Historisch Archief 1877-1940
No 1164
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?wél beschouwd nog,geweldiger dan de eerste,
terwijl de strijdwijze der opposanten, hoewel
uiterlijk minder vinnig, inderdaad toch
onaangenamer was, dan bij den eersten.
Ditmaal kostte het den Bondsraad dan ook
zijnen veldheer. De heer Goedhart, sedert
vele jaren de voorzitter en de ziel van cbn
i/'oöperatieven Bond vond in het resultaat
van dien tweeden aanval aanleiding zijnen
hamer ter beschikking te stellen en zijne
leidende positie te verlaten.
Ditmaal was de kwestie deze:
deNederlandfcbe CV operatieve Bond heeft zich bji
zijne oprichting als »algemeei.e af'deeling"
bij de vereeniging «Eigen Hulp" aange
sloten. Wat daartoe de aanleiding is ge
weest, behoeven wij bier niet te onderzoeken.
Welke zij fchter ook geweest moge zijn,
thans (of eigenlijk reeds sedert lang) achtte
de Bondsraad het oogenblik gekomen, om
den band met »Eigeu Hulp", welker orga
nisatie in een ondoorgrondelijk duister is
gehuld, te verbreken, niet het minst wijl
die band den Bond in zijne bewegingen
belemmert.
Art. 43 toch van de Bondsstatuten bevat
de curieuse bepaling dat, geen wijzigingen
in die statuten (van den Coöp Bond dus)
geldig zijn, dan nadat zij ook zijn goed
gekeurd door de algerneene vergadering
van de vereeniging «Eigen Hulp". Mtt
andere woorden wil dat zeggen, dat «Eigen
Hulp" steeds het veto kan uitspreken over
elke verandering, die de Bond in zijne
organisatie wil te weeg brengen.
Dat deze bepaling bij de oprichting van
den Bond, waartoe E. H. heeft nurfegewerkt,
eenige reden gehad heeft, is mogelijk;
doch zeker is het, dat, (hans, nu de Nederl.
Coöp. Bond zich sedert lang reeds de coöpe
ratie- organisatie van Nederland mag noe
men al zij het ook dat die organisatie
nog niet op volmaaktheid mag aanspraak
maken die bepaling uiterst hinder
lijk werken moet en opheffing daarvan
dringend noodzakelijk is. Geen wonder
daarom, dat de Bondsraad voorstelde, be
doeld artikel uit de statuten te schrappen.
Geen wonder echter ook, dat de voorzitter
van den Bond, toen eene kleine meerder
heid besloot, het voorstel van den Bonds
raad te verwerpen, weigerde zijne benoeming
tot lid van het bestuur en voorzitter te
aanvaarden, niettegenstaande den sterken
drang, die daarna op hem werd uitgeoefend,
teneinde hem op dat besluit te doen terug
komen.
Wat echter wél als eene curiositeit in
het vereeniging^leven mag worden aange
merkt, is, dat het bedoelde bestuitrsvoorslel
door een der leden van dat bestuur in een
uitvoerig betoog werd bestreden. Den heer
Jung, die aldus, tot groote verrassing van
?velen, van den gewonen weg afweek, treft
dan ook een niet onaanzienlijk deel der
schuld van het zware verlies, dat de Cu
peratieve Bond door hei aftreden van zijnen
eminenten voorzitter geleden heeft, een ver
lies, dat niet zoo licht zal worden hersteld
en dat wel een weinig voor de toekomst
van den Bond doet vreezen.
Dat de heer Slotemaker, die secretaris is
van de vereeniging «Eigen Hulp" en re
dacteur van het door deze vereeniging
uitgegeven orgaan Ons Belang eveneens
met al de kracht van zijn niet .slecht
ontwikkeld rederijkerstalent het voorstel
van den Bondsraad bestreed, behoeft uit
den aard der zaak minder verwondering
te verwekken, Maar desniettegenstaande
had ook van hem, die, misschien beter
dan iemand anders, weet, welk eene on
misbare kracht de heer Goedhart voor
den Coöperatieven Bond is, eene geheel
andere houding mogen worden verwacht.
Indien voor dien bond thans moeilijke
tijden aanbreken, zoo korae de verant
woordelijkheid daarvan in de eerste plaats
op hem en den heer Jung, die, in stede
van zooals hun plicht was geweest
mede te werken, om de coöperatieve orga
nisatie in ons land steeds krachiiger te
maken, al het hunne hebben bijgedragen,
om haar te verzwakken.
Voorwaar,de voldoeiiingdier beide heeren
over het succes der door hen gevoerde op
positie, moet voor hen wel eene bitteren
bijsmaak hebben.
Gelukkig, dat na de onverkwikkelijke
discussiën en besluiten naar aanleiding
van de hierboven bedoelde aangelegenhe
den, het op den namiddag van den L'4u
October gehouden Tweede Nationaal Coöperatief
Congres eene ware lafenis vormde voorde
naar coöperatie dorstende harten. Maar ook
de op den voorafgaanden Zaterdagavond
gehouden besprekingen over zuivelbelangen
in het algemeen en over het vraagstuk der
winstdeeling in de zuivelindustrie in het
bijzonder, vormden eene aangename tegen
stelling met die, waartoe de behandeling
van de interne aangelegenheden van den
Bond aanleiding hebben gegeven, en zal het
daarom ook voor mij, als warm coöperator,
eene aangenamere taak zijn zoowel daaraan
als aan het Congres een volgend artikel te
wijden, dan het ditmaal was, de hierboven
weergegeven Jobstijdingen met deze regelen
in ruimeren kring bekend te maken.
Delft, Dr. J. C. E.
Leiders voor Werklieden-Clubs.
De vereeniging »S a m en w e r k i n g"
zoekt leiders voor
WerkliedenC l u u s, die in het gehouw van het Roode
Kruis in de Kraijenhoffstraat zouden kun
nen samenkomen om te praten, te lezen
of te schaken. Zoo onder de lezers dezer
courant iemand is, geneigd zich met de
leiding van zoodanige club te belasten,
vervoege hij zich bij de presidente der ver
eeniging, mej C. Tilanuf, Heerengracht 40G.
Hij doe het spoedig, want het is jammer
als het lokaaltje langer ongebruikt blijft.
Signalementen uit Utrecht
door
JAN VAK 'T STICHT.
orutilkfon.
Een marehe funèbre.
DOOK
F. DE S1XCLA1R.
III.
Opeens begon de muziek. Thomas schrok er
var1, zoo iets had hij nog nooit gehoord en toen
't uit was, dacht hij over den raad van mijnheer
Dank, liet zich half van den stoel glijden en
stampte op den grond, terwijl hij tevens uit
alle macht in de handen klapte.
Maar hij hield dadelijk op, want er was
niemand, die er mee instemde.
't Orkest nu ja, dat moet er wel zijn bij
zoo'n gelegenhei ( maar applaudisseeren, dat
vindt het publiek de moeite nooit waard.
Toen klonk er op 't tooneel 'n schelletje en
begon het eigenlijke programma. l
Thomas staarde met open mond naar al het i
nooit geziene daar op de planken, hij kreeg er
hoofdpijn van en toen 't pauze was en mijn
heer Dank lachend naar hem toekwam om te
vragen hoe hij 't vond, toen wist hij geen ant
woord te vinden en met 'n hoog roode kleur
stond hij op en keek verward om zich heen.
Ga nou maar eens mee," zei mijnheer Dank
en bracht hem bij 't buifet. Daar stond de
directeur met 'n glas bier in z'n hand te praten
met den violist.
Toen Dank met Thomas bij hem kwam, keek
hij den laatsten scherp aan. //Zoo, is dat de
sollicitant? Hoe oud ben je jougmeusch i"'
,,Veertien", zei Thomas schucüter, die niets
van de zaak begreep.
«?Nou", sprak hij tot Dank, //laat hem dan
morgen middag maar op de repetitie komen, dan
Mr. Lambertus van Lier.
Onze goede stad heeft zich, door alle eeuwen
van onze christelijke jaartelling heen, steeds
onderscheiden door haar christelijken zin en
allerlei christelijke deugden ... te veel en te
christelyk om op te noemen. Ja, de christe
lijkheid harer poorters ging zóó ver om niet
te zeggen: werd zóó overdreven dat zij niet ?
konden dulden, dat binnen dezelfde wallen .
waar, in de kerken, hun te eum laudamus
door de wanden weerkaatst werd, ook de
joden zouden vfrblijf houden. De joden moes
ten er uit, of liever zij mochten er niet in!
Maar ook alweer een bewijs van echt chris
telijken zin de poorters werden al spoedig
gewaar aan de gevoeligste plaats van hun
geheele lichaam aan hun p irte monraie, zoo
als ik het een christerjood eens heb hooren
uitdrukken dat het hun lang geen voordeel
was de joodsche kooplieden aan de poorten den j
toegang tot de stid te weigeren. En daarom
werd er een weinig getransigeerd met de
christtlijkheid, he'geen geschiedde allang voordat
het gevleugelde woord was uitgesproken: il y
a des accommodements avec Ie ciel een bewijs
dat ons vrome voorgeslacht zijn tijd een aardig
eindje vooruit was. De jo.i-n werden weer
toegelaten, maar alleen overdag, 's Avonds en
's nachts, als de duisternis over de aarde ge
vallen wa«, de duisternis, die als het ware
geknipt is voor het beramen en uitvoeren van
allerlei zwarte mi-daden, 's avonds en's nachts
moesten zij de stad verlaten. Om zeven ure
begon het klokje op de St. Pieterskerk te luiden
en op dit teeken zag men de jnden met hunne
vrouwen en kinderen de stal uittrekken langs
j de Vecht naar Zuilen en Maarsen, waar de
eenvoudige plattelandsbewoners cp hunne een
zame velden even gerust naar bed gingen als
rie bewoners van de Stichtsche hoofdstad in
hunne van joden .,gezuiverde'' straten.
Slechts voor ne ji>odsc!.e familia werd een
kunnen we eens zien, en toen tot Tnomas, je
kunt imuu rs gofd trommelen?"
Thomas kuikte verlegen.
//Dan zou 'k nou maar weg gaan", zei de
contrabassist, die wel zag hos alles hem op
wond, //eu dan morgen middag om 2 uur hier j
hoor." j
Thomas zei, gocien avond" en liep de zaal (
door, verlegen voor de rnenschon, zich verheel- j
dend, dat allen naar hem keken.
Op de repetitie ging het. hec-.-l goed, eerst was
hij 'n beetje verleden, maar (t duurde niet lang
en toen 't. was afgeloopeu zei de directeur tegen
hem, dar, hij voor'aau eiken avond moest komen
voor de Turks-he trom en 't andere slagwerk.
//Daar verdien je 5U ets. pe.r avond DK'e."
Zoo was Tliouias lid geworden vau 't Variel
orkest.
Z'u vader en moeder waren een en al ver
bazing, toen ze 't hoorden. j
Drie en halve gulden in de week.... dat j
loek hen fabelachtig, en z'u moeder ging spe- '
ciaal naar mijnheer Dank's kamer om dien heer j
eens te bedanken.
't Gaf 'n groote verandering in Tnomas' leven.
luplaats van z'n somber bestaan in 'n
dompige kamer op 'n 'Ie tage, nu heele middagen
cp de repetities a 's avonds tijdens de voor
stelling in 'u bonte drukke omgeving.
Z'n aau<;u?ht voor wat er op de planken
voorviel boeide hem in den beginne dermate,
dat hij z'u eigenlijk emplooi soms vergat, maar j
da., duurde niet lang en hij werd er wat, men l
noemt, //beu" van en ksek met, 'n gemaakt on
verschillig gezicht 111 de zaal rond, gedreven
door eeii zekeren trots om te kunnen toouen,
hoezeer hem die grappen en kunsten a! tegen
stonden.
Z'n kletdiug had hem eerst heel wat hoofd
brekens gekost, want hij begreep wel, dat, liij
bij voorkeur in 't, zwart moest, zijn en de direc
teur, al zeide liij het niet direct, had al eeus
op z'u bruin katoenen huisje gezinspeeld. |
Met 'n trak'uinent vau /'?.50 pjr avond is
'u nieuwe ja^ ccliter 'n artikel van groote luxt-,
temeer als zoo'n salaris op 'u duübelvje per
we< k na nog wordt ingepalmd.
'iomas senior streek elke week /"o.10 op
en T::omas junior moclit de rest houden.
Oj) 'a avond echter dat Thomas thuis kwam
was z'n moeder erg iu de war en dat gebeurde.
niet, of er moest, al heel wat, bijzonders gepas
seerd zijn. Zoo was het ook. 'I'nomas .Sr. was
thuis gekomen en was 10'/n plotseling aan
't, rnz::u gegaan, maar op zoo'u rare manier,
dat z'n vrouw er ztlf bang van werd.
Ten slot.te sloeg hij schuimbekkend en schreeu
wend tegen den grond. Ediie medtbswoonster
van de tage, die bij zulke gelegenheden uit,
belangstelling nogal eens kwam buurten, bleef
op 'n eerbiedigen afstand stam kijken en z«'i
eindelijk : mentch, 'k weet, er alles van. 't is
't lirium, m'n man heit 't ook gehad."
Toen gingen ze de politie halen en deze bracht
Thomas' ''ader per politiewagen naar't gasthuis.
Dat was 'n rust, voor Tuomis eu z'n moeder.
Jnformeenn deden ze maar niet, //als hij
krepeert, l.ök nog maar kosten voor de begrafenis",
zei z'n moeder mtt schrander overleg.
Maar Thomas mocht, nu z'u weekgeld honden
voor 'u nieuwe uitrusting. Hij kocht, 'u ge
dragen zwart, huisje, 'u paar manchett;)), 'n hoog
boordje met das en van't, restant wat sigaretten.
Zoo voelde hij zicli man en artist cu hij
zorgde ervoor z'n manchetten, ook toen ze erg
gruezelig en uitgcrafcld werden, steeds zichtbaar
te dragen en als hij maar iets overhield dan
besteedde hij liet aan z'u toilet: 'n goedkoop
doekspeldjf, 'n ketting voor 'n huissleutel zicht
baar gedragen, zooals hij bij zooveel chic
gekleede lieeren zag, al ontbrak bij hem dau ook
de sleutel.
Zoo soigucerde hij z'n voorkomen, maar hij
vergat z'n haar dat, in 'n bruine stugge bos op
z'n klein mager hoofd lei.
In de pauze ging hij met de andere orkest
leden naar 't bull'jt, schutterig met 'u gewilde
losheid zich door de voorste tafeltjes werkend,
dau rookte hij 'n sigaret, kreeg vau de juffrouw
uitzondering op dit christelyke uitbannings- j
besluit toegelaten. Dat was voor de familie
Van Lier, van welk geslacht, de man, wiens
beeltenis hierboven is afgedrukt, in rechte lijn
afstamt.
Van die joodsche familie verhaalt de legende
zooveel christelijke deugden, zooveel bewijzen j
van liefdadigheid en goede trouw, dat de chris- !
tenen dier dagen tegtn elkaar zeiden: 't zijn '
net christenen. En daaiom werd besloten, dat ;
de familie Van Lier in de stad mocht wonen
en verblijf houden, dag en nacht; ja, naarmate
men deze menschen leerde kennen en achten,
nam de afkeer, die men tegen de joden in het ?
algemeen koesterde, af en werd ook aan a:,deren
vergund in de stad te verblijven mits .... de
Van L ers zich borg stelden voor hun goed en
eerlijk gedrag.
En zoo geschiedde het, dat van lieverlede
vele joden zich hier kwarnin vestigen en in de
buurten, hun daarvoor aangewezen, voornamelijk
bij eikander woonden. Ouk die maatregel was
echter op d« Van Liers niet toepasselijk. Dezen
vestigden zich, waar zij verkozen en woonden
in de voornaamste wijken der stad, zonder dat
hunne aanzienlyl-e christelijke stadgenooten
zich aan die nabuurschap ergerden.
Deze ietwat lange uitwijding was noodig, niet
alleen om aan te toonen hoe hoog de Van
Lier's hier ten allen trjde bij hunne medebur
gers stonden aangeschreven, maar tevers om
er op te wijzer, dat ondanks de achting, die
zij voor z'ch hadden weten te veroveren, het
nog verschrikkelijk lang duurde vóórdat zij
daarvan openlijk de erkenning mochten ervaren.
Eerst in de tweede helft dezer eeuw, nadat
de stormen der Aprilbeweging de lucht hier
wat gezuiverd hadden, begon men te begrijpen,
dat toch ook de joden recht hadden om ver
tegenwoordigd te worden in het bestuur der
gemeente en werd de eerste jood tot lid van
den Gemeenteraad gekozen. Natuurlijk was
dat etn Van Lier, een oorn van moederszij te
van mr. Lambertus van Lier, wiens moeder
dus ook al een Van Lier was en wiens
portret hierboven men maar behoeft aan
te zien (zijn broers behoeft men er niet eens
voor te ktnnen) om met eenigen twijfel te
dei ken aan de bekende bewerMng, dat uit huwe
lijken tusschen neven fn nichten een zwak
geslacht voortkomt. Toen die oom eenmaal
het ijs gebroken had en er later in 1878, weer
een vaca'ure in den Raad ontstond (door het
aftreden van m<-. W. R. Boer, die, tot burge
meester benoemd, geen raadslid meer wenschte
te blijven) werd zijn neef g-kozen. Mr.
Limbertus was toen nog slechts dertig jiren oud,
doch had reeds op dien betrekkelijk jeugdigen
leeftijd den naam van etn bekwaam jurist en
van een trouw en eerlijk burger der gemeerte
verworven en verdiend. Onafgebroken neemt
hij sedert dat jaar zijn zetel op het stadhuis
in en hetfr. zich in dien tijd daar zóó verdien
stelijk weten te maken, dat zijn medeburgers
hem ook de eer waardig hebben gekeurd eene
plaats als lid van de Provinc ale Staten re be
zetten.
Van die eer, als Israëliet, komt hem in ons
gewest de primeur toe en hij mag er inder
daad fier op zijn, dat hij daar tnsschen vele
adelijken en aanzienlijken van onze provircie
eene plaats inneemt, die hem door velen wordt
benijd, doch door slechts weinigen misgund,
omdat hij door zijn ijver en onvermoeide werk
zaamheid, door zijn algeheele toewijding aan
de hem toevertrouwde belangen, in elke be
trekking en bij elk maatschappelijk werk
dat hem wordt opgedragen getrond heeft de
rechte man op de rechte plaats te zijn.
Die degelijkheid van mr. Lambertus van Lier,
gevoegd bij zijn goede trouw, zijn uitgebreide
kennis en zoo vaik gebleken edelmoedigheid,
is oorzaak, dat hem, ondanks zijne drukke
rechtpraktijk, nog tal van at.dere posten van
vertrouwen worden opgedragen. En dat hij
die allen vervult met dezelfde gemakkelijkheid
en lust en opgewektheid, die hem bij al zijn
handelingen kenmerken, het is een bewijs van
het helder verstand vau mr. Van Lier en van
zijne ongemeer e werkkracht, welke beide hem
de grootste, soms onoverkomelijk schijnende
bezwaren doen overwinnen.
Aan welke zaak ook zijn naam verbonden is,
kan men bijna zeker zijn, dat zij slaagt, ook
om het vertrouwen dat die naarn nog altijd,
evenals voor eeuwen, bij hooger en lager ge
plaatsten wekt.
Toen Tivoli hier de moeilijkste tijden door
maakte was mr. Van L'er daar mede aan het
hoofd en hij mag, nu hij de voortzetting van
deze voor Utrecht zoo u langrijke instelling
aan ar.dere handen kan overlaten, er met zelf
voldoening op terugzien, dat hij een stevigen
grrndslag voor die zaak gelegd heeft.
De Utrechtscbe tramweg, die sinds hare
oprichting en ook nu nog met groote moeilijk
heden te kampen heeft gehad vond en vindt
in hem als president-commissaris steeds den
k.achtigsten steun en vertrouwbaarsten
raadsman.
Zijne werkzaamheid ala lid van den Raad
van Beheer van het Utrechtsch Dagblad, komt
ook aan dit blad in niet geringe mate ten goode.
En wat hij als mededirecteur van de
Utrechtsche hypotheekbank tot den bloei dezer
financieele ins*e.ling instelling gedaan heeft en doet,
dat zouden alleen de meer met die zaken
vertrouwde personen kunnen verhalen.
Zoo zijn er nog een groot aantal belangen,
die hij behartigt, waarvan de opsomming enkel
verbazing zou kunnen wekken over hetgeen
a man, mits van de bekwaamheid, de werk
kracht en den ijvtr van mr. Van Lier kan
tot stand brengen.
Dat zulk een man zich in de algemeene
achting mag verheugen kan niemand verwon
deren en dat het de volbloed Stichtenaren
verheugt op hem te kunnen wijzen, als een
man, die in zijn eigen stad geheel zijn opleiding
heelt gekregen van schooljongen af tot advocaat
toe, spreekt wel van zelf voor ieder, die weet
hoe trotsch we hier zijn op onze inrichtingen
voor lager en hooger onderwijs.
Dat onze levenskrachtige en levenslustige
mr. Van Lier nog vele jaren zijne krachten en
talenten aan de openbare belangen zal blijven
wijden is dan natuurlijk ook aller hoop. Maar
wanneer aan die kracat en lust zooals aan
alle dingen eens een einde zal gekomen zyn,
welnu, laat het ons tot troost en blijde ver
wachting strekken dat mr. Lambertus, gezorgd
heeft voor een flink nag. slacht zeven jon
gens van wie we hopen dat zy het voetspoor
van den vader zullen volgen. Voorloopig
behoeft er dus geen vrees te bestaan dat de
aan onze stad zoo nauw verbonden en daar zoo
eervol bekende naam, hier nog verloren zal gaan.
yiiMifiinHiiiiiiiiHiiiniiiitiii i m nu Minimum itiiiimiMiliiiiuiiM
Krouici
Quant au génie, il ne comprend ni
ne rend, car il est, lui, Ie don
supiéme, l' intuition pure, la force
qui n'a la connaissance nette ni
de ses moyens ni de son hut, sans tre,
pour cela, une maladie comme
l'aftirment q'ielques physiologistes ....
bien portants.
PAIT.LEROX.
Indien het waar is dat de Muzen wel me
nigmaal bedenkelijk het hoofd schudden hij
wat er op het L 'idscheplein pleegt voor te
vallen, dan behoort ieder weldenkende te
hopen dat de gebeurtenissen van de laatste
weken haar niet te eenenrnale onbekend ge
bleven zijn.
B«hoef ik wel te zpggen dat het bezoek van
Sarah Bernhardt mij allereerst reden geeft tot
deze goede verwachting, al moet ik in n
adem daarop doen volgen, dat haar Hamlet
creatie, naar mij voorkomt, niet meer dan een
belangwekkend misverstand verdient te heeten.
Reeds toen de mare dezer voorstelling uit
Parijs herwaarts doordrong, hield menig onzer,
gemeenzaam gesproken, zijn hart vast en besefte
al het hachelijke der onderneming. En deze
onze vrees deed waarlijk geenszins te kort
aan den eerbied dien wij een groot talent
verschuldigd zijn. Wij bedachten dat een exclu
sief Fransche beschaving niet dan zeer zelden
den weg wijst tot het juist begrip van deze
meest gecompliceerde figuur der wereldlitte
ratuur. Wij gaven ons zei ven en elkander
in overweging dat in de Fransche dramatiek
die Sarah's atmosfeer genoemd mag worden,
het sentiment gedomineerd wordt door de
logika van het verstand en daarentegen
Shakespeare's onvergankelijke glorie juist ligt in zijn
souvereine beheersehing van wat men de me
chaniek van het gevoel zou kunnen noemen,
een tegenstelling, als men wil, gelijk er tus
schen lijnen en kleuren bestaat. Ook ver
moedden wij, en waarlijk niet zonder reden
dat het Fransche proza der overzetting
ten minste eenige dagreizen verwijderd zou
zijn van die godentaai die naar het fraaie
woord van Musset door de wereld wel ver
staan, maar niet gesproken wordt.
Alleen wie dit alles overlegd had zal dien
avond niet teleurgesteld huiswaarts zijn
gekeerd. Zwier en gratie, geest en smaak,
zij waren onafgebroken aan het woord, maar
met dat al was het in meer dan n zin een
'n glas bier en gaf zich 'n a'r of hij meepraatte
met de anderen, maar feitelijk zei hij nooit
iets, tenzij hem wat gevraagd werd.
Met de orkestleden was hij op 'n vertrouwe
lijker! voet, z'n naive verhalen over z'n thuis
werden met 'n soort vroolijk medelijden aan
gehoord en z'n oud-mannetjes manieren gepaard
aan '11 onmiskenbare goedhartigheid maakten
hem spoedig populair.
De artisten keuden hem ook, hij moest altijd
gaan vragen weike coupletten er gezongen zouden
worden. Natuurlijk sprak hij geen talen, maar
hij zei met 'n zeker gewicht //yes" en //uo"
en bracht dan de nummers door dun artist op
'n papiertje geschreven bij den orkest-directeur,
hem half vleiend, half gemeenzaam de hand op
den schouder leggend, maar toch te eerbiedig
oin bsleedigend te kunnen ziju.
Met 't publiek in de zaal hield hij zich
wc'iiig op. Sommige heereu hielden hem wel
eens 'n beetje voor den mal, maar ze eindig
den toch dikwijls met hem iets te offreereu.
't L'efst echter bleef hij ongemoeid eu be
paalde zich er toe met veel meer dau noodig
was pardon" te zeggen als hij soms eeus naar
den directeur moest om dien wat te vragen.
Maar hij was 'n beetje trot.se:>, dat, hij dat woord
en de beteekeuis ervan ker.de en dan met z'n
zenuwachtig trekkend gezichtje ging hij weer
terug nsar z'n plaats en zei overal waar
menEcaeu zaten nog eens pardon I o ! pardou !
's Avonds ging hij altijd niet mijnheer Dank
saam naar huis en .soms, maar heel zelden, ging
het heele orkest in 'n bierknijp 'n glas gerste
drinken en dau betaalde mijnheer Dank altijd
voor Thomas.
Thomas leefde onbewust gelukkig, maar het
krachtige voedsel, de buitenlucht, voldoende
rust eu 'a opgewekte huiselijke omgeving waren
steeds achterwege gebleven en zoo waren er
dagen dat, Thomas meer op z'n plaats zou zijn
in 't gasthuis dan in 't orkest. '11 Paar maal
had hij 'n soort toevallen gehad, de laatste keer
heel eig, juist toen hij 's middags naar de repe
titie zou gaan.
Hamlet op zyn smalst. Wat Hamlet voor ons
tot Hamlet maakt, de wanhoop der ontgooche
ling, de smart van het zich-eenzaam-voelen,
het schrijjnen van de wanverhouding tusschen
moeten en kunnen,?andere Verloren Zoon, wien
j het zelfs niet vrijstaat huiswaarts te keeren;
j niets van dit alles is zichtbaar of hoorbaar
geworden, en van het drama bleef niets over
dan een min of meer interessant en spannend
geval. De bruischende stroom van weemoed
was ingedekt en een trekvaart geworden. Waar
wij het leven zelf hoopten te zien, legde men
ons een prentenboek voor. Het lied der eeuwen
werd overstemd door een eentonig en zoetroerig
deuntje.
Het Fransche tooneel is een merkwaardig en
rijk bewerktuigd organisme en het verwonder
lijkst van al is zijn onuitputtelijke levenskracht.
Meer dan eens schenen in den loop der tijden
het verval en het b'ederf een naderend einde
te voorspellen, maar telkenmale en ter goeder
ure is de behoudenis te danken geweest aan
de groote dichters van de gulden eeuw. Na
elke afdwaling, na iedere inzii king hebben
allen zich weer aan dien standaard opgericht.
Zoo hoog konden de wateren der
wanbeschavicg niet wassen, zoo luid het rumoer niet
tieren van den wansmaak, of gindsche toren
spits wenkte wie hulp behoefde, en de vredige
klank van het avondklokje bleef van onver
gankelijke dingen spreken.
De geschiedenis van iedere kunst kent tijd
perken van verval, immers van stilstand en
verstijving, een vreugdelooze winter, maar
ditmaal zonder mpjesteit. De oude vormen die
eens de harten en zinnen verrukten, zij her
halen zich nog wel, maar ontdaan van het leven
dat hen vervulde, en er is maar al te veel
reden voor een weeklacht over »die entgötterte
Natur'1. Is dit sluimering of doodsslaap ? Die
gelooven haasten niet en vertrouwen, ook al
zien zij het niet, op het leven dat onder den
grond werkt en wacht en straks een nieuwe
jeugd verleent aan wat dood scheen, maar
niet gestorven was. Ja, een nieuwe lente en
een nieuw geluid, een nieuwe gedaat te en een
nieuwe ziel, dat is het wachtwoord d T weder
geboorte geweest zoo dikwgls het leven der
verbeelding en ach, ook de verbeelding
van het leven in een ziellooze nabootsing
ontaard wa?.
Soms schier onmerkbaar langzaam en gelei
delijk, straks plotseling en met geweldige
schokken, is deze eeuwige verjonging een
eindeloos scheppingswerk dat geen rustdag kent.
En indien het wair is dat de natuur een
afkeer heeft van het ledige, het geestelijk leven
haat meer dan iets anders het strakke onbewe
gelijke. Da ziel van het gevoel blijft dezelfde,
maar het gevoel der ziel wijzigt zich voort
durend. Door alle eeuwen en alle volken gaat
eenzelfde breede, diepe stroom van gevoel en
de geschiedenis der beschaving ij het verhaal
hoe de geslachten achtereenvolgens wat er aan
den oever gebeurde zich hebben zien spiegelen
in dien vloed.
Arme kunstenaar die zijn hart blindelings
gevangen geeft aan de vurmen en manieren
van het voorgeslacht! Welke wet zou Sarah
Bernhardt kunnen voorschrijven Phc.lre te spelen
naar den trant van Champmesléof Clairon !
Ligt niet de beteekenis van haar ver tolkiagiii
het onmiddellijke en spontane van het gevoel
dat haar »stuwt en buigt en kluistert met ge
heime kracht". Mij is niet bekend welke over
wegingen haar bij haar opvatting geleid bebben;
mogelijk ook was iet een richtig instinkt, neen
ie.ts beters, goddenjke devinaüe is zijn naam !
Wat biervan zijn moge, de eerbied waarmee
ik haar Phèdre zag en hoorde, gold wel het
meest wat in deze grandiose zondares met
de geschiedenis in stryd en nochtans het leven
van haar leven is.
Laten wij niet vergeten dat Plièdre in het
diepst van haar wezen een dochter is van
Kicines tijd. Het is zoo, het kleed dat zij
draagt, de goden die zij aanroept, zij behooren
tot de wereld der oudheid. Maar de toon van
haar stem, maar de tweestrijd die haar hart
verscheurt, maar het berouw dat haar ten
laatste verteert, het staat alles dichter bij Port
R iyal dan bij den Olympus Sprak het niet
vau zelf dat in twintig eeuwen het aangezicht
der wereld veranderd was 'f Was er niet een
klein boekje uit den hemel gevallen dat meer
dan eenig ander naar de bekende zegswijs zijn
fatum heeft gehad 'l Lig niet diep in de harten
bewaard de herinrering aan hem dien Heine
»'ler bleiche bluttriefendn Jude" heef t genoemd.?
En was het dus onverklaarbaar dat hier de
Fedra der historie der heilige fabel in den
schoot viel ?
Deze kroniek zou onvollediger zijn dan ik
voor geoorloofd houd, indien zij niet met een
enkel woord van onze nationale Opera
ge
«FiiiiiiiiiiiiiiHiiimiiMiiHiiiiiiiiiiniiiiiiiiiriniiiimniiimiiiiiimiiiMn»
De dokter had z'n hoofd geschud en tegen
z'n moeder gezegd, dat ze heel voorzichtig moest
zijn eu hem thnis moest houden, want 't kou
i iii eens uit zijn.
Z'n moeder was geschrokken en had hem 'n
paar dagen thuis gehouden, maar toen vertelde
ze 't een buurvrouw en die ging met, 'n stukje
van Tnomas' hemd naar de sonnebuul. Die wijze
vrouw verklaarde onmiddellijk dat het zenuwen
op de hersens waren, die terugsloegen op het
hart en gaf 'n drankje dat 'n kwartje ko<tte eu
dat moest ingegeven worden met koude koffie.
Toen 't drankje op was-, zei z'u moeder dat
hij wel v/eer r.air t sjautau kou gaau, want
hij was heter.
En^ Thomas l)3gon z'n prettig leventje weer,
erg z'u best doend om z'u laag wegblijven nog
goed te maken.
Er was soms iets spookaohtigs in, dat kleine
magere wezentje, zoo nietig en zoo bleek, als
'n razende op de bekkens en de trom te zien slaan.
'Mijnheer Dank had z'n moeder afgeraden hem
nog te laten gaan, maar bij haar wogen de
/ o.JO per week te zwaar eu de diagnose vau
de sonnebuul sprak haar geweten vrij.
Ma ir de bassist was niet gerust, hij zag Tho
mas dikwijls onderzoekend aan en vroeg hem
altijd in de pauze hoe hij zich voelde er? Tno
mas zag ook dikwijls aan de Kikkerende glazen
van z'u gouden lorgnet, dat hij onder 't spelen
naar hem keek en hem toeknikte eu dan lachte
Tnomas terug, 'n beetje verlegen voor de
niensehcn in de zaal.
Hij was langzamerhand 'n verdienstelijke kracht
geworden en speelde ook triangel en irinest soms
met castagnetten klappen. De lessen bij
mijnheer Dank waren gestaakt maar Tnomas
kwam er veel om te praten en dan liet mijnheer
Dank hem souvenirs zien uit z'n jeugd, die
veel schitterender was begonnen dan guhn'digd,
maar Thomas vond de positie toch erg
bemjdenswaard en z'n ideaal was later ook viool of
bas te gaan lecren.
Maar zoover zou 't niet komen.
(Slot volgt.)