De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 15 oktober pagina 3

15 oktober 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No 1164 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?wél beschouwd nog,geweldiger dan de eerste, terwijl de strijdwijze der opposanten, hoewel uiterlijk minder vinnig, inderdaad toch onaangenamer was, dan bij den eersten. Ditmaal kostte het den Bondsraad dan ook zijnen veldheer. De heer Goedhart, sedert vele jaren de voorzitter en de ziel van cbn i/'oöperatieven Bond vond in het resultaat van dien tweeden aanval aanleiding zijnen hamer ter beschikking te stellen en zijne leidende positie te verlaten. Ditmaal was de kwestie deze: deNederlandfcbe CV operatieve Bond heeft zich bji zijne oprichting als »algemeei.e af'deeling" bij de vereeniging «Eigen Hulp" aange sloten. Wat daartoe de aanleiding is ge weest, behoeven wij bier niet te onderzoeken. Welke zij fchter ook geweest moge zijn, thans (of eigenlijk reeds sedert lang) achtte de Bondsraad het oogenblik gekomen, om den band met »Eigeu Hulp", welker orga nisatie in een ondoorgrondelijk duister is gehuld, te verbreken, niet het minst wijl die band den Bond in zijne bewegingen belemmert. Art. 43 toch van de Bondsstatuten bevat de curieuse bepaling dat, geen wijzigingen in die statuten (van den Coöp Bond dus) geldig zijn, dan nadat zij ook zijn goed gekeurd door de algerneene vergadering van de vereeniging «Eigen Hulp". Mtt andere woorden wil dat zeggen, dat «Eigen Hulp" steeds het veto kan uitspreken over elke verandering, die de Bond in zijne organisatie wil te weeg brengen. Dat deze bepaling bij de oprichting van den Bond, waartoe E. H. heeft nurfegewerkt, eenige reden gehad heeft, is mogelijk; doch zeker is het, dat, (hans, nu de Nederl. Coöp. Bond zich sedert lang reeds de coöpe ratie- organisatie van Nederland mag noe men al zij het ook dat die organisatie nog niet op volmaaktheid mag aanspraak maken die bepaling uiterst hinder lijk werken moet en opheffing daarvan dringend noodzakelijk is. Geen wonder daarom, dat de Bondsraad voorstelde, be doeld artikel uit de statuten te schrappen. Geen wonder echter ook, dat de voorzitter van den Bond, toen eene kleine meerder heid besloot, het voorstel van den Bonds raad te verwerpen, weigerde zijne benoeming tot lid van het bestuur en voorzitter te aanvaarden, niettegenstaande den sterken drang, die daarna op hem werd uitgeoefend, teneinde hem op dat besluit te doen terug komen. Wat echter wél als eene curiositeit in het vereeniging^leven mag worden aange merkt, is, dat het bedoelde bestuitrsvoorslel door een der leden van dat bestuur in een uitvoerig betoog werd bestreden. Den heer Jung, die aldus, tot groote verrassing van ?velen, van den gewonen weg afweek, treft dan ook een niet onaanzienlijk deel der schuld van het zware verlies, dat de Cu peratieve Bond door hei aftreden van zijnen eminenten voorzitter geleden heeft, een ver lies, dat niet zoo licht zal worden hersteld en dat wel een weinig voor de toekomst van den Bond doet vreezen. Dat de heer Slotemaker, die secretaris is van de vereeniging «Eigen Hulp" en re dacteur van het door deze vereeniging uitgegeven orgaan Ons Belang eveneens met al de kracht van zijn niet .slecht ontwikkeld rederijkerstalent het voorstel van den Bondsraad bestreed, behoeft uit den aard der zaak minder verwondering te verwekken, Maar desniettegenstaande had ook van hem, die, misschien beter dan iemand anders, weet, welk eene on misbare kracht de heer Goedhart voor den Coöperatieven Bond is, eene geheel andere houding mogen worden verwacht. Indien voor dien bond thans moeilijke tijden aanbreken, zoo korae de verant woordelijkheid daarvan in de eerste plaats op hem en den heer Jung, die, in stede van zooals hun plicht was geweest mede te werken, om de coöperatieve orga nisatie in ons land steeds krachiiger te maken, al het hunne hebben bijgedragen, om haar te verzwakken. Voorwaar,de voldoeiiingdier beide heeren over het succes der door hen gevoerde op positie, moet voor hen wel eene bitteren bijsmaak hebben. Gelukkig, dat na de onverkwikkelijke discussiën en besluiten naar aanleiding van de hierboven bedoelde aangelegenhe den, het op den namiddag van den L'4u October gehouden Tweede Nationaal Coöperatief Congres eene ware lafenis vormde voorde naar coöperatie dorstende harten. Maar ook de op den voorafgaanden Zaterdagavond gehouden besprekingen over zuivelbelangen in het algemeen en over het vraagstuk der winstdeeling in de zuivelindustrie in het bijzonder, vormden eene aangename tegen stelling met die, waartoe de behandeling van de interne aangelegenheden van den Bond aanleiding hebben gegeven, en zal het daarom ook voor mij, als warm coöperator, eene aangenamere taak zijn zoowel daaraan als aan het Congres een volgend artikel te wijden, dan het ditmaal was, de hierboven weergegeven Jobstijdingen met deze regelen in ruimeren kring bekend te maken. Delft, Dr. J. C. E. Leiders voor Werklieden-Clubs. De vereeniging »S a m en w e r k i n g" zoekt leiders voor WerkliedenC l u u s, die in het gehouw van het Roode Kruis in de Kraijenhoffstraat zouden kun nen samenkomen om te praten, te lezen of te schaken. Zoo onder de lezers dezer courant iemand is, geneigd zich met de leiding van zoodanige club te belasten, vervoege hij zich bij de presidente der ver eeniging, mej C. Tilanuf, Heerengracht 40G. Hij doe het spoedig, want het is jammer als het lokaaltje langer ongebruikt blijft. Signalementen uit Utrecht door JAN VAK 'T STICHT. orutilkfon. Een marehe funèbre. DOOK F. DE S1XCLA1R. III. Opeens begon de muziek. Thomas schrok er var1, zoo iets had hij nog nooit gehoord en toen 't uit was, dacht hij over den raad van mijnheer Dank, liet zich half van den stoel glijden en stampte op den grond, terwijl hij tevens uit alle macht in de handen klapte. Maar hij hield dadelijk op, want er was niemand, die er mee instemde. 't Orkest nu ja, dat moet er wel zijn bij zoo'n gelegenhei ( maar applaudisseeren, dat vindt het publiek de moeite nooit waard. Toen klonk er op 't tooneel 'n schelletje en begon het eigenlijke programma. l Thomas staarde met open mond naar al het i nooit geziene daar op de planken, hij kreeg er hoofdpijn van en toen 't pauze was en mijn heer Dank lachend naar hem toekwam om te vragen hoe hij 't vond, toen wist hij geen ant woord te vinden en met 'n hoog roode kleur stond hij op en keek verward om zich heen. Ga nou maar eens mee," zei mijnheer Dank en bracht hem bij 't buifet. Daar stond de directeur met 'n glas bier in z'n hand te praten met den violist. Toen Dank met Thomas bij hem kwam, keek hij den laatsten scherp aan. //Zoo, is dat de sollicitant? Hoe oud ben je jougmeusch i"' ,,Veertien", zei Thomas schucüter, die niets van de zaak begreep. «?Nou", sprak hij tot Dank, //laat hem dan morgen middag maar op de repetitie komen, dan Mr. Lambertus van Lier. Onze goede stad heeft zich, door alle eeuwen van onze christelijke jaartelling heen, steeds onderscheiden door haar christelijken zin en allerlei christelijke deugden ... te veel en te christelyk om op te noemen. Ja, de christe lijkheid harer poorters ging zóó ver om niet te zeggen: werd zóó overdreven dat zij niet ? konden dulden, dat binnen dezelfde wallen . waar, in de kerken, hun te eum laudamus door de wanden weerkaatst werd, ook de joden zouden vfrblijf houden. De joden moes ten er uit, of liever zij mochten er niet in! Maar ook alweer een bewijs van echt chris telijken zin de poorters werden al spoedig gewaar aan de gevoeligste plaats van hun geheele lichaam aan hun p irte monraie, zoo als ik het een christerjood eens heb hooren uitdrukken dat het hun lang geen voordeel was de joodsche kooplieden aan de poorten den j toegang tot de stid te weigeren. En daarom werd er een weinig getransigeerd met de christtlijkheid, he'geen geschiedde allang voordat het gevleugelde woord was uitgesproken: il y a des accommodements avec Ie ciel een bewijs dat ons vrome voorgeslacht zijn tijd een aardig eindje vooruit was. De jo.i-n werden weer toegelaten, maar alleen overdag, 's Avonds en 's nachts, als de duisternis over de aarde ge vallen wa«, de duisternis, die als het ware geknipt is voor het beramen en uitvoeren van allerlei zwarte mi-daden, 's avonds en's nachts moesten zij de stad verlaten. Om zeven ure begon het klokje op de St. Pieterskerk te luiden en op dit teeken zag men de jnden met hunne vrouwen en kinderen de stal uittrekken langs j de Vecht naar Zuilen en Maarsen, waar de eenvoudige plattelandsbewoners cp hunne een zame velden even gerust naar bed gingen als rie bewoners van de Stichtsche hoofdstad in hunne van joden .,gezuiverde'' straten. Slechts voor ne ji>odsc!.e familia werd een kunnen we eens zien, en toen tot Tnomas, je kunt imuu rs gofd trommelen?" Thomas kuikte verlegen. //Dan zou 'k nou maar weg gaan", zei de contrabassist, die wel zag hos alles hem op wond, //eu dan morgen middag om 2 uur hier j hoor." j Thomas zei, gocien avond" en liep de zaal ( door, verlegen voor de rnenschon, zich verheel- j dend, dat allen naar hem keken. Op de repetitie ging het. hec-.-l goed, eerst was hij 'n beetje verleden, maar (t duurde niet lang en toen 't. was afgeloopeu zei de directeur tegen hem, dar, hij voor'aau eiken avond moest komen voor de Turks-he trom en 't andere slagwerk. //Daar verdien je 5U ets. pe.r avond DK'e." Zoo was Tliouias lid geworden vau 't Variel orkest. Z'u vader en moeder waren een en al ver bazing, toen ze 't hoorden. j Drie en halve gulden in de week.... dat j loek hen fabelachtig, en z'u moeder ging spe- ' ciaal naar mijnheer Dank's kamer om dien heer j eens te bedanken. 't Gaf 'n groote verandering in Tnomas' leven. luplaats van z'n somber bestaan in 'n dompige kamer op 'n 'Ie tage, nu heele middagen cp de repetities a 's avonds tijdens de voor stelling in 'u bonte drukke omgeving. Z'n aau<;u?ht voor wat er op de planken voorviel boeide hem in den beginne dermate, dat hij z'u eigenlijk emplooi soms vergat, maar j da., duurde niet lang en hij werd er wat, men l noemt, //beu" van en ksek met, 'n gemaakt on verschillig gezicht 111 de zaal rond, gedreven door eeii zekeren trots om te kunnen toouen, hoezeer hem die grappen en kunsten a! tegen stonden. Z'n kletdiug had hem eerst heel wat hoofd brekens gekost, want hij begreep wel, dat, liij bij voorkeur in 't, zwart moest, zijn en de direc teur, al zeide liij het niet direct, had al eeus op z'u bruin katoenen huisje gezinspeeld. | Met 'n trak'uinent vau /'?.50 pjr avond is 'u nieuwe ja^ ccliter 'n artikel van groote luxt-, temeer als zoo'n salaris op 'u duübelvje per we< k na nog wordt ingepalmd. 'iomas senior streek elke week /"o.10 op en T::omas junior moclit de rest houden. Oj) 'a avond echter dat Thomas thuis kwam was z'n moeder erg iu de war en dat gebeurde. niet, of er moest, al heel wat, bijzonders gepas seerd zijn. Zoo was het ook. 'I'nomas .Sr. was thuis gekomen en was 10'/n plotseling aan 't, rnz::u gegaan, maar op zoo'u rare manier, dat z'n vrouw er ztlf bang van werd. Ten slot.te sloeg hij schuimbekkend en schreeu wend tegen den grond. Ediie medtbswoonster van de tage, die bij zulke gelegenheden uit, belangstelling nogal eens kwam buurten, bleef op 'n eerbiedigen afstand stam kijken en z«'i eindelijk : mentch, 'k weet, er alles van. 't is 't lirium, m'n man heit 't ook gehad." Toen gingen ze de politie halen en deze bracht Thomas' ''ader per politiewagen naar't gasthuis. Dat was 'n rust, voor Tuomis eu z'n moeder. Jnformeenn deden ze maar niet, //als hij krepeert, l.ök nog maar kosten voor de begrafenis", zei z'n moeder mtt schrander overleg. Maar Thomas mocht, nu z'u weekgeld honden voor 'u nieuwe uitrusting. Hij kocht, 'u ge dragen zwart, huisje, 'u paar manchett;)), 'n hoog boordje met das en van't, restant wat sigaretten. Zoo voelde hij zicli man en artist cu hij zorgde ervoor z'n manchetten, ook toen ze erg gruezelig en uitgcrafcld werden, steeds zichtbaar te dragen en als hij maar iets overhield dan besteedde hij liet aan z'u toilet: 'n goedkoop doekspeldjf, 'n ketting voor 'n huissleutel zicht baar gedragen, zooals hij bij zooveel chic gekleede lieeren zag, al ontbrak bij hem dau ook de sleutel. Zoo soigucerde hij z'n voorkomen, maar hij vergat z'n haar dat, in 'n bruine stugge bos op z'n klein mager hoofd lei. In de pauze ging hij met de andere orkest leden naar 't bull'jt, schutterig met 'u gewilde losheid zich door de voorste tafeltjes werkend, dau rookte hij 'n sigaret, kreeg vau de juffrouw uitzondering op dit christelyke uitbannings- j besluit toegelaten. Dat was voor de familie Van Lier, van welk geslacht, de man, wiens beeltenis hierboven is afgedrukt, in rechte lijn afstamt. Van die joodsche familie verhaalt de legende zooveel christelijke deugden, zooveel bewijzen j van liefdadigheid en goede trouw, dat de chris- ! tenen dier dagen tegtn elkaar zeiden: 't zijn ' net christenen. En daaiom werd besloten, dat ; de familie Van Lier in de stad mocht wonen en verblijf houden, dag en nacht; ja, naarmate men deze menschen leerde kennen en achten, nam de afkeer, die men tegen de joden in het ? algemeen koesterde, af en werd ook aan a:,deren vergund in de stad te verblijven mits .... de Van L ers zich borg stelden voor hun goed en eerlijk gedrag. En zoo geschiedde het, dat van lieverlede vele joden zich hier kwarnin vestigen en in de buurten, hun daarvoor aangewezen, voornamelijk bij eikander woonden. Ouk die maatregel was echter op d« Van Liers niet toepasselijk. Dezen vestigden zich, waar zij verkozen en woonden in de voornaamste wijken der stad, zonder dat hunne aanzienlyl-e christelijke stadgenooten zich aan die nabuurschap ergerden. Deze ietwat lange uitwijding was noodig, niet alleen om aan te toonen hoe hoog de Van Lier's hier ten allen trjde bij hunne medebur gers stonden aangeschreven, maar tevers om er op te wijzer, dat ondanks de achting, die zij voor z'ch hadden weten te veroveren, het nog verschrikkelijk lang duurde vóórdat zij daarvan openlijk de erkenning mochten ervaren. Eerst in de tweede helft dezer eeuw, nadat de stormen der Aprilbeweging de lucht hier wat gezuiverd hadden, begon men te begrijpen, dat toch ook de joden recht hadden om ver tegenwoordigd te worden in het bestuur der gemeente en werd de eerste jood tot lid van den Gemeenteraad gekozen. Natuurlijk was dat etn Van Lier, een oorn van moederszij te van mr. Lambertus van Lier, wiens moeder dus ook al een Van Lier was en wiens portret hierboven men maar behoeft aan te zien (zijn broers behoeft men er niet eens voor te ktnnen) om met eenigen twijfel te dei ken aan de bekende bewerMng, dat uit huwe lijken tusschen neven fn nichten een zwak geslacht voortkomt. Toen die oom eenmaal het ijs gebroken had en er later in 1878, weer een vaca'ure in den Raad ontstond (door het aftreden van m<-. W. R. Boer, die, tot burge meester benoemd, geen raadslid meer wenschte te blijven) werd zijn neef g-kozen. Mr. Limbertus was toen nog slechts dertig jiren oud, doch had reeds op dien betrekkelijk jeugdigen leeftijd den naam van etn bekwaam jurist en van een trouw en eerlijk burger der gemeerte verworven en verdiend. Onafgebroken neemt hij sedert dat jaar zijn zetel op het stadhuis in en hetfr. zich in dien tijd daar zóó verdien stelijk weten te maken, dat zijn medeburgers hem ook de eer waardig hebben gekeurd eene plaats als lid van de Provinc ale Staten re be zetten. Van die eer, als Israëliet, komt hem in ons gewest de primeur toe en hij mag er inder daad fier op zijn, dat hij daar tnsschen vele adelijken en aanzienlijken van onze provircie eene plaats inneemt, die hem door velen wordt benijd, doch door slechts weinigen misgund, omdat hij door zijn ijver en onvermoeide werk zaamheid, door zijn algeheele toewijding aan de hem toevertrouwde belangen, in elke be trekking en bij elk maatschappelijk werk dat hem wordt opgedragen getrond heeft de rechte man op de rechte plaats te zijn. Die degelijkheid van mr. Lambertus van Lier, gevoegd bij zijn goede trouw, zijn uitgebreide kennis en zoo vaik gebleken edelmoedigheid, is oorzaak, dat hem, ondanks zijne drukke rechtpraktijk, nog tal van at.dere posten van vertrouwen worden opgedragen. En dat hij die allen vervult met dezelfde gemakkelijkheid en lust en opgewektheid, die hem bij al zijn handelingen kenmerken, het is een bewijs van het helder verstand vau mr. Van Lier en van zijne ongemeer e werkkracht, welke beide hem de grootste, soms onoverkomelijk schijnende bezwaren doen overwinnen. Aan welke zaak ook zijn naam verbonden is, kan men bijna zeker zijn, dat zij slaagt, ook om het vertrouwen dat die naarn nog altijd, evenals voor eeuwen, bij hooger en lager ge plaatsten wekt. Toen Tivoli hier de moeilijkste tijden door maakte was mr. Van L'er daar mede aan het hoofd en hij mag, nu hij de voortzetting van deze voor Utrecht zoo u langrijke instelling aan ar.dere handen kan overlaten, er met zelf voldoening op terugzien, dat hij een stevigen grrndslag voor die zaak gelegd heeft. De Utrechtscbe tramweg, die sinds hare oprichting en ook nu nog met groote moeilijk heden te kampen heeft gehad vond en vindt in hem als president-commissaris steeds den k.achtigsten steun en vertrouwbaarsten raadsman. Zijne werkzaamheid ala lid van den Raad van Beheer van het Utrechtsch Dagblad, komt ook aan dit blad in niet geringe mate ten goode. En wat hij als mededirecteur van de Utrechtsche hypotheekbank tot den bloei dezer financieele ins*e.ling instelling gedaan heeft en doet, dat zouden alleen de meer met die zaken vertrouwde personen kunnen verhalen. Zoo zijn er nog een groot aantal belangen, die hij behartigt, waarvan de opsomming enkel verbazing zou kunnen wekken over hetgeen a man, mits van de bekwaamheid, de werk kracht en den ijvtr van mr. Van Lier kan tot stand brengen. Dat zulk een man zich in de algemeene achting mag verheugen kan niemand verwon deren en dat het de volbloed Stichtenaren verheugt op hem te kunnen wijzen, als een man, die in zijn eigen stad geheel zijn opleiding heelt gekregen van schooljongen af tot advocaat toe, spreekt wel van zelf voor ieder, die weet hoe trotsch we hier zijn op onze inrichtingen voor lager en hooger onderwijs. Dat onze levenskrachtige en levenslustige mr. Van Lier nog vele jaren zijne krachten en talenten aan de openbare belangen zal blijven wijden is dan natuurlijk ook aller hoop. Maar wanneer aan die kracat en lust zooals aan alle dingen eens een einde zal gekomen zyn, welnu, laat het ons tot troost en blijde ver wachting strekken dat mr. Lambertus, gezorgd heeft voor een flink nag. slacht zeven jon gens van wie we hopen dat zy het voetspoor van den vader zullen volgen. Voorloopig behoeft er dus geen vrees te bestaan dat de aan onze stad zoo nauw verbonden en daar zoo eervol bekende naam, hier nog verloren zal gaan. yiiMifiinHiiiiiiiiHiiiniiiitiii i m nu Minimum itiiiimiMiliiiiuiiM Krouici Quant au génie, il ne comprend ni ne rend, car il est, lui, Ie don supiéme, l' intuition pure, la force qui n'a la connaissance nette ni de ses moyens ni de son hut, sans tre, pour cela, une maladie comme l'aftirment q'ielques physiologistes .... bien portants. PAIT.LEROX. Indien het waar is dat de Muzen wel me nigmaal bedenkelijk het hoofd schudden hij wat er op het L 'idscheplein pleegt voor te vallen, dan behoort ieder weldenkende te hopen dat de gebeurtenissen van de laatste weken haar niet te eenenrnale onbekend ge bleven zijn. B«hoef ik wel te zpggen dat het bezoek van Sarah Bernhardt mij allereerst reden geeft tot deze goede verwachting, al moet ik in n adem daarop doen volgen, dat haar Hamlet creatie, naar mij voorkomt, niet meer dan een belangwekkend misverstand verdient te heeten. Reeds toen de mare dezer voorstelling uit Parijs herwaarts doordrong, hield menig onzer, gemeenzaam gesproken, zijn hart vast en besefte al het hachelijke der onderneming. En deze onze vrees deed waarlijk geenszins te kort aan den eerbied dien wij een groot talent verschuldigd zijn. Wij bedachten dat een exclu sief Fransche beschaving niet dan zeer zelden den weg wijst tot het juist begrip van deze meest gecompliceerde figuur der wereldlitte ratuur. Wij gaven ons zei ven en elkander in overweging dat in de Fransche dramatiek die Sarah's atmosfeer genoemd mag worden, het sentiment gedomineerd wordt door de logika van het verstand en daarentegen Shakespeare's onvergankelijke glorie juist ligt in zijn souvereine beheersehing van wat men de me chaniek van het gevoel zou kunnen noemen, een tegenstelling, als men wil, gelijk er tus schen lijnen en kleuren bestaat. Ook ver moedden wij, en waarlijk niet zonder reden dat het Fransche proza der overzetting ten minste eenige dagreizen verwijderd zou zijn van die godentaai die naar het fraaie woord van Musset door de wereld wel ver staan, maar niet gesproken wordt. Alleen wie dit alles overlegd had zal dien avond niet teleurgesteld huiswaarts zijn gekeerd. Zwier en gratie, geest en smaak, zij waren onafgebroken aan het woord, maar met dat al was het in meer dan n zin een 'n glas bier en gaf zich 'n a'r of hij meepraatte met de anderen, maar feitelijk zei hij nooit iets, tenzij hem wat gevraagd werd. Met de orkestleden was hij op 'n vertrouwe lijker! voet, z'n naive verhalen over z'n thuis werden met 'n soort vroolijk medelijden aan gehoord en z'n oud-mannetjes manieren gepaard aan '11 onmiskenbare goedhartigheid maakten hem spoedig populair. De artisten keuden hem ook, hij moest altijd gaan vragen weike coupletten er gezongen zouden worden. Natuurlijk sprak hij geen talen, maar hij zei met 'n zeker gewicht //yes" en //uo" en bracht dan de nummers door dun artist op 'n papiertje geschreven bij den orkest-directeur, hem half vleiend, half gemeenzaam de hand op den schouder leggend, maar toch te eerbiedig oin bsleedigend te kunnen ziju. Met 't publiek in de zaal hield hij zich wc'iiig op. Sommige heereu hielden hem wel eens 'n beetje voor den mal, maar ze eindig den toch dikwijls met hem iets te offreereu. 't L'efst echter bleef hij ongemoeid eu be paalde zich er toe met veel meer dau noodig was pardon" te zeggen als hij soms eeus naar den directeur moest om dien wat te vragen. Maar hij was 'n beetje trot.se:>, dat, hij dat woord en de beteekeuis ervan ker.de en dan met z'n zenuwachtig trekkend gezichtje ging hij weer terug nsar z'n plaats en zei overal waar menEcaeu zaten nog eens pardon I o ! pardou ! 's Avonds ging hij altijd niet mijnheer Dank saam naar huis en .soms, maar heel zelden, ging het heele orkest in 'n bierknijp 'n glas gerste drinken en dau betaalde mijnheer Dank altijd voor Thomas. Thomas leefde onbewust gelukkig, maar het krachtige voedsel, de buitenlucht, voldoende rust eu 'a opgewekte huiselijke omgeving waren steeds achterwege gebleven en zoo waren er dagen dat, Thomas meer op z'n plaats zou zijn in 't gasthuis dan in 't orkest. '11 Paar maal had hij 'n soort toevallen gehad, de laatste keer heel eig, juist toen hij 's middags naar de repe titie zou gaan. Hamlet op zyn smalst. Wat Hamlet voor ons tot Hamlet maakt, de wanhoop der ontgooche ling, de smart van het zich-eenzaam-voelen, het schrijjnen van de wanverhouding tusschen moeten en kunnen,?andere Verloren Zoon, wien j het zelfs niet vrijstaat huiswaarts te keeren; j niets van dit alles is zichtbaar of hoorbaar geworden, en van het drama bleef niets over dan een min of meer interessant en spannend geval. De bruischende stroom van weemoed was ingedekt en een trekvaart geworden. Waar wij het leven zelf hoopten te zien, legde men ons een prentenboek voor. Het lied der eeuwen werd overstemd door een eentonig en zoetroerig deuntje. Het Fransche tooneel is een merkwaardig en rijk bewerktuigd organisme en het verwonder lijkst van al is zijn onuitputtelijke levenskracht. Meer dan eens schenen in den loop der tijden het verval en het b'ederf een naderend einde te voorspellen, maar telkenmale en ter goeder ure is de behoudenis te danken geweest aan de groote dichters van de gulden eeuw. Na elke afdwaling, na iedere inzii king hebben allen zich weer aan dien standaard opgericht. Zoo hoog konden de wateren der wanbeschavicg niet wassen, zoo luid het rumoer niet tieren van den wansmaak, of gindsche toren spits wenkte wie hulp behoefde, en de vredige klank van het avondklokje bleef van onver gankelijke dingen spreken. De geschiedenis van iedere kunst kent tijd perken van verval, immers van stilstand en verstijving, een vreugdelooze winter, maar ditmaal zonder mpjesteit. De oude vormen die eens de harten en zinnen verrukten, zij her halen zich nog wel, maar ontdaan van het leven dat hen vervulde, en er is maar al te veel reden voor een weeklacht over »die entgötterte Natur'1. Is dit sluimering of doodsslaap ? Die gelooven haasten niet en vertrouwen, ook al zien zij het niet, op het leven dat onder den grond werkt en wacht en straks een nieuwe jeugd verleent aan wat dood scheen, maar niet gestorven was. Ja, een nieuwe lente en een nieuw geluid, een nieuwe gedaat te en een nieuwe ziel, dat is het wachtwoord d T weder geboorte geweest zoo dikwgls het leven der verbeelding en ach, ook de verbeelding van het leven in een ziellooze nabootsing ontaard wa?. Soms schier onmerkbaar langzaam en gelei delijk, straks plotseling en met geweldige schokken, is deze eeuwige verjonging een eindeloos scheppingswerk dat geen rustdag kent. En indien het wair is dat de natuur een afkeer heeft van het ledige, het geestelijk leven haat meer dan iets anders het strakke onbewe gelijke. Da ziel van het gevoel blijft dezelfde, maar het gevoel der ziel wijzigt zich voort durend. Door alle eeuwen en alle volken gaat eenzelfde breede, diepe stroom van gevoel en de geschiedenis der beschaving ij het verhaal hoe de geslachten achtereenvolgens wat er aan den oever gebeurde zich hebben zien spiegelen in dien vloed. Arme kunstenaar die zijn hart blindelings gevangen geeft aan de vurmen en manieren van het voorgeslacht! Welke wet zou Sarah Bernhardt kunnen voorschrijven Phc.lre te spelen naar den trant van Champmesléof Clairon ! Ligt niet de beteekenis van haar ver tolkiagiii het onmiddellijke en spontane van het gevoel dat haar »stuwt en buigt en kluistert met ge heime kracht". Mij is niet bekend welke over wegingen haar bij haar opvatting geleid bebben; mogelijk ook was iet een richtig instinkt, neen ie.ts beters, goddenjke devinaüe is zijn naam ! Wat biervan zijn moge, de eerbied waarmee ik haar Phèdre zag en hoorde, gold wel het meest wat in deze grandiose zondares met de geschiedenis in stryd en nochtans het leven van haar leven is. Laten wij niet vergeten dat Plièdre in het diepst van haar wezen een dochter is van Kicines tijd. Het is zoo, het kleed dat zij draagt, de goden die zij aanroept, zij behooren tot de wereld der oudheid. Maar de toon van haar stem, maar de tweestrijd die haar hart verscheurt, maar het berouw dat haar ten laatste verteert, het staat alles dichter bij Port R iyal dan bij den Olympus Sprak het niet vau zelf dat in twintig eeuwen het aangezicht der wereld veranderd was 'f Was er niet een klein boekje uit den hemel gevallen dat meer dan eenig ander naar de bekende zegswijs zijn fatum heeft gehad 'l Lig niet diep in de harten bewaard de herinrering aan hem dien Heine »'ler bleiche bluttriefendn Jude" heef t genoemd.? En was het dus onverklaarbaar dat hier de Fedra der historie der heilige fabel in den schoot viel ? Deze kroniek zou onvollediger zijn dan ik voor geoorloofd houd, indien zij niet met een enkel woord van onze nationale Opera ge «FiiiiiiiiiiiiiiHiiimiiMiiHiiiiiiiiiiniiiiiiiiiriniiiimniiimiiiiiimiiiMn» De dokter had z'n hoofd geschud en tegen z'n moeder gezegd, dat ze heel voorzichtig moest zijn eu hem thnis moest houden, want 't kou i iii eens uit zijn. Z'n moeder was geschrokken en had hem 'n paar dagen thuis gehouden, maar toen vertelde ze 't een buurvrouw en die ging met, 'n stukje van Tnomas' hemd naar de sonnebuul. Die wijze vrouw verklaarde onmiddellijk dat het zenuwen op de hersens waren, die terugsloegen op het hart en gaf 'n drankje dat 'n kwartje ko<tte eu dat moest ingegeven worden met koude koffie. Toen 't drankje op was-, zei z'u moeder dat hij wel v/eer r.air t sjautau kou gaau, want hij was heter. En^ Thomas l)3gon z'n prettig leventje weer, erg z'u best doend om z'u laag wegblijven nog goed te maken. Er was soms iets spookaohtigs in, dat kleine magere wezentje, zoo nietig en zoo bleek, als 'n razende op de bekkens en de trom te zien slaan. 'Mijnheer Dank had z'n moeder afgeraden hem nog te laten gaan, maar bij haar wogen de / o.JO per week te zwaar eu de diagnose vau de sonnebuul sprak haar geweten vrij. Ma ir de bassist was niet gerust, hij zag Tho mas dikwijls onderzoekend aan en vroeg hem altijd in de pauze hoe hij zich voelde er? Tno mas zag ook dikwijls aan de Kikkerende glazen van z'u gouden lorgnet, dat hij onder 't spelen naar hem keek en hem toeknikte eu dan lachte Tnomas terug, 'n beetje verlegen voor de niensehcn in de zaal. Hij was langzamerhand 'n verdienstelijke kracht geworden en speelde ook triangel en irinest soms met castagnetten klappen. De lessen bij mijnheer Dank waren gestaakt maar Tnomas kwam er veel om te praten en dan liet mijnheer Dank hem souvenirs zien uit z'n jeugd, die veel schitterender was begonnen dan guhn'digd, maar Thomas vond de positie toch erg bemjdenswaard en z'n ideaal was later ook viool of bas te gaan lecren. Maar zoover zou 't niet komen. (Slot volgt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl