De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 15 oktober pagina 5

15 oktober 1899 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1164 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. prentenboekjes heeft hij waarschijnlijk AeFugdku hiyaku-kei, de Hokusaï-mangmva, de boekjes van Utamaro, Sukenóbu, Moronobu en anderen over het hoofd gezien. Dat op deze tentoonstelling de grootste plaats door drukproeven wordt ingenomen, is zeker. waar, maar daarvan z\jn de stootplaatjes voor metaalbewerkers van niet minder belang; hier onder toch zijn zeer fraaie proeven van smeeden drijf kunst, die navolging verdienen. Ook de verzameling NetmJce's, al beslaan ze met zyn allen geen vierkanten meter (hoe naïef) bevat tal van voorbeelden van zeer kunstig beeld houwwerk. Mogelijk bezitten buitenlandsche musea grooter aantal, maar de uitvoering en de modelleering is in deze b ij mij van veel meer belang dan de hoeveelheid. Voor het overige vult de heer Sjoki zijn artikel aan met machtspreuken, die op niets gegrond blaken; waar by spreekt van een Ethnographisch museum is een instelling, die uit der aard nooit veel aantrekkelijks voor het oog kan bevatten," logenstraffen reeds dade lijk de talrijke bezoeken, deze meening, die op niets gebaseerd is. Over het geheel laat het artikel van den heer Sjoki aan juistheid wel wat te wenschen over, zoowel wat opmerken, als het maken van gevolgtrekkingen betreft, waar het echter be paalde misvattingen betrof heb ik gemeend er op te moeten wijzen, in het belang van hen die deze tentoonstelling bezoeken en aldus verkeerd ingelicht worden, alsmede in het belang der verzameling die, al wordt zij wellicht door buitenlandsche overtroffen, op zichzelf een goed beeld geeft, in het bijzonder van Japansche prentkunst. Voor het overige verwijs ik naar het Week blad van 27 Aug. en 3 Sept. waarin ik, zoo uitvoerig als da plaatsruimte mij toeliet, deze tentoonstelling van Japacsche kunst besprak. R. W. P. Jr. De Tnin, De vierde aflevering is nu verschenen van de Tuin, uitgave van H. Kleinmann & Co. te Haarlem, redactie Albert Plasschaert. Mijn waarde voorganger was over de verschijning dezer periodiek niet zeer gunstig gestemd, naar ik mij herinner, en in hoofdzaak moet ik mij bij zyne inzichten aansluiten. Toch kan ik het geen vijandige gezindheid toedragen, want ik hoop dat er nog iets uit groeien zal. 't Wil mij toeschijnen dat redactie en uitgever nog geen beslist program hebben opgesteld voor richting en bestemming van het tijdschrift. Ook ik vind dat het formaat zelf reeds duide lijk aanwijst waar het heen moet. Al wordt de ruime verscheidenheid der rubrieken in het titelhoofd al aangegeven, waaruit we weten, dat alle takken van kunst, wetenschap en scosiologie in den tekst van het blad worden opgenomen, de royale platen, die het zoo ruimschoots begeleiden, preoccupeert hier onze hoofdaandacht. De tekst bevat nu het begin eener novelle door Stijn Streuvels, en oordeelende naar dat eerste gedeelte, forsch bloedryk werk, ry'per maar toch zoo ongeveer van het zelfde deeg als het vroegere werk van Cyriel Buisse. Maar dit, evenals het de symbolieke getintte schets van Jeanne d'Arc en hare omgeving door Rensburg, behooren toch eerder elders thuis, waar zulk werk, in eenvoudige woorden gezegd, meer tot zyn recht kan komen. De toevoeging hier van de losse vier of vijf platen is echter een zonderlinge waarde verhooging van een belletristisch tijdschrift en hier even oneigen, als wanneer men, om zij n kamer gezel lig in te richten, een met het hoofd tot den zol der reikend beeld zou neerzetten, of tusschen de bedrijven van een tooneelspel een ernstig muzikaal werk zou uitgevoerd wenschen. De platen zelf,.. och, ze zijn van dien aard, dat met nieuwsgierige belangstelling naar een volgende aflevering mag worden uitgezien, al is het nu alleen om de verrassing van die imponeerend meesterlijke koeienstudie, door Willem Maris: een pracht van een teekening. Toch als men de andere beschouwt', vooral de in reproductie's wat al te week uitgeloopen teekeningen van Wiggers, en met alle voorbe houd voor de sympathieke verschijningen van het oude stadsgezicht door Frans Melchers, zou reproductie van graphisch werk nog meer gewenscht mogen heeten, als gevend meer wat het werkelijk is. Maar ook ik zou in een andere bestemming van dit tijdschrift een heugelijke toekomst zien. In onzen tijd nu de kunsthistorie zich zoo wijd ontwikkelt, dat het allengs gaat blijken, dat het verstand hebben van kunst geen absurd gezegde is, wat zou in die toch wel wat duffe atmosfeer van veel weten een frissche lucht stroom verschaffen de verschijning eener aan schouwelijke kunsthistorie. Als hier nu eens bij indeeling en afbakening van tijdperken en rassen, de voornaamste uitingen daarvan, als stipuleerend het karakter, werden te zien ge geven, zoowel van schilderkunst als bouw- en beeldhouwkunst slechts matig man wijs door tekst begeleid. Onze modernen behoeven niet uitgesloten te zyn, er hoeft zelfs geen volgorde te wezen, als er maar klassenindeeling is. Zoo iets kan dan een standaardwerk worden te midden van onze kunsthistorische wetenschap en in tegenstelling met zooveel uit zyn omge ving tot devies stellen het gezegde van een franschen dichter: Je n'instruis pas, j'éveille. W. S. Zweedsche Weefkunst. Wat voor onze meisjes het borduren en handwerken is, is voor hare Zweedsche zus ters het weven. Zy zitten de lange winter avonden aan hun weefgetouw en tooveren de schoonste patronen. En ontegenzeggelijk zy'n de Zweedsche weefsels fraai te noemen; de kleuren zy'n frisch en zuiver, door plantverf verkregen, dus aan geen verschieten onderhevig, en de vormen zijn voor het meerendeel op geometrischen grondslag gebaseerd, en ont aarden niet in allerlei buitenissigheden. Voor zoover ik weet is echter het weven zooals de Zweedsche meisjes dat opvatten, bij ons te lande onbekend. Men heeft groote we verijen waar meisjes en vrouwen werken, zelfs wel enkele, die voor zich zelf werken ; maar het resultaat is voor de arbeidsters meer ge legen in hun loon, dan in wat zij maken. Men kent het hier niet, als men kunstnaaldwerk kent, en als ik mij niet vergis wordt het ook op geen kunst-industrie-school on derwezen. iiiiinniiiliiiMiilliiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiniiiiiiiiiHiiiiMiiiiiiiiiiiiintMiMiiiiiirtiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiHiiiiliiitiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiinMiiiiiniMiiiiritnii YOOEl DAMEjS. Oyer opttelijke en teflwonp ventilatie. (Slot.) Gedwongen of zoogenaamde natuurlijke venti latie heeft altijd plaats in Jien de druk, door bin nen- en buitenlucht uitgeoefend, verschillen. Be halve wanneer de wind op het huis staat, is dat het geval, als er in de kamers gestookt wordt. Zooals men weet is warme lucht minder zwaar dan koude. Ze zal dus in de vertrekken naar boven stijgen, en drukken tegen zolder en oven-muurrand. Hierdoor ontwijkend, maakt ze plaats voor koude lucht, die toetreedt door den vloer en de lager gelegen muuroppervlakte. Het doet er niet toe of de kamer gelijkvloers ligt. De bodem bevat ook lucht; men begrijpt dat aarde die vochtig kan worden, d. w. z. waarin poriën zijn, groot genoeg om water te kunnen bergen, indien ze droog is, groote hoeveelheden lucht logeert. Deze bodemlucht komt, als er gestookt wordt, door den vloer heen in de kamer. Vandaar dat het van het grootst 8 gewicht is den grond, waarop gebouwd moet worden, zuiver te houden. Als er rottingsprocessen in plaats hebben, dient ons verwarmd woonvertrek als schoorsteen voor de stinkende gassen die zich vormen. Er is een zeer sprekend voorbeeld bekend van iemand, die ternauwernood aan den dood, door vergiftiging door onzuivere bodemlucht, ontsnapt is. Omstreeks het jaar '60 woonden in een katholieke pastorie te Augsburg verscheidene kapelaans in aangrenzende vertrekken gelijk vloers. Op zekeren morgen komt een hunner, Jacob Türck, niet uit z\jn kamer, ofschoon hij de mis moet lezen. Men gaat hem opzoeken en vindt hem bewusteloos te bed liggen. De dokter wordt gehaald, die dadelijk verklaart dat men hier met typhus te doen heeft, een ziekte die juist in de stad heerscht. Een oppasser en een pleegzuster, die enkele uren b\j den zieke zijn, worden ook aangetast; men moet hen wegdragen. Direkt worden de ouders van den patiënt getelegrafeerd, en hem de laatste sacramenten toegediend, want men denkt dat hij spoedig sterven zal. Een burgervrouw op leeftijd hoort er van, en niettegenstaande de waarschuwingen van den dokter, staat zij er op den kapelaan, van wien ze veel houdt, nog eenmaal te zien. Zoodra ze de kamer binnen komt, zegt ze: «'t ruikt hier naar gas, die lucht ken ik." Men antwoordt haar dat er in het gansche huis geen gasleiding ligt, zoodat haar veronderstelling onmogelijk juist kan zyn; de vreemde lucht schrijft men toe aan uitwa seming van den patiënt en aan een in de buurt zijnde privaat. Maar vrouw Deuringer laat zich niets wijs maken, en opent de vensters. Onmiddehjk begint de patiënt teekenen van leven te geven. En wat of de dokter ook praat van het niet transportabel zijn van den zieke, zij laat hem in ,een rytuig brengen om naar haar huis te rijden. Binnen een half uur is b.y geheel by' zinnen gekomen, lacht ieder uit die vertelt dat hij typhus heeft, en gebruikt 's avonds, geheel hersteld, een goed avondmaal. In de pastorie doet men nadat de kapelaan weg is alle vensters open, om de vreeselgke uitwasemingsprodukten van den patiënt te laten ontsnappen. En, wat zeer merkwaardig is, den dag daarop verklaart de dokter dat nu Türck's buurman thyphus heeft. Maar inmid dels heeft vrouw Deuringer al door gasfitters de straat op laten breken, en is gebleken dat de leiding op 20 voet afstand van den buiten muur der pastorie gesprongen is. Ze wordt hersteld, en met thypheuse aanvallen is het in de pastorie voor goed gedaan. Hoe kwam het echter dat het lichtgas door den bevroren grond zijn weg nam eerst naar de kamer van Türck, en daarna naar die van zijn buurman? Kapelaan T. hield van een warme kamer, zijn buurman vergenoegde zich met een paar graden lager. Eerst trok de bodemlucht naar het vertrek, dat het hardst gestookt werd; maar toen het daar, nadat eenigen tijd de ramen open hadden gestaan, koud werd, zoog door den vloer geen gas meer omhoog, 't welk dus gespaard bleef voor de naburige kamer, waar toen de hoogste tempe ratuur heerschte. Men ziet hieruit dat de gedwongen ventilatie, die plaats heeft in alle vertrekken waar gestookt wordt, vereischt een zuivere aarde, niet slechts onder het huis, maar ook onder de aangren zende perceelen. Te meer is dat noodig, omdat nog meer bodemlucht dan door den vloer dringt, in de vertrekken komt. Meestal zijn er in het onderste deel der zijwanden en in den vloer zelf, spleten; een groot gedeelte der lucht, die aan moet vullen de gassen welke langs de stookplaata door den schoorsteen ontwijken, treedt door die spleten binnen. Van groot belang voor onze gezondheid is het dus door te bouwen op zuivere aarde, de natuurl ke, ons opge drongen ventilatie op onze beurt te dwingen, de kameratmosfeer in waarheid te ververschen en niet te bederven. Een volgende maal wellicht over de functie die de muren bij de gedwongen ventilatie ' vervullen, en over eenige systemen van opzet telijke ventilatie. C. F. L. Handelsonilerf s w yroni en. Op het derde congres der Duitsche vereeniging voor handelsonderwijs, te Hannover gehouden, zijn op 6 October uitvoerig eenige vragen behandeld, wier bespreking van groot belang was voor de Duitsche vrouw als han delsbediende ; de kooplieden hebben zich daar heel wat liberaler betoond, dan de Duitsche mannen der wetenschap in dergelijk geval optreden. De agenda bevatte drie vragen : Is schooldwang ook voor vrouwelijke handelsbedienden en leerlingen beneden de achttien jaar aan te bevelen ? Is zelfstandige inrichting van scholen voor vrouwelijke bedienden aan te bevelen, dan wel aansluiting aan scholen voor mannelijke bedienden? Zijn voor het onderwijs der vrouwelijke bedienden dezelfde leermiddelen en exatneneischen te behouden als voor het onderwijs der mannelijke bedienden? De vragen zy'n niet ieder afzonderlijk maar gezamenlijk en in het algemeen behandeld. Het kwam eigenlijk neer op den «Fortbildungszwang", het verplicht voortgezet onderwijs ook in dien zin, dat de patroons verplicht zijn, daarvoor vrije uren beschikbaar te stellen. Uitvoerig werd dit verdedigd door dr. Silbermann uit Berlijn, sprekend voor den «Hilfsverein für weibliche Handelsangestellte." Zijn grootste argument was dit, dat men by het verlangen van gelijke loonen voor mannelijke en vrouwelijke bedienden, ook gelijke voor bereidende kennis moest vorderen. De sehooldwang was dan in het belang van den geheelen koopmansstand. H\j werd beantwoord met de gewone oude argumenten. »,Tedes Madchen, wie bekannt, Sehnt sich nach den Ehestand." Een carrière by den handel was maar subsidiair; alleen voorbereiding was noodig, geen voortgezet onderwijs, want ze bleven er toch niet by. Een aantal sprekers verzekerden dit in ver schillenden redetrant; men eischte dat het on derwerp van de agenda werd genomen. Een krachtigen steun vond dr. Silbermann toen in Geheimrath Simon, die als meening van het Pruisische handelsministerie uitsprak, dat in deze richting steeds verder gegaan moest worden. Het handelsonderwijs opent voor tallooze vrouwen een behoorlijken werkkring; het streven tot haar meerdere ontwikkeling komt aan de gansche maatschappij ten goede. Er zy'n geen dankbaarder leerlingen dan meisjes; aan alle scholen voor voortgezet handels onderwijs, behooren klassen voor meisjes te worden ingericht. Dr. Hatschek uit Frankfort gaf nu aan de argumenten der traditioneele »Ehestands"-mannen wat hun toekwam; «Nicht jedes Madchen, wie bekannt, Kommt heute in den Ehestand." Aan de Frankforter handelsschool is men uiterst tevreden over de meisjes; het haar verstrekte onderwijs draagt uitstekende vruch ten. In vereeniging met dr. Cölln uit Hannover stelt hy de volgende motie, die wordt aangenomen, nadat de heer Simon nog verklaard heeft dat schoolplicht op dit oogenblik in zy'n geheel nog niet uitvoerbaar zou zyn : »De vergadering erkent de belang rijkheid der vraag en beveelt met warmte het bevorderen van voortgezet handelsonderwijs voor vrouwelijke bedienden aan. Zy' verzoekt de regeering, de werkgevers op geschikte wyze in te lichten omtrent hun wettelijke verplich ting ten opzichte van het verleenen van vrijen ty'd". Het voornaamste in dit adres is de erkenning van het beginsel, en de weerlegging der meening als zou de vrouw niet in den handel op haar plaats zyn. Dr. Silbermann trachtte nog zijn verder strekkend voorstel, schooldwang, te verdigen ; maar de vereeniging meende, vooralsnog liever eene resolutie tot het bereikbare te moeten nemen, zonder het verdere doel uit het oog te verliezen. In verband hiermede zijn de cijfers der handelsschool voor meisjes te Frankfort vermel denswaard. In het zomersemester (op 23 Sept. gesloten) bedroeg het aantal leerlingen 2%. Al de meisjes die met Paschen, na twee jaar onderwijs, de school verlieten, 87, hebben plaatsing gevonden. Er werden zelfs 58 meisjes meer gevraagd dan zich aanboden. Van de 26 meisjes die nu examen deden, waren reeds '21 zoo goed als klaar met eene betrekking. Met 10 October begon de nieuwe najaarsklasse; de directeur heet Schmidberger, het gebouw is Seilerstrasse 29. Mode. Vogelbescherming. Ernstig en modern. Tomaten. Zalmkweeken. Fransclie meisjeslectuur. Een van de meest genomen versieringen voor costuum zullen dezen winter, behalve het dure borduurwerk op de stof zelf of de patronen van stiksel, de uitknipsels van laken vormen. In groote hoeveelheden zyn de randen van laken, a jour, de figuren met een feston omgeven, gereed gemaakt, in alle kleuren zoowel als in zwart. Men heeft er de volle breedte van het laken voor genomen, l meter 30, de bloemen, randen, sterren, voluten daarin zijn of in lange slingers of in afzonderlijke figuren afgemaakt en slechts met eenige steken aan elkaar gehecht. Men neemt er dus van zooveel men wil, voor revers, een kraag, een schouderstuk, een bolero of een geheelen rok, knipt er de steken tusschen uit en hecht het met weinige steken, onder het feston te verbergen, op de stof; dit is natuur lijk goedkooper dan het bij de borduurster te sturen. Het eigenlijke borduurwerk toch is in deze maar een deel van de kosten; een ander deel vormt het van pas maken van het patroon, het opspelden, aanbrengen, hechten, dit alles kost tyd en kunstvaardigheid en moet ook betaald worden. Men combineert voor deze lakenstoffen dik wijls kleuren die heel weinig verschillen, hoe minder hoe gedistingeerder; by voorbeeld : licht gry's laken met wit zijden transparant op donkerder grijs; bleek blauw met bleek groen op een weinig donkerder groen of blauw; rose op paars; geel op cru; bleu-pastel op andere bleeke tinten. Ook wordt dat bleeke laken op fluweel geappliceerd. Nog iets aardigs is, de nuanceering tesschen het laken en een eenigszins levendiger grond te verzachten door heel dun mousseline chiffon, wit, grys, rose, in de a jours te leggen, hetzij plat of een weinig gebouillonneerd. Er wordt van deze lakenborduursels ook misbruik gemaakt; onder de nieuwe toiletten zyn er, waarin de draagsters er moeten uitzien als de edelvrouwen van een Middeleeuwschen optocht, met wapenschilden, dwarsbalken en strepen, symbolieke gedierten en heraldieke bladeren, slingers, krullen en ranken bedekt. Dit is overdreven; de goede smaak in deze zal de juiste maat voor ieder aangeven. * * Vooral tot de dames richt zich de brochure van den heer Bollerman van der Veen, «Enkele woorden tot allen die belang stellen in de Natuur", of »de Nederlandsche vogelwet en het optreden van den mensch tegenover de vogels." Over hetgeen daarin gezegd wordt, omtrent het schandelijk en onverantwoordelijk uitroeien der vogels voor opschik, tafel of eenvoudig jachtgenot, is eigenlijk iedereen het eens; toch is het nuttig en noodig er telkens op te wyzen. Het boekje kan ook als manifest beschouwd worden van de Nederl. Vereeniging tot bescherming van Vogels te 's-Gravenhage, eere-presidente mevr. douairière de Jong van Beek en Donk, geb. gravin Nahuys, kasteel te Beek en Donk (N.-B.) ; bestuur : baronesse van Heemstra, geb. baronesse van Pallandt, 's-Gravenhage, 3 Javastraat; jhr. mr. W. F. Rochussen, lid van den Raad van State,'s-Gra venhage, Parkstraat 36; mevr. Ermerins. geb. Reynvaan, 's-Gravenhage, Bazarstraat Ie; mevr. Bicker geb. baronesse v. Heemstra, secretaresse, 's-Gravenhage, Prinsegracht 5 ; de heer C. F. J. Brands, bibliothecaris, Utrechtsche weg 8c, Arnhem; de heer dr. C. Baëza, 's-Gravenhage Parkstraat 67; mevr. Diepenbrock, geb. do Jong v. Beek en Donk, Amsterdam, Parkweg 175; mev. Huyasen v. Kattendyke, geb. v. BreugelDouglas, 's- Gravenhage, Bezuidenhout 69; mevr. v. Loon, geb. baroneesse Schimmelpennink v. d. Oye, 's-Gravenhage, Lange Voorhout 48; baronesse de Smeth v. Alphen, geb. baronnesse du Tour v. Bellinchave, 's-Gravenhage, Princessegracht 29; mevr.Verbrugge v.'s-Gravendeel, geb. Quarles van Ufford, 's-Gravenhage, Bezuidenhout 18. Het lidmaatschap bedraagt jaarlyks minstens f O 50. Om als lid te kunnen toetreden moet men den leeftijd van 16 jaar hebben bereikt. Een tweede geschrift, van dezelfde vereeni ging uitgaande is «Een beroep op onze jongens en meisjes." Het is gratis verkrijgbaar by mevr. Ermerins, Bazarstraat l e, den Haag, en onderteekend door mevr. Bicker-v. Heemstra. Het is een welsprekend pleidooi tegen het nestjes uithalen, het eieren vernielen, het schieten met katapulten wat de jongens betreft, tegen het dragen van vogels of vleugels op hoeden wat meisjes betreft. Wannear men bedenkt dat er nog zooveel in dat genre tot versiering overblyft, en alles wat struis, pauw, zwaan, haan heet, zich zonder bezwaar laat plukken, dan kan men waarlijk het arme kleine goed dat zingt en rupsen eet, wel in leven l aten, althans zoolang tot eene vereeniging tot be scherming der rupsen daartegen gaat protosteeren. ** * In Toledo (Ohio) heeft onlangs een bruids paar, blijkbaar ernstig en modern tegelyk, aan een vrije verbintenis al de wijding en be krachtiging willen geven, waarvoor zy' vatbaar is. De bruid heeft geen «gehoorzaamheid" behoeven te beloven; ook verliest zy haren naam niet; de plechtigheid werd door den plaatelyken rechter voltrokken, na schriftelijk contract. Bruid en bruidegom legden de vol gende mondelinge verklaringen af; de bruid: «Ik geloof, dat een waar huwelyk eene innige verwantschap van hart, geest en ziel tusschen man en vrouw is, die in elkaar de inspiratie tot het hoogste, edelste en reinste van het karakter vinden. Daar ik meen, dat zulk eene verwantschap van hart, geest en ziel tusschen ons bestaat, en wij met elkander zullen overeenstemmen, verplicht ik, Lydia Kingsmill Commander, my, in tegenwoordigheid dezer getuigen, de vrouw te zyn van Herbert Newton Casson, en beloof, alles met hem te deelen, wat de wisselvalligheden des levens ook brengen mogen, hem in leed en vreugde, in ziekte en gezondheid ter zy'de te staan, zoolang, maar ook slechts zoolang als liefde onze harten zal verbinden en onze zielen in elkaar versmolten zullen zyn." En de bruidegom: «Ik wensch een vrouw zonder vooroordeelen te trouwen, geen slavin. Met het gansche vertrouwen der liefde, sta ik myn vrouw alle rechten toe die een man zijn vrouw behoort toe te staan. Ik wil haar noch liefde opdringen, noch langs wettelyken weg iets van haar eisenen. Slechts zoolang de liefde uit vrye beweging komt, is zy liefde. Ik wensch slechts zoolang liefde te genieten, als ik het verdien, en niet langer. Ik wil geen ander leven onherroepelijk aan het myne ketenen. Daarom verklaar ik, Herbert Newton Casson, voor deze getuigen, dat ik Lydia Kingsmill Commander voor zoolang tot myn vrouw wil nemen, als liefde en wijsheid ons vereenigen. Ik verplicht my ook daartoe, dat dit huwelijk het door haar gekozen beroep en hare verdere ontwikkeling niet in den weg zal staan." Deze documenten werden door bruid en bruidegom en de getuigen onderteekend. Steeds meer ziet men de tomaten in onze fruitwinkels; menigeen zou er zyn menu mee afwisselen, wanneer hij eenvoudiger recepten dan die van de «grande cuisine" er voor kon krygen. In sausen, soepen, ragöuts, dient de tomaat als kruiderij; als gewone groente zyn er verschillende bereidingen. Tomaten in boter. Roode tomaten van middelbare grootte worden in de dwarste doorgesneden, sterk gezouten en minstens een half uur in koud water gezet, tot het sap naar boven komt; dan worden ze wat plat gedrukt en in een pan of kastrol met twee lepels gesmolten boter een weinig gebakken, dan omgekeerd, tot na 15 minuten het sap met de boter een fraaie oranje saus geworden is. Men bestrooit ze met gehakte peterselie en wat boter, en dient ze in een groenteschaal met hun saus. Tomaten met ry'st. De tomaten worden uitgehold, gezouten, in water gezet en dat er weer uitgedrukt. Men laat wat ry'st in bouillon zwellen, mengt dit met wat champignons, fijn gesneden en in boter gestoofd, en wat jus, en vult er de tomaten mee; bestrooit ze met paneermeel en zet ze in een vuurvast scho teltje, met stukjes boter er tusschen, drie kwartier in den oven. Tomaten met vleesch gefarceerd. Men neemt van de tomaten een klein dekseltje af, holt ze met een lepeltje uit, laat ze een half uur in zout water staan, drukt dit er uit en vult ze met verschillende farcen. 1. Vleeschfarce. Men laat gehakt rund- of kalfsvleesch, broodkruim, peterselie, een rauw ei, peper en zout, in boter stoven met het binnenste uit de tomaten. 2. Eierfarce. Men hakt 8 harde eieren met het binnenste der tomaten, een half brood in melk geweekt, peterselie, peper en zout, stooft ze in de kastrol met boter, laat het koud worden, vult er de tomaten mee en laat ze dan gaar worden. 3. Uienfarce. Afgekookte uien in de plaats van de eieren en voor het kneden een rauw ei; de tomaten met paneermeel bedekt. 4. Gemengde farce. Naar den smaak kan men van de drie genoemde farcen een mengsel nemen; als er te veel saus komt, moet men wat afscheppen, want het bovenste der tomaten moet een weinig croquant zyn. Alle tomatenspyzen kunnen opgewarmd worden en smaken dan dikwijls beter dan den eersten dag. In alle farces kan men champignons mengen; ook peper, zout, uien, peterselie worden naar den smaak gevarieerd. manier werd nagevolgd door mad. Graven, onder het tweede Keizerrijk. Sedert kwam mad. Henry Gréville, met haar romans »in een elegante, maar niet aristocratische wereld spelend", en later mad. Bentzon en mad. Caro. Beter geschikt dan deze kent mad. Yetta Blaze de Bury er niet. E?e. HIIIIMIimilIlimillllllllilMIIIIHIIIIIIMIIiliiiiMillllllll Een nieuwe industrie voor vrouwen wordt in The Nine teenth Century aanbevolen. In de Ver. Staten is een der uitgebreidste inrichtingen voor zalm- en forellenkweeken geheel in vrouwelyke handen. De schrijver meent dat deze tak van industrie, waarby zorg en oplettendheid alles is, en zoowel voeding als inrichting op de denkbaarst primitieve en goedkoope wyze kan geschieden, veel te veel verwaarloosd wordt in de landen die zooveel water hebben als zy willen. Hij denkt aan Engeland ; ditzelfde geldt ook voor ons land. Het «Federal Fish Depart ment" in de Ver. Staten heeft, behalve 200 millioen jonge kreeften, meer dau 1000 millioen jonge visschen, in kweekeryen geteeld, in de stroomende wateren, in de havens en langs de kusten uitgelaten. * * * In een artikel over Fransche meisjes-lectuur van mad. Yetta Blaze de Bury vindt men de bekentenis, dat de meeste Fransche meisjes Engelsche romans lezen, hetzy vertaald of oorspronkelyk, omdat de Fransche romanciers niet voor meisjes schrijven. De meisjes in andere landen daarentegen lezen Fransche romans. De schryfstei vindt zelfs de Engelsche romans ongeschikt voor het Fransche neisje, omdat meestal een romantisch huwelijk uit liefde er het onderwerp van is; terwijl de moeste Fransche , meisjes niet bestemd zyn om op zulk een wyze haar aanstaande te vinden. De Engelsche l Aan fle Neflerlanösclie Vromen, Het is myn gewoonte niet, zoogenaamde «Ingezonden Stukken" te schryven, noch myzelve aan 't hoofd van de een of andere beweging te plaatsen. Door deze verontschuldiging heb ik my', volgens de levenswijsheid onzer Fransche na buren, reeds een beschuldiging naar 't hoofd geslingerd. Een beschuldiging van inconsequentie, ja! Mea culpa. Met dit woord, met dit ingezonden stuk zou ik gaarne een beweging op touw willen zetten, doen met dien verstande, dat ik mij zelve terugtrek, zoodra er zich een bekwamere leidster zal aanbieden. Wat ik zou willen, wat ik zou verlangen van de Nederlandsche vrouwen is, dat ze nu helaas de oorlog tusschen de Boeren en de Engelscben is uitgebroken een volledige ambulance zouden uitrusten. Mij dunkt, na de tentoonstelling van vrouwen-arbeid, verleden jaar in den Haag gehouden, rust de verplichting op ons, op de vrouwen van Nederlaud, om dit te doen. De voorstanders en voorstandsters van die tentoonstelling, van die beweging, zouden er een waardig besluit in zien, de Kroon op 't Werk. En 't zou den antagonisten, den spotters bewyzen, dat de Hollandsche vrouw niet alleen kan theoriseeren, ik zou haast zeggen congresseeren, maar dat ze ook, wanneer het er op aan komt, kan toonen dat ze een vrouw van de daad kan zyn en bovendien, dat ze vóór alles vrouw is. Men verwy't de vooruitstrevende vrouw, dat ze de eigenlyke roeping harer sekse verwaar loost ; waardoor kan de Nederlandsche vrouw dit verwyt, ten haren opzichte op een schit terender manier logenstraffen, dan door zich de lendenen te omgorden en op te gaan naar 't slagveld, om er, in waarheid, een engel van vertroosting te zyn ? En hoe men ook, de nieuwe richting, de algemeene nuttigheids-manie, mogen laken, toch zullen zelfs de felste betweters moeten erkennen, dat de vrouw van heden meer waard is als werkster als helpster, dan de vrouw van vóór vijf en twintig jaar. Hoevelen onzer jonge meisjes, die een roeping, een werkkring zoeken, zullen zich niet, zonder vrees en zolder aarzelen, naar At'rika's kust begeven om van daar moedig 't binnenland in te trekken. Hoevelen zullen daar niet onder zyn, die door dat ze cursussen in verbandleer en in 't verleenen van hulp bij ongelukken bijgewoond hebben, geschikt zijn om kracht dadig op te treden. O! dat de afdeeling: ^Zieken-verpleging en Hygiëne'' van de tentoonstelling niet blijve een herinnering aan een poppen-show met miniatuur-zieken en doktertjes maar dat ze bewy'ze zaad te zyn geweest, dat in de harten van velen wortel heeft geschoten en nu vruchten zal afwerpen schoone, heerlijke vruchten van echt vrouwelyke zelfverloochening en menschenliefde. Als ik my niet vergis, waren het inderty'd Hollandsche weesmeisjes, die uittrokken naar Zuid-Afrika om den Boeren, den eersten Kaapschen kolonisten, het leven te veraange namen, door hun levensgezellinnen te worden. Ligt het nu dan niet op den weg der Ne derlandsche vrouw, om andermaal ter hulp te snellen van de boeren, ditmaal niet om hun haardsteden te vervrooiyken, doch om hen te verplegen, waar zy in de verdediging dier haardsteden mochten gewond worden ? Doch waarvoor zou ik langer betoogen, wat geen betoog noodig heeft ? Door de Tentoonstelling van Vrouwenarbeid en de congressen, heeft de Nederlandsche vrouw getoond, dat zij arbeiden wil, laat ze nu toonen, dat ze het, in dit speciale geval, kan. Niet elk meisje, niet elke vrouw zal als doctores of verpleegster naar Transvaal en Oranje-Vrystaat kunnen gaan maar wel kan elkeen iets doen voor de expeditie, die ik op 'toog heb, een ambulance door vrouwen ge organiseerd, mogelyk te maken. Wat ik nu vraag, is enkel een woord van instemming myner landgenooten; daarna hoop ik met bevoegden te overleggen, hoe wy, op de beste en spoedigste wyze, hulp kunnen verleenen, zoo die gewenscht mocht zijn. Den Haag, 10 Oet. THÉKIWE HOVEN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl