Stel, dat iemand eens in dertig gemeenten de belast:ngen zoo mocht regelen, dat er in het geheel dier regeling volstrekt geen logica kon zijn te bespeuren, dit tabel larisch overzicht zou hem diensten kunnen bewijzen. Natuurlijk, zou zoo iemand, ware hij dwaas genoeg, ^an daarenboven nog het nieuwe art. 243 kunnen toepassen, d.i. ook de progressie doen vervallen; was hij dan nog niet tevreden, men zou hem zeker mogen houden, voor een al te veeleischend man. Dat Mr. Borgesius zijn belofte zal na komen en ten spoedigste een voorstel in dienen, om art. 243 weder te wijzigen, om beltoud van progressie mogelijk te maken, beter nog: tot progressie te verplichten, zullen wij ni.t betwijfelen; naar er is haast bij het werk. Immers, daar zijn, blijkens de «opmerkingen" hierboven, reeds gemeenten, die haar belastingverordeningen met dat art., op l Jan. 1901, eerst van Gemeenten. Coevorden. . . . Dalen Eelde Gasselte Gieten Hoogeveen. . . . Nyeveen Jf org Odoorn Oosterhesselen . Roden Rolde Schoonebeek . . Sleen Smilde Vledder Westerbork . . . de Wyk .... Zuidlaren .... Zuidwolde. . . . Zweeloo Welke som wordt als onbelast baar beschouwd? ? 150 300 150 200 150 149 150 ? 180 150 150 350 200 150 150 150 ~Ï50 150 200 200 150 300 150 150 150 150 150 Procentenbedrag der heffing naar een werkely'k inkomen van : ?500 2648 513 2.8(18 1.47 2.625 2443 1.868 1.4 2.38 a 87 1.925 0.676 0.9 1.44 '2475 1.785 3.285 2.465 2.25 12 1632 2.511 146 1.125 3285 378 1.35 0888 3.15 2.415 ?1000 4161 1 54 4368 2.45 4125 380 2.904 2.2 3.71 4.51 2.673 1.69 14 225 3.85 2.805 5.11 387 35 1,95 3.06 3906 2.69 1.875 511 5.88 2.1 1.5 4.9* 4.14 ?1500 4.918 2565 5304 3.062 5062 4.615 3.527 27 4505 5535 3.528 2704 1.7 2.73 4.675 3.44 6.205 4.754 425 2.55 6.12 4.743 3.17 2.375 6 205 7.14 2.55 2.133 5.95 5.175 ?2000 5674 3078 5.928 3.675 6 51585 394 32 5.035 0.5(5 4.f>9885 3.38 1.9 305 5225 408 6 935 5.631 4 75 3 3 5.301 4.64 2.5 6 935 7.98 2.85 2.75 6.65 6.554 ?2500 6.432 4104 624 4.165 6.75 5.43 4.15 3.8 53 738 5.668 3.38 2 3217 55 459 73 6338 5 3 3 3 562 25 25 8.4 3 3.375 6.9 het hoogste werke ly'k inkomen van ? 5750 49.">00 5000 6000 6000 6400 9000 11000 3000 348'-, 5000 11000 3200 S 150 15000 4300 3000 OOO ;!500 4500 1550 2400 9000 , 4500 , 2400 , 3510 , 15838 , 6000 , 3500 , 4100 7567 5.13 6.24 49 75 543 4.15 4 5.3 82 10 695 3.38 2 3217 5 5 ft.l 73 7.043 5 612 ft 301 9.29 2.5 6.935 84 3 5.75 828 Hierbij zijn, onder meer, de volgende opmerkingen gevoegd: Anloo: »Mocht, wat wij hopen, het beruchte art. 243 gewijzigd worden, zoo komt het ons wenschelijk voor, dat zoowel progressie als het bepalen een er vaste som als onbelastbaar, daarin enkel facultatief worden opgenomen. Het kiesrecht door velen weer verloren." B e i l e n : »De invoering eener belas tingheffing, ingevolge art. 243 zou voor deze gemeente het gevolg hebben, dat de middelstand werd gedrukt en de hoogste klasse verlichting verkreeg. Vermoedelijk zouden 200 ingezetenen het kiesrecht ver liezen.'' Hoogeveen: »Deverordening,reeds in overeenstemming gebracht met het nieuwe art. 243, heeft bewerk-, dat in de Ie, 2e, 10e en volgende klass n delasten zijn verminderd, in de 3e tot en met de 9e verhoo.d, terwijl daarin juist de mid denstand wordt aangetroffen." N ij e v e e n : »De verordening reeds in overeenstemming gebracht met art. 243." Odoorn: »Bij invoering van art. 243 zouden waarschijnlijk de eerste vijf klassen worden vrijgesteld (totaal 740 personen); het percentage van 61 pCt. van het bekracht, in overeenstemming hebben ge bracht. Doch het werk van het «Provinciaal Centraal progressie-comite'' moge van ver dere strekking zijn dan een beweging te wekken voor het behoud der progressie bij gemeente-belasting. Zou het den stoot niet kunnen geven tot de oprichting van een t Nederlandsch Comitétot hervorming der gemeente-belasting" ? Welk een indruk zou het niet maken, wanneer men eens, zooals nu van de 30 gemeenten uit het Landschap, een volle dig tabellarisch overzicht had van de belastingheffing in de Nederlandsche ge meenten, waaruit bleek hoeveel procent de inwoners elker gemeente van hun wer kelijk inkomen hebben te betalen; hetgeen zij in verschillende belastingen hebben op te brengen. Iets onredelijkere dan de Gemeente-belasting-resieling, bestaat er wel niet. De autonomie, der gemeenten, dat tooverwoord! leidt ten opzichte van be lastingheffing tot een onregelmatigheid, en regelloosheid, tot willekeur en schreeu wende onrechtvaardigheid, gelijk men uit de hierboven afgedrukte tabel kan zien. De hulp, naar de jongste wet, door het Rijk aan de gemeenten verstrekt, mist op zich'/elf eiken redel/jken grondslag; maar die hulp, beschouwd in verband met het totaal en de percentage der hoofdelijke omslagen, kan zij wel anders maken dan den indruk van beginselloosheid? Hoe is het mogelijk, dat men bij een volk als't onze, over het algemeen behoorlijk ontwikkeld en niet van billijkheidszin misdeeld, zulk een toestand dulden kan? Behoorde er niet reeds lang een grens gesteld te zijn aan het bedrag der ge meente omslagen, in overeenstemming met de draagkracht en bet zielental der in woners; en moest dan niet het Rijk, d. i. de gemeenschap, voor de gemeenten bijdragen, hetgeen bij toepassing van het geoorloofd percentage der inkomstenbelasting tekort komt? Te Assen betaalt men van 500 gulden inkomen ? 2.G5'/2, te Vries en te Peize /"IC.42V2, te Westerbork ?18 90; van een inkomen van f 1000, te Nijeveen f 14 en te Westerhork ?58.80; van een inko men van ?2000 te Nijeveen ?38 en te Westerbork /'159GO, terwijl de totaal bedragen van de omslagen te Nijeveen en - te Westerbork, respectievelijk zijn : ?144000 en ?125.500; dus bijna gelijk. Iemand die te Vries woont, als hoogstaangeslage e in de gemeentebelasting, moet van ?2400 inkomen 0.93 pCt. opbrenhen, terwijl .Assen's hoogst-aangeslagene voor ?49.500 met 5 13 pCt. toekomt. Te Havelte echter leeft, een gelukkige, die 10.G95 pCt. voor de gemeente mag af zonderen van zijn inkomen van ? 5000.?. Zou hetonderdeze omstandigheden, welke in Drenthe wel niet veel verschillen zul len van die in andere provincies, geen eisch des tijds zijn, dat niet alleen progressie bij de gemeentebelasting werd voorgeschreven, maar ook, dat er eindelijk van Rijkswege eens een progressie-schaal werd vastgesteld, met klassificeering der gemeenten ? Militaire Gezondheidsleer, Ons artikel Militaire Gezondheidsleer, met het daarop gevolgd schrijven van luit. Benteyn en ons antwoord daarop, heeft ook de aandacht getrokken van kol. Boogaard. De kolonel deelt in het Handelsblad mee, dut hii bij de manoeuvre?, die de Z/t/p/tensche Ut., het Volksdayblad en het Vaderland bespraken, en waarover in het algemeen zoovele klachten zijn vernomen, een niet al te sterken zoon heeft gehad, die als corporaal «dikwijls weergaasch moe was thuis gekomen, maar toch nimmer door vermoeidheid achtergebleven (was) of last van doorgeloopen voeten (had gehad)". Diezelfde zoon roemde het eien zelfs als beter dan in het garnizoen ; en de kolonel voegt er bij, dat hijzelf uit vele keukens van andere korpsen een proefje nam, en ook den spijs probatum vond. Verder, dat er twee rustdagen zijn gehouden en bij zeer warm weer de ransels werden afgelegd. Ook verzekert de kolonel, dat hij meermalen gedurende zijn diensttijd er getuige van is geweest, dat een officier van gezondheid zijn stem deed hooren in liet belang van den soldaat, tegenover het oordeel dt r chefs. De heer Boogaard eindigt dan aldus: »En wat heb ik nu bewezen? In het algemeen niets, dat erken ik vol mondig. Ik heb niet alle regimenten kunnen volgen bij de manoeuvres; het meest het 4e en bet 03 regiment, het minst de grenadiers. Van de voorafgaande regimentsoefeningen heb ik niets gezien; ik heb niet in alle keukens een proefje genomen; ik kan niet oordeelen over de wjjze, waarop de genees kundige dienst over het algemeen zyn taak heeft opgevat. Ik weet meer niet, dan wel! Maar toch hoop en vertrouw ik, dat de mededeeling van hetgeen ik wel weet, moge strekken, om eenige kalmte te doen wederkeeren in de gemoederen van hen, die door alarmeerende berichten zyn verontrust ge worden. Men kan gerust aannemen, dat zoowel by het aanhooren van hevige klachten, als by het toejuichen van doeltreffende maatregelen, de waarheid in het midden ligt." Inderdaad het eerste deel dier conclusie is .juist. Bewezen is hier niets. Toen wij de klachten, die werden aan geheven, mededeelden, schreven wij: ?Aangenomen nu dat deze klachten over dreven zijn, en ze slechts voor een deel gelden, waar zy zoo beslist worden geuit, als gaf dit een beeld van de zorg voor en van de behandeling der miliciens by de manoeuvres in het algemeen moeilyk toch zal het te ontkennen zyn, dat er al te onnadenkend over de soldaatjes is beschikt geworden." Van een deel der manschappen is teveel gevergd; deze door zoovelen uitgesproken verklaring moet weersproken worden. Dat men «gerust kan aannemen, dat zoowel bij het aanhooren van hevige klach ten, als bij het toejuichen van doeltreffende maatregelen de waarheid in het midden ligt" ziedaar een uitspraak, wat al te zeer in strijd met de ervaring, en ook al te ver beneden de schranderheid van een kolonel, om haar, gedaan als zij wordt door iemand, die zelf erkent, »ik weet meer niet. dan wef' zoo maar te aanvaarden. Voorts weerlegt de heer Boogaard ook allerminst onze opmerking, »dat men van de officieren van gezondheid, ten gevolge hunner positie in hel leger, een krachtig optreden niet schijnt te mogen verwachten", ai laten zij soms hun stem hooren in het belang van den soldaat. Tengevolge hunner positie in hel leger, als militairen, zullen zij nooit den eisch kunnen stellen, dat b. v. bij het beramen van manoeuvers of van het houden van marschen aan hen de beslissing zal worden overgelaten, hoe lang. onder welke tempe ratuur, hoe zwaar belast, in welke mate gevoed en gedrenkt, enz. de soldaten aan deze CT-erfesoefeningen zullen mogen deel nemen. Alleen een commissie van toe zicht, bestaande uit burger-medici, zou on beschroomd, in het openbaar, de zonden tegen de hygiëne in het leger begaan, kun nen aanwijzen, en een eind maken aan toestanden in vredestijd, die alleen voor oorlogstijd als een noodzakelijk kwaad te verdedigen zijp. Het doet ons genoegen, dat de heer B'jo^aard, zij 't dan ook ganschelijk niet afdoend, de klachten over de manoeuvres bespreekt. Zij zijn, meenen wij, alleszins de aandacht waard. Doch het heeft ons venyonderd, juist Z. W. E. G. zijn artikelije te zien inleiden met de.ze woorden : »De redactie (van het Weekblad) beantwoordt dien officier Benteyn in hetzelfde nummer, op de bekende wyze, die in dat blad wordt gehul digd, wanneer over militaire aangelegenheden worde geschreven. Dit moeten wy intusschen de redactie toegeven: de Lt. B. levert een warm pleidooi, maar bewyst niets. Het is wel jam mer, dat zoo dikwerf militairen in dergelijke gevallen zich tevreden stellen door hun goed reedt als een axioma voor te stellen, zoodat bewy's overbodig wordt geacht." Wij huldigen dus, volgens den kolonel, in ons blad een ^bekende wijze", wan neer daarin over militaire aangelegen heden wordt geschreven. En. de heer Boo gaard zelf heeft meermalen onze gastvrij heid ingeroepen ; een gastvrijheid, die wij hem, tot ouzpn spijt, ook wel een» moesten weigeren. Wat doet de kolonel Bjogaard zich als medewerker te richten tot een blad, met een bekende wijze, die hij blijk baar afkeurt? Eeii wijze, alleen voor 't militaire, door ous «gehuldigd." En dit wordt dan gezegd naar aanleiding van ons antwoord aan den heer Banttyn, dien wij zoo eenvoudig en zakelijk hebben te woord gestaan ! Eenige opheldering van den oud-kolonel, zou ous wezenlijk niet onwelgevallig zijn. Eet Mertab ras in Je 2öste m. Hoog, geweldig hoog gaan de golven van het leven in het laatst van deze eeuw. 'En storm bruist aan, zooals er gene gekomen is over deze wereld in lange, lange jaren. En wij weten niet welk 'en kracht die ont wikkelen zal, wat er door zal worden weg geslagen, wat sterk genoeg zal zijn om pal te staan. Wij weten ook niet wat er na die storm zal zijn; wel, dat de lucht daar ginds lood-grijs, ja zwart blauw is, dat er door de wereld al 'en gieren gaat, zoals de storm door touwwerk kan fluiten en door bomen loeien; zulk fluit loeien met angstig slaan van touwen, zwiepen van takken, klinkt mij tegen en ik weet dat de storm geweldig zal zijn. En daarna als de bewogen wateren van de levenzee gaande weg afstillen, als er door mensen nagegaan kan worden, welke gevolgen de storm gehad heeft; als daar onder zijn, die bewogen de ontzachlike ver woestingen zullen zien en vaststellen, wat zal dan m de hiëtoriebladen worden als einde van dit alles? Laat mij uitspreken, wat ik voel, dat komen zal. Daar zullen zijn de Verenigde Staten van Zuid Afrieka, 'en Nederlandse bondstaat zo groot als half Europa zonder eilanden en schiereilanden, waar het Nederlands de offiesjele taal is in 'en Nederlands par lement. Wat dit te betekenen kan hebben voor ons, wie kan het in woorden samenvatten ? Nederland als 't ware een reusachtig konsulaat van het Nederlandse rijk daarginds. Beide elkaar aanvullende. Wat het kleine landje aan intellekt het grote nieuwe rijk vooruit is, staat het er aan af door het zenden van z'n beste krachten ; geen over stroming meer van elkaar indringende betrekkingzoekers hier, en steeds klim mende vraag naar ontwikkelden van al lerlei slag daarginds, doet hier de sosieale toestanden verbeteren en geeft werk aan buiten hun schuld rondlopenden, werkkracht aan luie werkelozen, levenslust aan de moedeloos neerzittenden, die wanhoopten dat ooit hun tijd komen zou. In ruil voor dat afgestane intellekt groeien de handelsondernemingen met dat rijke land; industrieel e maatschappijen ontstaan als vanzelf en komen tot bloei; onze handelsteden worden de kantoren en vemen voor al wat het grote land daarginds nodig heeft en voor de schatten, die het afstaat zolang goud- en dieamantmijnen nog leveren, voor de producten die daarna uit het vaak vruchtbare land naar buiten vervoerd zullen worden. En wanneer dan onze voorspoed de na ijver mocht opwekken van wat ons omringt, dan hadden wij 'en machtige rugsteun in het grote land dat door eigen kracht zich vrij vocht, door ons intellekt zich ontwik kelde tot 'en machtige staat, door onze nieuw opgewekte energie z'n natuurlike lijkdom tot z'n recht had zien komen. Ea mocht die hulp ons door de grote afstand niet haten, ons lot zou beter zijn als dat van de Finnen: wij zouden 'en tweede vaderland hebben met onze eigen taal als de taal. En in het koor van de wereldtalen zal weer als van ouds het Nederlands mee aangehoord en verstaan moeten worden; 'en nieuw tijdperk zal voor ons ras, onze taal geopend zijn en het zal geen geringe verdienste van onze tijd genoemd worden, dat w\j die grootheid-in de-toekomst hebben voorgevoeld,dat wij door het stichten van het Algemeen Nederlands Verbond nu al het vreedzame «verzamelt u!' hebben geblazen. Immers, hierdoor zal niet kunnen gebeuren, wat zich 'en eeuw vroeger voor deed, dat een land, waar Nederlandse kolo nisten zich het eerst vestigden, geheel vervreemd van ons ras, toch 'en Engelse staat bleef, dezelfde taal sprekende als het volk, waar het tegen gestreden had op leven en dood. Wij hebben 'en iedeaal voor ogen gehad in de dagen dat de oorlogstorm noch ver was en het loon 'en verenigd Neder lands ras zal niet uitblijven. 'En Neder lands ras met twee hoofdstaten: 'en grote met reusachtige rijkdommen en noch te ont ginnen velden en 'en kleine met grote intellektuële kracht. Dat is de toekomst, die ik zie. Maar nu waait eerst de storm noch over de wereld; veel ouds en uitgebloeids zal moeten afvaller, menig fris leven zal be zwijken, helaas! Ea velen zullen daarom rillen voor die storm. Daarom moeten deze woorden van vertroosting-over-dat-verlies door het beeld van 'en blijde toekomst ge hoord worden, eer de storm in volle kracht losbreekt. Wij leven niet voor ons zelf, maar voor onze kinderen en voor ons ras en glorierijk zal de toekomst zijn van het Nederlandse ras in de 20Jte eeuw. J. B. SCHEPERS. «,* Al zien wij niet precies hetzelfde als hetgeen zich den heer Schepers in droom beeld vertoont, wij willen onzen geachten medewerker noch onzen lezers het genot ontzeggen, zich althans voor een oogenblik het tegendeel voor te stellen van wat een andere medewerker, de heer Eren?, in een vorig nummer voorspelde, toen deze schtesf: »Ik weet niet of de opmerking reeds is ge maakt, maar de gevolgtrekking schijnt ge wettigd, dat onze taal bestemd is ne van de eersten onder de Eurppeesche te ver dwijnen. Bij het einde der middeleeuwen was het Nederlandsen, taalgebied een derde grooter dan het nu nog is. Ennden, Keulen en Rijssel waren steden die Nederlandsch spraken, doch zijn nu aan onze taal ont vallen door het opdringen van machtiger volkeren, en het liidt, geen twijfel, dat ten slotte het Hoogduitsch eene volkomene overwinning zal behalen." Lag de waarheid hier nu maar in het midden! JM. De Oorlog. Eindelijk! Met een zucht van verlichting wordt dit woord uitgesproken, nu men weet, dat de Boeren ten strijde trekken. Niemand ontveinst zich het hoogernstige van dezen oorlog, die, van Engelsche zijde als veroveringstocht bedoeld, een rassenstrijd kan worden, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. Maar iedereen wist sints lang, dat de oorlog onvermijdelijk was en velen zagen met leede oogen, hoe de Boerenregeering talmde met het eenig mogelijke antwoord op het steeds agres siever optreden der Engelschen, en daar door de beste kansen liet voorbijgaan. In een gelijken, op ridderlijke wijze gevoerden strijd, zou deze herhaling van het historische: »Messieurs les Anglais, tirex, les premiers", verklaarbaar zijn geweest. In dezen ongelijken, oneerlijken strijd ech ter, een officieel vervolg op het officieuse schandaal van den Jameson-aanslag, was snel en krachtig verweer van de zijde van den aangevallene een dure plicht. Dat hebben de Boeren thans ook begrepen. In een der werken van den Engelschen historicus James Froude kan men lezen, hoe Kimberley werd hernomen. In het traktaat van Aliwall North had Engeland het recht van de Transvaal erkend op eene uitbreiding van grondgebied, waar onder ook het Kimberley-district was begrepen, en zich verbonden, niet tusschenbeiden te komen in de eventueele geschillen van de Republiek met de in boorlingen. Niet lang daarna werden in het Kimberley-district de thans zoo wel bekende diamant-mijnen ontdekt. Dat veranderde voor John Buil de zaak: hij gunde den Boeren genadiglijk liet schrale bouw- en weideland, waar zij, dank zij hun volharding, hun matigheid en hun vlijt, een sober bestaan konden vinden, maar diamantmijnen, waar men met n gelukkigen greep een fortuin kon op rapen, dat was wat anders! Zulke buitenkansjes komen den Engelschman

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl